If there are images in this attachment, they will not be displayed.  Download the original attachment
Page 1
Streekplan Noord-Holland Zuid
37
4.1 Ruimte voor water
Het watersysteem krijgt als ordenende functie
directe invloed op de ruimtelijke ontwikkelingen in
het stedelijk en landelijk gebied. Het doel is het
realiseren van robuuste en veerkrachtige water-
systemen. Ons uitgangspunt voor het voorkomen
van wateroverlast en watertekorten is eerst het water
vasthouden, dan pas bergen en in laatste instantie
afvoeren. Voor het verbeteren van de waterkwaliteit
gaat het om schoonhouden, dan scheiden van water-
stromen (zoet-zout, slechte en goede waterkwaliteit)
en tenslotte zuiveren. Wij zetten in op ruimtelijke
maatregelen in de vorm van calamiteitenberging,
piekberging en voorraadbeheer én flexibel peil-
beheer.
Bij de uiteindelijke keuzen kunnen ook andere
uitgangspunten, zoals bijvoorbeeld recreatie, land-
bouw en economie een rol spelen. Dit beleid krijgt
gestalte in een streekplanherziening.
Essentie van het ruimtelijk beleid
Voor het oplossen van de huidige en toekomstige
waterproblemen zijn alleen technische oplossingen
niet meer toereikend. Naast technische maatregelen
worden derhalve ook ruimtelijke oplossingen
gekozen.
De watersystemen moeten voor 2020 op orde zijn
gebracht overeenkomstig het beleid op Europees en
Rijksniveau. Wij geven daarom hoge prioriteit aan
het creëren van duurzame en robuuste water-
systemen en willen dit bereiken door meer ruimte
aan water te geven als grondslag voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Dit betekent een verschuiving naar
meer natuurlijke en minder gemanipuleerde water-
systemen. De inrichtingsmogelijkheden van een
gebied zullen meer dan voorheen bepaald worden
Algemene hoofdlijnen van het provinciale
ruimtelijke beleid
4
Ons uitgangspunt voor het formuleren van de algemene
hoofdlijnen zijn de ruimtelijke hoofdstructuur en de lagen-
benadering zoals hiervoor beschreven.

Page 2
Streekplan Noord-Holland Zuid
38
door de specifieke mogelijkheden van de aanwezige
watersystemen. Aan de andere kant is ook ruimte
nodig voor waterberging om wateroverlast en water-
tekorten te voorkomen. Het gaat hierbij om de
volgende vormen van waterberging: piekberging,
calamiteitenberging, voorraadberging (waaronder
seizoensberging) en het toepassen van een minder
stringent peilbeheer (flexibel peilbeheer). Water wordt
meer dan voorheen als ordenend principe gebruikt.
Een belangrijke basis voor het beleid vormen de
deelstroomgebiedvisies, voortvloeiend uit de
‘Bestuursovereenkomst Waterbeheer 21e eeuw’.
Op dit moment worden die voor Amstelland,
Midden Holland en Noorderkwartier gemaakt.
Deze deelstroomgebiedvisies, die onder regie van de
betrokken provincies worden opgesteld in samen-
werking met onder meer waterschappen en
gemeenten, moeten inzicht geven in de grootte van
de wateropgaven en dus inzicht in de gewenste
berging op polder- en boezemniveau en de daarvoor
benodigde maatregelen. De deelstroomgebiedsvisies
zijn naar verwachting in de loop van 2003 beschikbaar.
De ruimte in het streekplangebied is schaars.
Daarom wordt ruimte voor water gezocht in combi-
natie met andere gebruiksfuncties. Water en water-
berging kunnen goed gecombineerd worden met
andere gebruiksfuncties zoals natuur(ontwikkeling),
landbouw, recreatie en verstedelijking, afhankelijk
van de gekozen vorm van waterberging. Onze
ambities voor het zoeken naar functiecombinaties
zijn groot. Daarom voeren we het onderzoeks-
programma ‘Meervoudig ruimtegebruik en water’
uit, waarvan de resultaten mogelijk een rol gaan
spelen in het creëren van ruimte voor verschillende
functies. Als onderdeel van dit beleid tot
meervoudig ruimtegebruik zetten wij onder meer in
op het mogelijk maken van een combinatie van
waterberging met drijvende kassen.
Bij het toewerken naar een duurzaam waterbeheer
wordt gezocht naar oplossingen die aansluiten bij de
cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en
economische kenmerken van de deelgebieden.
Zoekgebieden voor waterberging
Het toepassen van maatregelen voor waterbeheer
heeft in sommige gebieden consequenties voor het
grondgebruik. Wij nemen in dit streekplan een
aantal zoekgebieden op, die als zodanig op de
streekplankaart zijn aangeduid. De zoekgebieden
hebben wij gekozen op grond van de voorlopige
uitkomsten van de deelstroomgebiedsvisies.
Het gaat daarbij om:
Schardammerkoog (Zeevang).
‘Noorderveen’ (het gebied tussen de Binnen
Delft, de Nauernasche Vaart en de Communi-
catieweg, Zaanstad).
De Vereenigde Binnenpolder (Haarlemmerliede
en Spaarnwoude).
De natuurgebieden en graslanden langs de
Ringvaart en de Binnenliede tussen Bennebroek
en Spaarndam.
Zwaansbroek (Haarlemmermeer).
Haarlemmermeer-Zuid.
Enkele polders in de Amstelscheg (delen van de
Venser- en Grootduivendrechtse polder, polder
de Nieuwe Bullewijk en de Kleinduivendrechtse
polder en de Middelpolder onder Amstelveen.)
De Bovenkerkerpolder (Amstelveen).
De Ronde Hoep (Ouder Amstel).
De Horstermeerpolder (Wijdemeren).
De Nieuwe Keverdijkse Polder (Weesp).
De Noordpolder (bij Muiden).
Het bestaande gebruik in deze gebieden kan voorals-
nog worden voortgezet. De uitdaging is om de
ruimte voor water te combineren met andere
gebruiksfuncties.
Ook bestaande recreatiegebieden en bestaande en
nieuw te ontwikkelen natuurgebieden komen als
zoekgebied voor waterberging in aanmerking.

Page 3
Streekplan Noord-Holland Zuid
39
Een definitief besluit over de deelstroomgebieds-
visies nemen Gedeputeerde Staten pas nadat een
concretisering en uitwerking van de wateropgaven
heeft plaatsgevonden (onderzoek naar financiële
aspecten van de eigendomssituatie, mogelijke
verwerving, toekomstig beheer en schadeloosstelling
bij optredende schade) in samenspraak met water-
schappen en belanghebbenden. Dit besluit moet vóór
1 januari 2005 genomen worden.
Tegelijkertijd met bovengenoemd besluit zal dan
besloten moeten worden de streekplanherzienings-
procedure te starten, waarin de waterbergings-
gebieden definitief zullen worden aangewezen.
In deze herziening zal duidelijkheid komen over wat
per gebied de ruimtelijke consequenties zijn van de
waterbergingsfunctie voor wat betreft:
een nadere invulling van de waterbergingsfunctie
ten behoeve van de positie van belanghebbenden;
eventuele noodzakelijke voorzieningen (werken en
of bouwwerken) ten behoeve van de waterberging;
(on)mogelijkheden van voortzetting van het
bestaande (agrarisch) grondgebruik;
mogelijkheden voor bestaande en/of nieuwe
niet-agrarische functies in het gebied (stedelijk
gebied, recreatiegebieden, natuurgebieden, ed.).
Indien het definitieve besluit over de deelstroom-
gebiedsvisies niet vóór 1 januari 2005 wordt genomen
dan vervallen op dat moment alle in het streekplan
aangewezen zoekgebieden voor waterberging en is
de overeenkomstige aanduiding op de streekplan-
kaart niet meer van toepassing.
Veen(weide)gebieden
De veen(weide)gebieden in Noord-Holland zijn voor
circa tweederde in gebruik voor landbouw (hoofd-
zakelijk weide), vaak met natuurbeheer als neventaak
(‘groene diensten’). In het overige gebied staan natuur-
doelstellingen voorop.
Het veen(weide)gebied staat onder druk. De bodem

Page 4
Streekplan Noord-Holland Zuid
40
daalt en het karakteristieke veen zal, zonder ingrijpen,
verdwijnen. Wat het gebruik betreft, spelen o.a.
vraagstukken van:
Waterbeheer: uitwerking van de WB21-stroom-
gebiedsvisie, waarin meer open water, flexibeler
peilbeheer en beperking van gebiedsvreemd
water thema’s vormen.
Toenemende verstedelijking en behoefte aan
recreatie.
Behoud van een voldoende sterke landbouw, in
relatie tot rentabiliteit van de bedrijfsvoering,
bedrijfsstructuur, landinrichting en verkaveling
(landbouw als economische drager van het gebied).
Onderhoud en beheer van het gebied.
Wij willen, onder meer op basis van de deelstroom-
gebiedsvisies, komen tot keuzes die de basis leggen
voor een duurzame inrichting en beheer van de veen-
(weide)gebieden, uit waterhuishoudkundig, agrarisch-
economisch, landschappelijk en ecologisch oogpunt.
Voor het gebied ten noorden van het Noordzee-
kanaal (NH midden) heeft een taskforce voorstellen
gedaan. In juni 2003 wordt het eindrapport met de
voorstellen aan Gedeputeerde Staten voorgelegd.
In de taskforce zijn vertegenwoordigd de WLTO, de
waterschappen, natuurorganisaties en de provincie.
In mei 2003 doen Gedeputeerde Staten voor het gebied
ten zuiden van het Noordzeekanaal voorstellen hoe
het proces om tot keuzen te komen er uit zal zien.
De resultaten zullen als basis worden gebruikt voor
onder andere de uitwerking van het streekplan.
Kwelgebieden
In kwelgebieden is ons beleid gericht op vasthouden
van het uittredende grondwater. Het gaat om de
binnenduinrand, de randen van de (diepe) droog-
makerijen en de Vechtstreek. Een uitzondering
vormt het westelijk gebied van de Haarlemmermeer-
polder waar het vasthouden van het voedselrijke,
zoute kwelwater voor problemen zal zorgen. In al
deze kwelgebieden is woningbouw en de ontwikke-
ling van bedrijventerreinen in principe ongewenst,
maar moet op basis van de watertoets duidelijk
worden welke kosten en middelen gemoeid zijn met
het faciliteren van dergelijke functies.
Daaropvolgend wordt bepaald of de functie econo-
misch en maatschappelijk nog wenselijk is.
Grondwaterbeschermingsgebieden
In de duinen en het Gooi wordt de grondwater-
kwaliteit beschermd voor de waterwinning. Deze
grondwaterbeschermingsgebieden wijzen wij aan op
basis van de Wet milieubeheer. Aan de aanwijzing
kunnen verscherpte milieukwaliteits-, instructie- en
gedragsregels worden verbonden om zo verontreini-
ging van het grondwater te voorkomen.
Richtlijnen voor waterneutraal bouwen
In nieuw stedelijk gebied moet waterneutraal worden
gebouwd. Dit stelt nieuwe eisen aan de (her)inrich-
ting van het stedelijk gebied en de woningbouw, wat
betreft de inrichting en het functioneren van het
waterhuishoudkundig stelsel. Het gaat om zaken als
peilbeheer en de locatie van oppervlaktewater.

Page 5
Streekplan Noord-Holland Zuid
41
Een percentage van open wateroppervlak van circa
11% is richtinggevend, maar van dit percentage kan
afhankelijk van grondsoort, riolering- en regenwater-
afvoersystemen lokaal worden afgeweken.
Waterneutraal bouwen betekent in ieder geval dat
eventuele problemen die ontstaan door de (her)-
inrichting van het stedelijk gebied in het gebied zelf
moeten worden opgelost. Dit geldt zowel voor het
oppervlaktewater- als het grondwatersysteem. Een
functieverandering of herinrichting in een gebied
mag daarmee niet leiden tot een grotere aan- en
afvoer van water en daarmee afwenteling van
problemen op het omliggende gebied.
De watertoets
Om het watersysteem zo snel mogelijk duurzaam op
orde te krijgen hebben Rijk, provincies, gemeenten
en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst
waterbeleid 21e eeuw (WB ’21) ondertekend.
Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de intro-
ductie van de ‘watertoets’: de check van ruimtelijke
plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
Het maken van een watertoets is sinds 1 juli 2002 een
verplichting bij alle ruimtelijke plannen.
De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een
watertoets ligt bij de initiatiefnemer van een ruim-
telijk project. De initiatiefnemer moet daartoe contact
zoeken met de waterbeheerder(s) van het betreffende
gebied. De waterbeheerder(s) zorgt (zorgen) voor de
inbreng van de benodigde waterhuishoudkundige
informatie voor het planproces. Het gaat om zaken
als de inbreng van een ‘waterhuishoudkundig
programma van eisen’, informatie over het functio-
neren van het watersysteem en het in beeld brengen
van de effecten van de ruimtelijke ingreep op het
watersysteem. De resultaten van een watertoets
moeten terug te vinden zijn in een waterparagraaf in
het uiteindelijke ruimtelijke plan. Gedeputeerde
Staten zullen in hun rol als toetser van ruimtelijke
plannen zowel de watertoets als de inhoud van de
waterparagraaf beoordelen op de effecten op het
watersysteem.
4.2 Ontwikkeling van waardevolle
landschappen
Om de grootschalige groene landschappen hun
kwaliteit en identiteit te laten behouden willen wij
het contrast tussen stad en land behouden en
versterken. De verstedelijking in het stedelijk kern-
gebied vindt steeds plaats in samenhang met
ontwikkeling van ruimte voor water en groen.
Essentie van het ruimtelijk beleid
Wij willen samen met andere belanghebbende
partijen een samenhangende blauwgroene structuur
ontwikkelen die:
de eigen identiteit van het landschap van
Noord-Holland Zuid versterkt;
de unieke natuurwaarden binnen het gebied
veiligstelt en robuuster maakt;
van directe (gebruiks)waarde is voor de mensen
die hier wonen en werken;
ruimte biedt aan waterbeheer (combinatie met
ruimte voor water).
De kern van deze structuur wordt gevormd door de
waardevolle natuurgebieden en cultuurhistorische
landschappen van Noord-Hollands Midden
(droogmakerijen en veengebieden), het kustgebied
(duinen, binnenduinrand, strandwallen en -vlakten),
Gooi en Vechtstreek, het Groene Hart, de grote
recreatiegebieden (zoals Spaarnwoude, het
Amsterdamse Bos, het Haarlemmermeerse Bos,
Groengebied Amstelland, het Twiske) en de groene
scheggen die de verbindende schakels vormen tussen
de stad en het landelijk gebied.
De lopende projecten in het kader van de Provinciale
Ecologische Hoofdstructuur en de Strategische
Groenprojecten worden uitgevoerd. Naast kwaliteits-
verbetering in de bestaande groengebieden is een
extra inspanning nodig voor aanvulling van de
blauwgroene structuur. Wij zetten extra middelen in
om versnippering tegen te gaan.

Page 6
Streekplan Noord-Holland Zuid
42
De opgave tot 2030 is het versterken en aanvullen
van de blauwgroene structuur met in totaal 5.600 ha.
Dit is dus aanvullend op de programma’s die thans
in uitvoering of in voorbereiding zijn.
In de grootschalige landschappen (het duingebied
met de binnenduinrand, Noord-Hollands Midden,
het IJ-, Gooi- en Markermeer, de Utrechtse Heuvel-
rug met de Gooise steden en het Hollands-Utrechtse
veen- en plassengebied in het Groene Hart) staan
restrictief verstedelijkingsbeleid, landbouwtrans-
formatie, en recreatieve en ecologische kwaliteits-
versterking centraal. De landbouw blijft een hoofdrol
spelen als beheerder van de hoog gewaardeerde
cultuurlandschappen. Doelstellingen zijn niet alleen
op natuurbeheer gericht, maar ook op landschap,
cultuurhistorie, recreatie en waterbeheer en de samen-
hang daartussen. De agrarische bedrijfsvoering wordt
op deze wijze uitgebreid met betaalde ‘groene’
nevenactiviteiten.
Het behoud en de ontwikkeling van de waardevolle
landschappen krijgt verder invulling door het
begrenzen van de Nationale Landschappen en het
opnemen van rode contouren. Daarnaast geven wij
potentiële Regionale Parken aan.
Versterken van de landschappelijke identiteit
Het plangebied kent een aantal landschapstypen. De

Page 7
Streekplan Noord-Holland Zuid
43
kwaliteiten van deze verschillende landschapstypen
dragen bij aan de herkenbaarheid, en de eigen
identiteit van het landschap van Noord-Holland
Zuid. Om deze kwaliteiten veilig te stellen moeten de
ruimtelijke ontwikkelingen sterker worden geënt op de
verschillen in de ondergrond.
De kustzone met strand, duinen, strandvlakten
en strandwallen
Ontwikkeling van de kustzone tot een samenhangend
en aaneengesloten gebied met een hoge natuur- en
landschapswaarde staat voorop. Rekening wordt
gehouden met de zeewerende functie van de
buitenste duinen in de zeereep en het recreatieve
gebruik. Verstuiving en sluftervorming kunnen de
dynamiek van het duingebied terugbrengen.
Vernatting van de duinen en omvorming van
naaldbos naar meer natuurlijke duinbegroeiingen
verhoogt de variatie. De verschillen tussen open
strandvlakten en verdichte strandwallen en binnen-
duinrand worden benadrukt. Het bestaande gras-
landareaal in de strandvlakten moet in stand blijven.
Ook het kenmerkende patroon van geulen en wallen
in de strandvlakten (binnendelta) blijft behouden.
Aanleg van nieuwe landgoederen en buitenplaatsen
is mogelijk als dit leidt tot verbetering van de ruim-
telijke kwaliteit (stadsranden, saneringsgebieden).
Maatregelen voor het oplossen van de problematiek
van de zeespiegelrijzing moeten passen bij het
grootschalige, dynamische en natuurlijke karakter
van het gebied (dynamisch kustbeheer).
Het veen(weide)gebied
Wij willen Noord-Hollands Midden en het Groene
Hart als groene long behouden en versterken voor de
omliggende steden. Onze strategie is gebaseerd op:
versterken van het waterrijke en open karakter
van de veen(weide)gebieden en vergroten van de
mogelijkheden voor extensieve recreatie voor de
omliggende steden;
herkenbaar houden van contrast tussen veen-
(weide)gebied en inliggende droogmakerijen en
tussen veen(weide)gebieden onderling (meer en
minder waterrijk);
aandacht voor landschapselementen als riet-
landen, dijken, kaden, plassen, maar ook boer-
derijen, molens, bruggen en karakteristieke
dorpsvormen (lintdorpen) die bepalend zijn voor
de herkenbaarheid van het landschap;
in het Vechtgebied het behoud van het contrast
tussen het Gooi en de veenpolders.
In Noord-Hollands Midden richt de aandacht zich
ook op behoud en herstel van brakwatermilieu’s.
De oude droogmakerijen
De karakteristieke ruimtelijke structuur wordt
gevormd door de rechtlijnige wegenstructuur met
daaraan gekoppeld de bebouwing, weg- en erf-
beplanting en het verkavelingspatroon dat moet
worden behouden en versterkt. Kenmerkende
elementen als ringvaarten en -dijken bieden belang-
rijke aanknopingspunten voor natuur- en landschaps-
bouw. De veel voorkomende afwisseling tussen
‘oud’ en ‘nieuw’ land moet herkenbaar blijven.
Relaties met de Kop van Noord-Holland en het
Markermeer/IJsselmeer moeten behouden blijven.

Page 8
Streekplan Noord-Holland Zuid
44
Het Oer IJ en de jonge droogmakerijen
Vernieuwing en ontwikkelen van grote groen-
structuren in samenhang met stedelijke ontwikkeling
staat hier voorop. Het rationele karakter van de
jongere grote droogmakerijen laat tamelijk groot-
schalige ontwikkelingen toe. Wij streven naar het
herkenbaar houden van de oude dijkenstructuur en
overgang met omliggend veengebied. Vooral de
ringvaarten en -dijken in de stedelijke invloedssfeer
bieden een belangrijke basis voor ontwikkelingen in
de recreatieve sfeer.
Oude zeekleigebied
Hiertoe behoort alleen het eiland Marken. Behoud
van contrast tussen verdicht- (bebouwd, beplant) en
open gebied en behoud van terpen (werven), dijken
en bijzondere kavelpatronen (boogkanaal) staan hier
centraal.
Het Vechtlandschap
Behoud en versterking van de afwisseling van de
verdichte oevers aan weerszijden van de Vecht en de
openheid en het graslandkarakter van de aangrenzende
polders staan hier centraal. Zonering in openheid
van bovenstroomse naar benedenstroomse delen
moet herkenbaar blijven. De natuur- en landschaps-
waarden van de Vecht worden versterkt door herstel
en ontwikkeling van de oeverlanden.
De mogelijkheden voor extensieve recreatie kunnen
worden vergroot.
De Gooise stuwwal
In dit gebied staat het behoud van de overgebleven
restanten van het landbouwareaal (engen), hout-
wallen, open heiden, bosgebieden, reliëf villaparken,
landgoederen en buitenplaatsen centraal. Het is
gewenst om de productie van naaldbossen om te
vormen naar gevarieerde natuurlijke bossen en de

Page 9
Streekplan Noord-Holland Zuid
45
openheid van de dichtgegroeide heideterreinen te
herstellen. Aanleg van nieuwe landgoederen en
buitenplaatsen is mogelijk als dit leidt tot verbetering
van de ruimtelijke kwaliteit (stadsranden, sanerings-
gebieden). Herstel van vochtige, door kwel gevoede,
milieus op de overgangsgebieden naar de laag gelegen
veenpolders is gewenst om het contrast tussen de
hoog- en de laaggelegen delen te versterken.
De Noordzee
Ontwikkelingsrichting is behoud van grootschalig,
open water van internationaal belang. Natuurlijke
factoren als water, wind en getij spelen de hoofdrol
in dit gebied. Plaatselijk ontwikkelen natuurlijke
slufters zich op de overgang van zee en duinen,
mogelijkheden ontstaan voor een meer natuurlijk
kustbeheer.
IJsselmeer-, Markermeer- en Gooi/IJmeergebied
Wij zetten in op:
behoud van de kwaliteiten als groot open water
met grote natuurwaarde en betekenis voor de
zoetwatervoorziening en de waterrecreatie.
De grote afwisseling langs de kust biedt goede
mogelijkheden voor ontwikkelingen van natuur-
waarden;
behoud van het karakter van de dijk en de aan de
dijk gebonden karakteristieke elementen als
wielen, kleiputten, dijksloten, stadjes, havens,
sluizen, bebouwing en andere cultuurhistorische
elementen;
behoud van de kenmerkende vergezichten vanaf
de dijken;
benutten van mogelijkheden voor een meer
natuurlijk peilbeheer.
Veiligstellen en robuuster maken van unieke
natuurwaarden
Het grootste deel van het landelijk gebied van
Noord-Holland Zuid maakt deel uit van de Provin-
ciale Ecologische Hoofdstructuur (Nota PEHS, 1993).
Hierin zijn opgenomen belangrijke nationale en
internationale natuurgebieden, agrarische gebieden
en grote wateren van bijzondere betekenis voor
natuur- en landschap, recreatiegebieden die potenties
hebben voor de ontwikkeling van natuur en land-
schapswaarden en zones die deze gebieden met
elkaar verbinden: de ecologische verbindingszones.
Deze verbindingszones zijn noodzakelijk omdat
ontginning, intensivering van de landbouw, toename
van bebouwing en infrastructuur de aaneengesloten
natuurgebieden hebben versnipperd. De verbin-
dingszones zijn uitgewerkt in het rapport ‘Groene
Wegen’ (juni 1999). Hoofddoelstelling voor de PEHS
is het duurzame en samenhangende behoud, herstel,
versterking en ontwikkeling van natuurlijke en
landschappelijke verscheidenheid.
Wij willen de PEHS veiligstellen en verder ontwikke-
len. Voor het veiligstellen van de waarden heeft het
weren van negatieve invloeden van buitenaf prioriteit.
Bij het vergroten van de waarden ligt de prioriteit op
het versterken van de verbindingen, zowel op lokaal
als op regionaal en bovenregionaal niveau (robuuste
ecologische verbindingszones).
Bij de bestaande infrastructuur moet worden bezien
waar mogelijkheden liggen om de barrièrewerking te
verminderen (aanpassingen aan viaducten en onder-
doorgangen, aanbrengen van ecoducten en ecoduikers).

Page 10
Streekplan Noord-Holland Zuid
46
De basisvoorwaarde voor het tot ontwikkeling
brengen van natuurwaarden is de aanwezigheid van
een goede milieukwaliteit; schoon water, schone
lucht, gezonde bodem. Binnen het zuidelijk deel van
Noord-Holland komt een aantal plaatsen voor waar
de abiotische omstandigheden unieke condities
leveren:
De aanwezigheid van schoon kwelwater in de
duinzoom en aan de voet van de hoge zand-
gronden van het Gooi.
De aanwezigheid van een brak milieu in het
stroomgebied van het voormalige Oer-IJ,
westelijk van Zaandam (Guisveld, polder
Westzaan). Brakke inlandige milieus vormen ook
in Europees verband een zeldzaam milieutype.
De aanwezigheid van dergelijke bijzondere condities
moet worden benut voor de ontwikkeling van
specifieke natuurwaarden.
Vergroten van recreatiemogelijkheden en
gebruikskwaliteit
Ons uitgangspunt voor het recreatiebeleid is ver-
groten van de huidige mogelijkheden, waarbij een
hoger kwaliteitsniveau en een intensievere gebruiks-
kwaliteit worden voorgestaan. Daarbij wordt ook
nadrukkelijk gekeken naar bestaande recreatie-
gebieden, zoals Spaarnwoude en ’t Twiske. In de
Projectennota zullen wij aangeven hoe in bestaande
gebieden, alsook in gebieden die nu nog in ontwik-
keling zijn tot een dergelijke extra kwaliteitsimpuls
kan worden gekomen.
Vooral rond de steden is, ondanks de nu lopende
projecten, een tekort aan recreatie, groen en blauw.
Nieuwe groengebieden moeten zo dicht mogelijk bij
de stad worden aangelegd. Wil het groen rond de
stad voor die stedeling daadwerkelijk van betekenis
kunnen zijn, dan moet worden voldaan aan ten-
minste drie basisvoorwaarden:

Page 11
Streekplan Noord-Holland Zuid
47
Er moet een directe koppeling zijn tussen het
groen in de stad en het groen daarbuiten.
Het landelijk gebied moet ontsloten zijn voor
recreatief verkeer over water en land (o.a. door
opheffen van de barrièrewerking door infra-
structuur en de ontwikkeling van een fiets- en
wandelpadennetwerk).
Er moet een verscheidenheid aan recreatie-
omgevingen zijn. De recreatiegebieden zoals die
in de omgeving van de steden zijn aangelegd
lijken te veel op elkaar en ze ontberen hun eigen,
onderscheidende identiteit.
Wij stimuleren de ontwikkeling van provincie-
dekkende routenetwerken (Beleidsnotitie Openlucht-
recreatie 1995). De landelijke netwerken maken hier
deel van uit. Op basis van voorstellen uit de regio
(gebiedsgerichte projecten) geven wij subsidie voor
het aanleggen van nieuwe routes en het oplossen van
knelpunten. Daarnaast worden binnen strategische
groenprojecten en regionale groenplannen fiets-
paden aangelegd.
Wij beschouwen delen van het vaarwegenstelsel als
provinciaal toervaartnet. Hierin is opgenomen het
landelijk recreatietoervaartnet van het Rijk zoals in de
Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland (BRTN) is
aangegeven. Wij willen dit net voor de recreatievaart
instandhouden en, waar nodig, in samenwerking met
belanghebbenden kwalitatief verbeteren.
Wij streven naar meer regionale differentiatie tussen de
recreatiegebieden. Natuur- en landschapsontwikkeling
moet nadrukkelijker worden gekoppeld aan de behoefte
aan groen, rust en ruimte op korte afstand van de stad.
Verder moet in bestaande en nieuwe groengebieden
ingespeeld worden op de wensen van nieuwe doel-
groepen, zoals allochtonen en ouderen, en op nieuwe
recreatievormen.
Ontwikkeling blauwgroene raamwerk
In het kader van de PEHS, de Strategische Groen-
projecten (SGR1/VINAC) en andere groenprojecten
wordt nu al het nodige gerealiseerd.
In het verleden is een aantal groengebieden ingericht
met een laag investeringsniveau, waardoor ze niet
die gebruiksmogelijkheden en -intensiteit bieden die
gewenst is. Hiermee is een casco gerealiseerd. Willen
deze gebieden optimaal kunnen functioneren voor
de aanliggende stedelijke gebieden dan is een aan-
vullend budget voor doorontwikkeling noodzakelijk,
een ‘tweede fase inrichting’. De in het Structuur-
schema Groene Ruimte II (dl.1) aangekondigde
verhoging van de rijksbijdrage geldt voor de nieuw
aan te leggen projecten. Wij pleiten ervoor om de
normbedragen ook voor de lopende projecten te
verhogen. Verder vragen wij nadrukkelijk aandacht
bij het Rijk om structureel voldoende middelen vrij
te maken om door herstructurering van bestaand
groen en blauw deze gebieden aan te passen aan ver-
anderende recreatiebehoeften.
NOG AAN TE LEGGEN GROEN
IN LOPENDE PLANNEN
Voor de uitvoering van de Strategische Groenprojecten (SGR1) gaat het
om de volgende projecten die in 2013 gerealiseerd zijn.
SGP Haarlemmermeer: 1600 ha groengebied.
SGP Zaanstreek: 750 ha natuur.
SGP Noordelijke Vechtstreek: 400 ha natuur, 350 ha. agrarisch
natuurbeheer, 210 ha groengebied.
In het kader van de uitvoering van de VINAC (Actualisering van de Vierde
Nota Ruimtelijke Ordening) gaat het om de volgende projecten die in
2010 gereed zijn:
SGP IJmond Zaanstad (tussen IJ en Z): 250 ha vlakgroen en 60 ha
verbindingen.
SGP AmstelGroen (480 ha vlakgroen en 70 ha groene verbindingen).
Andere (regionale) groenplannen die in dit streekplangebied worden
uitgevoerd zijn:
Purmerland 200 ha.
Groene Carré (Mainport en Groen) 340 ha.
Groene IJmond 200 ha.

Page 12
Streekplan Noord-Holland Zuid
48
Aanvulling blauwgroene raamwerk
Naast kwaliteitsverbetering in de bestaande groen-
gebieden is een extra impuls nodig om de blauw-
groene structuur verder aan te vullen. Dit is nodig
om de ecologische hoofdstructuur te versterken en om
de bestaande en toekomstige tekorten aan recreatie-
groen en -blauw te verminderen. De aanvullingen
die vanuit de Groenblauwe Visie (2002) worden
voorgesteld bedragen tot 2030 circa 5.600 ha, naast
de programma’s die nu in uitvoering of voor-
bereiding zijn. Ook zijn er extra middelen nood-
zakelijk voor ontsnipperingsmaatregelen.
Deze opgaven, waarbij de hectaren indicatief zijn,
vullen wij als volgt in:
Kust tot Kust door Noord-Holland Midden
(1.370 ha).
Natte As (Vechtplassengebied 500 ha).
Stelling van Amsterdam (500 ha).
Nieuwe Hollandse Waterlinie (100 ha).
Groenblauwe verbindingen langs de Noordzee-
kust en het duingebied (750 ha).
Koppeling natuurgebieden Gooi en Utrechtse
Heuvelrug (100 ha).
ca. 1.300 ha in de scheggen (Zaanse scheg,
Amstelscheg, Westrandscheg, Diemerscheg) en
als aanvulling op Park 21
e
eeuw.
Nieuw Hollands Plassengebied (1.000 ha).
In de projectennota zal de aanpak van deze projecten
nader worden omschreven.
De opgave voor de Stelling wordt nader uitgewerkt
in samenhang met de robuuste verbinding door
Noord-Holland Midden en lopende projecten zoals
het Strategisch Groenproject ‘tussen IJ en Z’ en
‘Haarlemmerméér Groen’. De opgave voor de
Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt in samenhang
uitgewerkt met de robuuste verbinding de Natte As.
Bij de opgave van 1.300 ha in de scheggen wordt
aangesloten bij reeds ingezette ontwikkelingen zoals
bijvoorbeeld in de Diemer- en Amstelscheg.
Gedeputeerde Staten werken in het kader van het
Structuurschema Groene Ruimte II de robuuste
verbindingszones verder uit. De ontwikkeling van
de andere gebieden zal in samenhang met de rode
ontwikkelingen plaatsvinden.
Nationale Landschappen en potentiële
regionale parken
Wij werken in dit streekplan met de begrippen
Nationaal Landschap en potentieel Regionaal Park
voor de volgende gebieden:
Nationaal Landschap: Noord-Hollands Midden en
het Hollands-Utrechts veengebied als onderdeel
van het Groene Hart.
Potentieel Regionaal Park: de voormalige rijks-
bufferzones Amsterdam-Haarlem (deels),
Amsterdam-Purmerend, Hilversum-Utrecht en
Amstelland-Vechtstreek.
Wij zullen Het Gooi – als onderdeel van de Utrechtse
Heuvelrug – voordragen als Nationaal Landschap,
wanneer de ruimtelijke consequenties hiervan voor
alle belanghebbenden bekend zijn, inzicht bestaat in
de financiële middelen die hiervoor door het Rijk
beschikbaar worden gesteld (SGRII) en wij ons
daarin kunnen vinden. De aanwijzing van Het Gooi
als Nationaal Landschap mag niet ten koste gaan van
de rijksmiddelen voor de Nationale Landschappen
Noord-Holland Midden en het Groene Hart.
De laatste twee genoemde gebieden hebben onze
prioriteit.
De toekenning van de begrippen Nationaal Land-
schap, en potentieel Regionaal Park betekent geen
extra beperking in het bestaande gebruik van grond
en opstallen bovenop de beperkingen die anderszins
bestaan.

Page 13
Streekplan Noord-Holland Zuid
49
Nationale Landschappen
Nationale Landschappen zijn gebieden met bijzon-
dere landschappelijke, cultuurhistorische en recrea-
tieve waarden die van belang zijn voor het functio-
neren van de ruimtelijke hoofdstructuur en die nu of
in de toekomst worden bedreigd door verstedelijking
of andere ruimtelijke ontwikkelingen. In dit streek-
plan gaat het om Noord-Hollands Midden en het
Hollands-Utrechtse veengebied als onderdeel van
het Groene Hart. Ruimtelijke doelstellingen zijn:
versterking identiteit;
behoud en versterking van cultuur en ecologie;
handhaven openheid langs infrastructuur;
landschappelijke beheerste ontwikkeling van de
toeristische-recreatieve sector.
In de Nationale Landschappen mag in beginsel maar
zeer beperkte uitbreiding van het stedelijke ruimte-
beslag en bebouwd oppervlak plaatsvinden.
Het Rijk stelt met provincies en in overleg met
gemeenten een ontwikkelingsprogramma op. Het
ontwikkelingsprogramma is de basis waarop het Rijk
haar financiële middelen inzet. Het Rijk wil naast de
reguliere middelen voor beheer van natuur en land-
schap ook aanvullende middelen inzetten om de
landschapsdoelen en de recreatief-toeristische doelen
van de programma’s te realiseren. Naast de Kwaliteits-
impuls Nationale Landschappen worden de
middelen van de blauwgroene dooradering onder
meer ingezet in de grote eenheden binnen de
Nationale Landschappen. Het is de bedoeling dat de
ontwikkelingsprogramma’s in de tweede helft van
2003 worden vastgesteld.
Noord-Hollands Midden
Voor het Nationaal Landschap Noord-Hollands
Midden is al een belangrijk fundament gelegd in het
gebiedsprogramma Noord-Hollands Midden
(NHM). Wij stellen dan ook voor de begrenzing van
het Nationaal Landschap Noord-Hollands Midden
samen te laten vallen met de begrenzing zoals deze is

Page 14
Streekplan Noord-Holland Zuid
50
afgesproken in de bestuursovereenkomst de Groene
Long. Omdat het huidige gebiedsprogramma NHM
vooral gebaseerd is op bestaand beleid wordt het
gebiedsprogramma NHM omgebouwd tot een
ontwikkelingsprogramma. Dit programma voor het
Nationaal Landschap moet aangeven welke ontwik-
kelingen in de toekomst mogelijk zijn.
Groene Hart
Delen van Noord-Holland Zuid zijn onderdeel van
het Groene Hart. Het Rijk heeft voor de periode 1998
tot 2010 geld beschikbaar gesteld voor kwaliteits-
verbetering van het Groene Hart. Deze zogenaamde
Kwaliteitsimpuls Groene Hart heeft betrekking op de
volgende categorieën:
Bruggen en tunnels.
Recreatieve verbindingen.
Agrarische structuurversterking.
Landschapselementen.
Herstel hydrologische systemen.
Opheffing afvalwaterlozingen in het buiten-
gebied.
Versnelling landinrichting.
Potentiële Regionale Parken
De huidige rijksbufferzones zullen geheel of
gedeeltelijk worden getransformeerd in regionale
parken. Regionale parken zijn bedoeld om de
mogelijkheden van dagrecreatie voor de bewoners
van stedelijke netwerken te vergroten en te ver-
beteren. Daarnaast moeten regionale parken voor-
komen dat sterk verstedelijkte gebieden aan elkaar
groeien. In regionale parken is uitbreiding van
stedelijk ruimtebeslag en uitbreiding van perma-
nente verblijfsrecreatie niet toegestaan. Ingrepen die
de dagrecreatieve functie en publieke toegankelijk-
heid versterken zijn wel toegestaan. Een regionaal
park is een herkenbare landschappelijke eenheid van
niet-verstedelijkt gebied, aansluitend op de steden in
een stedelijk netwerk. De inrichting bestaat uit een
afwisseling van groengebieden, landbouwgronden,
natuurgebieden en wateren.
Tussen 2002 en 2004 zal per rijksbufferzone een
ontwikkelingsplan worden opgesteld waar ook de
begrenzing zal worden aangegeven. In dit streekplan
gaat het om de volgende rijksbufferzones die
worden getransformeerd naar regionale parken:
Amsterdam-Haarlem.
Amsterdam-Purmerend.
Amstelland-Vechtstreek.
Hilversum-Utrecht.
(De bufferzone Blaricum-Huizen vervalt).
Van de voormalige bufferzone Amsterdam-Haarlem
wordt de begrenzing aangepast in verband met de
reservering van bedrijventerreinen in Zwanenburg-
Zuid voor Schipholgebonden bedrijvigheid alsmede
het uitwerkingsgebied A4-A5-Oude Schipholweg.
Deze aanpassing wordt betrokken in de streekplan-
herziening van Westrandscheg/Westrandweg en in
de uitwerking A4-A5-Oude Schipholweg. Hiermee
hangt samen de toevoeging van de groene scheggen
van Amsterdam West. Gelet op de functie van deze
scheggen en de doelstelling om deze te vrijwaren
van verdere verstedelijking ligt opname van deze
gebieden in het regionaal park voor de hand. Tevens
wordt de begrenzing aangepast in verband met de
toekomstige ontwikkeling van de Zuiderscheg.
Verder zal de huidige bufferzone aan de zuidkant
(toevoeging van SGP Haarlemmermeer Groen) en
aan de noordkant met SGP tussen IJ en Z kunnen
worden uitgebreid.
Voor de rijksbufferzones Amsterdam-Purmerend,
Amstelland-Vechtstreek en Hilversum-Utrecht
stellen wij voor om de nadere detaillering en de
begrenzing van het regionaal park mee te nemen in
de ontwikkelingsprogramma’s voor het Nationaal
Landschap Noord-Hollands Midden resp. Groene
Hart.

Page 15
Streekplan Noord-Holland Zuid
51
4.3 Een bereikbare netwerkstad
Kwaliteit en capaciteit van de netwerken van open-
baar vervoer en weginfrastructuur zijn bepalend
voor de keuzes waar en op welke wijze (nieuwe)
verstedelijking mogelijk is.
Essentie van het ruimtelijk beleid
De groei van de mobiliteit is in delen van het gebied
nog op te vangen. Dit kan door verdergaande inte-
gratie van vervoersystemen, het efficiënt gebruiken
van de capaciteit, mobiliteitsmanagement en een
betere afstemming tussen stedelijke ontwikkeling en
verkeer en vervoer. Op andere plaatsen in het netwerk
wordt de capaciteit van bestaande verbindingen
uitgebreid of worden ontbrekende schakels aan-
gelegd. Ons uitgangspunt is dat de infrastructuur
primair sturend is bij het zoeken naar ruimte voor
wonen en werken.
Voorwaarde voor nieuwe ontwikkelingen op het
gebied van wonen en werken is dat de bereikbaar-
heid op zowel nationale als regionale schaal (weg en
openbaar vervoer) is veiliggesteld. Dat betekent dat
ontwikkelingen pas daadwerkelijk kunnen worden
gestart als planologisch/procedureel en financieel de
realisering van de benodigde infrastructuur is
verzekerd. Gemeenten zullen vanuit de exploitatie
aan de regionale infrastructuur en in uitzonderlijke
gevallen ook aan de nationale infrastructuur een
bijdrage moeten leveren.
Financiering van de verkeers- en vervoersinfra-
structuur is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van overheid en de markt.
Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur of de ver-
nieuwing van bestaande infrastructuur geldt dat
veiligheid (ook als het gaat om het vervoer van
gevaarlijke stoffen), het milieu (geluid, stank) en
zorgvuldige inpassing in het landschap uitgangs-
punt zijn in ons beleid.
Integratie van bestaande en nieuwe netwerken
Verschillende stadsgewestelijke openbaarvervoer-
systemen worden aan elkaar gekoppeld tot een
regionaal systeem (Regionet). Regionet is een stelsel
van hoogwaardig openbaar vervoer dat voorziet in
de regionale verplaatsingen over een afstand van

Page 16
Streekplan Noord-Holland Zuid
52
10 tot 40 km. Regionet verbindt woonkernen van
minimaal 20.000 inwoners en concentraties van
werkgelegenheid van tenminste 10.000 arbeids-
plaatsen met elkaar.
Aan Regionet worden nieuwe, vrij compacte woon-
en werklocaties gekoppeld. Als de Noord-Zuidlijn
naar Zaanstad wordt doorgetrokken kan het stedelijk
gebied van Amsterdam-Noord en Zaanstad voor een
groot deel getransformeerd worden in gemengd
stedelijk gebied met hoogwaardig wonen en werken.
Kantoren en voorzieningen komen, zo mogelijk
samen met wonen, bij de nationale en regionale
knooppunten.
Om Regionet te ontwikkelen tot een volwaardig
systeem, vinden wij de volgende ontwikkelingen
noodzakelijk:
De Zuidtangent geheel aanleggen (doortrekking
van Hoofddorp naar Nieuw-Vennep, van Haarlem
naar IJmuiden, van Hoofddorp naar Schiphol-oost
en Aalsmeer/Uithoorn via Diemen naar IJburg).
Als onderdeel van Regionet een hoogwaardig
stadsgewestelijke verbinding Schiphol-Zuid/
WTC als onderdeel van de Noord-Zuidlijn en/of
van de Zuidtangent.
Het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar
Zaanstad (na 2010) of het benutten van bestaand
spoor.
De Amstelveenlijn doortrekken naar Uithoorn
(na 2010).
In het Gooi aanleg van een Hoogwaardige
Openbaar Vervoer (HOV)-ring met aansluiting
op de HOV Almere-Utrecht.
Naast de ontwikkeling van Regionet leggen wij het
accent op een betere doorstroming op het hoofd-
wegennet door het deels ontvlechten van de verschil-
lende verkeersstromen door minder op- en afritten.
Een fysieke scheiding in de vorm van doorstroom-
routes (bijvoorbeeld de A4-A6-A9) is daarbij het
eindbeeld.
De infrastructuur in de Noordvleugel is dermate
zwaar belast dat een verdere scheefgroei van de
woon-werkbalans een nog zwaardere wissel trekt op
de bereikbaarheid en de leefbaarheid. De ruimtelijke
inrichting levert een bijdrage aan het verminderen
van de groei van mobiliteitsproblemen door de infra-
structuur die in 2010 aanwezig is als sturende laag
voor de ordening van de ruimte in dit gebied te han-
teren. Het verminderen van de onbalans in wonen en
werken wordt daarmee leidend. Wij stimuleren dit
door:
het verder benutten van nog beschikbare ruimte
op de infrastructuur met name in de ‘tegenspits-
richting’, o.a. door een grootscheepse verdichting
binnen Amsterdam;
benutting van de mogelijkheden rond halte-
plaatsen van nieuwe en bestaande (hoogwaardige)
openbaarvervoerlijnen;
ontwikkeling van stedelijke knooppunten
mogelijk te maken: plekken waar verschillende
vervoersnetwerken met elkaar verknoopt zijn en
waar sprake is van een intensief ruimtelijk
programma van wonen, werken en/of voor-
zieningen;
ruimte vrij te houden voor multi-modale
bedrijventerreinen (langs water en aan spoor);
de werkgelegenheidsontwikkelingen in Almere
en ten noorden van het Noordzeekanaal te
stimuleren.
Het is noodzakelijk de ontwikkeling van woning-
bouwlocaties en bedrijventerreinen qua fasering in
de pas te laten lopen met de capaciteitsuitbreiding
van de infrastructuur of mobiliteitsbeïnvloedende
maatregelen. De verdere ontwikkeling van Almere is
essentieel voor de ruimtelijke ontwikkeling van het
stedelijk kerngebied. Almere zal uitgroeien tot een
stad van 400.000 inwoners met een volwaardig
pakket aan bijbehorende voorzieningen. Op deze
manier ontstaat een vliegwieleffect, waardoor
Almere als woon- en vestigingsmilieu even aantrek-
kelijk wordt als andere delen van het stedelijk kern-
gebied. Essentieel hierbij is dat de aanleg van nieuwe
verbindingen tussen Amsterdam en Almere voort-
varend ter hand wordt genomen. Het gaat hier om

Page 17
Streekplan Noord-Holland Zuid
53
een A6-A9-verbinding en de IJmeerlijn. De IJmeerlijn
is gekoppeld aan de realisatie van Almere-Pampus.
Zonder deze verbindingen kan Almere geen
verstedelijkingstaak op zich nemen voor Noord-
Holland Zuid. Als de besluitvorming rond met name
de infrastructurele verbindingen tussen Noord-
Holland Zuid en Almere niet vóór 2010 is afgerond
en er geen zicht is op de financiering, is het zeer
problematisch om door te gaan met een substantiële
verdere ontwikkeling van Almere. Datzelfde geldt
ook voor de ontwikkelingen in het gebied
Amsterdam/Schiphol/Hoofddorp. Ook daar is de
verdergaande ontwikkeling van kantoor- en bedrijfs-
locaties problematisch indien er geen oplossing
wordt geboden voor de bereikbaarheid.
Concrete ruimtebehoefte
Periode tot 2010
Om de achterstand in de infrastructuur tot 2010
enigszins in te lopen worden de volgende maat-
regelen voorzien:
Benutten van bestaande infrastructuur.
Beprijzen van nieuwe weginfrastructuur.
Aanleg van nieuwe infrastructuur zoals:
– de 2
e
Coentunnel/Westrandweg;
– verbreden van de A2 en A9 (inclusief de
omleiding Badhoevedorp);
– verbreden N244;
Capaciteitsvergroting regionale wegen (bv N207).
Aanleg van nieuwe infrastructuur voor het
openbaar vervoer:
– De Zuidtangent met diverse aftakkingen.
– De Noord-Zuidlijn Amsterdam.
– Diverse kwaliteitsslagen in het openbaar
busvervoer en zwaar spoor.
– HSL-Zuid, Utrecht-, Hem- en Gooiboog.
Tweede sluis bij IJmuiden.
Verder zetten wij in op uitvoering van het
Masterplan N201
+
.
Tevens hebben wij besloten te kiezen voor de
aanleg van een wegverbinding tussen de A9 en
de omgelegde N201. Daarbij is sprake van een
tweetal alternatieven, te weten de Fokkerweg of
de doortrekking van de N522 naar de omgelegde
N201. Uitgangspunt voor deze laatste variant is
dat het tracé langs de bestaande bebouwing van
Amstelveen moet lopen.
Op basis van onderzoek zal nader over deze
mogelijkheid worden besloten. Deze mogelijk-
heid komt pas aan de orde als is gebleken dat een
afwikkeling van het verkeer richting de A9 via de
Fokkerweg niet afdoende is of technisch en/of
financieel niet haalbaar is. Zo nodig zal het streek-
plan hiervoor worden uitgewerkt. Een milieu-
effectrapportage maakt deel uit van die
uitwerking.
Dit resulteert in 2010, mits de financiële tekorten
tijdig zijn afgedekt, in het ruimtelijke beeld dat ons
uitgangspunt is voor de keuze van nieuwe uitleg-
locaties. Voor de aanleg van nieuwe en verbreding
van bestaande infrastructuur is in het streekplan
voorzien in de benodigde ruimtereservering.
Naast de aanleg van fysieke infrastructuur zoeken
wij oplossingen in maatregelen die de mobilist moet
verleiden tot het maken van verstandige keuzes:
prijsbeleid, bevorderen van ketenverplaatsingen
(P+R, fietsvoorzieningen, etc), meer HOV,
parkeerbeleid etc. en benuttingsmaatregelen op het
hoofdwegennet (A4, A9, A2, A1). Dit betreffen
voornamelijk maatregelen die vallen onder de ver-
antwoordelijkheid van de gezamenlijke overheden.
Periode 2010-2030
Het infrastructuurnetwerk zoals dat er vrijwel zeker
is in 2010, mits zoals gesteld de financieringstekorten
zijn afgedekt, lost in de Noordvleugel de bereikbaar-
heidsproblemen niet op. Dit heeft te maken met de
permanente mobiliteitsgroei, de groei in het wonen
en werken en het te lage investeringsniveau van de
overheid. Dat betekent dat er, mede als voorwaarde
voor de ontwikkelingen op het gebied van wonen en
werken, voor de periode 2010-2030 nieuwe maat-

Page 18

Page 19
Streekplan Noord-Holland Zuid
55
regelen nodig zijn. De onderzoeken hiernaar zijn niet
afgerond. Er moeten procedures worden doorlopen
en, meest belangrijk, de financiering is nog niet
geregeld waardoor de realisering nog niet vaststaat.
Het gaat het om de volgende maatregelen:
Een verbinding tussen A6-A9.
Capaciteitsvergroting A1, A4, A7, A9.
De verbinding A8-A9.
Ontvlechting op het hoofdwegennet:
parallelbanen met als eindbeeld een doorstroom-
route A4/A9/A6 en A4/A5/A10.
Doortrekking Bennebroekerweg naar
N208/N206.
4-sporigheid tussen de grote steden in de
Randstad en Almere.
Completering Regionet en overig openbaar vervoer.
In relatie tot ontwikkeling van Schiphol:
– De Westrandrail.
– Snellere verbindingen richting het Ruhr-
gebied (ICE).
Deze projecten worden op zijn vroegst in de periode
2010-2030 gerealiseerd. Om te voorkomen dat de
realisering van deze projecten planologisch onmogelijk
wordt gemaakt hebben wij – waar nodig – hiervoor
reserveringen in het streekplan opgenomen.
Verbinding A6-A9
Voor wat betreft de verbinding A6-A9 hebben wij
het initiatief genomen om via een voorverkenning,
het project ‘de Uitweg’, de 'weg' voor te bereiden
voor het vlot doorlopen van de noodzakelijke
procedures. De resultaten van deze voorverkenning
zijn input voor de formele studie die gedaan moet
worden door het Rijk om te komen tot een nieuwe
nationale verbinding. Dit traject kent haar eigen
procedure en inspraakmogelijkheden. Voor het Rijk
staat niet al op voorhand vast dat een doorgetrokken
A6-A9 de beste oplossing is.
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bestudeert
momenteel de bereikbaarheidsproblematiek op de
corridor Amsterdam/Schiphol/Haarlemmermeer-
Almere/Gooi. Deze studie zal naar verwachting
uitmonden in een integrale MIT-verkenning
(Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport).
In het voortraject vervult de provincie een regierol
via het project De Uitweg en probeert samen met de
betrokken partners in dit project invloed uit te oefenen
op de te maken keuzes door het Rijk. In de formele
procedures die het Rijk moet starten voor een natio-
nale verbinding, heeft de provincie een adviserende
rol. Het Rijk beslist uiteindelijk over een eventueel
tracé A6-A9. Conform de Tracéwet zijn de lagere
overheden gebonden aan het besluit van het Rijk.
Het project is samen met maatschappelijke organi-
saties ingezet met een dubbele doelstelling, gericht
op verkeer en op het vergroten van de ruimtelijke
kwaliteit van het gebied.
Afhankelijk van de verstedelijkingsopties zijn
aanvullingen nodig:
Bij een bebouwing ten zuiden van Amstelveen is
het doortrekken van de Amstelveenlijn naar
Uithoorn nodig.
Bij verdere ontwikkeling van Almere is de
IJmeerlijn nodig.
Zo te zijner tijd wordt gekozen voor een Zuiderzeelijn
is ons standpunt dat hiervoor gebruik wordt gemaakt
van bestaand spoor of van de IJmeerlijn.
Het voorgaande is een ambitieus programma.
Wij realiseren ons dat het proces en de organisatie
prijsmaatregelen, capaciteitsverhogende maat-

Page 20
Streekplan Noord-Holland Zuid
56
regelen, financiering, procedures en aanleg van
nieuwe infrastructuur) van de verbetering van de
bereikbaarheid in het noordelijk deel van de Randstad
zeer langdurig en complex zijn. Een versnelling in
procedures en besluitvorming op alle overheids-
niveaus is noodzakelijk om de verstedelijkings-
opgave voor Noord-Holland Zuid en Almere tijdig
te realiseren.
Stedelijke knooppunten
Knooppunten zijn plekken in de stad waar diverse
vormen van vervoer bij elkaar komen en waar een
breed en divers scala aan stedelijke functies een plek
vindt, mede ter versterking van de economische ont-
wikkeling. Daarbij kan gedacht worden aan stedelijke
functies zoals wonen, werken, voorzieningen en
verblijfsrecreatie. Juist in de netwerkstadgedachte
spelen stedelijke knooppunten een bijzondere rol.
Knooppunten vormen brandpunten van
verstedelijking.
Criteria voor stedelijke knooppunten:
Er moeten meerdere vormen van vervoer bij
elkaar komen met hoge frequentie: een intercity-
of sneltreinstation, zo mogelijk nabij een aan-
sluiting op rijkswegen.
Er zijn minimaal twee van de drie functies
wonen, werken en voorzieningen aanwezig in
hoge dichtheid en in gestapelde bouw, of dat
moet mogelijk zijn.
Nabij de knooppunten worden de belangrijkste
publiekstrekkers en voorzieningen met de
grootste bezoekersaantallen geconcentreerd.
Selectie van knooppunten
Binnen Noord-Holland Zuid is een groot aantal
internationale, nationale, of regionale knooppunten

Page 21
Streekplan Noord-Holland Zuid
57
te onderscheiden. Daarnaast zijn stedelijke gebieden
te onderscheiden die met een geringe aanpassing aan
de infrastructuur een stedelijk knooppunt kunnen
worden. Tevens zijn er vervoersknopen die met een
daaraan gekoppelde verstedelijkingsopgave kunnen
uitgroeien tot stedelijk knooppunt.
Bij een knooppunt is intensief grondgebruik en een
mix van functies belangrijk. Daarbij moet de omgeving
van de knooppunten zo worden ingericht dat deze
aantrekkelijk is voor verschillende groepen
(bewoners, werkenden, bezoekers) gedurende de
dag en avond, door de week maar ook in het week-
einde. Optimaal ruimtegebruik staat centraal. Het
gaat hierbij om het beter benutten van de ruimte
(bebouwd en onbebouwd). Dit optimaliseren kan
door de bestaande ruimte beter te benutten via
stapeling, functiemenging en herbestemming.
Milieucontouren worden zo goed mogelijk geanaly-
seerd, teneinde bij de ruimtelijke ontwikkelingen een
zo goed en intensief mogelijk gebruik van de ruimte
mogelijk te maken.
De straal van het gebied rondom een knooppunt is
verschillend. Een (inter-)nationaal knooppunt omvat
vaak een groot gebied.
(Inter-)Nationale knooppunten zijn:
Amsterdam CS.
Schiphol.
Amsterdam Zuid/WTC (Zuidas).
Deze knooppunten worden bediend door inter-
nationale verbindingen. Tevens hebben deze knoop-
punten internationale functies.
Een nationaal knooppunt is de stationsomgeving van
Amsterdam-Bijlmer (Arenagebied en Amsterdamse
Poort).
Bij een regionaal knooppunt gaat het om een straal
van circa 700 meter rondom het station. Regionale
stedelijke knooppunten volgens onze criteria zijn of
kunnen worden stationsomgevingen van:
Hoofddorp.
Haarlem.
Beverwijk.
Zaandam.
Amsterdam-Sloterdijk.
Amsterdam-Lelylaan.
Amsterdam-Amstel.
Duivendrecht.
Hilversum.
Een specifiek regionaal knooppunt is:
Amstelveen.
Dit knooppunt is niet aangesloten op het NS-net,
maar voldoet aan de andere twee criteria en is via het
busstation en metrolijn 51 optimaal ontsloten.
Voor de knooppunten binnen de gemeente Amsterdam
geldt het beleid van het structuurplan Amsterdam.
Bij regionale knooppunten is sprake van de volgende
ruimtelijke invulling (indicatief):
FSI (Floor-space-index: de fysieke dichtheid van
de bebouwing): > 1.
GSI (Ground-Space-index: het percentage
bebouwd grondoppervlak): > 0,3.
Meer dan 15% voorzieningen.
Circa 50% wonen.
Concentratie van kantoorgelegenheid op deze
knooppunten.
Parkeerruimte is inpandig.
De criteria zijn richtinggevend. Per knooppunt wordt
nader uitgewerkt hoe met deze criteria wordt
omgegaan. Daarbij wordt rekening gehouden met de
afstemming met de al aanwezige stedelijke structuren.
Bij knooppunten waar veel vernieuwing mogelijk is,
zal het makkelijker zijn de criteria te hanteren.
Rol van de provincie bij knooppunten
Knooppunten bieden een uitgelezen kans om een
hoge mate van verdichting te bereiken. Wij zien een
belangrijke rol weggelegd voor de stedelijke knoop-
punten in de opvang van de stedelijke opgaven. Veel
van de nieuwe en herstructurerende woningbouw
zal op of rondom de knooppunten moeten gaan
plaatsvinden.

Page 22
Streekplan Noord-Holland Zuid
58
Wij hebben de volgende rollen bij de ontwikkeling
van knooppunten:
Een toetsende rol richting gemeenten bij
bestemmingsplannen.
Een voorwaardenscheppende rol, bijvoorbeeld
door het verbeteren van de milieutechnische
randvoorwaarden.
Een stimulerende rol door, selectief, een bijdrage
te leveren aan de voorbereiding van de uit-
voering, of door beschikbare budgetten vanuit
verschillende terreinen gecoördineerd in te zetten.
Goederenvervoer
Voor het goed functioneren van economische centra
is een efficiënte afwikkeling van het goederen-
vervoer een belangrijke voorwaarde. Wij willen dit
bereiken door:
Ontwikkelen van goederenvervoerknooppunten.
Voldoende natte kavels voor watergebonden en
watergerelateerde bedrijvigheid en voldoende
ruimte voor bovenregionale bedrijventerreinen.
Transportpreventie.
Een verschuiving van het vervoer over de weg
naar vervoer per spoor en binnenvaart.
Een betere spreiding van het vrachtverkeer over
de infrastructuur en de tijd.
Wij kiezen voor een gezamenlijke aanpak van de
goederenvervoerproblematiek met de andere
Randstadoverheden in het kader van het GOVERA
(GOederen VErvoer RAndstad)-programma.
Momenteel vindt een onderzoek naar de behoefte
aan locaties voor grootschalige distributie en overslag
plaats. Wanneer besluitvorming hierover is afgerond
zullen wij dit uitwerken in een uitwerkingsplan.
In het Verkeer en Vervoerplan Noord-Holland
(VVPNH), Ruimte voor Mobiliteit, dat gelijktijdig
met dit streekplan is vastgesteld, gaan we hier verder
op in.
Vaarwegen
De provincie Noord-Holland beschikt over een
uitgebreid net van vaarwegen. Hiervan is ca. 500 km
in principe beschikbaar voor de binnenvaart. In 1996
is het basisnet van vaarwegen voor de beroepsvaart
in Noord-Holland vastgelegd. De volgende vaar-
wegen maken deel uit van het basisnet voor de
beroepsvaart in Noord-Holland: Noordzeekanaal en
Amsterdam-Rijnkanaal, het westelijk en oostelijk
deel van de Ringvaart van de Haarlemmermeer-
polder, het Spaarne en Zijkanalen C en G in
Spaarnwoude, Het Binnen- en Buiten IJ en
Kostverlorenvaart/Schinkel/Nieuwe Meer in
Amsterdam, De Tapsloot, Zaan en Voorzaan in de
Zaanstreek en de Stierop, vaargeul Alkmaardermeer
en het Noordhollandsch Kanaal van Alkmaardermeer
tot aan Den Helder.
Bij voorrang werken wij aan de verbetering van
vaarwegen die onderdeel uitmaken van het basisnet
voor de beroepsvaart. Het Actieplan Binnenvaart
Noord-Holland 2000-2003 is daarbij richtinggevend.
Verder zullen wij maatwerk leveren voor bruggen,
waar de binnenvaart conflicteert met andere belangen.
Fietsbeleid
Vermindering van het energiegebruik van het
verkeer en vervoer, terugbrengen van de uitstoot en
vermijden van stank en geluidsoverlast zijn de
belangrijkste onderdelen van het streven om het
vervoer milieuvriendelijker te doen verlopen.
Verhoogd gebruik van de fiets kan een belangrijke
bijdrage leveren aan deze doelstellingen. Ons
geldende beleid ligt vast in het ‘Fietspadenplan
Noord-Holland’ en de beleidsnota ‘De Provincie en
het Fietsbeleid’ uit 1995. In het VVPNH gaan wij hier
verder op in.

Page 23
Streekplan Noord-Holland Zuid
59
4.4 Ruimte voor wonen
Wij zetten maximaal in op het bouwen voor wonen,
werken en voorzieningen binnen het bestaand
stedelijk gebied. Van de nieuwe opgave vanaf 2010 is
onze inzet deze voor 50% binnenstedelijk te realiseren.
Dit betekent dat wij binnen het stedelijk gebied
inzetten op dubbel grondgebruik door intensiveren,
combineren en transformeren (ICT). Maar de mens
en zijn leefomgeving blijven centraal staan:
ruimtelijke en sociale kwaliteit gaan vóór kwantiteit.
Essentie van het ruimtelijk beleid
Om zoveel mogelijk ruimte voor water, natuur en
landschap te houden voor nu en in de verdere
toekomst, gaan wij zo zuinig mogelijk om met de
ruimte. Een aanzienlijk deel van de woningbehoefte
en ruimte voor bedrijven zoeken wij binnen bestaand
stedelijk gebied. Uit onderzoek blijkt dat er veel
vraag is naar wonen in stedelijke milieus. In relatie
tot de woningbehoefte, woonwensen en woning-
bouwcapaciteit, waaronder aantrekkelijke woon-
milieus in het groen en wonen in stedelijke milieus,
tijd en fasering, voorzien wij verder in een beperkt
aantal uitleglocaties.
Intensiveren, Combineren en Transformeren (ICT)
Wij vinden de gehanteerde verdeling van 50%-50%
reëel, mede gelet op wat er jaarlijks wordt gereali-
seerd in de verschillende regio’s, de capaciteit in
bestaande intensiverings- en herstructurerings-
plannen en de capaciteit op de langere termijn zoals
is geïnventariseerd in sommige regio’s.
Het proces van ICT is ambitieus en zeer complex.
Stedenbouwkundige kwaliteiten en maatschap-
pelijke belangen zijn hierbij in het geding. Dit proces
mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het
wonen en het leefklimaat. Er zijn vele typen locaties
die voor ICT in aanmerking komen en die in regio’s
ruimschoots aanwezig zijn. Het gaat daarbij om:
Te herstructureren naoorlogse woonwijken. Uit
bestaande herstructureringsplannen (bijvoorbeeld
parkstad Amsterdam, Amsterdam Noord) blijkt
dat dit een aanzienlijke capaciteitswinst oplevert.
Verouderde bedrijventerreinen, waarbij zij opge-
merkt dat behoud van de werkfunctie voorop
staat. Dit kan leiden tot een menging van wonen
en werken.
Te intensiveren knooppunten boven/nabij infra-
structuur binnen de normen die voortkomen uit
milieubelemmeringen en vrijwaringszones.
Daarbij gelden een aantal randvoorwaarden:
Inzet van de gemeenten om de capaciteit te
inventariseren en te ontwikkelen.
Het beschikbaar zijn van financiële middelen.
Niet overal zijn de kosten (o.a. van aanvullende
stedelijke infrastructuur) en opbrengsten in even-
wicht en dan is extra inzet van middelen nodig.
Het op peil blijven van de productie die nu al
onder grote druk staat. Hiervoor is een even-
Capaciteit per 2000
112.000
Bouwopgave 2000-2020
– 166.000
Zoekopgave voor locaties
54.000
Werkgelegenheidsgroei (Haarlemmermeer)
+
2.000
50% ICT-50% uitleg
28.000
28.000

Page 24
Streekplan Noord-Holland Zuid
60
wichtige gefaseerde productie nodig. Dit laatste
vraagt ook om voldoende productie in nieuwe
uitleglocaties.
Voor herstructurering van verouderde wijken is
draagvlak bij de bewoners en zijn voldoende
herhuisvestingsmogelijkheden essentieel.
Ook dit laatste vraagt om voldoende productie in
de uitleglocaties.
De opgave: capaciteitstekort tot 2020
Er moeten in de periode 2000-2020 in Noord-Holland
Zuid 166.000 woningen worden gebouwd bij een
bestaande capaciteit van 112.000 in 2000. Dit betekent
een zoekopgave naar ruimtelijke capaciteit voor
54.000 woningen. Dit is vergelijkbaar met een stad
ter grootte van Haarlem.
Van de bestaande capaciteit van 112.000 woningen
worden 58.000 woningen voorzien als te realiseren in
bestaand stedelijk gebied. Van de dan nog resterende
bouwopgave van 54.000 woningen voor de periode
van 2000 tot 2020 zetten wij in op realisering van 50%
door verdergaande binnenstedelijke verdichting.
Voor de andere circa 50% zijn nieuwe uitleglocaties
nodig in een totale omvang van 28.000 woningen.
Deze 28.000 woningen omvatten tevens
2.000 woningen extra in de Haarlemmermeer i.v.m.
de werkgelegenheidsgroei, alsmede opvang in
Almere en in de Duin- en Bollenstreek.
Voor Amsterdam resteert een zoekopgave van
12.000 woningen omdat wij geconstateerd hebben
dat de werkelijke toevoeging aan de woning-
voorraad van Amsterdam lager is dan voorzien in de
oorspronkelijke ramingen (zie verder paragraaf 2.2).
Het voorgaande is schematisch in de tabel op pag. 85
samengevat.
Op regionale schaal varieert de ICT-opgave:
Voor IJmond hebben wij de ICT-opgave gesteld op
100%, omdat er geen ruimte is voor nieuwe uitleg.
Het is de opgave voor de gemeenten om binnen-
stedelijk voldoende ruimte voor ICT te vinden.
Voor Zaanstad hebben wij de ICT-opgave ook
gesteld op 100%, omdat er voldoende ruimtelijke
capaciteit binnen het bestaand stedelijk gebied
aanwezig is (naast de ontwikkeling van de
Vinex-locatie Saendelft).
Voor Amstel-/Meerlanden hebben wij de ICT-
opgave gesteld op 25%, omdat dit gebied over
veel ruimtelijke capaciteit beschikt, met een
overwegend suburbaan en groen karakter.
Nieuwe uitleglocaties
Ondanks dat met zuinig ruimtegebruik de helft van de
opgave in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt
is nieuwe capaciteit op uitleglocaties nodig, omdat:
Het operationeel maken van de binnenstedelijke
woningbouwcapaciteit in sterke mate bepaald
wordt door het complexe samenspel van factoren
als bodemsanering, milieuhygiëne, grondverwer-
ving, financiering, maatschappelijk overleg,
stedenbouwkundige kwaliteiten etc. Hierdoor is
er capaciteit in uitleglocaties nodig om tot de
gewenste woningbouwproductie te komen.
Er een grote vraag is naar groene woonmilieus
(groenstedelijk en dorps) en de daarbij horende
woningtypen.
Wij de woningbehoefte die niet binnenstedelijk
kan worden opgevangen niet helemaal op
Almere willen afwentelen. Dat is geen oplossing
voor de woningbehoefte in het westelijk en
noordelijk deel van het streekplangebied.
In relatie tot de woningbehoefte, woonwensen en
woningbouwcapaciteit, waaronder aantrekkelijke
woonmilieus in het groen, tijd en fasering voorzien
wij in vier nieuwe uitleglocaties binnen het streek-
plangebied.
De milieuaspecten van de locaties Haarlemmermeer,
Legmeerpolders en Bloemendalerpolder zijn onder-
zocht in de Strategische Integrale (Milieu) Effect
Rapportage (SIER). Dit geldt eveneens voor de loca-
ties in Almere en in de Bollenstreek. Wij concluderen
uit het SIER dat er geen overwegende bezwaren zijn

Page 25
Streekplan Noord-Holland Zuid
61
IJmond
9.000
5.000
1.000
4.000
4.000
4.000
Zaanstad
9.000
8.000
1.500
6.500
1.000
1.000
Waterland
13.000
7.000
1.500
5.500
6.000
3.000
3.000 Waterland
Gooi en Vecht
10.000
6.000
4.500
1.500
4.000
2.000
5.000 Bloemendaler
polder/KNSF
Amsterdam
87.000
57.000
38.000
19.000
30.000
15.000
Amstel-Meerlanden
28.000
24.000
7.000
17.500
4.000
1.000
2.000 Legmeer
5.000 Bij Hoofddorp
Zuid-Kennemerland
10.000
5.000
5.000
5.000
2.000
Almere
11.000
Bollenstreek
2.000
Totaal
166.000
112.000
58.000
54.000
54.000
28.000
28.000
* Zoekopgave Amsterdam
12.000
Afronding op duizendtallen. Hierdoor zijn er afwijkingen ten opzichte van tabel 3 in bijlage 1
Totaal
ICT
uitleg
Bouw opgave
(groei woning-
behoefte)
Capaciteit
bestaande
plannen
Waarvan
Zoek opgave
ICT
Nieuwe locaties
*
*

Page 26
Streekplan Noord-Holland Zuid
62
tegen (gedeeltelijke) bebouwing van deze locaties.
De locaties in Waterland hebben geen deel uit-
gemaakt van het SIER.
Voor alle uitleglocaties gelden onverkort de beleids-
lijnen uit dit streekplan zoals ondermeer water-
neutraal bouwen, de watertoets, de milieueffect-
rapportage en het beleid voor de inrichting van het
gebied binnen de rode contour.
Bloemendalerpolder/KNSF: 5.000 woningen
De Bloemendalerpolder is een locatie die zowel per
openbaar vervoer als over de weg goed bereikbaar is.
Het gebied heeft daardoor goede verbindingen met
andere delen van Noord-Holland. Wij vinden het
belangrijk dat deze locatie, gezien de druk vanuit de
woningmarkt, snel wordt ontwikkeld.
Binnen het bereik van het NS-station Weesp heeft
deze locatie mogelijkheden voor wonen en werken
in hogere dichtheden; op wat grotere afstand en aan
de randen zijn woonmilieus in lage dichtheden
denkbaar. De ontwikkeling van de Bloemendaler-
polder vindt plaats in samenhang met een blauw-
groene, op recreatie gerichte, ontwikkeling van de
Diemerscheg, de herstructurering van het aan-
grenzende terrein van de KNSF en de ontwikkeling
van nieuwe weginfrastructuur en/of verbreding van
de A1 (inclusief aquaduct).
Het gewest Gooi en Vechtstreek en de gemeenten
Muiden en Weesp stellen ten behoeve van de
inrichting van het gebied een structuurvisie op.
De Bloemendalerpolder hebben wij – na onderzoek
in het kader van het Noordvleugeloverleg –
aangewezen als bouwlocatie omdat er geen andere
geschikte locaties zijn om de woningbehoefte in de
regio op te vangen. Qua uitvoering gaan wij uit van
een fasering. Op basis van de door het gewest in
samenwerking met de betrokken gemeenten op te
stellen structuurvisie starten Gedeputeerde Staten
met een uitwerking voor de Bloemendalerpolder/
KNSF.
De Legmeerpolders: 2.000 woningen
Herstructurering van het verouderde kassengebied
van Aalsmeer, Amstelveen en Uithoorn geeft ruimte
voor nieuwe woonmilieus in het groen en bedrijven-
terreinen.
De nieuwe woon- en werklocaties worden ontsloten
door het verlengen van de Amstelveenlijn en de
oostelijke tak van de Zuidtangent. Ontsluiting over
de weg geschiedt via de omgelegde N201. Na 2020
kunnen nog 4.500 woningen in de Noorderlegmeer
worden gebouwd, op voorwaarde dat de benodigde
infrastructuur beschikbaar is.
De ontwikkeling van de Legmeerpolders betekent
dat de Bovenkerkerpolder zijn openheid behoudt en
mogelijkheden biedt voor waterberging en groen-
ontwikkeling.
Hoofddorp West: 5.000 woningen
Bezien vanuit het perspectief van de lagenbenade-
ring kiezen wij voor verstedelijking geconcentreerd
in Haarlemmermeer in Hoofddorp-West. Deze
locatie leidt tot de minste waterproblematiek en ligt
zover mogelijk van de vrijwaringszone van Schiphol.
Locatie(s) in Waterland: 3.000 woningen
De nieuwe bouwopgave voor Waterland in de
periode 2000-2020 bedraagt 6.000 woningen. Een
nadere inventarisatie en uitwerking van de woning-
bouwmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied is
gewenst, om te zien of de beoogde 50% ICT haalbaar is.
Onze beleidslijn is dat werken moet worden gecon-
centreerd in Purmerend en Edam-Volendam en dat
de woonopgave gespreid over Waterland mag
plaatshebben, met inachtneming van de hiervoor
genoemde ICT-doelstelling.
Deze woningbouwtaakstelling in uitleggebieden
bedraagt voor de regio in totaal 3000 woningen tot
2020.

Page 27
Streekplan Noord-Holland Zuid
63
Streekplanuitwerking voor tenminste drie locaties
Gedeputeerde Staten werken het streekplan nader
uit voor de verdeling van de woningen over de regio
op basis van een , in samenwerking met het Inter-
gemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland en
de gemeente Oostzaan, op te stellen woningbouw-
programma voor de regio.
Gedeputeerde Staten nemen bij de uitwerking de
volgende voorwaarden in acht:
1 Behoud en versterking van de ruimtelijke
kwaliteit is uitgangspunt met inachtneming van
de grote landschappelijke, ecologische en
cultuurhistorische waarden;
2 Bij de uitwerking worden in ieder geval betrok-
ken de drie op de streekplankaart aangegeven
zoeklocaties waarbij per locatie geldt:
a Lange Weeren (gemeente Edam-Volendam):
rekening moet worden gehouden met een
goede stedenbouwkundige afronding ter ver-
betering van de huidige ruimtelijke kwaliteit
met in ieder geval voldoende openheid in
relatie tot de Purmer;
b Zuidoostbeemster (gemeente Beemster): herstel
of versterking van de ruimtelijke kwaliteit en
de herkenbaarheid van de Beemster in
verband met de aanwijzing van de Beemster
door de Unesco als werelderfgoed;
c Purmer Zuid: een lage woningdichtheid
(wonen in het groen) in aansluiting op reeds
gerealiseerde woningbouw in dat gedeelte
van Purmerend;
3 Overige locaties voor woningbouw in Waterland
zijn toegestaan waarbij de gemeenten Zeevang
en Waterland voorrang genieten. Samen met de
gemeenten onderzoeken Gedeputeerde Staten
het aantal woningen en de situering van de
locaties. Het waardevolle cultuurhistorische
landschap is hierbij uitgangspunt.
4 Bij de uitwerking wordt ook betrokken actuele
visie-/planvorming over woningbouw zoals
onder andere het plan Purmer-Meer.
5 Bij de voorbereiding van het besluit tot uit-
werking onderwerpen Gedeputeerde Staten de
woningbouwmogelijkheden aan een (vrijwillige)
milieueffectrapportage;
6 Voor alle te kiezen locaties geldt dat rekening
moet worden gehouden met mogelijke gevolgen
voor het watersysteem en de ligging van het
bodembeschermingsgebied;
7 Bij de ontwikkeling van nieuwe woningbouw-
locaties wordt ook volgens het ‘rood voor groen’
principe zorggedragen voor een passende groen-
ontwikkeling. Gedeputeerde Staten onderzoeken
daarbij de mogelijkheid van het instellen van een
‘Groenfonds’.
Edam-Volendam: de Zuidpolder
De Zuidpolder is een uitleglocatie. Rekening moet
worden gehouden met cultuurhistorische en
ecologische waarden. De uitleglocatie Zuidpolder
maakt geen deel uit van de op te stellen streekplan-
uitwerking. Wel maakt de locatie, net als alle overige
mogelijke bouwlocaties in Waterland, deel uit van
het op te stellen woningbouwprogramma voor de
regio om te voorzien in de regionale woning-
behoefte.
Verder zetten wij in op de navolgende locaties buiten
onze provincie:
Almere: 11.000 woningen
Wij gaan ervan uit dat Almere blijvend opvang biedt
voor Noord-Holland Zuid. Almere maakt deel uit
van de Noordvleugel van de Randstad en is onder-
deel van het stedelijk kerngebied. Almere bouwt in
de periode 2010-2020 ongeveer 30.000 woningen.
Daarvan is ca. 11.000 voor de eigen behoefte, 11.000
voor de Noord-Hollandse behoefte en de rest voor
opvang van de woningbehoefte uit overig Nederland.
Duin- en Bollenstreek: 2.000 woningen
Om te voorzien in de woningbehoefte van Zuid-
Kennemerland doen wij een beroep op de Duin- en
Bollenstreek in de provincie Zuid-Holland.

Page 28
Streekplan Noord-Holland Zuid
64
In beginsel liggen er goede ontwikkelingskansen
vanwege de bereikbaarheid per rail in de relatie
Haarlem-Leiden en de groene situering. De verkeers-
en vervoersrelatie in de richting van Schiphol behoeft
echter verbetering.
In het vastgestelde streekplan Zuid-Holland West is
een contourenbeleid vormgegeven, gebaseerd op het
uitgangspunt migratiesaldo nul. Provinciale Staten
van Zuid-Holland hebben geen extra woningbouw-
locaties gepland. Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holland sluiten evenwel niet uit dat binnen de
voorgestelde contouren ruimte geboden kan worden
aan een beperkte instroom vanuit Noord-Holland.
Dit past ook binnen de visie van de Delta-metropool
en de autonome migratiebewegingen tussen beide
provincies.
Exclusief wonen en werken buiten de rode
contour: nieuwe landgoederen
Op enkele zeer specifieke locaties buiten de rode
contour kan in zeer lage dichtheid een woon- of
werkfunctie in de vorm van landgoederen worden
ontwikkeld. De vraag naar dit milieutype is om
financiële redenen beperkt, evenals de ruimtelijke
mogelijkheden om nieuw aanbod te creëren.
Kwantitatief zal dit aanbod dan ook nauwelijks
meetellen. Hooguit kan het gaan om enkele woon-
eenheden of een zeer beperkt aantal representatieve
kantoren op een beperkt aantal locaties. Toch kan de
ruimtelijke meerwaarde groot zijn (uit oogpunt van
landschap, groen, recreatie).
Uitgangspunt is dat de landgoederen bijdragen aan
de kwaliteit van de omgeving en daar komen waar
behoefte is aan groenontwikkeling en mogelijkheden
voor openluchtrecreatie. Daarnaast kunnen deze
landgoederen een functie vervullen voor wonen en
werken. Voorwaarde is dat de ‘groene’ ontwikkeling
door de ‘rode’ wordt gefinancierd.
Nieuwe landgoederen kunnen vooral ontwikkeld
worden aan stadsranden en gebieden waar sprake is
van sanering van glastuinbouw, milieu of her-
bestemming van agrarische of industriële bedrijven.
In natuurgebieden kunnen in principe geen nieuwe
landgoederen worden ontwikkeld. Nieuwe land-
goederen mogen niet in de plaats komen van groen-
ontwikkelingen die beleidsmatig al zijn vastgesteld.
De groenontwikkeling van de nieuwe landgoederen
moet passen bij het karakter van de verschillende

Page 29
Streekplan Noord-Holland Zuid
65
met aanvullende groenontwikkeling nabij de nieuwe
locaties. Er ligt hier een kans om verrommelde en
slecht toegankelijke groengebieden een nieuwe functie
voor de stedeling te geven. De rol van de ‘stad’ als
beheerder van het groen zal sterk toenemen.
Voor Noord-Holland Zuid betekent dit een opgave
van ca. 5.600 ha nieuw groen en blauw tot 2030.
Ongeveer 1.300 ha hiervan zal in de scheggen
worden geconcentreerd. De scheggen worden
daarmee gevrijwaard van verstedelijking en krijgen
tegelijkertijd meer betekenis voor de stad. Omdat de
scheggen integraal onderdeel vormen van het
stedelijk gebied ligt er logischerwijs een financiële
verantwoordelijkheid bij de instandhouding en de
groene versterking voor alle partijen die zijn belast
met de verstedelijkingsopgave voor de Noord-
vleugel. De daarvoor noodzakelijke afspraken
worden neergelegd in het Landsdeelconvenant West
over de Deltametropool.
Woonschepen
Voor nieuwe of vervangende ligplaatsen voor woon-
schepen komen de wateren en oevers in of aan de
randen van de bebouwde gebieden als eerste in
aanmerking. Wateren en oevers van natuurweten-
schappelijke, landschappelijke, recreatieve, cultuur-
historische of archeologische betekenis zijn in ieder
geval als ligplaatsen voor woonschepen die niet
planologisch zijn ingepast – bijvoorbeeld in een
bestemmingsplan uitgesloten. Bij de herziening
van bestemmingsplannen moeten voor dergelijke
ligplaatsen in deze gebieden oplossingen worden
gezocht bijvoorbeeld door het aanwijzen van ver-
vangende ligplaatsen of het saneren van ligplaatsen.
In het bijzonder kan de situatie in zijkanaal B in de
gemeente Velsen worden genoemd, waarvoor het
noodzakelijk wordt geacht dat er een planologische
regeling komt.
landschapstypen.
Bij de omvang van de gebouwen zal rekening moeten
worden gehouden met de omgeving. De uitstraling
van de bebouwing moet passen bij het karakter van
het te ontwikkelen landgoed.
Onder nieuwe landgoederen wordt verstaan: een
(voor minimaal 90%) openbaar toegankelijk groen-
gebied met een minimale omvang van 5 ha; zo
mogelijk ingericht als boscomplex met daarin één
woongebouw ‘van allure’ met een gering aantal
wooneenheden of één kantoor.
Wonen en werken op bestaande landgoederen
Alle landgoederen en buitenplaatsen die ons nog
resten willen wij behouden. Dit betekent dat ont-
wikkelingen die de natuur-, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden van het landgoed aan-
tasten moeten worden voorkomen. Ook moet de
samenhang en de eenheid van het landgoed intact
blijven. Om verval te voorkomen dient vooral het
landhuis een geschikte functie te vervullen, bij voor-
keur als woning. Ook andere functies zijn mogelijk,
mits er geen schadelijke neveneffecten optreden.
Het is mogelijk om bestaande bebouwing die niet
geplaatst is op de rijks- en/of provinciale monumen-
tenlijst, uit te breiden of te vervangen en eventueel te
verplaatsen. Uitbreiding van de bebouwing is
mogelijk tot maximaal 25% van het oppervlak van
het hoofdgebouw mits het bebouwde deel niet meer
dan 5% van het totale areaal beslaat. Voorwaarde
hierbij is dat er geïnvesteerd wordt in kwaliteits-
verbetering van natuur en landschap. De nieuwe
bebouwing moet wat betreft omvang en uitstraling
passen binnen het karakter van het landgoed.
Functieverandering is niet toegestaan als dit leidt tot
te grote verkeersaantrekkende effecten.
Stedelijk kerngebied en groenontwikkeling
De vrij aanzienlijke verdichtingsoperatie in het
bestaand stedelijk gebied vraagt om het gelijktijdig
ontwikkelen van groen en blauw in en om de stad

Page 30
Streekplan Noord-Holland Zuid
66
Kwaliteitshandvest wonen
De woningbouwopgaven zijn zowel kwantitatief als
kwalitatief. Op de woningmarkt blijkt uit onderzoek
een groeiend kwaliteitstekort. Hoewel er nog altijd
grote spanningen op de woningmarkt zijn, waardoor
zich geen leegstand voordoet en zich de komende
jaren ook niet zal voordoen, is het zaak om sterk in te
zetten op een kwaliteitsslag. Pas dan kan de over-
spannen woningmarkt met een overmaat aan minder
gewilde woningtypen goed in beweging komen.
Randvoorwaarde is dat niet door een stapeling van
kwaliteitseisen het productietempo vertragingen
ondergaat.
Om de kwaliteitsslag te stimuleren is door de provincie,
het Regionaal Overleg Amsterdam, een aantal grote
gemeenten en Aedes Noord-Holland (Vereniging
van Woningbouwcorporaties) een Kwaliteits-
handvest Wonen Noord-Holland opgesteld, als
uitwerking van het nationale Handvest Kwaliteit
Vinex-locaties. Dit provinciale handvest richt zich op
de totale bouwopgave, zowel in de uitleg als binnen-
stedelijk, en zowel op de kwaliteit van de woningen
als van de woonomgeving.
Dit provinciale handvest wordt met onze onder-
steuning door de betrokken partijen per regio verder
uitgewerkt tot regionale kwaliteitshandvesten.
Daarin worden afspraken gemaakt over de na te
streven kwantiteit en kwaliteit van de woningen.
Wonen en zorg
Vermaatschappelijking en deconcentratie van de
zorg brengen, zeker in combinatie met de ver-
grijzing, ingrijpende veranderingen met zich mee
voor de ruimtelijke inrichting en de aard en omvang
van de woningbehoefte. Waar men voorheen kon
volstaan met het specifiek bestemmen van (groot-
schalige) locaties voor zorg, moet nu vooral ruimte
geboden worden voor huisvesting en zorg in centra
van wijken en steden. De trend is: van grootschalig
en geconcentreerd naar kleinschalig en gespreid.
In principe gaat het om zelfstandig wonen, ook bij
zorgafhankelijkheid. Het deconcentratiebeleid en de
vermaatschappelijking genieten brede steun in de
samenleving.
Het indicatief effect van de vergrijzing op de vraag
naar aangepast wonen bedraagt voor NHZ voor
2000-2015 16.000 woningen. Grotendeels moet hierin
voorzien worden door aanpassing van bestaande
woningen (opplussen). Bij nieuwbouw is levensloop-
bestendig bouwen van woningen en wijken nood-
zaak. Dit effect is verdisconteerd in de streekplan-
ramingen. De extramuralisering leidt tot de toe-
treding van nieuwe doelgroepen tot de woningmarkt.
Hiervoor zal ‘verbreding’ van de woningbehoefte-
prognoses nodig zijn.
Het indicatief effect van de extramuralisering NHZ in
de periode 2000-2015 is – uitgedrukt in aantallen
personen – geraamd op ruim 13.000. Daarvoor gaat het
merendeels om huisvesting in bijzondere woonvormen
in combinatie met zorg. Uit kengetallen is af te leiden
dat in 2015 ongeveer 5,5% van de woningen dient te
bestaan uit aangepaste c.q. buitengewone woningen.
Op basis van de regiovisies Zorg faciliteren wij
afspraken tussen gemeenten, partijen in de zorg-
sector, woningcorporaties en welzijnsinstellingen.
Wij willen deze nieuwe benadering uitvoeren in
enkele regio’s. Daartoe starten wij samen met
gemeenten en woningstichtingen een pilotproject om
aan dit beleid uitvoering te geven.
4.5 Ruimte voor werken
Het (internationale) vestigingsmilieu
De Randstad is de motor en ruggengraat van onze
nationale economie. In de Noordvleugel is het
centrum van zakelijke dienstverlening ontstaan door
de combinatie van een internationale luchthaven en
van oudsher aanwezige financiële instellingen en
congres- en vergaderfuncties in de regio.
Amsterdam, de mainport Schiphol en het logistiek-
en industriecomplex met handel en diensten in de
Noordzeekanaalregio, alsmede het sierteeltcomplex
Aalsmeer hebben een uitstralend effect in een wijde

Page 31
Streekplan Noord-Holland Zuid
67
Schipholgebonden
30
230
185
400 + pm
Kruisweg Zuid
30
uitbr. Kruisweg Zuid
35
A4-zone Hoofddorp
150
Zwanenburg-Zuid
300
Driehoek A4-A5-Oude Schipholweg
p.m.
A4-zone Nieuw Vennep
100
(overloop naar) Almere
p.m.
Kade- en havengebonden
45
210
15
175
Westzanerpolder
27
Derde Haven
16
Averijhaven
15
Wijkermeerpolder
175
Regionale bedrijvigheid
240
630
380
100
Westzanerpolder
73
Blaricummermeent
19
Crailo
11
Noorder IJplas
45
Osdorper Binnenpolder
15
Geuzenveld Noord
15
AMC terrein
15
De President
20
Spoorzicht (Haarlemmermeer)
10
Cruquius Z/O
5
Diverse locale terreinen Waterland
15
Westpoort Amsterdam
110
Bedrijventerrein Amstelveen (streekplanuitwerking)
50
Bedrijventerrein Aalsmeer (N201+)
50
De President II Haarlemmermeer
35
Zuiderscheg IJmond
15
Baanstee Noord 1
e
fase Purmerend
60
Baanstee Noord 2
e
fase Purmerend
50
Diverse kleine locaties (kleiner dan 5 ha) Waterland
10
Overloop Almere (voor Gooi en Vechtstreek)
100
Bloemendalerpolder
p.m.
Bovenregionale opvang
Waterland/Zaanstreek
100
Bestaande
streekplan-
capaciteit
Nieuwe
locaties
Reservering
tot
ijkmoment
Strategische
reserve
Opgave
Bestaande en nieuwe streekplancapaciteit tot 2020 in netto ha’s

Page 32

Page 33
Streekplan Noord-Holland Zuid
69
omgeving. Gezien de importantie van deze clusters
zijn deze apart uitgewerkt.
Noord-Holland heeft binnen haar grenzen nog
andere belangrijke economische activiteiten met veel
spin-off, te weten de staalindustrie IJmond, het
industrieel complex in Zaanstreek, een aanzienlijke
dienstensector in het Gooi en Amsterdam als
centrum voor financiële en zakelijke dienstverlening
en nieuwe media (informatie- en communicatie-
technologie). Ook het toerisme is een belangrijke
pijler voor de economie. Daarnaast is er een
bloeiende regionale en lokale economie in de diverse
regio’s binnen Noord-Holland Zuid.
Essentie van het ruimtelijk beleid
De ruimtelijk-economische opgave 2000-2020
(streefcijfers in netto ha’s):
Om de ruimtelijke opgave van circa 1.000 ha nieuwe
bedrijventerrein én de ambitie van circa 240 ha ruimte-
winst te vervullen volgen wij een viersporenbeleid:
1 verbetering van de benutting van bestaande
bedrijventerreinen;
2 planologisch mogelijk maken van nieuwe
bedrijventerreinen;
3 accommodatie van bedrijven in het stedelijk
gebied;
4 overloop naar andere regio’s.
Alle bedrijvigheid
2.380
240
2.140
870
1.385*
315
1070
580
Schipholgebonden bedrijven
260
30
230
185+PM
Kade- en havengebonden bedrijven
255
45
210
15
Regionale bedrijvigheid
870
240
630
380 +PM
* In dit cijfer is niet verdisconteerd het overschot aan bedrijventerreinen (zie tabel pag. 65). Vanwege de verschillende soorten bedrijventerreinen kunnen zich
gelijktijdig overschotten en tekorten voordoen.
(Markt)
vraag
Ambitie 10%
zuiniger
ruimtegebruik
Vraag
opgave
Uitgeefbaar
aanbod
Primaire
plannings-
opgave
Bestaande
streekplan
cap.
Secundaire
plannings-
opgave
Nieuwe
locaties
UITDAGINGEN
Internationaal en nationaal niveau, als onderdeel van een regio in Europa
De Nederlandse economie vindt zijn basis in de geografische ligging als delta
in Noord-West Europa, met een groot achterland en met een goede
handelsgeest en organiserend vermogen. De ruimtelijk-economische
structuur wordt gedomineerd door vijf grote ‘conurbaties’: de Randstad,
Rijn/Ruhr, Antwerpen/Brussel/Gent, Ile de France en Greater London.
Daarnaast zijn er belangrijke stedelijke en industriële concentraties, zoals
Kortrijk-Lille, Hannover, Hamburg. In dit Noord-West-Europese kerngebied
liggen de zeehavens van onder meer Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en
Hamburg en de grote internationale luchthavens van Londen, Parijs, Brussel,
Frankfurt en Amsterdam. De nationale staten zijn steeds minder in staat om
de mondiale economische processen te sturen. Zij moeten proberen er zo
goed mogelijk op in te spelen. De ruimtelijk-economische kwaliteit van de
regio geeft in toenemende mate de doorslag. De ligging en de kwaliteit van
de regio als vestigingsplaats van bedrijven zijn factoren die de verdere
economische ontwikkeling gaan bepalen. De criteria worden buiten de regio
bepaald en internationaal vergeleken. Momenteel neemt Noord-Holland
Zuid een redelijke positie in qua internationaal vestigingsklimaat.
Maar zowel de overheid als het bedrijfsleven moeten voor de toekomst alert
zijn wegens de ambities en acties van concurrerende regio’s.
Regionaal niveau, als een van de trekkers van de landelijke economie
Noord-Holland Zuid kan de komende decennia een sterke groei van
productie en werkgelegenheid realiseren. De combinatie van een veelheid
aan (inter)continentale zee- en luchthavenverbindingen op geringe afstand
van elkaar en de directe interactie met de stedelijke omgeving vormen
vestigingsplaatsfactoren van betekenis. De dragers van de ruimtelijk-
economische structuur zijn de luchthaven, de zeehavens, de stedelijke
gebieden, de grote bedrijventerreinen en de infrastructurele verbindingen.
De regio ‘schuift’ uit richting Almere, Utrecht en Leiden. Daarom dient
Noord-Holland Zuid niet te worden gezien als een eiland maar worden
verbanden gelegd met aangrenzende gebieden.

Page 34
Streekplan Noord-Holland Zuid
70
Om een verdere duurzame economische ontwikke-
ling in dit gebied mogelijk te maken zijn grote inspan-
ningen nodig. De ruimte is immers schaars en moet
daarom zo innovatief mogelijk worden gebruikt. Van
alle door ons gesubsidieerde projecten wordt het na
te streven resultaat voor 2005 gesteld op een gemid-
delde ruimtebesparing van 15% in bruto hectare.
De strategie om voldoende areaal bedrijventerreinen
beschikbaar te houden berust op de hierboven
genoemde 4 sporen:
Spoor 1 Verbetering van de benutting van
bestaande bedrijventerreinen
Dit spoor is erop gericht om bestaande terreinen in
zo optimaal mogelijke staat te houden. Het gaat
daarbij om herinrichting van het openbare gebied,
verbeterde ontsluiting (intern en extern) en innovatief
ruimtegebruik. Het is van belang om bedrijven-
terreinen aantrekkelijker te maken en daarmee uit-
stroom van bedrijven tegen te gaan. Betere benutting
van de ruimte geeft bovendien groeimogelijkheden
aan bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden
voor nieuwe bedrijven.
Op een aantal terreinen in Noord-Holland Zuid is al
met succes begonnen met de uitvoering van deze
aanpak. Goede voorbeelden zijn de herstructurering
van de Australiëhaven (770 ha), waardoor een ruimte-
winst van 107 ha is bereikt, en de herstructurering
van Weesp-Noord (76 ha) met een ruimtewinst van
8 ha.
Een deel van onze ambitie van 10% zuiniger ruimte-
gebruik kan hier worden waargemaakt. Met het
beleidsprogramma ‘Innovatief Ruimtegebruik’ dragen
wij bij aan de totstandkoming van deze ambitie.
De bestaande programma’s ‘Herstructurering’ en
‘Duurzame inrichting van bedrijventerreinen’
vormen samen de pilots voor het bedrijventerrein
van de toekomst, ons organisatorisch en financieel
instrumentarium om deze opgave te realiseren.
Het uitgangspunt bij herstructurering van werk-
gebieden is dat de werkfunctie blijft gehandhaafd.
Spoor 2 Planologisch mogelijk maken van
nieuwe bedrijventerreinen
De bestaande streekplancapaciteit voorziet in de
mogelijkheid tot aanleg van bedrijventerreinen.
Het is aan de gemeenten om hiervoor bestemmings-
plannen te maken, waarbij de voorwaarde is dat de
ontwikkeling pas daadwerkelijk kan worden gestart
als planologisch en financieel de realisering van de
benodigde infrastructuur is veiliggesteld. Na project-
ontwikkeling worden de locaties feitelijk uitgeefbaar.
Deze bestaande streekplancapaciteit, 315 ha netto, is
onvoldoende om tegemoet te kunnen komen aan de
planningsopgave. In dit streekplan nemen wij der-
halve nieuwe bedrijventerreinlocaties op, die de
komende jaren ontwikkeld kunnen worden.
Deze nieuwe locaties zijn opgenomen in de tabel
‘bestaande en nieuwe streekplancapaciteit tot 2020 in
ha’s netto’. Ook hier is het aan de gemeenten om
bestemmingsplannen te maken voor deze gebieden.
Het planologisch mogelijk maken van deze bedrijven-
terreinen betekent nog niet dat alle locaties tijdig in
ontwikkeling worden genomen. Veel hangt af van
het tijdig beschikbaar zijn van een goede bereikbaar-
heid. Maar ook bijvoorbeeld het tijdig gereed zijn
van de bestemmingsplannen.
Zoals uit de tabel blijkt kunnen er voor Schiphol-
gebonden bedrijven voldoende locaties worden
ontwikkeld. Schiphol is de motor voor onze
economische vitaliteit. Deze functie kan door de
ontwikkeling van de nieuwe locaties gehandhaafd
en versterkt worden. Voor de toekomst is een
strategische reserve voor deze bedrijvigheid nood-
zakelijk. De locaties Zwanenburg-Zuid (300 ha) en
de A4-zone Nieuw Vennep (100 ha) zijn derhalve
bestemd als strategische reserve voor Schiphol-
gebonden bedrijvigheid. Deze twee gebieden zijn
gelegen binnen de rode contour. Overloop naar
Almere biedt ook uitkomst. Hierover gaan wij
afspraken maken met de gemeente Almere en de
provincie Flevoland.

Page 35
Streekplan Noord-Holland Zuid
71
Om de ICT-opgave mogelijk te maken is het nood-
zakelijk om (milieuhinderlijke) bedrijven te
verplaatsen.
Westpoort leent zich naast intensivering ook voor
vestiging van milieuhinderlijke bedrijven (stapeling
van milieucontouren).
Spitsen we de opgave toe op de regio’s dan komt er
een gedifferentieerd beeld naar voren.
In meerdere regio’s is geen enkele substantiële
nieuwe locatie meer voor handen. In de regio’s waar
aan de planningsopgave op dit moment niet kan
worden voldaan, ligt dus nog een zoekopgave. De
ruimtelijke mogelijkheden zijn met name in IJmond,
Zaanstreek, Waterland, Gooi en Vechtstreek en Zuid-
Kennemerland zó beperkt dat opvang van econo-
mische activiteiten in andere regio’s noodzakelijk
kan zijn. Zeker na 2010 ondervinden de regio’s de
grenzen van de ruimte in de eigen regio.
Gedeputeerde Staten doen een verkennend onder-
zoek naar locaties voor regionale bedrijventerreinen
(in een orde grootte van 30 ha bruto of meer per
terrein).
De uitkomsten hiervan zullen, voor zover deze
locaties gelegen zijn buiten de rode contour, worden
opgenomen in een uitwerking van het streekplan.
De ontwikkeling van het bedrijventerrein in
Amstelveen (Legmeer, nabij de omgelegde N201)
maken wij mogelijk door middel van een streekplan-
uitwerking (zie verder hoofdstuk 6.5 regio Amstel-
en Meerlanden).
Naast de opgave om 240 ha te intensiveren én
1.000 ha extra te plannen, is er ruimte nodig voor
beleidsimpulsen voor regionaal-economische stimu-
lering. Inmiddels zijn regiospecifieke onderzoeken
gestart om inzicht te krijgen in de voor de desbetref-
fende regio’s benodigde differentiatie aan vestigings-
locaties voor bedrijven. Tevens bestaat er nog een
extra planningsopgave ten gevolge van transformatie-
processen in Amsterdam. Deze planningsopgave kan
op dit moment nog niet worden gekwantificeerd,
aangezien de plannen nog nader moeten worden
geconcretiseerd.
Spoor 3 Accommodatie van bedrijven in het
stedelijk gebied
Veel bedrijven zijn uit de gemengd opgezette oude
wijken vertrokken. Vaak gedwongen door de milieu-
eisen of omdat de ondernemer de voorkeur gaf aan
een bedrijventerrein boven een woonwijk. Veel klein-
schalige bedrijven passen echter uitstekend in een
woonwijk. Het gaat dan om mogelijkheden voor
werken aan huis (woonwerkeenheden), solitaire
kantoorvilla’s en bedrijfsverzamelgebouwen.
Wij verwachten van gemeenten dat zij groeiende of
verplaatsende bedrijven binnen de gemeentegrenzen
herplaatsen en hierbij geen beroep doen op regionale
bedrijventerreinen.
Spoor 4 Overloop naar andere regio’s
De opvang van economische activiteiten in een
andere regio is voor steeds meer regio’s de enige
mogelijkheid om de autonome economische ontwik-
keling op te vangen. De overloop naar Westpoort is
een goede oplossing voor vooral grootschalige
milieuhinderlijke bedrijven. In dit gebied is een
aanbod aan droge zeehaventerreinen beschikbaar.
Dit gebied kan ook een bijdrage leveren aan de
transformatieprocessen in Amsterdam en Zaanstad.
De driehoek Alkmaar-Hoorn-Den Helder kan een
functie vervullen voor de opvang van bedrijvigheid
uit IJmond, Zaanstreek en Waterland. Daarnaast
kiezen wij voor de opvang van economische activi-
teiten elders, waartoe wij een studie uitvoeren
(opvang 100 ha bovenregionale behoefte aan
bedrijventerreinen Waterland/Zaanstad).
In deze studie wordt een eventuele locatie in de
Wijde Wormer niet betrokken.
De Gooi en Vechtstreek doet al zaken met Almere.
Almere is tevens in beeld voor de opvang van
Schipholgebonden bedrijvigheid.

Page 36
Streekplan Noord-Holland Zuid
72
Recreatie en toerisme
De sector recreatie en toerisme is met een omzet van
€ 6.3 miljard en 90.000 banen van grote economische
betekenis voor Noord-Holland. Onze huidige notitie
‘Ruimte voor toerisme’ biedt onvoldoende kwanti-
tatieve informatie om de ruimtebehoefte van deze
sector te bepalen en die (geheel of gedeeltelijk) over
te nemen in dit streekplan. Gedeputeerde Staten
zullen in 2003 een meer gedetailleerde, kwantitatieve
uitwerking van de notitie ‘Ruimte voor toerisme’
maken voor geheel Noord-Holland.
Indien deze kwantitatieve uitwerking van de notitie
‘Ruimte voor Toerisme’ leidt tot aanpassing van het
beleid buiten de rode contouren en niet past binnen
het beleid voor het landelijk gebied, zullen wij die
ruimteclaim afwegen door middel van een daartoe
geëigende streekplanprocedure.
Hoofdlijn vernieuwd locatiebeleid
De hoofdlijnen voor ons nieuwe locatiebeleid zijn
neergelegd in dit streekplan. Met locatiebeleid willen
wij zorgen voor goede vestigingsplaatsen voor
bedrijven, kantoren, en grootschalige voorzieningen.
Locatiebeleid is vestigingsbeleid dat bijdraagt aan de
volgende beleidsdoelen:
Kwaliteit van de ruimtelijke inrichting: zorgvuldig
en zuinig ruimtegebruik op lokaal en regionaal
niveau, een goede kwaliteit van inrichting van de
locaties en inpassing in de omgeving.
Verkeer en vervoer: doelmatig gebruik van de
verkeers- en vervoersinfrastructuur.
Economie: ruimte om tegemoet te komen aan de
marktvraag naar locaties en vestigingsplaatsen
voor bedrijvigheid, kantoren en voorzieningen.
Locatiebeleid krijgt gestalte door een combinatie van
ruimtelijk, economisch en verkeer- en vervoers-
beleid. Het is gericht op sturing van nieuwe ontwik
Waterland
164
20
144
120
24
Zaanstad
159
99
60
60
Zuid Kennemerland
133
14
119
119
IJmond
87
47
40
15
25
Amstel en Meerlanden
164
97
67
85
18
(overschot)
Amsterdam (incl. Amstelveen,
Diemen en Ouder-Amstel)
322
252
70
160
90
(waarvan 50
(overschot)
Amstelveen)
Gooi en Vechtstreek
169
35
134
134
Vraag-
opgave
Uitgeefbaar
aanbod incl.
bestaande
streekplan-
capaciteit
Plannings-
opgave
2000-2020
Nieuwe
locaties
Zoek-
gebieden
Autonome vraag regionale bedrijvigheid 2000-2020 (streefcijfers in netto ha’s)

Page 37
Streekplan Noord-Holland Zuid
73
kelingen en stelt regels en voorwaarden aan plan-
vorming via de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Wij vinden het belangrijk om in dit streekplangebied,
waar de ruimte schaars is en de bereikbaarheid
zwaar onder druk staat, locatiebeleid als sturend
middel te benutten. Maar dan zodanig, dat de
economie – binnen de mogelijkheden van de regio –
de ruimte krijgt. Dat kan overigens alleen goed van
de grond komen door een gezamenlijke inzet van
overheden en marktpartijen.
Locatiebeleid richt zich op een verantwoorde planning
en ontwikkeling van locaties en vestigingsplaatsen.
Uitgangspunten die wij hanteren zijn:
Selectiviteit: Niet alle economische activiteiten
passen overal. Voor sommige activiteiten
(functies) bestaan specifieke vestigingseisen,
waaraan de ene locatie beter voldoet dan de andere.
Sommige locaties moeten bovendien voor-
behouden blijven aan specifieke functies om de
bereikbaarheid en kwaliteit van de ruimtelijke
inrichting te waarborgen. Ook kan het toestaan
van functies op bepaalde specifieke locaties tot
ongewenste effecten leiden.
Bundeling: Door functies op een verstandige
manier te bundelen, afgestemd op de verkeers-
en vervoersinfrastructuur, wordt de aanwezige
ruimte zorgvuldig benut. Ook wordt dan de
infrastructuur zo doelmatig mogelijk benut.
Bundeling van functies die met elkaar te maken
hebben kan winst opleveren, zowel voor de
bereikbaarheid, ruimtelijke inrichting, als voor
het economisch functioneren. Door arbeids-
intensieve functies te bundelen ontstaan meer
kansen voor het openbaar vervoer en vervoer-
management.
Differentiatie: Door in de planning niet alleen in te
zetten op voldoende locaties en vestigings-
mogelijkheden (kwantitatief), maar ook op locaties
met verschillende kwaliteiten, kan Noord-
Holland-Zuid haar aantrekkelijke vestigings-
klimaat behouden. Dit kwalitatieve aspect willen
wij zowel in onze beleidsontwikkeling, als in ons
toetsingskader tot zijn recht laten komen. Boven-
lokale afstemming van vraag en aanbod van
ruimte voor bedrijvigheid moet hieraan bijdragen.
Vestigingsmilieus
Kantoren, bedrijven en voorzieningen (verder:
bedrijfsfuncties) dienen gevestigd te worden binnen
de in het streekplan aangegeven rode contouren.
Vervolgens moet worden bepaald welke bedrijvig-
heid bij voorkeur waar wordt gefaciliteerd, of wordt
toegestaan, zodanig dat rekening wordt gehouden
met vestigingsplaatsfactoren. De ruimte binnen de
contouren kan worden uitgesplitst in type vestigings-
milieu. Vestigingsmilieus zijn gebieden met bepaalde
kenmerken qua kwaliteit, bereikbaarheid, en
stedelijke dichtheid. De vestigingsmilieus verschillen
verder door hun ligging binnen de contouren en de
mogelijkheid voor het combineren met andere
functies zoals bijvoorbeeld wonen.
Bedrijfsfuncties passen goed, zijn toelaatbaar onder
voorwaarden, of passen niet in een bepaald
vestigingsmilieu. Dat hangt af van:
de kenmerken en mogelijkheden van die
vestigingsmilieus;
de vestigingsplaatsfactoren van de verschillende
functies.
De ruimte en de verkeer- en vervoersinfrastructuur
worden optimaal ingericht en benut door bedrijfs-
functies en vestigingsmilieus zo goed mogelijk op
elkaar af te stemmen en te combineren. Dat wil niet
zeggen dat dit in alle gevallen kan. Lokale en
regionale omstandigheden kunnen leiden tot een
specifieke keuze. Flankerende maatregelen, zoals b.v.
vervoermanagement, kunnen een functie alsnog
goed mogelijk maken, maar niet altijd. Bovendien
vinden wij dat sommige functies in bepaalde milieus
moeten worden geweerd, bijvoorbeeld vanwege
milieu of veiligheid, of vanwege de schaalgrootte ten
opzichte van de omgeving.
Zo willen wij voorkomen dat ruimte voor industrie
opgesoupeerd wordt door functies die ook elders in
de bebouwde ruimte een plaats zouden kunnen

Page 38
Streekplan Noord-Holland Zuid
74
krijgen. Te denken valt bijvoorbeeld aan kantoren en
grootschalige detailhandel.
Centraal in het nieuwe provinciale locatiebeleid
komt te staan een typologie van vestigingsmilieus.
Deze typologie zal globaal zijn en ruimte bieden
voor regionale afstemming en lokaal maatwerk.
Het provinciale kader biedt gemeenten, al dan niet in
regionaal verband, de mogelijkheid om tot verdere
uitwerking te komen. Uitwerkingen die niet strijdig
zijn met de provinciale typologie zijn mogelijk.
De provinciale typologie wordt opgenomen in de
Leidraad provinciaal ruimtelijk beleid. Ook de wen-
selijkheid en toelaatbaarheid van bepaalde functies,
voorwaarden, richtlijnen, criteria, (on)mogelijkheden
voor functiemenging en mogelijkheden tot maat-
werk worden als provinciaal toetsingskader voor
gemeentelijke plannen opgenomen in de Leidraad.
Gemeentelijke plannen toetsen wij aan de hierboven
omschreven hoofdlijn en de in de Leidraad op te
nemen tekst.
Voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam
zal – na vaststelling door de gemeenteraad – het
door Amsterdam zelf ontwikkelde locatiebeleid
gelden. Amsterdam kan hierover afspraken maken
met de buurgemeenten.
Bijzondere aandacht gaat uit naar de parkeernormen
voor de Zuidas. Volgens de huidige plannen worden
in de Zuidas een aanzienlijke hoeveelheid woningen
gebouwd voor 16.000 bewoners. Daarnaast wordt
ruim 100.000 m
2
– in woningen transformeerbaar –
kantooroppervlak aangeboden.
Hiervan uitgaande stellen wij voor de Zuidas voor
de woningbouw een parkeernorm vast van twee
parkeerplaatsen op een woning.
Wij willen onze eigen rol in het tot stand brengen
van goede vestigingslocaties versterken. Vooralsnog
willen wij dit oppakken door een provinciale rol in
het ontwikkelen van stedelijke knooppunten.
Door middel van een streekplanuitwerking zullen
Gedeputeerde Staten locaties voor grootschalige
distributie en overslag aanwijzen. Belangrijk is dat
vraag en aanbod van vestigingsmilieus goed op
elkaar worden afgestemd en dat bereikbaarheid zo
goed mogelijk wordt gefaciliteerd. Dit krijgt gestalte
via ons economische en verkeers- en vervoersbeleid.
4.6 Een economische bestaans-
basis voor de landbouw
Wij kiezen voor de ontwikkeling van een duurzame
landbouw. Een landbouw, die economisch pers-
pectief biedt en tevens in ecologisch opzicht in
evenwicht is met haar omgeving, maatschappelijk
geaccepteerd en waar onder sociaal acceptabele
omstandigheden wordt gewerkt.
Essentie van het ruimtelijk beleid
Wij bieden ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden
aan de landbouwsector. In het ruimtelijk landbouw-
beleid maken wij onderscheid tussen grondgebonden
landbouw en glastuinbouw. De landbouw treedt in het
hele streekplangebied op als medebeheerder van het
landschap. Wij geven, gelet op het karakter van verwe-
ving van de landbouwfunctie met landschappelijke
waarden, daarom geen landbouwkerngebieden aan.
Als gevolg hiervan is het instrument LER (Landbouw
Effect Rapportage) niet meer van toepassing in het
plangebied, omdat dit instrument gekoppeld is aan
de functie landbouwkerngebieden. Wij ontwikkelen
een nieuw instrument om de effecten van groot-
schalige ingrepen die een streekplanherziening
vereisen, op de landbouwfunctie in beeld te brengen.
Zo kunnen wij de gevolgen voor de agrarische
functie integraal mee laten wegen in de plan-
ontwikkeling. Wij streven hierbij naar een integrale
effectrapportage waarin de landbouw verankerd is.
Voor vrijkomende agrarische bebouwing
ontwikkelen wij nieuw beleid dat wordt opgenomen
in onze Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid (zie
paragraaf 4.9 onder algemeen beleid voor het
landelijk gebied).

Page 39
Streekplan Noord-Holland Zuid
75
Grondgebonden landbouw
Wij maken binnen de grondgebonden landbouw een
onderscheid in gebieden voor de primaire agrarische
productie en gebieden voor verbrede landbouw.
In de agrarische productiegebieden vloeit het land-
schapsbeheer voort uit de agrarische bedrijfsvoering;
de bedrijfsvoering houdt hier echter niet primair
rekening mee. In de gebieden voor verbrede land-
bouw is sprake van de landbouw als mede-
beheerder, gekoppeld aan een agrarische bedrijfs-
voering en daarmee verbonden nevenfuncties zoals
recreatie, natuur- en landschapsbeheerfuncties.
Gebieden voor productielandbouw
Het verantwoord economisch functioneren van de
grondgebonden landbouw is een essentiële voor-
waarde voor het behoud van de landbouw als mede-
beheerder van het landschap. Wij zullen ruimte
bieden voor structuurversterking van grond-
gebonden bedrijven. Grote aaneengesloten gebieden
zijn de akkerbouwgebieden in de Haarlemmermeer
en de veehouderij in de overige droogmakerijen.
Daarbuiten liggen in verschillende regio’s kleinere
eenheden. Deze gebieden blijven optimaal voor de
landbouw ingericht, met behoud van de landschap-
pelijke hoofdstructuur. Ruimtelijke claims die leiden
tot beperkingen van de agrarische functies worden
bij voorkeur gezocht buiten deze gebieden indien
ruimtelijke compensatie of integratie met de agra-
rische functie niet mogelijk is.
Gebieden voor verbrede landbouw
In de gebieden voor verbrede landbouw heeft de
landbouw naast productie een belangrijke functie ten
aanzien van bijvoorbeeld waterbeheer, recreatie en
natuur. De productiefunctie heeft dan niet meer het
primaat, maar landbouw is wel hoofdrolspeler in het
gebied.
Wij willen initiatieven hiertoe juist in deze gebieden
actief ondersteunen. De aanduiding ‘verbrede

Page 40
concentratiegebieden voor de glastuinbouw in
Noord-Holland Noord.
De glastuinbouwlocatie Aalsmeer e.o. blijft de
belangrijkste locatie (90% van het glas). Alleen in dit
gebied, het sierteeltcomplex Aalsmeer en omgeving,
wordt ruimte geboden voor verdere groei.
4.7 Behoud en ontwikkeling van
cultuurhistorische waarden
Ons beleid is gericht op behoud van cultuur-
historische (archeologische, bouwkundige, steden-
bouwkundige en historisch geografische) waarden
door ze in ruimtelijke ontwikkelingen te respecteren
en zo mogelijk nog beter tot hun recht te laten
komen. Wij leggen daarbij de nadruk op structuren
en ensembles die mede bepalend zijn geweest voor
de wording van onze provincie. Behalve bescherming
van objecten zullen wij ons met name meer richten op
de benutting en de ontwikkeling van de ruimtelijke
context waarin deze objecten zich bevinden.
Essentie van het ruimtelijk beleid
Wij zetten in op een ruimtelijke ontwikkeling van
Noord-Holland Zuid die de cultuurhistorie zichtbaar
houdt. Wij leggen daarbij de nadruk op structuren en
ensembles die mede bepalend zijn voor de ruim-
Streekplan Noord-Holland Zuid
76
landbouw’ (zie ook de kaart in deze paragraaf)
impliceert niet dat gebruiksbeperkingen gewenst zijn
om de verbreding te realiseren. De ontwikkeling van
de duurzame agrarische productie blijft onze
aandacht houden. De overweging om verbredings-
activiteiten aan de bedrijfsvoering toe te voegen ligt
bij de ondernemer. Nieuwe activiteiten die aan het
agrarisch bedrijf worden toegevoegd, zoals verblijfs-
recreatie, mogen met het oog op behoud van de
landschappelijke kwaliteiten de agrarische functie
niet verdringen.
Voor de streekplanperiode is essentieel:
Structuurversterking gericht op duurzame
productie (kavelruil, landinrichting).
Het bevorderen van verbredingsactiviteiten
(recreatie-, natuurbeheer).
Handhaven van voldoende ruimte om deze
‘transformatie’ te realiseren.
Glastuinbouw
De essentie van ons ruimtelijk beleid voor de glas-
tuinbouwgebieden is herstructurering van oude
glastuinbouwgebieden, vergroting van de productie-
ruimte en uitbreiding van de agribusiness.
De glastuinbouw en de daarmee samenhangende
bedrijvigheid is een van de economische dragers in
Noord-Holland Zuid. Wij onderkennen de behoefte
aan productieruimte voor deze sector en scheppen
daarom ruimtelijke mogelijkheden voor de vestiging
van productie- en handelsondernemingen.
De tuinbouwgebieden Aalsmeer en omstreken en
Heemskerk-Beverwijk liggen beide in het stedelijk
kerngebied. De druk van niet-agrarische functies op
deze gebieden is hier groot.
Het gebied Heemskerk-Beverwijk is een tuinbouw-
gebied met opengronds- en gespecialiseerde glas-
tuinbouw. Het specifieke karakter van dit tuinbouw-
gebied blijft behouden, maar enige groei en vestiging
van nieuwe bedrijven blijft mogelijk. Grootschalige
nieuwe vestiging van bedrijven wordt beperkt tot de

Page 41
Streekplan Noord-Holland Zuid
77
telijke identiteit en de (leef)kwaliteit van het gebied.
Onze beleidsstrategie is gericht op behoud door
ontwikkeling. Afhankelijk van de zwaarte van het
cultuurhistorische belang kiezen wij voor behoud
(bescherming), versterking en in sommige gevallen
vernieuwing (transformatie). Bij nieuw gebruik en
transformatie staat verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit centraal (ontwerpopgave). Hiermee willen
wij, samen met andere betrokken partijen, komen tot
creatieve en innovatieve ruimtelijke oplossingen die
recht doen aan de cultuurhistorische kwaliteiten en
de nieuwe inrichting van het gebied.
In het streekplangebied is deze integrale ruimtelijke
opgave het meest evident bij de Stelling van
Amsterdam en de herbestemming van in onbruik
geraakte bedrijventerreinen met industrieel erfgoed
in het Noordzeekanaalgebied. De kansen die hier
liggen om door functiecombinaties en meervoudig
ruimtegebruik diverse beleidsdoelen op het schaal-
niveau van het streekplangebied te realiseren willen
we benutten.
Cultuurhistorische Waarden
Onze Cultuurhistorische Waardenkaarten geven een
overzicht van de (inter)nationale, regionale en lokale
waarden in Noord-Holland. Een deel daarvan heeft
reeds een beschermende status en is opgenomen in
de Belvédèregebieden van het Rijk. Wij gaan ervan
uit dat deze kaarten als informatie- en inspiratiebron
gebruikt worden bij de belangenafweging in ruim-
telijke ordeningsprocessen.
De geïnventariseerde cultuurhistorische waarden
dienen in een vroeg stadium van de planvorming te
worden gebruikt en bij de vaststelling meegewogen.
Er moet onderbouwd worden aangegeven op welke
wijze de cultuurhistorische waarden worden
behouden, versterkt of als inspiratiebron gebruikt bij
nieuwe ontwikkelingen (zie ook Leidraad Provinciaal
Ruimtelijk Beleid).
De kaarten zijn een hulpmiddel voor gemeenten bij
het ontwerpen van bestemmingsplannen. Wij vragen
de gemeenten hiermee rekening te houden.
Als de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikke-
ling daartoe aanleiding geven, vragen wij de
gemeenten om uitwerking in een beeldkwaliteitplan.
Wij zien dit als een noodzakelijke aanvulling op het
bestemmingsplan. Wij denken actief met gemeenten
mee over de mogelijkheden om de ruimtelijke
identiteit te versterken. In dat kader wordt een
provinciaal bouwmeester aangesteld. Als uitwerking
van de Cultuurhistorische Waardenkaarten stelt de
provincie in samenspraak met gemeenten, cultuur-
historische regioprofielen op. Daarin worden per
gebied of structuur de culturele kwaliteiten, de
strategie en handvatten voor de ontwikkelings-
richting nader omschreven. Deze uitwerking van de
Cultuurhistorische Waardenkaart wordt op termijn
opgenomen in de Leidraad voor het Provinciaal
Ruimtelijk Beleid.

Page 42
Streekplan Noord-Holland Zuid
78
Cultuurhistorische Waardenkaart

Page 43
Streekplan Noord-Holland Zuid
79
Stelling van Amsterdam
In de ruimtelijke hoofdstructuur van Noord-Holland
Zuid vormt de Stelling van Amsterdam letterlijk een
verbindings- en overgangszone tussen het stedelijk
kerngebied en de grootschalige landschappen. Wij
geven een Stellingzone aan die wij als herkenbare
ruimtelijke eenheid willen behouden en ontwikkelen
tot een aantrekkelijke pleisterplaats voor de stad.
Onze strategie in deze zone is gericht op versterking
van de cultuurhistorische patronen en objecten door
een (bescheiden) toevoeging van nieuwe functies en
landschapselementen. Het accent ligt op combinaties
met het blauwgroene en toeristisch-recreatieve
programma in aansluiting op de stad. Ook klein-
schalige stedelijke functies, zoals maatschappelijke
en culturele voorzieningen en woon/werkmilieus in
zeer lage dichtheden, kunnen hierbinnen een plek
krijgen. In de hele stellingzone is in principe ruimte
voor 2.000 hectare (natte) natuur, 250 ha nieuwe
boszones en 150 ha stedelijk programma.
Beleid binnen de Stellingzone
Voor de Stellingzone geldt in principe het beleid
voor de Belvédèregebieden (zie paragraaf 4.9).
Daarnaast gelden twee op de Stellingzone
toegesneden beleidslijnen:
1 Behoud van de ruimtelijke samenhang tussen de
verschillende (deels beschermde) onderdelen:
de hoofdverdedigingslijn van dijken en kades
als verbindende structuurdrager;
fortterreinen met bijbehorende genieloodsen
en dienstwoningen;
kringenwetboerderijen;
inundatiewerken (sluizen, duikers en
inlaatwerken);
(een gedeelte van) de inundatiegebieden.
2 Binnen de Stellingzone maken wij ontwikkelingen
mogelijk die de herkenbaarheid en de gebruiks-
waarde van het monument versterken, zoals:
een blauw-groene inrichting als accentuering
van de hoofdverdedigingslijn en de accessen;
verbetering van bestaande en de aanleg van
nieuwe recreatieve routes;
herbestemming van de forten en bijgebouwen
die bijdragen aan de publieke toegankelijk-
heid;
OP DE CULTUURHISTORISCHE WAARDEN-
KAART WORDEN DE VOLGENDE
CULTUURHISTORISCHE WAARDEN
ONDERSCHEIDEN:
Historisch landschappelijke lijnen en vlakken
Deze lijnen en vlakken zijn de dragers van de cultuurhistorische kwaliteit
van het landschap en dienen waar mogelijk in tact te blijven.
Archeologische gebieden of terreinen
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen de archeologische terreinen
waar mogelijk behouden te blijven en ingepast te worden in de nieuwe
structuur. De terreinen van zeer hoge en hoge waarde dienen in
bestemmingsplannen te worden opgenomen en door middel van een
aanlegvergunning beschermd. De terreinen van zeer hoge waarde zijn
wettelijk beschermd of zullen wettelijk beschermd gaan worden. Voor die
terreinen geldt dat werkzaamheden die kunnen leiden tot aantasting van
de aanwezige waarden vergunningsplichtig zijn.
De meeste archeologische overblijfselen zijn onbekend omdat ze onder
het maaiveld liggen. Om te voorkomen dat waardevolle informatie
verloren gaat, moeten deze overblijfselen zo vroeg mogelijk in de plan-
ontwikkeling door een archeologisch vooronderzoek worden gelokaliseerd
en gewaardeerd. Waardevolle vindplaatsen die niet behouden kunnen
blijven, moeten voorafgaand aan de planuitvoering worden onderzocht
door opgraving.
Historisch-stedenbouwkundige structuren
De structuren van zeer hoge waarde zijn de van rijkswege beschermde
landgoederen, buitenplaatsen, stads- en dorpsgezichten, of gebieden die
hiervoor genomineerd zijn. Waar dat nog niet is gebeurd, moeten voor de
beschermde stads- en dorpsgezichten bestemmingsplannen worden
opgesteld die gericht zijn op het behoud en de ontwikkeling van het
specifieke karakter van het gebied.

Page 44
Streekplan Noord-Holland Zuid
80
Edam
Kwadijk
Nekkerweg
Benoorden
Purmerend
Middenweg
Jisperweg
Spijkerboor
Markenbinnen
Krommeniedijk
Aan de Ham
Veldhuis
St.Aagtendijk
Velsen
Zuidwijkermeer
Benoorden
Spaarndam
Bezuiden
Spaarndam
Penningsveer
Liebrug
a/d Liede
Vijfhuizen
IJweg
Hoofddorp
Aalsmeer
Sloterweg
Kudelstaart
Kwakel
Drecht
Uithoorn
Waveramstel
Botshol
Winkel
Abcoude
Nigtevecht
Hinderdam
Uitermeer
Pampus
Diemerdam
Vuurtoreneiland
Durgerdam
IJmuiden
Westbatterij
Muiden
Coehoorn
Amsterdam
Stelling van Amsterdam
hoofdverdedigingslijn
fort
batterij
de lege noordrand accent:
agrarisch cultuurlandschap
streekplan Noord-Holland Zuids
t
r
e
e
k
p
l
a
n
N
o
o
r
d
-
H
o
l
l
a
n
d
Z
u
i
d
topografie juli 2000
Nieuwe Hollandse Waterlinie
stellingzone
de Westflank
accent: stedelijk parkgebied
Vecht- en plassengebied
accent: water
zone linieperspectief

Page 45
81
nieuwe – veelal rode – bestemmingen op
nieuw aan te leggen zogenaamde veld-
eenheden (landschapselementen met de
omvang van een fort): wonen en werken in
zeer lage dichtheden, verblijfsrecreatie,
jachthaven, natuurontwikkeling;
activiteiten in het kader van de verbrede
landbouw.
De ontwikkelingsrichting per deelgebied
De begrenzing van de Stellingzone is gebaseerd op
de landschappelijke en programmatische verschillen
van drie onderscheiden deelgebieden.
De differentiatie in ontwikkelingsrichting per deel-
gebied hangt samen met het algemene ruimtelijke
beleid voor de grootschalige landschappen en het
stedelijk kerngebied.
Het Vecht- en Plassengebied
(nationaal landschap Groene Hart)
Het accent ligt hier op versterking van de eco-
logische en toeristisch-recreatieve betekenis van de
Stelling. Door een strategische lokalisering van
waterbergingsgebieden in dit gebied kan langs de
hoofdverdedigingslijn een ring van plassen ontstaan.
De veenriviertjes en polderdijkjes vormen de
verbindingen met het recreatieve netwerk van de
stad. Bij de uitwerking wordt een relatie gelegd met
de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De lege noordrand (nationaal landschap
Noord-Holland Midden)
In dit gebied voegt de Stellinginrichting zich naar de
grote eenheden agrarisch cultuurlandschap,
waaronder de Beemster. De landbouw speelt een
belangrijke rol als beheerder van het landschap.
Uitwerking geschiedt in samenhang met het gebieds-
programma De Groene Long en het ontwikkelings-
programma voor het Nationaal Landschap.
De Westflank (stedelijk kerngebied tussen
Uithoorn en Uitgeest)
In de voormalige bufferzone Haarlem-Amsterdam
en Beverwijk-Uitgeest ontwikkelt de Stellingzone
zich tot een potentieel regionaal park met een mix
van nieuwe blauwe, groene en rode functies. In het
verstedelijkte gebied van de Haarlemmermeer en
Aalsmeer staat het versterken van de hoofd-
verdedigingslijn (Geniedijk en Vuurlinie) voorop.
De verbreding van de A4, de omlegging van de
N201, de (mogelijke) ontwikkeling van de Wijker-
meerpolder en de aansluiting A8-A9 vormen een
specifieke ontwerpopgave.
Voor de Stellingzone stellen wij, in nauwe samen-
werking met alle betrokken partijen, een integraal
ontwikkelingsprogramma op als basis voor gebieds-
gerichte uitwerkingen van het streekplan en uit-
voeringsprojecten.
Herbestemming industrieel erfgoed
In het streekplangebied bevindt zich een aantal in
onbruik geraakte cultuurhistorisch waardevolle
industriecomplexen. Het gaat om terreinen langs het
Noordzeekanaal, het IJ, de Haarlemmertrekvaart, het
Spaarne en de Zaan. Deze complexen zijn als sporen
van de 19
e
en 20ste eeuwse industrialisatie sterk
medebepalend voor de identiteit van de regio. Voor
een aantal van deze erfgoedlocaties zien wij door
herontwikkeling kansen voor het creëren van nieuwe
kwalitatief hoogwaardige grootstedelijke woon/werk-
milieus. Wij zetten ons in voor een maatschappelijk
en economisch verantwoord hergebruik van acht
complexen. Onze uitgangspunten voor de her-
bestemming van industrieel erfgoed zijn:
behoud en hergebruik van historische structuur
en gebouwen;
openbare toegankelijkheid;
multifunctioneel en innovatief ruimtegebruik;
bereikbaarheid in de vorm openbaar vervoer is
gewenst.
Streekplan Noord-Holland Zuid

Page 46
Streekplan Noord-Holland Zuid
82
Wij maken multifunctionele herbestemming en
inrichting van in onbruik geraakte bedrijven-
terreinen met industrieel erfgoed planologisch
mogelijk. Het uitgangspunt daarbij is: bedrijvigheid
in combinatie met maatschappelijke en recreatieve
functies en indien mogelijk met wonen.
4.8 Verstedelijkingsbeleid:
de rode contour
Beleid voor het verstedelijkingsgebied
In het streekplan werken wij met rode contouren.
De betekenis van de rode contouren is uitsluitend
het aangeven van de grens van het stedelijk gebied.
Voor het bepalen van de functie/aanduiding van de
grond dient men zich te baseren op de streekplan-
kaart waarop de functies en aanduidingen zijn
aangegeven. Voor het bij de kaarten behorende
beleid dient de streekplantekst te worden geraad-
pleegd. Wij merken daarnaast nog het volgende op:
De rode contouren zijn weergegeven op de
contourenkaart schaal 1 : 25.000 bestaande uit
5 deelkaarten. Op de streekplankaart (functiekaart)
zijn de rode contouren eveneens opgenomen. De
schaal van deze kaart is 1 : 100.000.
Vanwege de meer gedetailleerde weergave is de
contourenkaart 1 : 25.000 maatgevend voor de beoor-
deling van gemeentelijke plannen en initiatieven.
Omdat het streekplan een beleidsplan op hoofdlijnen
is heeft ook een kaart met deze schaal echter nog een
vrij grofmazig karakter. Dit maakt de kaart niet
geschikt voor een beoordeling op het niveau van
individuele woon- of bedrijfspercelen of kleinere
(al dan niet agrarische) percelen. Dit is pas het geval
als de gemeente in het bestemmingsplan de ligging
van rode contouren vastlegt. Het bestemmingsplan
heeft een schaal van tenminste 1 : 10.000.
Dit brengt met zich mee dat bij het verwerken van
onze contourenkaart in het bestemmingsplan de
gemeente enige beleidsvrijheid wat betreft de nadere
detaillering en precisering van de rode contour heeft.
Eerst na het onherroepelijk worden van het besluit
van Gedeputeerde Staten omtrent goedkeuring van
het bestemmingsplan heeft de rode contour rechts-
gevolgen voor de burger.

Page 47
Streekplan Noord-Holland Zuid
83
Uitgangspunten bij de bepaling van de rode contour
Wij hebben in het streekplan voor iedere stad, voor
ieder dorp en voor solitair gelegen stedelijke voor-
zieningen, groter dan 5 ha, rode contouren
getrokken. Dit met uitzondering van de te herziene
of uit te werken delen van het streekplan. De rode
contouren geven de uiterste grens aan van de
verstedelijking. Onder verstedelijking verstaan wij
alle ruimtevragende stedelijke functies die een
aaneengesloten en samenhangend geheel vormen,
groter dan 5 ha.
Beoordeeld is het, op de vaststellingsdatum van het
streekplan:
bestaande, al dan niet aaneengesloten, bebouwde
gebied;
de in geldende beleidskaders, geldende bestem-
mingsplannen en onherroepelijk verleende
artikel 19 WRO-vrijstellingen vastgestelde
verstedelijkingsmogelijkheden en
de in dit streekplan genoemde nieuwe locaties
voor uitbreiding van verstedelijking.
Bij het trekken van de rode contour is uitgegaan van
de bestaande stedelijke functies respectievelijk de in
nieuwe beleidskaders geprojecteerde functies.
Zie daarvoor de streekplankaart. Wijziging daarvan
in andere stedelijke functies is in beginsel toegestaan
met inachtneming van hetgeen is aangegeven in de
beleidslijnen voor de inrichting van het gebied
binnen de rode contour.
Binnen de rode contour hebben wij gebracht:
Woonbebouwing inclusief woonschepen in
stedelijk gebied.
Bedrijven en kantoren.
Gereserveerde woon- en bedrijvenlocaties.
Voorzieningen (winkels, maatschappelijke
voorzieningen, tuincentra e.d.).
Defensiecomplexen.
Infrastructuur.
Vaarwater en waterberging in stedelijk gebied.
Glastuinbouwcomplexen.

Page 48
Streekplan Noord-Holland Zuid
84
Stedelijk groen (parken, sportvoorzieningen,
begraafplaatsen).
Intensief gebruikte recreatievoorzieningen zoals
maneges, recreatiewoningcomplexen, volkstuin-
complexen in of aan bebouwd gebied.
Jachthavens in of aan bebouwd gebied.
De meer intensief bebouwde villagebieden.
Lintbebouwing waarbij sprake is van aaneen-
gesloten bebouwing aan één of beide zijden van
de weg. De bestaande bebouwing is als uitgangs-
punt genomen.
Buiten de rode contour hebben wij gelaten:
Stedelijke functies gelegen op plaatsen waar het
landschappelijke karakter, de openheid of de
groene functie beeld-, structuur- of kwaliteits-
bepalend is.
Grootschalige, bovenlokale recreatiegebieden en
solitair gelegen stedelijke voorzieningen zoals
maneges, motels, jachthavens, maar ook solitair
gelegen bedrijven of kleine clusters woningen
met een omvang van 5 ha of minder.
Zeer extensief opgezette villagebieden in een
overwegend groene omgeving (in Zuid-
Kennemerland en het Gooi).
Niet aaneengesloten lintbebouwing evenals
bestaande, al dan niet aaneengesloten, woon-
schepenlocaties.
Enkele volkstuin- en sportcomplexen te weten:
– In Amsterdam: Ons Buiten, Amstelglorie
(Kop Amstelscheg), landelijk gebied rond de
historische Sloterweg en de complexen ten
noorden van de A10).
– In Naarden: het gebied van de Volkstuin-
vereniging Naarden.
Beleidslijnen voor de inrichting van het gebied
binnen de rode contour
Bij de inrichting van het stedelijk gebied binnen de
rode contour gelden de volgende voorwaarden:
Uitgangspunt voor verstedelijking is ICT.
Ook met inachtneming van dat uitgangspunt
echter, mogen niet alle open ruimten binnen het
stedelijk gebied worden bebouwd; cultuur-
historisch waardevolle patronen en open of
blauw-groene ruimten die een belangrijke
bijdrage leveren aan de stedenbouwkundige of
cultuurhistorisch bepaalde structuur van het
stedelijk gebied moeten bij de inpassing van
nieuwe functies worden gerespecteerd.
Zo dient ook het karakter van de villagebieden
behouden te worden. De cultuurhistorische
waardenkaart (CHW-kaart) is hierbij een
hulpmiddel.
Een klein deel van de gebieden met groene en
cultuurhistorische waarden en van de milieu-
beschermingsgebieden ligt binnen de rode
contour. In dat geval geldt in beginsel het
gebiedseigen beleid (zie paragraaf 4.9).
Plannen en initiatieven gericht op verandering
van bestaande stedelijke functies in andere
stedelijke functies binnen bestaande bebouwing
of door toevoeging van nieuwe bebouwing
worden door ons beoordeeld aan de hand van
de ruimtelijke situatie ter plaatse. Behoud of
versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het
gebied is daarbij uitgangspunt.
Binnen het stedelijk gebied geldt ons locatiebeleid.
Er moet rekening gehouden worden met de
ecologische verbindingszones die in het stedelijk
gebied lopen.
Bij de (her-)inrichting van het stedelijk gebied
wordt gestreefd naar het beperken van negatieve
invloeden op het oppervlaktewater- en het grond-
watersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Een functieverandering of herinrichting mag niet
leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.
Er zijn geen kwantitatieve taakstellingen voor
woningbouw per stad of dorp vastgelegd; ook de
bouwhoogte van bebouwing is niet vastgelegd.
Wel moet bij nieuwbouw rekening worden
gehouden met de afstand tot de contour in
verband met de visuele effecten op het landelijk
gebied.

Page 49
Streekplan Noord-Holland Zuid
85
Bij de bouw van nieuwe woningen moet er voor
worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig
bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende
betaalbare huur- en koopwoningen.
Eventuele karakteristieke doorzichten of bebou-
wingspatronen in linten moeten worden gehand-
haafd en beschermd in het bestemmingsplan.
De regelgeving voor veiligheid, geluid, stank en
luchtverontreiniging wordt in acht genomen,
evenals het beperkingengebied rond Schiphol.
4.9
Beleid voor het landelijk gebied
Al het gebied buiten de rode contour behoort tot het
landelijk gebied. Buiten de rode contour mag geen
verdere verstedelijking plaatsvinden. Het beleid voor
het landelijk gebied is te onderscheiden in:
Algemeen beleid voor het landelijk gebied.
Beleid voor gebieden met groene en cultuur-
historische waarden en de milieubeschermings-
gebieden.
Algemeen beleid voor het landelijk gebied
Buiten de rode contour mag geen verstedelijking
plaatsvinden.
Agrarische functies
In grote delen van het landelijk gebied komen agra-
rische functies voor. Een nadere uitwerking van die
functies, zoals bijvoorbeeld (on)mogelijkheden op
bouwpercelen, kassenbouw en bedrijfswoningen is
vastgelegd in de Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid.
Functieverandering
Naast agrarische functies komen ook talloze niet-
agrarische functies in het landelijk gebied voor.
In toenemende mate komt agrarische bebouwing vrij
op het bouwperceel als gevolg van gehele of gedeel-
telijke bedrijfsbeëindiging. Functieveranderingen in
het landelijk gebied mogen niet tot verdere ver-
stening leiden. In de volgende gevallen is functie-
verandering toegestaan van zowel agrarische als
niet-agrarische functies naar verbrede landbouw
en/of naar kleinschalige vormen van wonen, werken
en recreatie:
bij herinrichting of sanering (bijvoorbeeld sloop)
van vrijkomende bebouwing;
bij opheffing van ruimtelijk ongewenste situaties;
in het kader van stedelijke transformatie uit te
plaatsen volkstuinen;
bij ontwikkeling van exclusieve woonmilieus in
de sfeer van landgoederen met een gelijktijdige
ontwikkeling en financiering van blauwe en
groene functies.
Deze functieverandering is uitsluitend mogelijk
onder de voorwaarden dat:
er geen sprake is van toename van het bebouwde
oppervlak op het bouwperceel, zover er
bebouwing aanwezig is/was;
de nieuwe functie de bedrijfsvoering van agra-
rische bedrijven niet beperkt;
recreatiewoningen niet worden omgezet in
permanent bewoonde woningen.
Bestaande economisch niet-agrarische functies
(overige functies)
Voor bestaande (economische niet-agrarische)
functies in het landelijk gebied geldt dat per geval
bekeken zal worden of – indien het vigerende bestem-
mingsplan daarin niet voorziet – een beperkte
toename van het bebouwde oppervlak binnen het
bestaande bouwperceel mogelijk is.
De mogelijkheden hiervoor zijn echter niet op voor-
hand aan te geven, maar worden beoordeeld aan de
hand van de ruimtelijke situatie ter plaatse. Er kan
ruimte zijn voor ontwikkelingen, mits zorgvuldig
gewogen en op een zodanige wijze dat de ruimtelijke
kwaliteit van het gebied wordt behouden en versterkt.
Voor alle plannen en initiatieven ten aanzien van
functieveranderingen en bestaande economisch niet-
agrarische functies geldt altijd dat geen afbreuk mag

Page 50
Streekplan Noord-Holland Zuid
86
worden gedaan aan de bestaande stedenbouw-
kundige, cultuurhistorisch of groenblauwe kwali-
teiten of karakteristieken van het landelijk gebied.
Voor de beoordeling van gemeentelijke initiatieven
en planvorming zijn nadere regels gegeven in de
Leidraad Provinciaal Ruimtelijk Beleid.
Beleid voor gebieden met groene en cultuur-
historische waarden en de milieubeschermings-
gebieden
Aanvullend op het algemeen beleid voor het
landelijk gebied geldt voor de gebieden met groene
en cultuurhistorische waarden en de milieu-
beschermingsgebieden gebiedseigen beleid:
Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijn-
gebieden en Natuurbeschermingswetgebieden.
In deze gebieden gelden primair het afwegings-
kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en
het Europees rechterlijk afwegingskader van de
Vogel- en Habitatrichtlijn. Op dit moment ligt bij
de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging
van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband
met Europees rechterlijke verplichtingen
(TK 2002-2003, 28171) De wijziging is noodzakelijk
ter implementatie van de Europese richtlijnen
met betrekking tot het aanwijzen van speciale
beschermingszones en de instandhoudingen
bescherming daarvan. Daarnaast ook de Flora-
en Faunawet die de bescherming van plant- en
diersoorten beoogt. Voorts kan gebruikt worden
gemaakt van de door Gedeputeerde Staten uit-
gebrachte ‘Beknopte handleiding voor gebieds-
bescherming in Noord-Holland, Habitat- en
Vogelrichtlijn’.
Alle gebieden die behoren tot:
– Gebieden die zijn bepaald in de Beleidsvisie
Ontwikkeling Provinciale Ecologische
Hoofdstructuur van mei 1993 (PEHS);
– Haarlemmermeer Groen;
– De ecologische verbindingszones.
– Groene Carré (Mainport en Groen);
– Purmerland.
In deze gebieden zijn ontwikkelingen mogelijk
als ze passen binnen de natuurdoelen voor het
gebied en de identiteit van het landschap
versterken.
Deze zijn beschreven in de Beleidsvisie
Ontwikkeling Provinciale Ecologische Hoofd-
structuur van mei 1993 en de nota Natuurdoel-
typen in Noord-Holland van augustus 2000.
Belvédèregebieden en gebieden die op de
werelderfgoedlijst van Unesco staan:
– Beemster (tevens Unesco-monument);
– Waterland en Zeevang;
– Vecht- en Plassengebied;
– Nieuwe Hollandse Waterlinie;
– Stelling van Amsterdam (tevens Unesco-
monument);
– Zuid-Kennemerland.
In Belvédèregebieden worden gebiedseigen
ontwikkelingen die te maken hebben met het
bestaande (agrarische) gebruik, nieuwe klein-
schalige vormen van recreatie, wonen en werken
en groene en blauwe functies niet op voorhand
onmogelijk gemaakt.
Voorwaarde is een goede visuele en functionele
inpassing in het landschap die de ruimtelijke
kwaliteit en het specifieke karakter van het
gebied aantoonbaar ondersteunt.
De Cultuurhistorische Waardenkaarten en de
nog te verschijnen Cultuurhistorische Regio-
profielen worden bij de ruimtelijke ontwikkeling
en de belangenafweging terzake betrokken.
Milieubeschermingsgebieden:
– Grondwaterbeschermingsgebieden;
– Bodembeschermingsgebieden;
– Stiltegebieden.
In milieubeschermingsgebieden geldt het beleid
zoals neergelegd in het Provinciaal Milieu-
beleidsplan (PMP). Voor wat betreft de stilte- en
de grondwaterbeschermingsgebieden is een
regeling opgenomen in de provinciale
milieuverordening.

Page 51
Streekplan Noord-Holland Zuid
87
Al deze gebieden zijn weergegeven op de Kaart
‘groene en cultuurhistorische waarden en milieu-
beschermingsgebieden’.
In deze gebieden is sprake van bijzondere natuurlijke
waarden en kenmerken of landschappelijke en cultuur-
historisch waardevolle elementen en structuren die
wij willen beschermen, behouden en versterken.
De aard van de bescherming en de mate waarin
planologische beperkingen in het gebruik van de
gronden gelden, verschilt per type gebied en dient te
worden afgestemd op de te beschermen belangen.
Onnodige beperkingen worden zo voorkomen. Dit
gebiedsgerichte maatwerk wordt vastgelegd in
bestemmingsplannen. Een klein deel van deze
gebieden ligt binnen de rode contour. Ook in dat
geval geldt in beginsel het gebiedseigen beleid.
Voor deze gebieden geldt altijd dat grootschalige
ruimtelijke ontwikkelingen met aanzienlijke ruim-
telijke effecten niet zijn toegestaan:
Aanleg van nieuwe infrastructuur.
Vestiging van nieuwe en uitbreiding van
bestaande intensieve veehouderijen en bestaande
glastuinbouwbedrijven met meer dan 2 ha.
Projectmatige uitoefening van de permanente
bloembollenteelt; de toelaatbaarheid van bloem-
bollenteelt als wisselteelt (de zogenaamde
‘reizende bollenkraam’) hangt af van de te
beschermen waarden ter plaatse. Dit wordt uit-
gewerkt in de Leidraad voor het Ruimtelijk
Beleid.
Nieuwe voorzieningen voor en omvangrijke
uitbreidingen van permanente verblijfsrecreatie
(waaronder bungalowparken en attractieparken);
kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zoals
kamperen bij de boer zijn in beginsel mogelijk.
Ontgrondingen ten behoeve van delfstofwinning.
Afvalstort.
Opstelling van windturbines in omvangrijke lijn-
of clusteropstellingen.
Bestemmingsplannen dienen derhalve deze ontwik-
kelingen in deze gebieden onmogelijk te maken.
Uitzonderingen op deze regel zijn uitsluitend
toegestaan als:
er sprake is van een groot openbaar belang én
er geen reëel alternatief is.
Op basis van een afweging tussen het te beschermen
en te behouden belang en het met een bestemmings-
plan of projectprocedure te dienen belang wordt de
toelaatbaarheid beoordeeld. Ingeval van een positief
besluit geldt ons compensatiebeleid, zoals dat is
geformuleerd in ons besluit van 14 maart 2000.
Zie verder ook de kaart Groene en cultuurhistorische
waarden en Milieubeschermingsgebieden en de
toelichting daarop (zie bijlage).
Status van dit beleidsonderdeel
Wij beschouwen de ligging van de rode contouren
op de kaart en het hiervoor geformuleerde beleid als
een essentiële beleidslijn.
Aanpassing van deze lijnen op de kaart of wijziging
van het beleid ter zake kan uitsluitend door een
herziening van het streekplan, tenzij deze aanpassing
onderdeel uitmaakt van, of voortvloeit uit, een nadere
uitwerking van het streekplan.

Page 52
Streekplan Noord-Holland Zuid
88