gemeente heerenveen

BESTEMMINGSPLAN HEERENVEEN,

SPECIAAL ONDERWIJS - SKOATTERWÂLD

 

 

REGELS       

 

 

 

 

inhoudsopgave

 

 

blz

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels   1

Artikel 1:      Begripsbepalingen  1

Artikel 2:      Wijze van meten  4

hoofdstuk 2. bestemmingSregels   5

Artikel 3:      Maatschappelijk  5

Artikel 4:      Water 7

hoofdstuk 3. algemene regels   8

Artikel 5:      Anti-dubbeltelbepaling  8

Artikel 6:      Algemene bouwregels  9

Artikel 7:      Algemene gebruiksregels  10

Artikel 8:      Algemene afwijkingsregels  11

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels   12

Artikel 9:      Overgangsrecht 12

Artikel 10:    Slotregel 13

 

 


Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1:            Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    plan:

het bestemmingsplan Heerenveen, Speciaal onderwijs – Skoatterwâld, van de gemeente Heerenveen;

2.    bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0074.BPNSPECONDSKWALD-VG01 met de bijbehorende regels;

3.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.    aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.    bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

6.    bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

7.    bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

8.    bijgebouw:

een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

9.    bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

10.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak

11.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegela­ten;

12.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

13.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

 

14.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

15.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

16.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goede­ren aan personen die die goederen kopen voor gebruik, ver­bruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een be­roeps- of bedrijfsactiviteit;

17.  erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvin­den van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

18.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

19.  hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

20.  kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta)cara­van, dan wel enig ander onderkomen of (gewezen) voertuig, dat geheel of gedeeltelijk is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

21.  kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

22.  nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatiehuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

23.  overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

24.  peil:

a.    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-          de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-          de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.    indien op of in het water wordt gebouwd:

-       het Normaal Amsterdams Peil ( of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

25.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

26.  seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin be­drijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, sek­suele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero­tisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrich­ting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een pros­titutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-mas­sagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen be­drijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

27.  vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat  ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;


Artikel 2:            Wijze van meten

2. 1. 1. Bij onduidelijkheden of interpretatieverschillen betreffende de wijze van meten, is de uitleg van de NEN 2580 (oppervlakten en inhouden van gebouwen, termen, definities en bepalingsme­thoden) bepalend.

2. 1. 2. Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt geme­ten.

1.    de (bouw)hoogte / de nokhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.    de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen en incidentele verhogingen ten behoeve van (stal)deuren niet meegerekend;

3.    de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

4.    de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

5.    de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens;

6.    de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 


hoofdstuk 2. bestemmingSregels

 

Artikel 3:            Maatschappelijk

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

3. 1. 1. De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

-     onderwijsdoeleinden;

-     religieuze doeleinden;

-     sociaal-culturele doeleinden;

-     sociaal-medische doeleinden

-     overheidsdoeleinden;

b.    vrijstaand bijgebouw/overkapping;

met daaraan ondergeschikt:

c.    wegen en paden;

d.    water;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

g.    parkeervoorzieningen;

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;

3. 2. 2. Bijgebouwen/overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouw en overkapping gelden de volgende regels:

a.    bij een hoofdgebouw mogen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd;

b.    een bijgebouw of overkapping zal gebouwd worden achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw;

c.    de gezamenlijke oppervlakte vanbijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 200 m2 bedragen;

d.    de goothoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

e.    de dakhelling van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.

 

3. 2. 3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 meter bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter zal bedragen;

b.    de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal, voorzover gebouwd vóór de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m2 bedragen;

c.    de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 5,00 meter bedragen.

3. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

3. 4.       Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel.

 


Artikel 4:            Water

4. 1.       Bestemmingsomschrijving

4. 1. 1. De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    waterlopen ten behoeve van wateraanvoer en, -afvoer en waterberging;

b.    oevers

c.    bruggen, duikers en/of dammen

d.    nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

e.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4. 2.       Bouwregels

4. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

·        de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.

4. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 


hoofdstuk 3. algemene regels

 

Artikel 5:            Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


 

Artikel 6:            Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het plan en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:

a.    tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;

b.    andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter.

 

 

 


 

Artikel 7:            Algemene gebruiksregels

7. 1.       Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

b.    het storten van puin en/of afval;

c.    de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, en/of vliegtuigen;

d.    het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;

e.    het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

f.     het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.


Artikel 8:            Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.    de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofdgebouwen;

b.    de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;

c.    de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

1.    deze vergroting niet meer dan 10 m2 per plaatselijke verhoging zal bedragen;

2.    de gezamenlijke oppervlakte van de verhogingen ten hoogste 50% van het dakvlak zal bedragen;

3.    de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 125% van de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

 


Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

 

Artikel 9:            Overgangsrecht

9. 1.       Overgangsrecht bouwwerken

 

a.    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.    Burgemeester en wethouder kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

c.    Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9. 2.       Overgangsrecht gebruik

a.    Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.    Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van  inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.    Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


 

Artikel 10:         Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Regels van het

bestemmingsplan Heerenveen, Speciaal onderwijs - Skoatterwâld, van de gemeente Heerenveen.

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 maart 2012.

 

 

 

De voorzitter,                                                             De griffier,

 

 

 

 

………………                                                            .….……….