Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - Spoordok
Status:
Vastgesteld
Statusdatum:
01-05-2013

Regels

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 : Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. het plan:

De beheersverordening Leeuwarden - Spoordok van de gemeente Leeuwarden;

  1. bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0080.03010BV00-VG01 met bijbehorende regels;

  1. aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting c.q. uitbreiding van het hoofdgebouw vormt die in directe verbinding staat met dat hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

  1. bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

  1. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  1. beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

  1. bestaand

  1. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van de ontwerp beheersverordening, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat de verordening rechtskracht heeft verkregen;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw zonder directe verbinding met het hoofdgebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  1. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, met uitzondering van sexinrichtingen;

  1. eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

  1. erotisch getinte vermaakfunctie

een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

  1. geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

  1. hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

  1. horecabedrijf, categorie 1:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van het bus- of treinstation, zoals kiosken, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

 

  1. kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  1. kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

  1. kap:

een dak met een zekere helling;

  1. kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

  1. kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die inachtgenomen moet worden;

  1. peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. voor het bouwen van bouwwerken in, op of over het water: het NAP -0,52 (het Fries Zomerpeil);

  1. perifere detailhandel

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen: detailhandel in auto's, boten caravans, tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, en fietsen- en autoaccessoires;

  1. productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

  1. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  1. rijstrook

een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;

  1. risicogevoelig bouwwerk:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

  1. risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  1. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. supermarkt:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door haar indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

  1. vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;

  1. windturbine

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

  1. winkelvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een winkel, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

  1. woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object ten behoeve van de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

 

Artikel 2 : Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 : Bedrijventerrein

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeven van:

    1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

    2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waaronder kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

    3. een kinderspeelplaats, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';

    4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. wegen, straten en paden;

  3. parkeerterreinen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. sloten, bermen en beplanting;

  6. waterlopen en waterpartijen;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen mag ten hoogste 6,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 20 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de woonsituatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de parkeersituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de waterhuishouding;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

3.4.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 3.4.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de woonsituatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de waterhuishouding;

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'kantoor' en de bestaande kantoorgebouwen;

  3. het gebruik van de gronden voor bewoning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Hier is een bedrijfswoning toegestaan;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijking

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. het bepaalde in lid 3.5 sub e in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

 

3.6.2 Toetsingscriteria

Van het bepaalde in lid 3.6.1 kan uitsluitend worden afgeweken, indien:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

    • de milieusituatie;

    • gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

 

 

Artikel 4 : Kantoor

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van

    1. kantoren waarin op bedrijfsmatige wijze dienstverlening plaatsvindt;

    2. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';

    3. supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'

    4. detailhandel binnen de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

    5. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.

 

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. sloten, bermen en beplanting;

  5. waterlopen en waterpartijen;

  6. fietsenstallingen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Met dien verstande dat:

  1. binnen de aanduiding 'parkeren' uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van het parkeren.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de woonsituatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de waterhuishouding;

  6. de sociale veiligheid;

  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan

    1. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';

    2. supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

    3. detailhandel in de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'

    4. detailhandel waarvan de maximale winkelvloeroppervlakte per winkeleenheid kleiner is dan 100 m² en de gezamenlijke winkelvloeroppervlakte kleiner is dan 1.000 m² ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'

 

 

Artikel 5 : Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

Met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. sloten, bermen en/of waterlopen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. geluidswerende voorzieningen;

  5. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.

 

 

 

 

Artikel 6 : Verkeer - Openbaar vervoerstation

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoerstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer, waaronder kantoren;

  2. parkeervoorzieningen, waaronder begrepen fietsenstallingen;

  3. kantoren;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

 

Met de daarbij behorende:

  1. detailhandel binnen de eerste bouwlaag;

  2. horecabedrijven, categorie 1 binnen de eerste bouwlaag;

  3. wegen, straten en paden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. sloten, bermen en/of waterlopen;

  6. geluidswerende voorzieningen;

  7. nutsvoorzieningen;

  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) aangegeven bouwhoogte;

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, categorie 1 en detailhandel vanaf de tweede bouwlaag en hoger;

  2. horecabedrijven, categorie 1 en detailhandel waarvan de gezamenlijke maximale bedrijfsvloeroppervlakte per winkeleenheid groter is dan 100 m² en de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 250 m².

 

 

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

6.5.1 Vergunningplicht

Voor het slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is

een omgevingsvergunning vereist.

 

6.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken

zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

6.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van het pand of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 7 : Verkeer - Railverkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. railverkeer;

  2. gebouwen ten behoeve van het railverkeer;

  3. straten en paden;

  4. nutsvoorzieningen.

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd;

 

Met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. sloten, bermen en/of waterlopen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. geluidsbeperkende voorzieningen;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en perronoverkappingen.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen aan de functie gerelateerde voorzieningen buiten een bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

    1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak zal ten hoogste 1.000 m² bedragen;

    2. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 10 m bedragen.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

7.4.1 Vergunningplicht

Voor het slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is

een omgevingsvergunning vereist.

 

7.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken

zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

7.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  1. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;

  3. het delen van het pand of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

 

Artikel 8 : Verkeer - Verblijfsgebied

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten en pleinen;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. nutsvoorzieningen;

  6. kaden en oevers;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 9 : Water - Vaarweg

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Vaarweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grachten, vaarwegen en andere waterlopen;

  2. oevers en kaden;

  3. ligplaatsen voor woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';

 

en mede bestemd voor:

  1. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie';

 

met de daarbijbehorende:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder grachtenkaden en remmingwerken zoals dukdalven en dergelijke.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. er mogen geen steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer al dan niet over water, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie;

  2. de milieusituatie;

  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het wijzigen en/of dempen van grachten en andere waterlopen;

  2. het gebruik van de gronden als ligplaats voor schepen, al dan niet bewoond, die niet langer de kenmerken dragen van een binnenvaartschip, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.

 

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.5.1 Verguningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende weken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het vergraven van oevers.

 

 

9.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

9.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstructuur en de waterhuishoudkundige situatie.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 10 : Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 11 : Algemene bouwregels

 

De in de beheersverordening geboden ruimte ten aanzien van de situering, de maatvoering en het kleur- en materiaalgebruik, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

Artikel 12 : Algemene gebruiksregels

 

12.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

 

  1. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van windturbines.

 

12.2 Uitzonderingsregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze gebruiksregels, wordt niet gerekend:

  • het tijdelijk, al dan niet periodiek gebruik van de gronden voor evenementen.

Artikel 13 : Algemene aanduidingsregels

 

 

13.1 geluidzone - industrie

 

13.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

 

13.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' wordt als strijdig gebruik, in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

 

Artikel 14 : Algemene afwijkingsregels

 

14.1 Afwijking

 

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

  3. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;

  5. de bestemmingsregels voor de bouw van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, mits de bouwhoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, niet meer bedraagt dan 5,00 m;

  6. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m naar de buitenzijde worden overschreden door:

    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

    3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;

    4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

  7. de bestemmingsregels ten behoeve van de (ver-)bouw van gebouwen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie, mits:

    1. de brutovloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;

    2. de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.

 

14.2 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeerssituatie;

    3. de parkeercapaciteit;

    4. de milieusituatie;

    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

 

 

Artikel 15 : Overige regels

 

15.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

  5. de ruimte tussen bouwwerken.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 16 : Overgangsrecht

 

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%;

  3. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de verordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 17 : Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Beheersverordening Leeuwarden - Spoordok

van de gemeente Leeuwarden.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 juni 2013

 

 

 

De voorzitter, De griffier,

 

 

 

 

……………… ….………