Inhoud

 

Regels.. 2

Hoofdstuk 1     Inleidende regels.. 3

Artikel 1     Begrippen.. 3

Artikel 2     Wijze van meten.. 6

Hoofdstuk 2     Bestemmingsregels.. 7

Artikel 3     Bedrijf – Zandwinning.. 7

Hoofdstuk 3     Algemene regels.. 8

Artikel 4     Anti-dubbeltelregel. 8

Artikel 5     Algemene gebruiksregels.. 8

Artikel 6     Algemene afwijkingsregels.. 8

Hoofdstuk 4     Overgangs- en slotregels.. 8

Artikel 7     Overgangsrecht. 8

Artikel 8     Slotregel. 9

 


 

Regels


 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1    Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan ‘Zandwinlocatie Weperpolder’ met identificatienummer NL.IMRO.0085.BpZandwinlocatieweperpolder-VG01 van de gemeente Ooststellingwerf;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aanduiding vlak:

een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

 

1.6 agrarische cultuurgrond:

grasland, akkerbouw en vollegrondstuinbouw c.q. de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sierteelt, fruitteelt en houtteelt;

 

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.8 bedrijf:

een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage B. van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’;

 

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.10 bestaand(e):

a.    bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

b.    bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

c.    bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d.   bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken door aanpijling met elkaar zijn verbonden, worden deze aangemerkt als zijnde één bestemmingsvlak;

 

1.13 bijbehorend bouwwerken:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

 

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

 

1.13 bouwgrens:

een grens van een bouwvlak;

 

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.18 cultuurhistorische waarden:

waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de cultuurhistorie;

 

1.19 erf:

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;

 

1.20 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.21 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de functie het belangrijkste is;

 

1.22 landschappelijke waarden:

de visuele waarden van het landschap zoals beschreven in bijlage Landschappelijke waarden;

 

1.23 landschapsbeleidsplan:

Het meest actuele regionale landschapsbeleidsplan zoals dat geldt op het moment van toetsing;

 

1.24 natuurlijke waarden:

de in het gebied aanwezige waarden van zowel levende als niet-levende natuur zoals geconstateerd door een algemeen erkend en ter zake deskundige;

 

1.25 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie als mede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

 

1.26 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.27 peil:

a.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.    indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse geldende peil;

d.   het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

 


 

Artikel 2  Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

 

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het bepalen van de goothoogte van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals wolfseinden en de goothoogte, voor zover deze niet meer dan 40% van de totale lengte van die gevel beslaat, buiten beschouwing gelaten;

 

2.3 de dakhelling:

 

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak, ondergeschikte tussenstukken en bouwonderdelen worden niet meegerekend;

 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

 

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

 

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

 

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekkende daken buiten beschouwing gelaten, mits de voor de plaatsing van gebouwen geldende regeling met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

 


 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3    Bedrijf – Zandwinning

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Bedrijf – Zandwinning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.    de winning van zand;

b.    de opslag van zand en grond;

 

met de daarbij behorende:

 

c.    verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

d.   parkeervoorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     voorzieningen ten behoeve van het waterbeheer;

g.   groenvoorzieningen;

h.   water;

i.     wegen en paden;

j.     erven en terreinen.       

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

 

a.    de bestaande oppervlakte van de gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 10% worden vergroot;

b.    de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 5m.

 

3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

 

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2m bedragen;

b.    de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten zal ten hoogste 6m bedragen;

c.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 12m bedragen.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

a.    tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de opslag van zand en grond over een hoogte van meer dan 12m.

b.    het gebruik van de gronden met de bestemming ‘Bedrijf – Zandwinning’ is toegestaan wanneer, voorafgaand aan de ingebruikname van de gronden, de landschappelijke inpassing conform bijlage ‘landschappelijke inpassing’ bij de regels wordt aangelegd en in stand gehouden wordt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 4    Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5    Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;

b.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

c.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

d.   het gebruik van gronden voor zover deze zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bouwperceelgrenzen van naastgelegen agrarische bedrijven voor nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

e.    het gebruik van gronden ten behoeve van windturbines;

f.     permanente en niet permanente bewoning, alleen voor zover het betreft andere gebouwen dan bedrijfswoningen en woningen;

 

 

Artikel 6    Algemene afwijkingsregels 

 

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

 

de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 7    Overgangsrecht

 

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

b.    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid a. met maximaal 10%.

 

c.    Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

7.2 Overgangsrecht gebruik

 

a.    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

c.    Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

d.   Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 8    Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het Bestemmingsplan Zandwinlocatie Weperpolder

 

 

 

Behoort bij het besluit van 22 mei 2018