REGELS
INHOUDSOPGAVE PLANREGELS
Hoofdstuk I Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk II Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk-praktijkruimte
Hoofdstuk III Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Artikel 6 Algemene ontheffingsregels
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
Artikel 8 Algemene procedureregels
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsregels
Artikel 10 Slotregel
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
aanbouw:
een
gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het
in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanpijling:
een
op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig
opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing
is op de aangepijlde gronden;
ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
archeologische
waarde:
de
waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de
beschavingsgeschiedenis;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage:
de
oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven
gronden;
bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0091.2009drKuyperlaan-0001 met de bijbehorende regels en bijlagen;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een
zelfde bestemming;
bijgebouw:
een
op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet
vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
bouwen:
het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
dak:
iedere bovenbeëindiging van een
gebouw;
dienstverlening:
het verlenen van economische en
maatschappelijke diensten aan derden;
eerste
bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
eerste
verdieping:
de
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder
begrepen;
erf:
al dan niet
bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
geluidgevoelige
functies:
bewoning
of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel
het Besluit geluidhinder;
geluidgevoelige
gebouwen:
gebouwen
welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie
als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;
geluidsbelasting
vanwege een spoorweg:
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats,
veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald
spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;
geluidsbelasting
vanwege het wegverkeer:
de
etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats,
veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een
combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
hogere
grenswaarde:
een
maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;
hoofdgebouw:
een
gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als
belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of
uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;
horizontale
diepte van een gebouw:
de
lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
kwetsbaar
object:
een object als bedoeld in het
Besluit externe veiligheid inrichtingen;
maatschappelijke
voorzieningen:
educatieve,
sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering
van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en
sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze
voorzieningen;
nadere
eis:
een
nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;
normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden
die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder
begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
ontheffing:
een ontheffing
als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening;
overkapping:
een
bouwwerk geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;
peil:
a. voor een bouwwerk, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk, waarvan de
hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter
hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. indien in of op het water wordt
gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van
de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
prostitutie:
het
zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een
ander persoon tegen vergoeding;
risicovolle
inrichting:
een
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid
inrichtingen;
seksinrichting:
de
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting
wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
uitbouw:
een
gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
uitwerking:
een uitwerking als bedoeld in
artikel 3.6 lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening;
verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in
de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip
‘verbeelding” wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
verticale
diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf
de onderzijde van de begane grondvloer;
voorgevel:
de
naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere
zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan
te wijzen gevel;
voorkeursgrenswaarde:
de
maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones
rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen
en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
Wgh-inrichting:
een
inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en
vergunningenbesluit
Artikel 2 Wijze van meten
Bij
toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel;
c. de dakhelling van een bouwwerk: langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak; voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven,
is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken,
de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet
evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
Bouwvlak of bestemmingsvlak
Bij
toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken
en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden
ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en c.q.
bestemmingsgrens met niet meer dan
Oppervlakte
Overstekende
daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend
buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
1.
Bestemmingsomschrijving
De voor
“Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
maatschappelijke doeleinden in de vorm van praktijkruimte ten
behoeve van medische voorzieningen;
met de daarbij
behorende:
b.
parkeervoorzieningen;
c.
groenvoorzieningen en water;
d.
bouwwerken, andere werken en bijbehorende voorzieningen.
2.
Bouwregels
Op
de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de
bestemming worden gebouwd met dien verstande dat:
a.
Met betrekking tot gebouwen geldt dat:
1. een gebouw uitsluitend
binnen een bouwvlak mag worden gebouwd;
2. de bouwhoogte van een
gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” (m)
staat aangegeven.
b.
Met betrekking tot bouwwerken geen gebouw zijnde geldt dat:
1.
de
hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste
2.
de
hoogte van vlaggenmasten ten hoogste
3.
de
hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a.
ten aanzien van gronden, voor zover zij onbebouwd blijven:
1.
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
2.
het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten,
bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan;
3.
het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of
onderdelen hiervan;
4.
prostitutiedoeleinden.
b.
Ten aanzien van bouwwerken:
1.
het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
2.
bouwwerken te gebruiken ten behoeve van prostitutiedoeleinden en
seksinrichtingen.
c.
het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
1.
opslag van goederen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane
bedrijfsvoering;
2.
het tijdelijk opslaan van
materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving
van de in het plan aangewezen bestemmingen.
a.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
1.
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages
tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages, met dien
verstande dat deze ontheffing niet geldt voor aanbouwen, uitbouwen en
bijgebouwen;
2.
de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel
van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding
geven;
3.
de
bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen
van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet
wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen
van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst
en noodzakelijk wordt geacht
voor de juiste verwezenlijking van het plan;
4.
de
bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de
buitenzijde worden overschreden door:
i.
plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
ii.
ingangspartijen, luifels, balkons en
galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan
iii.
het
bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde
daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-erker,
gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan
b.
Een
onder a. genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
1.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
2.
de milieusituatie;
3.
de verkeersveiligheid;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
5.
de sociale veiligheid;
6.
de externe veiligheid.
c.
Voor een besluit tot ontheffing zoals genoemd onder a geldt de in artikel (algemene procedureregels) lid 1 vermelde
voorbereidingsprocedure.
a.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan zodanig
wijzigen dat de afmeting, situering en vorm van een in één van de bestemmingen
aangewezen bouwvlak wordt gewijzigd met dien verstande dat;
a.
het bouwvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot;
b.
het bouwvlak op ten minste
b.
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in onder
a bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk
wordt gedaan aan:
a.
het
straat- en bebouwingsbeeld;
b.
de
milieusituatie archeologische waarden;
c.
de
woonsituatie;
d.
de
verkeersveiligheid;
e.
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
c.
Indien noodzakelijk voeren Burgemeester en wethouders archeologisch
onderzoek uit alvorens zij een nadere afweging maken aangaande het toepassen
van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid.
Burgemeester en wethouders baseren zich ten aanzien van de noodzaak van
archeologisch onderzoek op de aanbevelingen uit de cultuurhistorische kaart
Fryslân. (FAMKE).
d.
Er wordt geen toepassing gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid
indien blijkt dat door toepassing blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de archeologische waarden ter plaatse en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
e.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan zodanig
wijzigen zodanig dat aan gronden een dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”
wordt toegekend voor zover de geconstateerde aanwezigheid van archeologische
waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding
geeft.
f.
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in artikel
8 (algemene procedureregels) lid 2 genoemde procedure van toepassing.
1.
procedure ontheffing
a.
een ontwerp-besluit tot ontheffing ligt, met bijhorende stukken,
gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage.
b.
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van te voren
in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en
voorts op de gebruikelijke wijze, bekend.
c.
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het
indienen van zienswijzen.
d.
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij
burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het
ontwerp-besluit tot ontheffing.
2.
procedure wijziging
Op een ontwerp - besluit tot wijziging is de in artikel 3.6 lid 5
van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Overgangsregels ten
aanzien van bouwwerken
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en afwijking niet wordt vergroot:
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd , mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar van de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van
het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
het eerste lid met niet meer dan 10%.
c.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Overgangsregels ten
aanzien van het gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is , mag
worden voortgezet.
2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik,
bedoeld in het eerste lid , te veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd is met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen
worden aangehaald onder de titel:
“Regels
deel uitmakende van het bestemmingsplan Dr. Kuyperlaan 1, gemeente Sneek”
Aldus
vastgesteld in de raadsvergadering van 1 juni 2010
De
voorzitter,
De
griffier,