Bestemmingsplan Holwierde - Woningbouwlocatie Hendericoterrein-Zuid

 

 

 

Naar vorige

Plangegevens

Toelichting

Planregels

Print deze pagina

Naar volgende

 

 

 

 

Artikel 6:

Wonen

 

 

 

6.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

 

 

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

 

a.

woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

 

 

b.

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis;

 

 

 

 

 

met daaraan ondergeschikt:

 

 

c.

parkeervoorzieningen;

 

 

d.

groenvoorzieningen;

 

 

e.

speelvoorzieningen;

 

 

f.

water;

 

 

 

 

 

 

met de daarbijbehorende:

 

 

g.

tuinen en erven;

 

 

h.

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

6.2

Bouwregels

 

 

 

 

6.2.1

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

 

a.

als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

 

 

b.        

er mogen ten hoogste 27 woonhuizen worden gebouwd;

 

 

c.

een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

 

d.

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw zal (zullen) in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;

 

 

e.

het bebouwingspercentage van een bouwperceel zal ten hoogste 50% bedragen;

 

 

f.

een hoofdgebouw zal vrijstaand dan wel individueel aaneen worden gebouwd, waarbij het maximaal aantal aaneen te bouwen woningen 2 bedraagt;

 

 

g.

de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;

 

 

h.

de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;

 

 

i.

de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;

 

 

j.

de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.

 

 

 

 

6.2.2

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

 

 

a.

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;

 

 

b.

aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;

 

 

c.

de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 70 m² bedragen;

 

 

d.

de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;

 

 

e.       

het bebouwingspercentage van een bouwperceel zal ten hoogste 50% bedragen;

 

 

f.

de goothoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

 

 

g.

de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

 

 

 

 

6.2.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

 

a.

de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

 

 

b.

de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

 

 

c.

de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

 

 

 

 

6.3

Nadere eisen

 

 

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

 

         

 

 

6.4

Ontheffing van de bouwregels

 

 

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

 

 

 

 

a.

het bepaalde in lid 6.2.1. onder c en toestaan dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

 

b.

het bepaalde in lid 6.2.1. onder g en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;

 

 

c.

het bepaalde in lid 6.2.1. onder i en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verkleind c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;

 

 

d.

het bepaalde in lid 6.2.1. onder j en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;

 

 

e.

het bepaalde in lid 6.2.2. onder a en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd;

 

 

f.

het bepaalde in lid 6.2.2. onder a en toestaan dat erkers en toegangsportalen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw worden gebouwd, tot een diepte van 1,50 m gemeten vanuit de voorgevel en over ten hoogste 75% van de lengte van de gevel, waarbij de bouwhoogte van de erkers en/of toegangsportalen ten hoogste 0,25 m meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4,00 m;

 

 

g.

het bepaalde in lid 6.2.2. onder b en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;

 

 

h.

het bepaalde in lid 6.2.2. onder c, d en e en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot met ten hoogste 45 m², mits:

 

        

 

-

de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel ten dienste staat van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoeftigen.

 

 

 

 

6.5

Specifieke gebruiksregels

 

 

 

 

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

 

 

a.

het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

 

 

b.

het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:

 

 

 

1.

de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel;

 

 

 

2.

de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m²;

 

 

 

3.

er uitoefening van detailhandel of horeca plaatsvindt;

 

 

 

4.

het nevengebruik van de bebouwing onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;

 

 

 

5.

de activiteiten worden uitgeoefend door iemand anders dan de bewoner van de woning;

 

 

 

6.

de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet Milieubeheer dan wel andere milieuwet/-regelgeving;

 

 

 

7.

de bedrijfsactiviteiten niet voorkomen in of gelijk zijn te stellen met categorie 1 als vermeld in de VNG Brochure Bedrijven en Milieuzonering;

 

 

 

8.

het beroeps- of bedrijfsmatig nevengebruik van de bebouwing nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer of onevenredige parkeerdruk veroorzaakt; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

 

 

 

9.

reclame-uitingen worden aangebracht, met uitzondering van de op de grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen.

 

 

 

 

naar boven