Bestemmingsplan Holwierde - Woningbouwlocatie Hendericoterrein-Zuid

 

 

 

Naar vorige

Plangegevens

Toelichting

Planregels

Print deze pagina

Naar volgende

 

 

 

 

Artikel 1:

Begrippen

 

 

 

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

 

 

1.   

het plan:

 

 

het bestemmingsplan ‘Holwierde - Woningbouwlocatie Hendericoterrein-Zuid’ van de gemeente Delfzijl;

 

 

 

 

2.        

bestemmingsplan:

 

 

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO met de bijbehorende regels;

 

 

 

 

3.          

aanbouw:

 

 

een gebouw dat als een afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

 

4.

aanduiding:

 

 

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regel regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

 

 

 

5.         

aanduidingsgrens:

 

 

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

 

 

 

6.     

aan-huis-verbonden beroep:

 

 

een dienstverlenend beroep dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt dat ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

 

 

 

7.          

bebouwing:

 

 

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

 

 

 

8.          

bedrijfsvloeroppervlakte:

 

 

de totale oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit bij een woning, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

 

 

 

9.          

bestemmingsgrens:

 

 

de grens van een bestemmingsvlak;

 

 

 

 

10.     

bestemmingsvlak:

 

 

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

 

 

 

11.     

bijgebouw:

 

 

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

 

12.     

bouwen:

 

 

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

 

 

 

13.     

bouwgrens:

 

 

de grens van een bouwvlak;

 

 

 

 

14.

bouwlaag:

 

 

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, souterrain en zolder;

 

 

 

 

15.     

bouwperceel:

 

 

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

 

 

 

16.     

bouwperceelsgrens:

 

 

een grens van een bouwperceel;

 

 

 

 

17.     

bouwvlak:

 

 

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken

geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

 

 

 

18.      

bouwwerk:

 

 

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

 

 

 

19.      

dak:

 

 

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

 

 

 

20.      

detailhandel:

 

 

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

 

 

 

21.

eerste bouwlaag:

 

 

de bouwlaag op de begane grond;

 

 

 

 

22.     

gebouw:

 

 

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

 

 

 

23.      

hoofdgebouw:

 

 

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste is aan te merken;

 

 

 

 

24.      

kampeermiddel:

 

 

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

 

 

 

 

25.      

kap:

 

 

een dak met een hellingspercentage van tenminste 25%;

 

 

 

 

26.     

kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

 

 

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

 

         

 

27.     

overkapping:

 

 

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

 

 

 

 

28.    

peil:

 

 

indien op het land wordt gebouwd:

-

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

-

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien in het water wordt gebouwd:

-

het Normaal Amsterdams Peil;

 

 

 

 

29.     

prostitutie:

 

 

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

 

 

 

30.     

seksinrichting:

 

 

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

 

 

 

31.     

uitbouw:

 

 

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdbouw;

 

 

 

 

32.    

woning:

 

 

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

 

 

 

33.     

woonhuis:

 

 

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

 

 

 

 

naar boven