ARTIKEL 18 Wonen - 3 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Wonen – 3‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met beroep / bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage: Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis;

  2. ontmoetingsruimten en praktijkruimten;

  3. groenvoorzieningen;

  4. openbare nutsvoorzieningen;

  5. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  6. water.

 

De uitoefening van een beroep / bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat:

- de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;

- uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan;

- parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;

- geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;

- geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden;

- de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep/ bedrijf aan huis, voorzover de oppervlakte hiervan ten hoogste 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m².

 

 

18.2 Bouwregels

 
  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

    1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

    2. het aantal woningen binnen een bouwvlak mag ten hoogste het in het plan aangegeven maximum aantal wooneenheden bedragen, dan wel het bestaande aantal;

    3. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen niet meer dan de bestaande hoogten.

 

 

    1. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing gelden de volgende regels:

    2. ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen het bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”;

    3. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel gebouwd, tenzij ondergeschikte bebouwing projectmatig in een zelfde architectonisch ontwerp is geïntegreerd in het hoofdgebouw;

  1. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel ten hoogste 25 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

    1. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.

 

    1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

    2. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;

    3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

 

    1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    2. de bouwhoogte voor vlaggenmasten bedraagt niet meer dan
      8 meter;

    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 

 

18.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

 

18.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 18.2, sub b onder 1, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”,

waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

 

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

- het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;

- het gebruik van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep / bedrijf aan huis;

- niet-permanente bewoning;

- het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;

- detailhandelsactiviteiten bij een beroep / bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.