Gemeente:
Veendam
Plannaam:
08BP00012009
Status:
Onherroepelijk
Status Datum:
17-02-2010

Artikel 9 Kantoor

 

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoren;

b. verkeer en verblijf;

c. openbare nutsvoorzieningen;

d. groenvoorzieningen en water.

 

Dienstwoningen zijn niet in de bestemming begrepen.

 

 

9.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

1. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen niet meer dan de bij de ter plaatse aangeduide bouwklasse behorende goot- en bouwhoogten, zoals in navolgend bouwschema is weergegeven,

 

bouwklasse

goothoogte (m)

bouwhoogte (m)

 

max.

max.

a

3,50

9,00

b

6,00

10,00

c

 

6,00

d

 

10,00

e

 

15,00

f

 

20,00

g

 

25,00

 

dan wel niet meer dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedragen.

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen niet meer dan 6 m mag bedragen;

2. niet meer dan 50% van een bouwperceel, voorzover gelegen buiten het bouwvlak, mag worden bebouwd met dien verstande dat de bouw van overkappingen buiten het bouwvlak niet is toegestaan;

3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

 

 

9.3 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;

b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen.

c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.