Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - De Centrale en omgeving
Status:
Vastgesteld
Statusdatum:
24-04-2013

REGELS

 

Inhoudsopgave

 

REGELS

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 : Begrippen 7

Artikel 2 : Wijze van meten 11

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 : Bedrijf - Nutsvoorziening 15

Artikel 4 : Detailhandel 16

Artikel 5 : Verkeer 19

Artikel 6 : Water 20

Artikel 7 : Water - Vaarweg 22

Artikel 8 : Leiding - Gas 24

Artikel 9 : Leiding - Water 26

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 10 : Anti-dubbeltelregel 31

Artikel 11 : Algemene bouwregels 32

Artikel 12 : Algemene gebruiksregels 33

Artikel 13 : Algemene afwijkingsregels 34

Artikel 14 : Algemene wijzigingsregels 36

Artikel 15 : Overige regels 37

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS - EN SLOTREGELS

Artikel 16 : Overgangsrecht bouwwerken 41

Artikel 17 : Overgangsrecht gebruik 42

Artikel 18 : Slotregel 43

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 : Begrippen

 

Begrippenlijst

In deze regels wordt verstaan onder:

 

  1. het plan:

het Bestemmingsplan Leeuwarden - De Centrale en omgeving van de gemeente Leeuwarden;

 

  1. bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.04011BP00-VG01 met bijbehorende regels;

 

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

  1. bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

  1. bestaand:

a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wabo aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;

 

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

11. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

12. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

13. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder;

 

14. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

15. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

16. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

17. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

18. bruin- en witgoed:

wasmachines, koelkasten, fornuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen apparaten, alsook audio- en videoapparatuur;

 

19. bruto vloeroppervlakte:

de totale beschikbare vloeroppervlakte inclusief magazijn- of opslagruimte, loopruimte, sanitaire voorzieningen, kantoorruimte en verblijfsruimte voor personeel, buitenwerks gemeten;

 

20. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

21. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

22. detailhandel in restpartijen:

detailhandel waarbij verouderde of beschadigde (merk)artikelen tegen gereduceerde prijzen al dan niet rechtstreeks door de producent aan de consument wordt aangeboden;

 

23. eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

 

24. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

25. geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

26. horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

27. horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

28. horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria's, snackbars, automatieken en shoarmazaken;

 

29. kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

30. ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die niet volumineus is en die niet behoort tot het hoofdassortiment van een detailhandelsbedrijf, maar daar wel ondersteunend aan is en niet meer dan 20% van de bruto vloeroppervlakte in beslag neemt, met een maximum van 150 m2 bvo;

 

31. peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 m (het Fries Zomerpeil);

 

32. perifere detailhandel:

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in woninginrichting, tenten, keukens en sanitair, meubelen, bouwmaterialen en fietsen en auto-accessoires;

 

33. verruimde perifere detailhandel:

detailhandel buiten of aansluitend op bestaande winkelcentra met een aanbod van niet-dagelijkse goederen waaronder naast de onder perifere detailhandel genoemde branches worden verstaan de hoofdbranches huishoudelijke en luxe artikelen, sport en spel, speelgoed, hobby, media, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, bruin- en witgoed, alsmede overige detailhandel niet eerder genoemd (restpartijen), met uitzondering van de hoofdbranches warenhuizen, kleding en mode, schoenen en lederwaren, juwelier en optiek;

 

34. (verruimde) perifere detailhandel Centrale I:

detailhandelsvestigingen in relatie tot het thema wonen, waaronder zijn begrepen:

  • kampeerartikelen met uitzondering van caravans;

  • keukens en sanitair;

  • bouwmaterialen en aanverwante doe-het-zelf artikelen in de vorm van een bouwmarkt;

  • woninginrichtingsartikelen, zoals meubelen, vloerbedekking en woningtextiel;

 

35. (verruimde) perifere detailhandel Centrale II:

detailhandelsvestigingen waaronder worden verstaan de hoofdbranches:

  • tuincentra;

  • plant- en dierbenodigdheden;

  • fietsen;

  • auto-accessoires;

 

36. (verruimde) perifere detailhandel Centrale III:

detailhandelsvestigingen waaronder worden verstaan de hoofdbranches:

  • huishoudelijke en luxe artikelen;

  • sport en spel;

  • speelgoed;

  • hobby;

  • media;

  • bruin- en witgoed;

  • restpartijen;

 

37. risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

 

38. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

39. volumineuze detailhandel:

detailhandel waarbij het gaat om artikelen die vanwege hun omvang en aard een relatief groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling;

 

40. winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;

 

41. woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.

 

Artikel 2 : Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 : Bedrijf - Nutsvoorziening

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 4 : Detailhandel

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van:

a. (verruimde) perifere detailhandel Centrale I;

b. (verruimde) perifere detailhandel Centrale II;

c. (verruimde) perifere detailhandel Centrale III.

 

en tevens voor:

d. horecabedrijven categorie 1 en 3 met een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 500 m2;

e. een geldautomaat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - geldautomaat';

f. een fitnesscentrum met een gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van maximaal 1.500 m2;

g. een autoruit reparatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoruit reparatiebedrijf';

h. een uitlaat- en bandencentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitlaat- en bandencentrum';

 

met de daarbijbehorende:

i. (ontsluitings)wegen en paden;

j. parkeervoorzieningen;

k. groenvoorzieningen;

l. waterlopen en waterpartijen;

m. erven en terreinen;

n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘minimale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal bebouwingspercentage’ zal het bebouwingspercentage van het bouwvlak ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven percentage bedragen.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen in de vorm van reclamemasten zal ten hoogste 9.00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen in de vorm van dakreclame mag maximaal 1,00 m groter zijn dan de feitelijke hoogte van het gebouw waarop de reclame wordt aangebracht;

d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c en toegestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot tot 20,00 m, één en ander ten behoeve van stedenbouwkundige accenten, derhalve niet ten behoeve van een algemene ophoging van gebouwen;

b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d en toegestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde reclame objecten) wordt vergroot tot 25,00 m.

 

4.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 4.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de waterhuishouding;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in andere artikelen dan de in lid 4.1. a t/m c genoemde (verruimde) perifere detailhandel Centrale I, II en III, tenzij het ondergeschikte detailhandel betreft;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 4.1. b en c genoemde (verruimde) perifere detailhandel Centrale II en III met uitzondering van detailhandel in restpartijen, zodanig dat de bruto vloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf minder bedraagt dan 1.350 m2;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in restpartijen (Centrale III), zodanig dat de bruto vloeroppervlakte per detailhandelsbedrijf minder bedraagt dan 1.200 m2 en meer dan 1.500 m2;

d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een geldautomaat, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - geldautomaat';

e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een fitnesscentrum zodanig dat de bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 1.500 m2;

f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in dagelijks benodigde goederen (voeding- en genotmiddelen / supermarkten);

h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in persoonlijke verzorging (waaronder drogisterij en parfumerie), kleding en mode en schoenen en lederwaren;

i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor warenhuizen;

j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een juwelier en een optiek;

k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 4.1. a t/m c genoemde (verruimde) perifere detailhandel Centrale I, II en III, zodanig dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 42.000 m2;

l. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf, met uitzondering van horecabedrijven categorie 1 en 3, zodanig dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte meer bedraagt dan 500 m2;

m. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoruit reparatiebedrijf' en 'specifieke vorm van bedrijf - uitlaat- en bandencentrum';

n. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

o. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijking leisure voorzieningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 in die zin dat gronden en bouwwerken tevens mogen worden gebruikt voor leisure voorzieningen (zoals bijvoorbeeld een overdekte kinderspeeltuin) met dien verstanden dat:

a. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte maximaal 1.000 m2 bedraagt;

b. het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte in mindering wordt gebracht op het totaal aantal toegestane vierkante meters, volgens lid 4.5.k, voor detailhandel.

 

4.6.2 Afwijking oppervlakte verruimde perifere detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat gronden en bouwwerken tevens mogen worden gebruikt voor de in lid 4.1. b genoemde (verruimde) perifere detailhandel Centrale II, zodanig dat de bruto vloeroppervlakte minder bedraagt dan 1.350 m2 per detailhandelsbedrijf, met dien verstande dat:

a. de bruto vloeroppervlakte minimaal 500 m2 bedraagt;

b. het detailhandelsbedrijven betreft die vanwege hun aard en omvang over het algemeen niet in de traditionele winkelcentra (binnenstad, buurt- en wijkcentra) gevestigd zijn of kunnen worden;

c. dat het detailhandelsbedrijven betreft met een groot verzorgingsbereik (bovenlokaal/regionaal);

d. dat het gaat om goederen die doorgaans niet frequent en niet in grote hoeveelheden worden aangeschaft.

Artikel 5 : Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. kades;

  4. sloten, bermen en beplanting;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de

geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 5,00 meter zal bedragen.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede woonsituatie;

c. de milieusituatie;

d. de verkeersveiligheid;

e. de sociale veiligheid;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 6 : Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;

  2. oevers en paden;

  3. bruggen;

  4. recreatief medegebruik;

 

met de daarbijbehorende:

  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers en oeverbeschoeiingen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van de oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

 

6.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig worden gebruikt.

 

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;

b. het vergraven van oevers.

 

6.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

6.6.3 Voorwaarde

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

Artikel 7 : Water - Vaarweg

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vaarwegen;

  2. oevers;

  3. recreatief medegebruik;

 

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder oeverbeschoeiingen, bruggen, meerpalen, dukdalven, e.d.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de hoogte van de oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen;

  3. de doorvaarthoogte van bruggen zal ten minste 3,00 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over het water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub b in die zin dat de hoogte van oeverbeschoeiingen wordt verhoogd tot ten hoogste 0,60 m, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig worden gebruikt.

 

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;

b. het vergraven van oevers.

 

7.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

7.6.3 Voorwaarde

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

Artikel 8 : Leiding - Gas

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a. een strook ten behoeve van een hoofdgastransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbijbehorende:

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 meter zal bedragen.

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Afwijking

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 en worden toegestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoofdgastransportleiding;

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c. het in de grond drijven van voorwerpen;

d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;

e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;

f. het permanent opslaan van (brandbare) goederen of stoffen.

 

8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

8.4.3 Voorwaarde

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdgastransportleiding en niet voordat de leidingbeheerder advies heeft uitgebracht.

 

Artikel 9 : Leiding - Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a. een strook ten behoeve van een hoofdwatertransportleiding, alsmede het onderhoud en beheer daarvan;

 

met de daarbijbehorende:

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen) mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (ten behoeve van deze dubbelbestemming), geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,00 meter zal bedragen.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Afwijking

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 en worden toegestaan dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende hoofdwatertransportleiding;

b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;

c. het in de grond drijven van voorwerpen;

d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;

e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen.

 

9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

9.4.3 Voorwaarde

De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende hoofdwatertransportleiding.

 

 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 10 : Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 11 : Algemene bouwregels

 

De in het bestemmingsplan geboden ruimte ten aanzien van de situering en het kleur- en materiaalgebruik, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscritria.

Artikel 12 : Algemene gebruiksregels

 

12.1 Gebruiksregels

 

12.1.1 Strijdig gebruik

a. Het is op grond van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen volgens de artikelen 3 tot en met 9.

b. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in lid a wordt in ieder geval gerekend:

1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

2. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

4. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

12.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 12.1.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2e van de Wet op de economische delicten.

 

12.2 Uitzonderingsregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, wordt niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen.

 

Artikel 13 : Algemene afwijkingsregels

 

13.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde reclame objecten), wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;

  5. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;

  6. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:

  1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;

  2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen als telefooncellen en toiletgebouwtjes, gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer of het trein- water- of wegverkeer, zoals wachthuisjes, alsmede kleinschalige openbare voorzieningen ten behoeve van detailhandel, sport, recreatie of cultuur, zoals kleedgebouwtjes, dug-outs, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstobjecten worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;

  1. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorziening en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 100 m² bedraagt;

  2. een gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;

i. van het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

  1. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

13.2 Toetsingscriteria

a. De in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de parkeercapaciteit;

  5. het waterbeheer;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de verkeerssituatie;

  8. archeologie;

  9. cultuurhistorie;

  10. beschermd stadsgezicht;

  11. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  12. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  13. de hoogtebeperkingen die voortvloeien uit de geldende luchtvaartwet- en regelgeving in verband met de vliegbasis Leeuwarden, of andere, in het gebied aanwezige hoogtebeperkingen.

 

b. De in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen, voor zover het sublid 13.1.a betreft, uitsluitend worden verleend, indien geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande winkelvoorzieningen in de binnenstad en de buurt- en wijkwinkelcentra.

 

Artikel 14 : Algemene wijzigingsregels

 

14.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. bouw- en/of bestemmingsgrenzen mogen worden gewijzigd, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 5,00 m wordt overschreden;

  2. een bouwvlak binnen een bestemmingsvlak wordt vergroot met maximaal 20% van de oppervlakte van het bouwvlak;

  3. het wijzigen van de bestemming(en) ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur (weg-, water-, parkeer- en groenvoorzieningen), met bijbehorende voorzieningen;

  4. antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie of andere zend- ontvangst- en sirenemasten worden gebouwd met een bouwhoogte tot ten hoogste 50,00 m.

 

14.2 Toetsingscriteria

De in lid 14.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de milieusituatie;

  4. de parkeercapaciteit;

  5. het waterbeheer;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de verkeerssituatie;

  8. cultuurhistorie;

  9. de externe veiligheid en de brandveiligheid;

  10. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

Artikel 15 : Overige regels

 

15.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

d. de parkeergelegenheid en laad-en losmogelijkheden;

e. de ruimte tussen bouwwerken.

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS - EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 16 : Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.

  2. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Artikel 17 : Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 18 : Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Bestemmingsplan Leeuwarden - De Centrale en omgeving van de gemeente Leeuwarden.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 juni 2013

 

 

 

De voorzitter, De griffier,