Artikel 4. Bedrijf - 2

 

4.1

Bestemmingsomschrijving

4.1.1

De voor ‘Bedrijf - 2’ (B-2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

bedrijven zoals genoemd in bijlage 1b van deze regels, alsmede een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, nr. 50) niet zijn toegestaan;

 

met de daarbij behorende:

 

b.

parkeervoorzieningen;

 

c.

straten, fiets- en wandelpaden, trottoirs en paden;

 

d.

water (waterberging/waterafvoer);

 

e.

erven, tuinen;

 

f.

groen- en speelvoorzieningen;

 

g.

overige voorzieningen zoals nutsvoorzieningen;

 

h.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2

Bouwregels

4.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

a.

hoofdgebouwen mogen uitsluitend als bedrijfsgebouw worden gebouwd;

 

b.

een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;

 

c.

de afstand van de hoofdgebouwen tot aan de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt tenminste 3 meter;

 

d.

de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan de aangeduide hoogte bedragen.

4.2.2

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

 

a.

de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;

 

b.

overkappingen met een oppervlak van, horizontaal gemeten, ten hoogste 30 m2 mogen worden opgericht achter de voorgevelrooilijn.

 

4.3

Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de ligging van de bebouwing, indien dit uit een oogpunt van brandpreventie en milieuaspecten noodzakelijk wordt geacht.

 

4.4

Specifieke gebruiksregels

4.4.1

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

het plaatsen van caravans;

 

b.

het storten van afval;

 

c.

het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting;

 

d.

het gebruik van onbebouwd blijvende grond voor de opslag van afval en materialen.


 

4.4.2

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het in lid 4.4.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en het verbod niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.4.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.1 voor het toestaan van bedrijven welke naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de volgens de Lijst van Bedrijfsactiviteiten toegestane bedrijven.