Gemeente Terschelling

 

Bestemmingsplan

 

Dorpsstraat 20 te Hoorn

 

 

Regels

 

 

 

 

 

 

 

25 september 2018

 

Adviesbureau Mol - van Zelst

 

Rijksstraatweg 54

4254 XG  SLEEUWIJK

Telefoon: 0183 - 30 49 40

Mobiel: 06 - 53 70 74 70

E-mail: info@molvanzelstplanologie.nl

www.molvanzelstplanologie.nl

 


 

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels. 3

Artikel 1 Begrippen. 3

Artikel 2 Wijze van meten. 8

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. 9

Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij 9

Hoofdstuk 3 Algemene regels. 12

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 12

Artikel 5 Algemene bouwregels. 13

Artikel 6 Algemene gebruiksregels. 14

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels. 15

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels. 16

Artikel 9 Overige regels. 17

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 18

Artikel 10 Overgangsrecht 18

Artikel 11 Slotregel 18

 

Bijlage

1.     Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

2.     Aan te leggen en in stand te houden parkeervoorzieningen


 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan:

het Bestemmingsplan Dorpsstraat 20 te Hoorn met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2018DORPSSTR20-VG01 van de gemeente Terschelling;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw:

een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

 

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

 

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

 

1.8 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

 

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.12 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (voor 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (na 1 oktober 2010);

 

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15 bewoning:

de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen):

a.     recreatieve bewoning:

1.      de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

b.    permanente bewoning:

1.      het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats;

2.      onder permanente bewoning wordt niet verstaan: de huisvesting van stagiairs of tijdelijk personeel;

 

1.16 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

 

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.24 dressuur:

paardrijles,bestaande uit het rijden van figuren in verschillende gangen. Onder dressuur wordt niet verstaan springen en voltige (akrobatiek te paard).


1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

 

1.26 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.28 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

 

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

1.30 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.31 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.32 kantine:

een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie;

 

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in 'Bijlage 1, Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten' bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt;

 

1.34 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;

 

1.35 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

 

1.36 natuurlijke waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

 

1.37 netto horecavloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.38 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

 

1.39 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.40 paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden en/of pony's;

 

1.41 paardrijles

het geven van instructie aan derden inzake het berijden van paarden op een vaste locatie of in een daarvoor geschikt gebouw met gebruik van paarden in eigendom van derden of eigen paarden. Onder paardrijles wordt niet verstaan het maken van buitenritten met paarden en pony's;

 

1.42 ponykamp

het organiseren van vakanties voor jongeren waarbij het maken van buitenritten met paarden en pony's en het organiseren van spelen met paarden en pony's centraal staat en waarbij de maaltijden genuttigd worden in het plangebied, en waarbij in ondergeschikte mate ook spelen plaatsvinden die niet aan paarden zijn gerelateerd.

 

1.43 peil:

a.     voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;

b.    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;

 

1.44 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.45 recreatie-appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw;

 

1.46 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.47 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.48 vrij beroep:

het beroep van:

a.     huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut, logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieurarchitect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatieadviseur, tuin- en landschapsarchitect;

b.    dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen;

 

1.49 vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

 

1.50 weekend- en/of verblijfsrecreatie:

het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken;

 

1.51 vaste woonplaats:

het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

 

1.52 woning:

een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw.


Naar inhoudsopgave

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

 

2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

 

2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;

 

2.8 de oppervlakte van personeelsruimten:

de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580;


Naar inhoudsopgave

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Paardenhouderij

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.     bedrijfsgebouwen, waaronder een rijhal en overkappingen, ten behoeve van één paardenhouderij;

b.    één kantine;

c.     één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

d.    een recreatie-appartement , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatie appartement';

e.     een verblijfsruimte voor de deelnemers van ponykamp, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsruimte ponykamp';

f.     een huisvesting voor tijdelijk personeel en stagiairs, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsruimte stagiairs';

g.    het organiseren van ponykamp;

h.     aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,

alsmede in beperkte mate voor:

i.       wegen en paden;

j.       water,

met de daarbij behorende:

k.      tuinen, erven en terreinen;

l.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

a.      Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

1.      per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van één paardenhouderij worden gebouwd;

2.      de gebouwen dienen gebouwd te worden binnen de aanduiding 'bouwvlak';

3.      de bedrijfsgebouwen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 meter achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

4.      de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

 

 

Opper-vlakte

maximaal

Oppervlakte permanent woongedeelte

Goot-hoogte maximaal

Bouw-

Hoogte

maximaal

Dakhelling

min

max

Hoofdgebouw en overkappingen

1.440 m2

 

4,50 meter

6,50 meter

20  *)

60  *)

Bedrijfswoning

150 m2

 

Minimaal 75 m2

3,50 meter

10,00 meter

30 

60  

Aan- en uitbouwen, bijge-bouwen en over-kappingen bij de bedrijfswoning

40 m2

 

3,00 meter

4,00 meter **)

0  

60  

 

*) In afwijking hiervan mag de bebouwing van het bedrijfsgebouw voor maximaal 1/3 van de oppervlakte voorzien worden van een plat dak;

**) de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.

b.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1.   de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 meter zal bedragen;

2.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

a.     het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b.    het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4  Specifieke gebruiksregels

3.4.1.     Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
  2. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
  3. gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte van de kantine niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen buitenterras is toegestaan;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement' en specifieke vorm van recreatie - verblijfsruimte ponykamp';
  5. het bieden van onderkomen aan de deelnemers van de activiteit 'ponykamp' met uitzondering van de gronden met de functie-aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsruimte ponykamp' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatie-appartement';
  6. het bieden van huisvesting aan tijdelijk personeel en stagiairs met uitzondering van de gronden met de functie-aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsruimte stagiairs';
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteit ponykamp' buiten de Nederlandse schoolvakanties, met dien verstande dat dit gebruik niet is toegestaan gedurende de kerstvakantie;
  8. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het houden van meer dan 43 paarden of pony's en een pony;
  9. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de volgende activiteiten:

-         het geven van paardrijles, tenzij deze activiteiten georganiseerd worden voor de deelnemers van de activiteit 'ponykamp', en met dien verstande dat deze paardrijles aan deze deelnemers geen betrekking mag hebben op het onderdeel dressuur;

-         het organiseren van wedstrijden of hippische evenementen, tenzij deze activiteiten georganiseerd worden voor de deelnemers van de activiteit 'ponykamp', waarbij andere deelnemers dan die van ponykamp niet zijn toegestaan;

-         het bieden van gelegenheid aan derden tot het stallen van paarden en pony's.

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  2. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto's, boten en caravans, anders dan in gebouwen.
3.4.2.     Voorwaardelijke verplichting parkeren

Gronden mogen niet worden gebruikt behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 3 zonder dat voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en/of in stand worden gehouden, zoals dit is aangegeven in bijlage 2 bij deze regels.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, sub f in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten of vergroten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:

a.     de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen;

b.    de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel;

c.     het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt;

d.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

e.     geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 


Naar inhoudsopgave

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

a.     tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

b.    andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter.

 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

a.     het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

c.     het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

d.    het storten van puin en afvalstoffen;

e.     de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen.

6.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

a.     het bepaalde in lid 6.1, sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar;

2.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.


Naar inhoudsopgave

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.

 

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

a.     enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:

1.      de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk;

2.      de mast radiografisch noodzakelijk is;

3.      bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 meter mag bedragen;

4.      bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 meter mag bedragen;

5.      het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;

b.    enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:

1.      na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 16 Verkeer van het bestemmingsplan Hoorn en de Duunt, zoals geldend op het moment van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan, en voorzien van IMRO code NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG03 dan wel enige andere bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;

2.      deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden dan wel ten behoeve van geringe uitbreidingen van tuinen en erven;

3.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.


Naar inhoudsopgave

Artikel 9 Overige regels

 

9.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

 

9.2 Saneringsregel

Na afwijking ten aanzien van bouwwerken die vallen onder de werking van de overgangsregels van artikel 10 lid 10.1 kan worden toegestaan dat een krachtens de Woningwet aanwezig gebouw of meerdere gebouwen en overkappingen, binnen een bestemmingsvlak, eenmalig geheel mag of mogen worden vernieuwd, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 70% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de in artikel 10 lid 10.1 toegelaten bouwwerken zal bedragen.

 


Naar inhoudsopgave

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

a.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.     Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 10.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1, sub 1 met maximaal 10%.

3.     Het bepaalde in lid 10.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

1.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.     Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.     Lid 10.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Dorpsstraat 20 te Hoorn.

Behorend bij het besluit van de gemeenteraad van Terschelling, 26 februari 2019.


Naar inhoudsopgave