Wijzigingsplan Bierum - Hereweg 38A                                     status: ontwerp

 

Artikel 1:  Begrippen

 

Artikel 2:  Wijze van meten

 

Artikel 3:  Tuin

 

Artikel 4:  Wonen

 

Artikel 5:  Waarde - Archeologie 4

 

Artikel 6:  Anti-dubbeltelregeling

 

Artikel 7:  Algemene aanduidingsregels

 

Artikel 8:  Overige regels

 

Artikel 9:  Overgangsrecht

 

Artikel 10: Slotregel

 

 

 

Bijlagen regels

 

 

 

Toelichting

 

Bijlagen toelichting

 

 

Artikel 1:

Begrippen

 

 

1.het plan:

het bestemmingsplan Bierum - Hereweg 38A van de gemeente Delfzijl;

 

2. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0010.21BP9906PG38A-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

3. aan- en uitbouw:

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw;

 

4. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

5. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

6. aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

 

7. archeologisch deskundige:

een afgestudeerd archeoloog met kennis van en ervaring in het Noord-Nederlandse kustgebied;

 

8. archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;

 

9. archeologisch onderzoeksgebied:

een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

 

10. archeologisch waardevol gebied:

een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

 

11. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

12. bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

 

13. bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;

 

14. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

15. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

16. bijgebouw:

een gebouw, dat ruimtelijk zowel als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

 

17. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

18. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

19. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

20. bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

 

21. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

22. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

23. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

24. erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

25. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

26. geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

27. hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

28. huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

 

29. kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

30. landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

 

31. logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

 

32. natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

 

33. normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

 

34. normaal onderhoud (archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

 

35. overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

36. peil:

indien op het land wordt gebouwd:

a.       voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

1.       de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.       voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

1.       de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.       indien in het water wordt gebouwd:

1.       het Normaal Amsterdams Peil;

37. permanente bewoning:

bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;

 

38. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

 

39. prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

40. recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

41. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

42. woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

Naar boven

Artikel 2:

Wijze van meten

 

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

3. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

4. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

6. de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens;

 

7. de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de dichtstbijzijnde zijde van de weg;

 

Naar boven

Artikel 3:

Tuin

 

 

3.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2        Bouwregels

 

3.2.1     Gebouwen en overkappingen

 

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

a.                   de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten

niet meer dan 5 m bedraagt;

  1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen.

 

3.3        Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de aard en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Naar boven

Artikel 4:

Wonen

 

 

4.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en/of de huisvesting van mindervaliden en/of zorgbehoeftigen;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen; 

 

met daaraan ondergeschikt: 

  1. water;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

4.2        Bouwregels

 

4.2.1     Gebouwen en overkappingen

 

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. de voorgevel van het hoofdgebouw zal worden gebouwd in de rooilijn;
  3. het hoofdgebouw wordt gebouwd op een afstand van tenminste 3 meter van de grens van het bestemmingsvlak;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van een woonhuis, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 250 m2 bedragen;
  5. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste de oppervlakte van de woning bedragen;
  6. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw en/of een vrijstaande overkapping zal per woning ten hoogste 100 bedragen;
  7. het aantal hoofdgebouwen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen;
  8. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  9. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

 

Functie van het bouwwerk

Goothoogte in m

Dakhelling in °

Bouwhoogte in m

 

max

min

max

max

woning

3,50

20

60

9,00

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

3,50

-

60

6,00

Overkappingen

-

-

60

3,50

 

 

4.2.2     Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

4.3        Nadere eisen

 

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats, de aard en de afmetingen van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4        Afwijking van de bouwregels

  1. Met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten en afmetingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5        Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, voor zover de bestaande terreinverharding niet is verwijderd;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, voor zover de erfbeplanting niet overeenkomstig het in bijlage 1 opgenomen beplantingsplan is aangelegd.;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep en/of bedrijf, zodanig, dat:
  1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het perceel;
  2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 ;
  3. het nevengebruik wordt uitgeoefend door iemand anders dan de bewoner van de woning;
  4. de bedrijfsactiviteiten niet voorkomen in of gelijk zijn te stellen met categorie 1 als vermeld in bijlage 2 bij de planregels;
  5. de activiteiten betrekking hebben op detailhandel, horeca of seksinrichtingen;
  6. het beroeps- of bedrijfsmatig nevengebruik van de bebouwing nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer of onevenredige parkeerdruk veroorzaakt, ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  7. reclame. -uitingen worden aangebracht, met uitzondering van de op de grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.

4.6        Afwijking van de gebruiksregels

 

Met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 onder c in die zin dat gebouwen, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:

  1. de bedrijvigheid gekoppeld is aan het gebruik van het woonhuis en daaraan ondergeschikt is;
  2. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte ten hoogste 45 zal bedragen;
  3. er geen keukenblok in de logieseenheden wordt gemaakt;
  4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
  5. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
  6. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
  7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende functies, in die zin dat de functies in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Naar boven

Artikel 5:

Waarde - Archeologie 4

 

 

5.1        Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden.

 

5.2        Bouwregels

 

5.2.1     Bouwwerken

 

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,45 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

 

  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 200 wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

 

5.3        Afwijking van de bouwregels

 

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

 

5.4        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1     Vergunningplicht

 

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden over een oppervlakte groter dan 200 , waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
  2. het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking met een oppervlakte groter dan 200 en dieper dan 0,45 m, waarbij in acht wordt genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voornoemde werken is bewerkt;
  3. het graven of dempen van waterlopen;
  4. het graven van sleuven breder dan 0,50 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  5. het aanbrengen van systematische drainage, niet zijnde sleufloze drainage of kettingdrainage, in agrarische percelen dieper dan 45 cm -Mv.

 

5.4.2     Uitzonderingen

 

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en het normaal agrarisch gebruik, waaronder het uitbaggeren van sloten wordt begrepen, betreffen;
  2. vallen binnen de bebouwde delen van de agrarische bouwpercelen;
  3. (her)drainage door middel van kettingdrainage en sleufloze drainage betreffen;
  4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  5. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning;
  6. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

5.4.3     Toetsingscriteria

 

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    3. een verplichting de werken en/of de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

Indien er voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

 

Naar boven

Artikel 6:

Anti-dubbeltelregeling

 

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Naar boven

Artikel 7:

Algemene aanduidingsregels

 

 

7.1   aanduiding “specifieke bouwaanduiding - sloopverplichting”

 

Gebouwen en overkappingen als bedoeld in artikel 4.2.1 mogen pas worden gebouwd nadat het bestaande gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding -sloopverplichting" is gesloopt;

 

Naar boven

Artikel 8:

Overige regels

 

 

8.1        Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

 

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
  3. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Naar boven

Artikel 9:

Overgangsrecht

 

 

9.1        Overgangsrecht bouwwerken

 

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2        Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Naar boven

Artikel 10:

Slotregel

 

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als “Regels van het bestemmingsplan Bierum - Hereweg 38” van de gemeente Delfzijl.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van d.d. 3 juli 2014 onder nummer 13.

 

                                                                                    voorzitter, E.A. Groot

 

                                                                                    griffier, O. Rijkens

 

 

naar boven