Gemeente:
Leeuwarden
Plannaam:
Leeuwarden - Westelijke Invalsweg Fase 2
Status:
Vastgesteld
Statusdatum:
20-12-2012

Artikel 3 : Bedrijventerrein

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

    1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2";

    2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2".

met de daarbijbehorende:

  1. erven en terreinen;

  2. erf- en terreinafscheidingen;

  3. (ontsluitings)wegen, straten en paden;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. sloten, bermen en beplanting;

  7. waterlopen en waterpartijen;

  8. nutsvoorzieningen;

  9. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken.

 

3.1.2 Bestemmingsomschrijving (uitsluiting windturbines)

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:

  1. windturbines.

 

 

3.2 Bouwregels

 

 

3.2.1 Algemeen

Op de voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met lid 3.1.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, tenzij bestaande gebouwen buiten een bouwvlak aanwezig zijn, in welk geval het betreffende deel van het gebouw buiten het bouwvlak is toegestaan;

  2. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel zal ten hoogste 70% bedragen;

  4. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 15,00 meter bedragen.

 

 

 

 

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 15,00 meter bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum geldt.

 

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de verkeersveiligheid;

    3. een goede milieusituatie;

    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

    1. het bepaalde in lid 3.2.2, onder a, in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

    2. het bepaalde in lid 3.2.2, onder d, in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 meter;

    3. het bepaalde in lid 3.2.3, onder b, in die zin dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 25,00 meter.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor vuurwerkbedrijven;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan:

    1. perifere detailhandel in ABC-goederen;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2" ten behoeve van bedrijven anders dan de bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2.

 

 

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.5, onder a, b en/of d in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1. en 3.2;

  2. het bepaalde in lid 3.5, onder a, b, en/of e in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2" tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2.

 

3.6.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning, zoals genoemd in lid 3.6.1, onder a en b, wordt uitsluitend verleend onder de volgende voorwaarden:

  1. dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

    1. het straat- en bebouwingsbeeld;

    2. de woonsituatie;

    3. de verkeerssituatie;

    4. de sociale veiligheid;

    5. de milieusituatie;

    6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  2. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere dan de toegestane categorie, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;

  3. indien het de vestiging van een geluidzoneringsplichtige inrichting, een risicovolle inrichting of een vuurwerkbedrijf betreft, moet worden voldaan aan respectievelijk de Wet geluidhinder, het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en het Vuurwerkbesluit.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:

    • de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" wordt gewijzigd in "bedrijf tot en met categorie 4.2" ten behoeve van de vestiging van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, mits:

            1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;

            2. indien het de vestiging van een geluidzoneringsplichtige inrichting, een risicovolle inrichting of een vuurwerkbedrijf betreft, moet worden voldaan aan respectievelijk de Wet geluidhinder, het Besluit externe veiligheid, en het Vuurwerkbesluit.