If there are images in this attachment, they will not be displayed.  Download the original attachment
Page 1
Streekplan Noord-Holland Zuid
153
De beleidslijnen worden onderscheiden in algemene
hoofdlijnen van beleid voor het hele streekplan-
gebied, beleidslijnen voor de economische clusters en
beleidslijnen voor de regio’s. Via de goedkeuring van
bestemmingsplannen door Gedeputeerde Staten
werken de beleidslijnen door in het gemeentelijke
ruimtelijke beleid. Gemeenten moeten dus hiermee
rekening houden.
Ontwikkelingen op de lange termijn tot circa 2020,
met een grote mate van onzekerheid over aard van
de ingreep of het gebied, zijn als ruimtelijke reser-
veringen in dit streekplan vastgelegd. Hiermee
wordt bedoeld dat het bestaande gebruik van een
bepaald gebied doorgang kan vinden maar verande-
ringen die haaks staan op de gewenste ontwikkeling
onmogelijk moeten worden gemaakt. Mogelijk is ook
dat een ruimtelijke ontwikkeling wel wordt voorzien
maar het gebied nog niet zeker is; in dat geval
kunnen alternatieve zoekgebieden worden
aangewezen met een ruimtelijke reservering tot het
moment dat daadwerkelijk een besluit wordt
genomen. Er kan dan later worden gekozen om
nader beleid te formuleren, hetzij via een herziening
van het streekplan, hetzij via een uitwerking van het
streekplan door Gedeputeerde Staten. In geval van
een uitwerkingsplan door Gedeputeerde Staten is
wel vereist dat wij in het streekplan voldoende
duidelijkheid geven over de randvoorwaarden die
Gedeputeerde Staten bij de uitwerking in acht
moeten nemen.
8.1 Het instrumentarium
Om de ruimtelijke kwaliteiten van steden, dorpen en
landschappen te behouden en de differentiatie
tussen verstedelijkt gebied en landelijk gebied te
versterken is een aantal nieuwe instrumenten
genoemd dat gedeeltelijk bestaande instrumenten
vervangt of versterkt. Ook in dit streekplan is daar-
van gebruik gemaakt. Het gaat om:
Rode contouren
In het streekplan zijn rond het verstedelijkte gebied
rode contouren getrokken. Deze rode contouren
geven de uitbreidingsruimte aan voor verdere
vormen van verstedelijking. De rode contouren zijn
vastgelegd op de contourenkaarten. Voor de uit te
werken gebieden worden de contouren uiteindelijk
in het uitwerkingsplan vastgesteld.
Voor de gemeente Amsterdam geldt dat de rode
contouren al in het streekplan zijn vastgelegd, dit
met uitzondering van de Westrandscheg/
Westrandweg (waarvoor een streekplanherziening
nodig is) en de omgeving AMC/Abcoude.
De contouren in het streekplan zijn mede gebaseerd
op het structuurplan van Amsterdam.
De contourenkaart heeft een schaal van 1:25.000.
De contouren worden uiteindelijk door de gemeente
in het bestemmingsplan vastgelegd op een kaart-
Bestuurlijke en juridische instrumenten
8

Page 2
Streekplan Noord-Holland Zuid
154
schaal van minimaal 1:10.000, meer gedetailleerd en
pas dan juridisch bindend.
Nationale Landschappen
Nationale Landschappen zijn gebieden met bijzon-
dere landschappelijke, cultuurhistorische en
recreatieve waarden die van belang zijn voor het
functioneren van de Ruimtelijke Hoofdstructuur en
die nu of in de toekomst worden bedreigd door
verstedelijking of andere ruimtelijke ontwikkelingen.
Regionale Parken
Een regionaal park is een herkenbare landschap-
pelijke eenheid van niet-verstedelijkt gebied, aan-
sluitend op de steden in een stedelijk netwerk.
Regionale parken zijn bedoeld om de mogelijkheden
van dagrecreatie voor de bewoners van stedelijke
netwerken te vergroten en te verbeteren.
8.2 Leidraad Provinciaal
Ruimtelijk Beleid
Het streekplan biedt niet in alle gevallen voldoende
gegevens om gemeentelijke ruimtelijke plannen aan
te kunnen toetsen. Het streekplan is volgens de
Wet op de Ruimtelijke Ordening een plan op hoofd-
lijnen. De beleidslijnen zijn bovendien – vanwege de
dynamiek van het gebied en de beleidsontwikke-
lingen om ons heen – bewust globaal gehouden om
op die manier flexibel te kunnen inspelen op
toekomstige ontwikkelingen en initiatieven van
onderop. Als voor een goede doorwerking van ons
ruimtelijk beleid op een bestemmingsplanschaal nog
meer gedetailleerde beleidsregels nodig zijn, werken
Gedeputeerde Staten het streekplan verder uit of
worden naderhand in de Leidraad Provinciaal
Ruimtelijk Beleid nadere beleidsregels opgenomen.
Deze is als internetsite gepubliceerd:
(http://www.noord-holland.nl/).
8.3 Overige bestuurlijke of
juridische uitvoeringsinstrumenten
Uitvoeringsafspraken met gemeenten
Voor de aanpak van de stedelijke vernieuwing
2000-2005 hebben de gemeenten in het kader van het
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV)
programma’s en notities opgeteld. Voor de uitvoering
hebben Rijk en provincie in totaal voor Noord-Holland
Zuid ruim € 400 miljoen beschikbaar gesteld. Voor de
periode 2005-2010 worden nieuwe programma’s
opgesteld. Op dit moment is niet zeker hoeveel geld
Rijk en provincie hiervoor beschikbaar zullen stellen.
Amsterdam, Haarlem en Zaanstad ontvangen hun
geld rechtstreeks van het Rijk. De overige gemeenten
ontvangen het geld van de provincie.
Uitvoeringsafspraken over het nieuwe
waterbeleid
In 2003 zullen Rijk, provincies, waterschappen en
gemeenten een Nationaal Bestuursakkoord Water
ondertekenen waarin zijn opgenomen taakstellende
afspraken over doelen en maatregelenpakketten die
nodig zijn om de waterhuishouding in Nederland op
orde te brengen en te houden. Hierbij wordt rekening
gehouden met klimaatverandering, bodemdaling en
verstedelijking, inclusief de financiële dekking.
Om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikke-
lingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam
waterbeheer, heeft de Commissie WB21 de water-
toets geïntroduceerd, die uitgewerkt is in de
landelijke Handreiking Watertoets. De initiatief-
nemers van een ruimtelijk plan kunnen met behulp
van deze handreiking een watertoets uitvoeren en
moeten de uitkomsten daarvan aangeven in de
waterparagraaf. Deze vormt onderdeel van de toe-
lichting bij een bestemmingsplan, respectievelijk de
ruimtelijke onderbouwing bij een projectprocedure.
Uitvoeringsafspraken Structuurschema
Groene Ruimte II
Hierbij ligt het accent vooral op de ambities op het

Page 3
Streekplan Noord-Holland Zuid
155
terrein van de waterbeheersing. Programma’s op het
terrein van de waterbeheersing in veengebieden en
de naar verwachting vrijkomende middelen, verband
houdende met de realisering van bergingslocaties,
ondersteunen het streekplanbeleid.
Intentieafspraken verstedelijking tot 2010
In vervolg op de Vinex-afspraken 1995-2005 zijn met
het Rijk herziene verstedelijkingsafspraken gemaakt
voor de periode 2005-2010. Voor Noord-Holland
heeft dat geleid tot twee sets van intentieafspraken,
één voor het ROA-gebied en één voor overig
Noord-Holland. In 2003 zullen definitieve afspraken
over de verstedelijking tot 2010 worden gemaakt.
Grondbeleid
Ruimtelijke ontwikkelingspolitiek is niet mogelijk
zonder een effectief grondbeleid. De ontwikkelingen
op de grondmarkt nopen tot aanscherping van dit
beleid. Ook te verwachten wetgeving op het terrein
van de ruimtelijke ordening geeft nieuwe instru-
menten, zoals de exploitatievergunning en een
verbreding van het voorkeursrecht en onteigening
voor Rijk, provincies en gemeenten.
Op 10 december 2001 hebben wij de ‘Tweede Nota
Grondbeleid Provincie Noord-Holland’ vastgesteld.
Met deze nota wordt voortgeborduurd op de nota
van 1994 waarin een beleidsmatig kader voor grond-
acties werd gegeven en de ontwikkeling van een
breder provinciaal grondbeleid geplaatst is in het
perspectief van samenwerking met gemeenten.
Concreet gaat het in de Provinciale Nota Grond-
beleid om:
Verruiming van het budget voor anticiperende
verwerving van gronden.
Verruiming van het instrument onteigening.
Eén bedrijfsverplaatsingsregeling voor de hele
provincie.
Toepassen van de optie als nieuwe mogelijkheid.
Samenwerking met andere overheden en partijen.
Voor het overige wordt verwezen naar de Tweede
Nota Grondbeleid Provincie Noord-Holland.
Milieu-Effectrapportage
In het besluit m.e.r. 1994 is de m.e.r.-plicht voor
bepaalde activiteiten verbonden aan de vaststelling
van het ruimtelijk plan waarin als eerste in een
dergelijke activiteit wordt voorzien. Het is inmiddels
vaste jurisprudentie dat een strategisch ruimtelijk
plan niet eerder in een activiteit voorziet, als bedoeld
in het besluit m.e.r. 1994, dan wanneer in dat plan
ten aanzien van die activiteit een (positieve) concrete
beleidsbeslissing is genomen. In dit streekplan zijn
geen concrete beleidsbeslissingen opgenomen. Dit
betekent dat voor (vrijwel) alle genoemde activiteiten
in dit streekplan waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, het
gemeentebestuur het bevoegde gezag is voor
opstelling en aanvaarding van een MER.
Habitat- en Vogelrichtlijn
Voor gebieden die gelegen zijn in, of grenzen aan
gebieden waar de Habitat- en/of Vogelrichtlijn van
toepassing is, wordt verwezen naar de ‘Beknopte
handleiding voor gebiedsbescherming in Noord-
Holland, Habitat- en Vogelrichtlijn’. De gemeente
kan op bestemmingsplanniveau een beoordeling
maken met behulp van het in deze handleiding
opgenomen stappenplan. Het al dan niet m.e.r.-
plichtig zijn van een project is hierbij niet van belang.
Compensatiebeleid
Op 14 maart 2000 hebben wij een gedragslijn vast-
gesteld voor compensatie van ingrepen in
beschermingswaardige natuur-, landschaps-,
recreatiegebieden, bodembeschermingsgebieden en
gebieden met grote cultuurhistorische waarden,
waaronder archeologische waarden, die in het
streekplan een op bescherming gerichte aanduiding
bevatten. Niet alle waardevolle archeologische
terreinen zijn op dit moment in kaart gebracht, maar
ook op nieuwe vindplaatsen is de gedragslijn van
toepassing. De gedragslijn geldt verder voor
substantiële aantasting. Voor de vraag of een ingreep
substantieel is zullen aard en omvang van de ingreep
en de waarde van het gebied factoren zijn die in de

Page 4
Streekplan Noord-Holland Zuid
156
afweging worden betrokken. Voor wat betreft
zogenaamde richtlijngebieden en internationaal
belangrijke soorten zal de compensatie in een
nationaal kader plaatsvinden volgens de Flora en
Faunawet.
Gebiedsgericht beleid
Met het streekplan wordt aangesloten bij het
gebiedsprogramma Noord-Hollands Midden. Dit
uitvoeringsprogramma is vooral gebaseerd op het
geldende beleid. De opgave is programma’s, die
voortvloeien uit de aanwijzing van het gebied als
Nationaal Landschap (ontwikkelingsprogramma’s,
uitvoeringsorganisatie, gezamenlijke opzet en moni-
toring van evaluaties) en onze eigen programma’s en
financiële middelen, goed op elkaar te laten aansluiten.
Andere bestuurlijke middelen
Tenslotte zijn ook minder in het oog lopende
middelen zoals bestuurlijk overleg, het lobbyen en
sluiten van coalities met gemeenten, waterschappen,
regionale bestuurslichamen, Rijk en maatschappelijke
organisaties belangrijke middelen om uitvoering van
beleid te bereiken. Privaatrechtelijke instrumenten
als bestuursovereenkomsten/convenanten, publiek-
private samenwerkingsconstructies kunnen hier
vervolgens vorm aan geven.
8.4 Samenhang met overig
(provinciaal) beleid
In de Wet op de Ruimtelijke ordening, de Wet Milieu-
beheer, de Wet op de waterhuishouding en de Plan-
wet Verkeer en Vervoer is bepaald dat de provincie
aangeeft in hoeverre het beleid in het streekplan,
milieubeleidsplan, waterhuishoudingsplan en
Verkeer- en Vervoerplan over en weer op elkaar is
afgestemd.
Provinciaal Milieubeleidsplan
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006, is op
21 oktober 2002 door ons vastgesteld. Het beleid in
dit streekplan is hiermee in overeenstemming.
Het milieubeleidsplan richt voor Noord-Holland
Zuid vooral de aandacht op de belangrijkste econo-
mische kerngebieden: Amsterdam-Noordzeekanaal-
gebied en Schiphol, waar – naast de algehele ruimte-
druk op een aantal plaatsen – geluid en luchtkwaliteit
een toenemend probleem vormen.
Naast het toepassen van het generieke beleid, zoals
het toetsen van de luchtkwaliteit bij het uitoefenen
van onze bevoegdheden op grond van het Besluit
Luchtkwaliteit, ondersteunt en wij in het Noordzee-
kanaalgebied (NZKG), economische activiteiten met
speciale programma’s om de basiskwaliteiten hier te
garanderen. Voor Schiphol staat vooral de geur en
geluidskwaliteit voorop.
Provinciaal Waterhuishoudingsplan
Om het watersysteem zo snel mogelijk duurzaam op
orde te krijgen hebben Rijk, provincies, gemeenten
en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst
waterbeleid 21
e
eeuw (WB ’21) ondertekend.
Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de intro-
ductie van de ‘watertoets’: de check van ruimtelijke
plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
Het toetsingsdeel van het Waterhuishoudingsplan
bevat de doelstellingen en beleidslijnen op het gebied
van de waterhuishouding en is opgenomen in de
Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid. De nieuwste
inzichten, zoals een verder reikende ‘watertoets’
voor ruimtelijke initiatieven, zijn daarin nog niet
verwerkt. In dit streekplan zijn de ruimtelijke
consequenties van het nieuwe waterbeleid verwerkt.
In aanvulling daarop wordt de Leidraad Provinciaal
Ruimtelijk Beleid aangepast.
Het duurzame waterbeleid zal bij de eerstvolgende
herziening (uiterlijk in 2006) worden opgenomen in
het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.
Verkeer en Vervoerplan Noord-Holland
Parallel aan dit streekplan, met gelijktijdige
vaststelling, is het Verkeer en Vervoerplan Noord-

Page 5
Streekplan Noord-Holland Zuid
157
Holland (VVPNH) ontwikkeld. Het plan heeft als
onderlegger het nog niet vastgestelde Nationaal
Verkeer- en Vervoerplan (NVVP) en diverse
inmiddels uitgezette provinciale beleidslijnen op het
gebied van verkeer en vervoer. Het plan kenmerkt
zich door vraaggericht beleid, waarbij een vrije
keuze in mobiliteit centraal staat. De overheid richt
zich op het faciliteren van de vervoersbehoefte.
Dit doet zij met oog voor de omgeving, in nauwe
samenwerking met de partners en vooral gericht op
concrete resultaatgerichte acties. Uitgangspunt in het
plan is dat infrastructuur één van de sturende factoren
moet zijn voor de ruimtelijke ordening. Daarnaast
worden de verschillende netwerken geschetst, wordt
de inzet aangegeven die wij plegen op het gebied
van mobiliteitsmanagement en goederenvervoer en
wordt inzicht gegeven in de financieringsstromen
voor verkeer en vervoer waar wij verantwoordelijk-
heid voor dragen. Naast een Beleidsdeel bevat het
VVPNH een Programmadeel, waarin is aangegeven
welke projecten en processen aan de orde zijn, welke
rol wij daarbij denken te spelen, wat wij verwachten
van andere partijen en waar inzicht wordt gegeven in
de planning en eventuele kosten en dekking daarvan.
8.5 Relatie met het structuurplan
van Amsterdam
Op grond van de gemeenschappelijke regeling
tussen de gemeente Amsterdam en de provincie
voor wat betreft de ruimtelijke ordening krijgt het
door de gemeenteraad vastgestelde structuurplan
eenzelfde status als het streekplan.
Behandeling van het structuurplan vindt plaats met
inachtneming van de beginselen zoals neergelegd in
‘De gemeenschappelijke regeling ter versterking van
de bestuurlijke positie van de gemeente Amsterdam’.
Dat wil zeggen, dat de beoordeling van het struc-
tuurplan door Gedeputeerde Staten, respectievelijk
door ons zo terughoudend mogelijk zal zijn en niet
gedetailleerd.
In het algemeen kunnen zich, na vaststelling door de
raad van het structuurplan, de volgende situaties
voordoen*:
1 Het structuurplan is niet strijdig met het streek-
plan. In dit geval zullen wij het structuurplan
vaststellen als een uitwerking van het streekplan
voor het grondgebied van Amsterdam. Het
structuurplan krijgt hiermee dan de streekplan-
status.
2 Het structuurplan is op een aantal onderdelen
strijdig met het streekplan. In dit geval is de
streekplanuitwerking inhoudelijk gelijk aan het
structuurplan minus de onderdelen die wij niet
zullen overnemen wegens strijdigheid met het
streekplan. De onderdelen van het structuurplan
die wij niet als uitwerkingsplan van het streek-
plan zullen overnemen worden dan vermeld in
een aan het structuurplan toe te voegen notitie.
Het structuurplan krijgt hiermee dan de streek-
planstatus.
3 Het structuurplan is strijdig met het streekplan,
maar om inhoudelijke redenen kunnen wij
instemmen met het structuurplan. In dit geval
leidt het structuurplan tot een afwijking of
herziening van het streekplan. Daartoe dient dan
de desbetreffende streekplanprocedure door-
lopen te worden, zoals hierna in paragraaf 8.8
beschreven. Vervolgens zullen Gedeputeerde
Staten het structuurplan vaststellen als een uit-
werking van het streekplan Noord-Holland Zuid
voor het grondgebied van Amsterdam. Het struc-
tuurplan krijgt hiermee dan de streekplanstatus.
* In verband met ons besluit om voor het gebied Westrandweg/
Westrandscheg een streekplanherzieningsprocedure te voeren, is het
gebied van de Westrandweg/Westrandscheg uitgezonderd van het
uitwerkingsplan voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam.

Page 6
Streekplan Noord-Holland Zuid
158
8.6 Actualisering bestemmings-
plannen
Gedeputeerde Staten willen hogere prioriteit geven
aan de aanpak van de actualisatie van gemeentelijke
bestemmingsplannen voor zover daarmee een pro-
vinciaal belang is gemoeid. Hiervan is sprake als:
plannen door verouderde regelgeving leiden tot
veel uitwerkings-/wijzigingsplannen;
plannen onvoldoende basis vormen voor een ade-
quate handhaving (vooral in het landelijk gebied).
Gemeenten worden verzocht hiervoor een plan van
aanpak te maken.
8.7 Toepassing en flexibiliteit van
het streekplan
Evaluatie van het streekplan
Eenmaal per bestuursperiode evalueren Gedeputeerde
Staten de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen
aan de hand van de in het streekplan neergelegde
visie en gegeven beleidslijnen (Evaluatienota). Aan
de hand van deze evaluatie kan besloten worden tot
een (partiële) herziening van het streekplan of kan
een afwijkingsprocedure in gang worden gezet.
De evaluatienota wordt na inspraak door ons vast-
gesteld. Eenmaal per jaar maken Gedeputeerde
Staten een verslag van het door hen gevoerde ruim-
telijkeordeningsbeleid. Dit verslag is in de eerste
plaats informatief, constaterend en probleem-
signalerend van aard. De in het verslag gesignaleerde
ontwikkelingen kunnen aanleiding zijn nieuw beleid
in voorbereiding te nemen.
Concrete beleidsbeslissingen
Op grond van de Wet op de Ruimtelijke ordening
kunnen wij concrete beleidsbeslissingen opnemen in
een streekplan. Dit zijn in tekst en op de kaart expliciet
als zodanig aangegeven volledig afgewogen
beslissingen over concrete ruimtelijke ontwikkelingen
of juist het tegengaan daarvan in een concreet afge-
bakend gebied en waarvan ook de realisering vol-
doende zeker is gesteld.
In dit streekplan hebben wij geen concrete beleids-
beslissingen opgenomen. De beleidslijnen moeten dus
in de bestemmingsplannen van gemeenten worden
vertaald om als toetsingskader voor concrete ruim-
telijke initiatieven te kunnen dienen.
Flexibiliteit
Flexibiliteit is nodig om met het streekplan tijdig op
actuele ontwikkelingen te kunnen inspelen. Ander-
zijds vereist de rechtszekerheid dat bij aanpassingen
of verdere uitwerkingen van het streekplan bepaalde
procedures in acht worden genomen. Op grond van
de wet kunnen wij het streekplan aanpassen door
een algehele of een gedeeltelijke herziening en door
Gedeputeerde Staten te machtigen van het streek-
plan af te wijken binnen bij het plan te bepalen
grenzen.
Herzien van het streekplan/essentiële
beleidslijnen
Herziening van het streekplan is in ieder geval voor-
zien voor de essentiële beleidslijnen. Dat is het geval:
bij afwijking van het selectieve vestigingsbeleid
rond Schiphol;
bij aanpassing van het banenstelsel van Schiphol;
bij aanpassing van het beleid of de ligging van de
rode contouren, tenzij deze aanpassing onderdeel
uitmaakt van, of voortvloeit uit, een nadere
uitwerking van het streekplan;
het gebied Westrandweg/Westrandscheg en
omgeving;
bij het aanwijzen van gebieden voor water-
berging.
Uitwerken van het streekplan
Gedeputeerde Staten werken het streekplan uit als
daartoe uit een oogpunt van goede ruimtelijke
ordening noodzaak bestaat of als actuele ruimtelijke
ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

Page 7
Streekplan Noord-Holland Zuid
159
De uitwerking vindt plaats op eigen initiatief dan
wel op basis van een (inter-) gemeentelijk planolo-
gisch besluit. Uitwerking vindt plaats onder de
volgende voorwaarden:
De uitwerking moet in overeenstemming zijn
met het in het streekplan geformuleerde beleid.
De uitwerking moet in overeenstemming zijn
met gegeven uitwerkingsregels.
De uitwerking moet van bovenlokale betekenis zijn.
Streekplanherzieningsprocedure
Voor de herziening van het streeekplan is in de
Wet op de Ruimtelijke Ordening de voorbereidings-
procedure vastgelegd. Deze wettelijke procedure
start met het ter visie leggen van een ontwerpstreek-
plan. Wij verwijzen verder naar de in artikel 4a van
deze wet geregelde procedure.
De fase die voorafgaat aan het ter inzage leggen van
een ontwerpstreekplan (herziening) kan door onszelf
worden vormgegeven. Dit wordt per geval beoor-
deeld, doch zal meestal bestaan uit het uitbrengen
van een voorbereidende discussienota over uitgangs-
punten/hoofdlijnen/ontwikkelingen. Uiteraard
speelt het in- en externe overleg met betrokken
gemeenten, waterschappen en maatschappelijke
organisaties in deze fase een belangrijke rol.
Streekplanuitwerkingsprocedure
Bij de voorbereiding van een uitwerking van het
streekplan nemen Gedeputeerde Staten de volgende
procedure in acht:
1 Gedeputeerde Staten voeren overleg met de
betrokken gemeente(n) en eventueel andere
belanghebbenden.
2 Ter voorbereiding van het besluit tot uitwerking
van het streekplan volgen Gedeputeerde Staten
de openbare voorbereidingsprocedure, zoals
opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht met dien verstande dat:
Met toepassing van het bepaalde in artikel
3:13 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht
eenieder schriftelijk of mondeling zienswijzen
kan indienen tegen het ontwerpbesluit tot
uitwerking van het streekplan.
Gedeputeerde Staten bevoegd zijn in voor-
komende gevallen te besluiten dat uitsluitend
schriftelijk zienswijzen kunnen worden
ingediend.
3 Over het ontwerpbesluit tot uitwerking van het
streekplan vragen Gedeputeerde Staten advies
aan de Provinciale Planologische Commissie.
4 Het ontwerpbesluit tot uitwerking wordt
besproken in de Commissie Ruimtelijke Orde-
ning en Bestuur, dan wel zonodig in een andere
commissie uit Provinciale Staten.
5 Het besluit tot uitwerking leggen Gedeputeerde
Staten aan ons voor ter instemming.
Gedeputeerde Staten werken in ieder geval het
streekplan uit voor de volgende onderwerpen:
het beleid voor de veen(weide)gebieden;
het gebied van de Stellingzone van Amsterdam;
de zoeklocaties in Waterland;
het gebied van de Bloemendalerpolder/KNSF;
het grondgebied van de gemeente Amsterdam
met uitzondering van het gebied van de
Westrandscheg/Westrandweg en omgeving;
het gebied tussen de A4, A5 en Oude Schipholweg;
de aanwijzing van regionale bedrijventerreinen;
locaties voor grootschalige distributie en
overslag;
randzone Saendelft;
Amstelveen: bedrijventerrein Noorder
Legmeer/omgelegde N201.
Gedeputeerde Staten werken het streekplan zonodig
uit voor ondermeer de volgende onderwerpen:
ruimte voor toerisme;
doortrekking van N522 naar de omgelegde N201;
omgeving AMC-Abcoude;
tweede ontsluiting Kennemerstrand.
Gedeputeerde staten geven in de uitwerking van het
streekplan aan:

Page 8
Streekplan Noord-Holland Zuid
160
de aan het uitwerkingsplan ten grondslag liggende
gedachten en uitkomsten van het onderzoek;
een verantwoording van gevoerd overleg en de
uitkomsten daarvan;
de relatie van het uitwerkingsplan met ander
provinciaal beleid, waaronder in ieder geval het
Provinciaal Milieubeleidsplan, het Verkeer en
Vervoerplan Noord-Holland en het Provinciaal
Waterhuishoudingsplan.
Afwijkingsprocedure
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om van het
streekplan af te wijken, tenzij deze bevoegdheid in
het desbetreffende onderdeel van het streekplan
uitdrukkelijk is uitgesloten. Deze onderdelen van het
streekplan (de essentiële beleidslijnen) zijn als zodanig
aangegeven. Een besluit tot afwijken wordt in over-
weging genomen als handhaving van een beleidslijn
gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandig-
heden onevenredig zijn in verhouding tot de met de
beleidslijn te dienen doelen. Als Gedeputeerde
Staten van plan zijn af te wijken van het streekplan
geldt de hieronder vermelde afwijkingsprocedure.
Er wordt overleg gevoerd met de betrokken
gemeente(n) en eventueel andere belanghebbenden.
Over het voorgenomen afwijkingsbesluit wordt
advies gevraagd aan de Provinciale Planologische
Commissie.
Het voorgenomen afwijkingsbesluit wordt
besproken in de Commissie Ruimtelijke Orde-
ning en Bestuur, dan wel zonodig een andere
commissie uit Provinciale Staten.
8.8 Toepassing en flexibiliteit van
het streekplan voor het grond-
gebied van Amsterdam*
Algemeen
De besluitvormingsprocedures van zowel de vast-
stelling van het structuurplan, als de vaststelling van
het structuurplan als streekplanuitwerking of -
herziening geschieden om doelmatigheidsredenen
zo veel mogelijk parallel.
Dit houdt in, dat:
de provincie bij de voorbereiding van het
(ontwerp-)structuurplan is betrokken via haar
vertegenwoordiging in de Amsterdamse
Planologische Commissie (APC);
het verlenen van inspraak aan de bevolking en
het plegen van overleg met alle betrokken
instanties zoveel mogelijk wordt gecombineerd;
de wettelijke tervisielegging van het (ontwerp-
)structuurplan en de ontwerp-streekplan-
uitwerking/-herziening gelijktijdig plaatsvindt;
een eventuele hoorzitting/gedachtenwisseling
mede namens Gedeputeerde/Provinciale Staten
door het College van Burgemeester en Wet-
houders kan worden belegd; de hoorcommissie
bestaat uit door het College van Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen vertegenwoordigers
van de gemeente en door Gedeputeerde Staten
aan te wijzen vertegenwoordigers van de
provincie.
Streekplanherzieningsprocedure
In aanvulling op de wettelijk voorgeschreven voor-
bereidingsprocedure van een streekplanherziening
(artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening)
gelden een aantal bijzondere bepalingen.
De besluitvorming met betrekking tot het verlenen
van streekplanstatus aan het structuurplan van
*
)
De procedure is gebaseerd op de ‘gemeenschappelijke regeling
ter versterking van de bestuurlijke positie van de gemeente Amsterdam’.

Page 9
Streekplan Noord-Holland Zuid
161
Amsterdam wanneer daarvoor het streekplan moet
worden herzien, is als volgt:
1 het College van Burgemeester en Wethouders
zendt het structuurplan na vaststelling door de
gemeenteraad toe aan Gedeputeerde Staten en
geeft de hoofdpunten aan waarover de provin-
ciale beoordeling zich naar zijn oordeel zou
moeten uitstrekken;
2 indien Gedeputeerde Staten problemen hebben
met bepaalde onderdelen van het structuurplan,
plegen zij bestuurlijk overleg met de gemeente
alvorens het plan aan ons voor te leggen;
3 Gedeputeerde Staten bepalen hun standpunt
mede naar aanleiding van het bestuurlijk overleg;
4 Wij stellen het structuurplan als streekplan-
herziening vast al dan niet met uitzondering van
bepaalde onderdelen.
Streekplanuitwerkingsprocedure
De besluitvorming met betrekking tot het verlenen
van streekplanstatus aan het structuurplan van
Amsterdam als uitwerkingsplan van het streekplan
is als volgt:
1 het College van Burgemeester en Wethouders
zendt het structuurplan na vaststelling door de
gemeenteraad toe aan Gedeputeerde Staten en
geeft de hoofdpunten aan waarover de provin-
ciale beoordeling zich naar zijn oordeel zou
moeten uitstrekken;
2 de PPC adviseert Gedeputeerde Staten;
3 indien Gedeputeerde Staten van mening zijn,
dat (onderdelen van) het structuurplan/de
streekplanuitwerking niet in aanmerking komen
voor streekplanstatus, plegen zij bestuurlijk
overleg met de gemeente;
4 Gedeputeerde Staten bepalen hun definitieve
standpunt mede naar aanleiding van het
bestuurlijk overleg;
5 Gedeputeerde Staten stellen het structuurplan
vast als streekplanuitwerking, al dan niet met
uitzondering van bepaalde onderdelen;
6 Gedeputeerde Staten leggen het uitwerkingsplan
aan ons voor ter instemming.
Afwijkingsprocedure
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om van het
streekplan af te wijken, tenzij deze bevoegdheid in
het desbetreffende onderdeel van het streekplan
uitdrukkelijk is uitgesloten. Deze onderdelen van het
streekplan (de essentiële beleidslijnen) zijn als zodanig
aangegeven in paragraaf 8.7. Over voorgenomen
afwijkingsbesluiten die betrekking hebben op het
grondgebied van Amsterdam wordt advies gevraagd
aan de APC.

Page 10
Streekplan Noord-Holland Zuid
162