direct naar inhoud van Artikel 18 Recreatie - Kampeerterrein
Plan: Doarpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0058.041003-VG80

Artikel 18 Recreatie - Kampeerterrein

 

18. 1.      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      standplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

b.      gebouwen, voorzover ten dienste van een kampeerterrein, ten behoeve van:

1.      sanitaire voorzieningen;

2.      onderhoud en beheer;

3.      dienstverlening;

4.      een kantine;

5.      een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

c.      recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

d.      aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

e.      sport- en speelvoorzieningen;

f.        parkeervoorzieningen;

g.      groenvoorzieningen;

h.      nutsvoorzieningen;

i.         erven en terreinen;

j.         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

18. 2.      Bouwregels

18. 2. 1. Voor het bouwen van de in artikel 18 lid 18. 1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.      een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.      indien in het bouwvlak de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” is aangegeven, mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;

c.      indien in het bouwvlak de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” is aangegeven, mag de minimale en maximale goot- en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling van een gebouw respectievelijk ten minste en hoogste de in de aanduiding aangegeven minimale en maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling bedragen.

 

18. 2. 2. Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

a.      recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied dat is voorzien van de aanduiding “recreatiewoning”;

b.      het aantal recreatiewoningen mag ten hoogste drie bedragen;

c.      de oppervlakte van een recreatiewoning mag ten hoogste 60 m² bedragen;

d.      de goothoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

e.      de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 4,00 m bedragen.

 

18. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.      de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de afstand van een bestaande aan- of uitbouw, een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping minder bedraagt dan wel vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning is gebouwd, in welk geval voor de bestaande aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen de bestaande situering geldt;

b.      de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel in de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd;

c.      de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw mag ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:

1.      de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m² mag bedragen;

2.      indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt, de bestaande oppervlakte geldt;

d.      de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag  ten hoogste 3,30 m bedragen;

e.      de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping mag niet meer bedragen dan:

1.      6,50 m, indien in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd; en

2.      de bouwhoogte van een punt in een denkbeeldige lijn van 45°, getrokken vanuit een punt op 3,30 m bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens, met dien verstande dat geen deel van de kap zich buiten deze denkbeeldige lijn mag bevinden;

met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping ten minste 1,00 m lager is dan de bedrijfswoning.

 

18. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.      de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw dat het dichtst aan de weg gesitueerd is en het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 mag bedragen;

b.      de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

18. 3.      Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.      een goede woonsituatie;

b.      een goede landschappelijke inpassing;

c.      de milieusituatie;

d.      de verkeersveiligheid;

e.      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

18. 4.      Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.      het gebruik van de gronden voor meer dan 120 standplaatsen voor kampeermiddelen;

b.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen buiten de periode van 1 april tot en met 30 oktober;

c.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen zonder dat deze op verantwoorde wijze landschappelijk worden ingepast;

d.      het gebruik van de gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, voor permanente bewoning.