ARTIKEL 16 Wonen - 1 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep / bedrijf aan huis zoals genoemd in bijlage: Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis;

  2. caravanstalling uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’, met dien verstande dat op het perceel Sparrewei 23 buitenopslag van goederen ten behoeve van caravanstalling niet is toegestaan;

  3. een openbaar pad uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘pad’;

  4. groenvoorzieningen;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

  6. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  7. water.

 

De uitoefening van een beroep / bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit betekent dat:

- de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;

- uitsluitend zeer beperkte reclame-uitingen zijn toegestaan;

- parkeren op eigen erf moet plaatsvinden;

- geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;

- geen buitenopslag van goederen plaats mag vinden;

- de woonfunctie mag worden gecombineerd met een beroep / bedrijf aan huis, voorzover de oppervlakte hiervan ten hoogste 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen bedraagt, met een maximum van 45 m².

 

 

16.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

    1. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat het hoofdgebouw in de voorste bouwgrens dient te worden gebouwd en de maximale bouwdiepte 15 m bedraagt;

    2. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;

    3. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt ten hoogste
      6 m respectievelijk 9,5 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

    4. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel ten minste de bestaande afstand, indien deze minder is.

 

  1. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

    1. ondergeschikte bebouwing wordt gebouwd binnen een bouwvlak dan wel op de gronden ter plaatse van de aanduiding "erf”;

    2. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 3 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gebouwd;

    3. de goothoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 3 m, dan wel ten hoogste 25 cm boven de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

    4. de bouwhoogte van ondergeschikte bebouwing bedraagt ten hoogste 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

    5. de gezamenlijke oppervlakte van ondergeschikte bebouwing bedraagt:

- ten hoogste 100 m² per bouwperceel, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd, of:

- ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, dan wel het bestaande percentage indien dit meer bedraagt, met een maximum van 150 m² per bouwperceel, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel wordt bebouwd.

 

 

  1. Voor het bouwen van gebouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ gelden de volgende regels:

    1. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3,5 m respectievelijk 6,5 m;

    2. de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ bedraagt ten hoogste 420 m²;

    3. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

    4. de inhoud bedraagt per gebouwtje niet meer dan 50 m³;

    5. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte voor vlaggenmasten bedraagt niet meer dan
      8 meter;

    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,5 m.

 

 

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

 

16.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. het bepaalde in lid 16.2, sub a onder 1, ten behoeve van het bouwen achter de voorste bouwgrens;

  2. het bepaalde in lid 16.2, sub b onder 1, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding “erf”,

waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

- het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;

- het gebruik van vrijstaande onderschikte gebouwen voor een beroep / bedrijf aan huis;

- niet-permanente bewoning;

- het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;

- detailhandelsactiviteiten bij een beroep / bedrijf aan huis, anders dan direct voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.

 

16.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.1 voor de vestiging van beroep / bedrijf aan huis die niet zijn genoemd in bijlage: Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis, mits deze beroepen / bedrijven aan huis naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijkgesteld met de aan beroepen / bedrijven aan huis die wel zijn genoemd.

 

 

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken, het opnemen van de aanduiding ‘erf’ en de bestemming ‘Tuin’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzi-gingsgebied 1’, met dien verstande dat:

    1. er niet meer dan 3 vrijstaande woningen mogen worden gerealiseerd;

    2. uitsluitend tot wijziging mag worden overgegaan indien het aantal te realiseren woningen past binnen het gemeentelijk woonplan dan wel met de provincie overeengekomen woningbouw-contingentering;

    3. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan, indien de termijn van geldigheid van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is verlopen;

    5. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    6. de woningen langs een insteekweg met een breedte van niet meer dan 5 m dienen te worden gesitueerd;

    7. de afstand van een woning tot de as van de Triemsterloane niet minder dan 19 m mag bedragen;

    8. per woning een parkeernorm geldt van ten minste 1,5 parkeerplaats;

    9. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;

    10. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    11. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken, het opnemen van de aanduiding ‘erf’ en de bestemming ‘Tuin’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzi-gingsgebied 2’, met dien verstande dat:

    1. er niet meer dan 20 woningen mogen worden gerealiseerd;

    2. er vrijstaande, dubbele of rijenwoningen mogen worden gebouwd;

    3. binnen het gebied ruimte voor speelvoorzieningen dient te worden gereserveerd;

    4. uitsluitend tot wijziging mag worden overgegaan indien het aantal te realiseren woningen past binnen het gemeentelijk woonplan dan wel met de provincie overeengekomen woningbouw-contingentering;

    5. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    6. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan, indien de termijn van geldigheid van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is verlopen;

    7. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    8. per woning een parkeernorm geldt van ten minste 1,5 parkeerplaats;

    9. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;

    10. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    11. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken, het opnemen van de aanduiding ‘erf’ en de bestemming ‘Tuin’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzi-gingsgebied 3’, met dien verstande dat:

    1. er niet meer dan 2 vrijstaande woningen mogen worden gerealiseerd;

    2. uitsluitend tot wijziging mag worden overgegaan indien het aantal te realiseren woningen past binnen het gemeentelijk woonplan dan wel met de provincie overeengekomen woningbouw-contingentering;

    3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

    4. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    5. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan, indien de termijn van geldigheid van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is verlopen;

    6. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    7. per woning een parkeernorm geldt van ten minste 1,5 parkeerplaats;

    8. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede stedenbouwkundige inpassing;

    9. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    10. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

    1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van een bouwvlak, het opnemen van de aanduiding ‘erf’ en de bestemming ‘Tuin’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzi-gingsgebied 4’, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 1 vrijstaande woning mag worden gerealiseerd;

    1. uitsluitend tot wijziging mag worden overgegaan indien het aantal te realiseren woningen past binnen het gemeentelijk woonplan dan wel met de provincie overeengekomen woningbouwcon-tingentering;

    2. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    3. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van spoorweglawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan, indien de termijn van geldigheid van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is verlopen;

    5. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    6. de afstand van de woning tot het perceel Sparrewei 10 - 12 niet minder dan 30 m mag bedragen;

    7. per woning een parkeernorm geldt van ten minste 1,5 parkeerplaats;

    8. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing;

    9. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    10. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

    1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken, het opnemen van de aanduiding ‘erf’ en de bestemming ‘Tuin’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzi-gingsgebied 6’, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 2 vrijstaande woningen mogen worden gerealiseerd;

    1. een bouwvlak ten minste 10 m uit de bestemming dient ‘verkeer’ te liggen;

    2. een bouwvlak niet dieper mag zijn dan 15 m;

    3. uitsluitend tot wijziging mag worden overgegaan indien het aantal te realiseren woningen past binnen het gemeentelijk woonplan dan wel met de provincie overeengekomen woningbouw-contingentering;

    4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan archeologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

    5. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    6. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

    7. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    8. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede stedenbouwkundige inpassing;

    9. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 en 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    10. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

    1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken en het opnemen van de aanduiding ‘erf’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 7’, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 6 woningen mogen worden gerealiseerd;

    1. er vrijstaande en/of dubbele woningen mogen worden gebouwd;

    2. de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde dan wel in overeenstemming is met een verkregen hogere grenswaarde;

    3. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan, indien de termijn van geldigheid van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is verlopen;

    4. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    5. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede stedenbouwkundige inpassing;

    6. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    7. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

    1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen ten behoeve van het opnemen van bouwvlakken en het opnemen van de aanduiding ‘erf’ op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied 9’, met dien verstande dat:

  1. er niet meer dan 1 vrijstaande woning mag worden gerealiseerd;

    1. er voor er tot wijziging wordt overgegaan ecologisch onderzoek dient plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het wijzigingsplan;

    2. er voor er tot wijziging wordt overgegaan een watertoets heeft plaatsgevonden;

    3. er voldoende aandacht dient te worden besteed aan een goede stedenbouwkundige inpassing;

    4. na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

    5. de wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van:

- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- de bezonnings- en privacysituatie.

 

    1. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in artikel 25 genoemde procedure van toepassing.