HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Techumerdyk 10 te Leeuwarden van de gemeente Leeuwarden;
-
bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.06011BP00-VG01 met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
archeologische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
het moment ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;
-
dienstverlening:
a. het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden. Onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn tevens begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
b. de uitoefening van administratieve werkzaamheden, zoals kantoren en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van semi-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidgevoelige functie:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functie(s) die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
-
geluidgevoelig object:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, door zijn ligging, constructie, afmetingen en/of bestemming als belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
-
maatschappelijke voorzieningen:
medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van het onderwijs;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden;
-
naar de weg gekeerde gevel:
de gevel die is gericht naar de straatzijde die correspondeert met het adres waarop het hoofdgebouw is gevestigd, zijnde de gevel waar in het algemeen het huisnummer is aangegeven, de brievenbus en/of de formele hoofdingang van het hoofdgebouw zich bevinden;
-
overkapping met een open constructie:
een gebouw met maximaal twee wanden, die al dan niet tot de constructie zelf behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw;
-
peil:
a. voor een gebouw gelegen op een afstand van 4 m uit de wegkant:
-
de hoogte van de kruin van de weg;
b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde:
-
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
c. indien in of op of over het water wordt gebouwd:
-
het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
-
weg:
de als zodanig door het college van Burgemeester en Wethouders binnen het openbare gebied gelegen daartoe aangewezen gronden;
-
Wet geluidhinder:
de Wet geluidhinder zoals die geldt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
-
woning:
een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de hoogte van werken, geen bouwwerken zijnde:
tussen het hoogste punt van het werk, geen bouwwerk zijnde, en het peil: bij constructies worden de werken in horizontale stand gemeten;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondconstructie, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
dienstverlening;
-
kantoren;
-
sport- en gezondheidsvoorzieningen, waaronder onder meer een sportzaal of sauna, met uitzondering van geluidgevoelige functies;
-
aan huis verbonden beroepen,
en tevens voor:
-
het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
-
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, fiets- en wandelpaden, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
voor hoofdgebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” geldt dat de bestaande hoofdvorm bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, de gevelbreedte, de goot- en bouwhoogte, de dakhelling en de nokrichting gehandhaafd dient te blijven;
-
in afwijking van het gestelde in lid 3.2.1, sub a onder 2 mag de bestaande goothoogte worden verhoogd met niet meer dan 5%, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast;
-
in afwijking van het gestelde in lid 3.2.1, sub a onder 1 en 2 mag de bestaande oppervlakte van het grondvlak worden vergroot met niet meer dan 10%;
-
geluidgevoelige objecten mogen niet worden gebouwd.
3.2.2. Bijbehorende bouwwerken
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
-
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”;
-
de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen.
3.2.3. Bouwwerken geen gebouwen zijnde
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ten minste 3 m achter (de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen als bedoeld in lid 3.2.3, sub c, onder 2;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor:
-
het geheel of gedeeltelijk slopen van de bouwwerken op de gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”.
3.3.2. Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.3.1 sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale beheer of onderhoud betreffen;
-
die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
-
gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
3.3.3. Voorwaarden
Een vergunning als bedoeld in 3.3.1. onder a wordt slechts verleend indien:
-
de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen van het pand kan worden hersteld;
-
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven;
-
het delen van een pand of aan-, of uitbouwen of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats vindt;
-
op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk in redelijkheid niet verlangd kan worden;
-
de gemeentelijke monumentencommissie om advies is gevraagd.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van de woonfunctie, met dien verstande dat:
-
de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
-
er niet meer dan 2 woningen mogen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
-
het parkeren ten behoeve van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Gemengd’ artikel 3 onverkort van toepassing blijven.
-
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wro-zone-wijzigingsgebied” wijzigen ten behoeve van het bouwen van een gebouw ten behoeve van de kantoorfunctie, met dien verstande dat:
-
er niet meer dan 1 gebouw ten behoeve van de kantoorfunctie mag worden gerealiseerd;
-
de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 m;
-
er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;
-
er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;
-
het parkeren ten behoeve van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op eigen terrein dient plaats te vinden;
-
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemming ‘Gemengd’ artikel 3 onverkort van toepassing blijven.
-
De onder lid 3.4 sub a en sub b bedoelde wijzigingsbevoegdheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterhuishouding;
-
waterberging;
-
waterlopen;
-
bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Gebouwen
Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
4.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
op deze gronden mogen geen steigers worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
Artikel 5 Waarde – Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1. Bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
-
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 50 m² wordt uitgebreid;
-
bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m² ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, sub a. en b. voor de bouw van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met meer dan 50 m² wordt uitgebreid en voor de bouw van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², mits:
-
de oppervlakte middels de afwijking niet meer bedraagt dan 100 m²;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, of:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of:
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van
-
archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden
-
door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of:
-
een verplichting tot het doen van opgravingen, of:
-
een verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de afwijking bij een omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 5.3, sub d. wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de afwijking bij een omgevingsvergunning niet verleend.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor:
-
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, egaliseren en ontginnen;
-
het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
het planten of rooien van bomen, waarbij de boomstronken en/of –stompen worden verwijderd;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2. Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 5.4.1 sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
-
die het normale beheer of onderhoud betreffen;
-
die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
-
die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouw of aanlegvergunning of ontgrondingsvergunning;
-
waarbij geen grondbewerkingen plaats vinden dieper dan 30 cm beneden het maaiveld;
-
werken of werkzaamheden over een kleinere oppervlakte dan 30 m²;
-
archeologisch onderzoek.
5.4.3. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of:
-
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veilig gesteld;
-
de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti–dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Omgevingsvergunning
Indien niet op grond van een andere bepaling van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken:
-
van de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwgrenzen worden over schreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
-
van de in de bestemmingsregels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages;
-
van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30 m;
-
voor het bouwen van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5 m;
-
van het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
-
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
-
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
-
voor de (ver)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en /of de telecommunicatie, mits:
-
het vloeroppervlak ten hoogste 100 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
8.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de woonsituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeerssituatie;
-
de parkeercapaciteit;
-
het waterbeheer;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid en de brandveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
archeologie;
-
cultuurhistorie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsver-gunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Techumerdyk 10 te Leeuwarden”.