In deze regels wordt
verstaan onder:
1.1
het plan
het bestemmingsplan
‘Krawinkel/Lutterade’ van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2
bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1883.KrawinkelLutterade-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3
aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden.
1.4
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht
op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van
(ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s)
van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in
geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping
van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie
behoudt;
1.5
aan huis gebonden beroep
een beroep of het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk,
maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend,
ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door
de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend
bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de
begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.6
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua
ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van
de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7
ander-werk
een werk, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.8
bebouwingspercentage
de gezamenlijke
oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in
procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak
respectievelijk bouwvlak;
1.9
bedrijf
een inrichting of
instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,
opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.10
bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.11
bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12
bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)
een al dan niet
vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is
aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;
1.13
bouwen
het plaatsen, het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.14
bouwgrens
de grens van een
bouwvlak.
1.15
bouwlaag
een boven het peil
gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij
benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met
inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16
bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.17
bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18
bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
1.19
bovenwoning
een woning, die zich
geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een
gebouw;
1.20
bedrijfsvloeroppervlak
de inpandige en
overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;
1.21
detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of
(af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik
en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of
bedrijfsactiviteiten;
1.22
dienstverlenend bedrijf/dienstverlening
een kantoor of een
bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter
plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van
bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau,
een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;
1.23
dienstwoning/bedrijfswoning
een woning in of bij
een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de
huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet
op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
1.24
eengezinswoning
een complex van
ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting
van een huishouden;
1.25
erf
een al of niet omheind
stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht
ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of
een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing
is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of
het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.26
erker
een uitbreiding van
het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan
de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;
1.27
gebouw
elk bouwwerk dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
1.28
hoofdgebouw
een gebouw dat op een
bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming
als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.29
huishouden
de bewoning van een
woning door:
-
een
persoon;
-
meerdere
personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.30
horeca
het bedrijfsmatig
verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het
doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot
dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig
verstrekken van logies;
1.31
kantoor
een ruimte of een
complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve
werkzaamheden;
1.32
(beperkt)
kwetsbaar object
een (beperkt)
kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen;
1.33
maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen, bestemd
voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire,
educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;
1.34
mantelzorg
het bieden van zorg
aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale
vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.35
meergezinswoning
een gebouw dat dient
voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten;
1.36
omgevingsvergunning:
een vergunning voor
het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op
grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.37
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning
voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van
artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.38
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor
het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.39
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
1.40
onderbouw
een gedeelte van een
gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m
boven het peil is gelegen;
1.41
ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van
ondergeschikt belang
bouwdelen van beperkte
afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals
schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte
dakopbouwen;
1.42
ondergronds
beneden het peil;
1.43
peil
de gemiddelde hoogte
van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.44
prostitutiebedrijf
een inrichting of
instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang
met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.45
risicovolle inrichting
een inrichting, bij
welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde,
richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het
in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.46
seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of
instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of
vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel
in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat
of sekswinkel;
1.47
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze
regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en
instellingen;
1.48
staat van horeca-activiteiten
een als bijlage bij
deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van
horecabedrijven;
1.49
verharden van wegen
het aanbrengen van een
dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.50
verkoopvloeroppervlak
het totale
vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;
1.51
voorste bouwgrens
de naar het verkeers-
of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;
1.52
woning
een (gedeelte van een)
gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
In deze regels wordt
mede verstaan onder:
1.53
gebruiken
het doen gebruiken,
laten gebruiken en in gebruik geven;
1.54
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten
uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van
het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
2.3
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
2.6
horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en
het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel
scheidslijnen en op het peil;
2.7
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan
de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het)
bouwwerk.
2.8
bovenkant spoorstaaf
de hoogte van de bovenkant
van de laagste spoorstaaf.
3.1
Bestemmingomschrijving
De
voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 als
vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
b
verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder
lpg’;
c
bestaande (inpandige)bedrijfswoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d
woningen op de verdieping(en) ter plaatse van de
aanduiding ‘wonen’;
alsmede
voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
3.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
c
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
d
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
e bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd
binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
f per bouwperceel is één bedrijfswoning
vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de
volgende voorwaarden:
1
Bij
een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
De
inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 mł.
-
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
-
De
bouwhoogte niet meer dan bedragen 10
m.
2
Bij
een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen
van toepassing:
-
De
inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m3.
-
De
goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mag niet worden
overschreden.
3.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2
onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met
een hoogte van maximaal 2 m.
3.4
Specifieke gebruiksregels
3.4.1
Ten aanzien van de in lid 3.1 genoemde functies
gelden de volgende beperkingen:
a
seks- en/of pornobedrijven en/of
prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van
bedrijfsactiviteiten;
c
verkooppunten voor motorbrandstoffen met
lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van
het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
e
het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet
meer bedragen dan het op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van
het plan bestaande aantal.
3.4.2
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of
een aan huis gebonden bedrijf.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van
een bedrijf uit milieucategorie 3.1 als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar aard
en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan
een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2, mits:
a
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen
afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving;
b
het geen risicovolle inrichting betreft.
3.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
-
op de
begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de
begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie
primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf –
Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
openbare nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
b
groenvoorzieningen en verhardingen;
c
overige bijbehorende voorzieningen;
d
het behoud van monumentale waarden ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met bijbehorende:
e
gebouwen;
f
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
4.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 4 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige
bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
detailhandel;
b
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde detailhandelsbedrijf;
alsmede
voor:
c
erven;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve de
waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
5.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming
van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van
erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2
onder c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met
een hoogte van maximaal 2 m.
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
dienstverlenende bedrijven, kantoren en
instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op
het gebied van communicatie, informatie en adviezen;
b
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende
bij de ter plaatse gevestigde dienstverlening;
alsmede
voor:
c
erven en tuinen;
d
nutsvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
bijgebouwen;
j
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
6.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming
van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van
erfafscheidingen
voor
de voorste bouwgrens 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping(en):
a
wonen;
uitsluitend
op de begane grond:
b
bestaande detailhandel, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding ‘detailhandel’;
c
bestaande horeca, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘horeca’;
d
zakelijke dienstverlening;
e
maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
f
erven en tuinen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
parkeervoorzieningen;
i
nutsvoorzieningen;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
7.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a hoofdgebouwen
mogen binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b de
voorgevel van gebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten
hoogste bedragen:
1
op de
begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de
volgende bouwlagen 12,5 m,
met
dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het
bouwperceel minimaal 5 m
bedraagt;
d
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van
maximaal 70 m2,
met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
e
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g De
goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
h de
goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van
aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag
tot perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum van 5 m;
+0,25 m
-
van
vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum
van 5 m;
-
van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens - 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van overige
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
7.3
Afwijken van de bouwregels
7.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder h voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
7.4
Specifieke gebruiksregels
7.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als
afhankelijke woonruimte.
7.5
Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
-
op de
begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de
begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.5.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1, voor de uitoefening van
een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een
eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
-
op de
begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de
begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf
in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.5.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder b voor de
uitbreiding van detailhandel op de verdieping, mits:
a
is aangetoond dat de uitbreiding ten behoeve van
een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
b
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
c
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
de uitbreiding geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
7.5.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1 voor het gebruik van
een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 5.2 onder
d, f en g genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
-
de
belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet
onevenredig worden geschaad.
7.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Gemengd’ te wijzigen voor wat betreft
het verwijderen van één of beide aanduidingen als bedoeld in lid 7.1, onder b
en c, indien de betreffende activiteiten ter plaatse gedurende minimaal één
jaar zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten
op korte termijn worden voortgezet.
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
een park, plantsoenen, groenstroken en overige
aanplanten;
alsmede
voor:
b
voet- en fietspaden;
c
speelvoorzieningen
d
kunstuitingen;
e
geluidwerende voorzieningen;
f
nutsvoorzieningen;
g
inritten;
h
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i
het behoud van monumentale waarden ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met
bijbehorende:
j
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
8.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten
hoogste 6 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2
m bedragen.
9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
aan de detailhandelsfunctie verwante licht horeca
in categorie I, als vermeld in de staat van horeca-activiteiten ter plaatse van
de aanduiding ‘horeca van categorie 1’;
b
overige lichte horeca in categorie II, als vermeld
in de staat van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van
categorie 2’;
c
bestaande (inpandige) bedrijfswoningen, behorende
bij het ter plaatse gevestigde bedrijf;
d
wonen op de verdieping(en) ter plaatse van de
aanduiding ‘wonen’;
alsmede
voor:
e
terrassen;
f
erven;
g
nutsvoorzieningen;
h
parkeervoorzieningen;
i
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
bijgebouwen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
9.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 9.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van
erfafscheidingen
voor de voorste bouwgrens 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter de voorste bouwgrens 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
9.3
Afwijken van de bouwregels
9.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor de
realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van
maximaal 2 m.
9.4
Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor:
a
de vestiging van horecabedrijven in een lagere
categorie dan aangegeven;
b
horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in de
staat van horeca-activiteiten, mits:
1
de
horeca-activiteiten voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die
zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden aan horeca-activiteiten behorende
tot categorie I of II als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
2
de
horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en
leefklimaat in de omgeving.
10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
instellingen en voorzieningen op medisch,
sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van
sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en
verzorgingstehuizen;
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste
van de onder a genoemde doeleinden;
c
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding
‘begraafplaats’;
d
woningen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
alsmede
voor:
e
erven;
f
nutsvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen;
h
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2
Voor zover op de verbeelding de aanduiding
“specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument” is aangegeven, zijn de
gronden tevens aangewezen voor het behoud van monumentale waarden.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
10.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en
maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
overige
bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de
bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
11.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
binnen- en buitensportbeoefening;
alsmede
voor:
b
ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste
van de onder a genoemde doeleinden;
c
speelvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
parkeervoorzieningen;
g
nutsvoorzieningen;
h
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
gebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
11.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt
maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’
aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
bedraagt maximaal voor:
-
erfafscheidingen 2 m;
-
speelvoorzieningen 6 m;
-
lichtmasten 9 m;
-
masten
t.b.v. de telecommunicatie 20 m;
-
overige
bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.
d
nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken
worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2
de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
12.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
tuin;
alsmede
voor:
b
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
c
nutsvoorzieningen;
d
parkeervoorzieningen;
met
bijbehorende:
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
12.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 12.1 omschreven doeleinden en:
a
met inachtneming van de volgende bepalingen:
1
uitsluitend
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
2
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:
-
van
erfafscheidingen
voor de voorste
bouwgrens 1 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter de voorste
bouwgrens 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde 3 m;
3
in
afwijking van het bepaalde onder 1 zijn bestaande aangebouwde bijgebouwen
toegestaan;
b
ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons,
erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
1
de
overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
2
de
hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte
van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
3
de
breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van
de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
12.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2
onder a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met
een hoogte van maximaal 2 m.
13.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van
doorgaand en overig verkeer;
alsmede voor:
b
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
c
groenvoorzieningen;
d
kunstuitingen;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
nutsvoorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 18 en 19 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
13.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 13.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b nutsvoorzieningen
mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van verlichting 6
m;
-
van
voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van
kunstuitingen 12 m;
-
van
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2
m.
14.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Garage’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
stalling van auto’s en (motor)voertuigen;
alsmede voor:
b
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
c
gebouwen;
d
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden
en bouwmogelijkheden die in artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn
aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
14.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken
worden gebouwd;
b
de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste 3 m
bedragen;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste 2 m
bedragen.
15.1
Bestemmingomschrijving
De voor ‘Verkeer – Spoorverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
spoorwegen met de daarbijbehorende gronden en
voorzieningen;
b
spoorwegovergangen ten behoeve van overig verkeer;
c
ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen,
straten en water;
alsmede voor:
d
parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
e
groenvoorzieningen;
f
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
g
nutsvoorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de
doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 18 en 19 voor de betrokken
bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen
afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
15.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 15.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b nutsvoorzieningen
mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m gemeten vanaf de bovenkant
spoorstaaf;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf, mag ten hoogste bedragen:
- van verlichting 7
m;
- van voorzieningen voor de spoorgeleiding
zoals
draagconstructies voor bovenleidingen,
seinpalen,
bakens en andere spoorverkeersvoorzieningen 15 m;
- voor het onderbrengen van voorzieningen van
de elektrotechnische systemen 7
m;
- van geluidsschermen gemeten 4
m;
- van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2
m.
16.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer –
Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wegen, voet- en fietspaden;
b
pleinen;
c
parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
met
zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en
nabijgelegen bestemmingen,
alsmede voor:
d
speelvoorzieningen;
e
groenvoorzieningen;
f
kunstuitingen;
g
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
h
nutsvoorzieningen;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze bestemming
zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 18
en 19 voor de betrokken bestemming zijn
aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of
omgevingsvergunningvereisten.
16.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in lid 16.1 omschreven doeleinden en met
inachtneming van de volgende bepalingen:
a
gebouwen zijn niet toegestaan;
b
nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien
verstande dat:
1 de
oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m˛;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3
m.
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
mag ten hoogste bedragen:
-
van
verlichting 6
m;
-
van
voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
-
van
kunstuitingen 12 m;
-
van overige
bouwwerken, geen gebouw zijnde 2
m.
17.1
Bestemmingsomschrijving
De op voor ‘Wonen’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
wonen;
b
een aan huis gebonden beroep en/of een aan huis
gebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’;
c
een bedrijf in milieucategorie 1 en 2 als vermeld
in de staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijf’;
alsmede
voor:
d
erven;
e
water en voorzieningen ten behoeve van de
waterhuishouding;
f
het behoud van monumentale waarden ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
met bijbehorende:
g
hoofdgebouwen;
h
bijgebouwen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De gronden binnen deze
bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in
artikel 18 en 19 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de
daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.
17.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan
ten dienste van de in lid 17.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de
volgende bepalingen:
a
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de
bouwvlakken worden gebouwd;
b
Nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan,
met uitzondering van vervangende nieuwbouw en nieuwbouw ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw’.
c
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in
de voorste bouwgrens worden gebouwd;
d
de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten
hoogste bedragen:
1
op de
begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
2
op de
volgende bouwlagen 12,5 m,
met
dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het
bouwperceel minimaal 5 m
bedraagt;
e
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van
bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen
buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien
verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag
bedragen;
f
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 2 m
achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g de
goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
h de
goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
ten hoogste bedragen:
goothoogte bouwhoogte
-
van
aangebouwde bijgebouwen hoogte eerste goothoogte+afstand
bouwlaag tot
perceelsgrens, tot
hoofdgebouw maximum
van 5 m;
+0,25 m
-
van
vrijstaande bijgebouwen 3 m goothoogte+afstand
tot
perceelsgrens, tot
maximum van 5 m;
-
van
erfafscheidingen in of
achter
de voorste bouwgrens - 2 m;
-
van
overige bouwwerken,
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
17.3
Specifieke gebruiksregels
17.3.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van (vrijstaande)bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als
afhankelijke woonruimte.
17.3.2
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf aan huis’
is de vestiging van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden
bedrijf toegestaan, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in de woning plaatsvindt;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden
beroep/bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep/bedrijf;
f
de aard en de activiteiten van het beroep/bedrijf
niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.4
Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden beroep, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden beroep
plaatsvindt:
-
in een
eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
-
op de
begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de
begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep
in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden beroep;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige
afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
17.4.2
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.1, voor de uitoefening
van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a
de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf
plaatsvindt:
-
in een
eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;
-
op de
begane grondverdieping van een meergezinswoning;
-
op de
begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;
b
het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf
in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c
het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in
milieucategorie 1 of 2 in
de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de
milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
d
het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt
op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis gebonden bedrijf;
de
aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder
voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in
de omgeving.
17.4.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 17.3.1 voor het gebruik van
een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in lid 17.2
onder e, f en h genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.1
Bestemmingomschrijving
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
a
een ondergrondse gasleiding met een diameter van
maximaal 14 inch
en een druk van maximaal 40 bar, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn
leiding – gas 1’;
b
een ondergrondse gasleiding met een diameter van
maximaal 10 inch
en een druk van maximaal 40 bar, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn
leiding – gas 2’;
alsmede voor:
c
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
d
gebouwen;
e
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2
Bouwregels
18.2.1
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 t/m 17
van deze regels, is bouwen op de gronden binnen deze dubbelbestemming
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 18.1 omschreven doeleinden,
met inachtneming van de volgende bepalingen:
a
de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m2;
b
de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
3,5 m;
c
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
18.3
Afwijken van de bouwregels
18.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 18.2.1, voor het bouwen in
overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels.
18.3.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
18.4
Specifieke gebruiksregels
18.4.1
Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het
gebruik van de grond op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of
aan het functioneren van de leiding afbreuk doen.
18.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 18.1 bedoelde gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a
het aanbrengen/rooien van hoogopgaande en/of
diepwortelende beplantingen en bomen;
b
het aanleggen van wegen, paden en andere
oppervlakteverhardingen;
c
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals
lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
d
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden
gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen
en aanleggen van drainage;
e
het permanent opslaan van goederen;
f
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van
sloten, vijvers en andere wateren.
18.5.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de
andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de
mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse
leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende
tegemoet kan worden gekomen.
18.5.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft
ingewonnen van de beheerder van de ondergrondse leiding.
18.5.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.5.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het normale
onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
omgevingsvergunning.
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden
zijn tevens bestemd voor:
a
doeleinden ter bescherming van de archeologische
waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de
overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
19.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze
regels, mogen op de in lid 19.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd,
met uitzondering van:
a
ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve
van het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van deze regels, waarbij de
bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet
wordt vergroot of veranderd;
b
de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van
een bestaand gebouw van ten hoogste 100 m˛, mits er geen archeologische vondsten in
een straal van 50 m
van het beoogde (bij)gebouw of uitbreiding zijn gedaan.
19.3
Afwijken van de bouwregels
19.3.1
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2, voor het bouwen van
gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met 17 van
deze regels, groter dan 100
m˛, indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw
niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
19.3.2
Voor zover het oprichten van het bouwwerk,
waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van
archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2, indien aan de
omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
a
de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
c
de verplichting de oprichting van het bouwwerk te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische
monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.3.3
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan
nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning op de in lid 19.1 bedoelde gronden de volgende
andere-werken uit te voeren:
a het
vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, dieper dan 0,30 m;
b het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c het
aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en
andere oppervlakteverhardingen;
d heien,
draineren en diepwoelen.
19.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de
andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot
een verstoring van de archeologische waarden.
19.4.3
Voor zover de in lid 19.4.1 genoemde werken en
werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en
werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan
de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende
voorschriften worden verbonden:
a de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b de
verplichting tot het doen van opgravingen, of
c de
verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan
door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.4.4
De
omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport
heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens
de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate is vastgesteld.
19.4.5
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1
is niet vereist voor:
a
andere-werken, die behoren tot het normale
onderhoud en beheer;
b
andere-werken, die op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd
krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde
omgevingsvergunning.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
21.1
percentageregeling
Een
op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van
het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd
met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het
bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
21.2.1
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding
omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken,
alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op
ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse
bouwwerken niet meer dan 5 m
mag bedragen.
21.2.2
Het bepaalde in lid 21.2.1 is niet van toepassing
op gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bestemming ‘Leiding’.
Op die gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan.
21.2.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2, voor ondergronds
bouwen in overeenstemming met lid 21.2.1
21.2.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.2.3
wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies hebben
ingewonnen van het leidingbeheerder.
21.3.1
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte,
oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot
enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming
met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn
gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze
regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of
afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
21.3.2
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat
in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van
het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking
daarvan als maximaal toegestaan.
Onder verboden wordt in elk geval verstaan:
a
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats
van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het
normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het artikel 2.1 lid 3 van het
Besluit omgevingsrecht;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan in of krachtens deze regels;
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie,
een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van
een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze
regels.
23.1
geluidzone – industrie
23.1.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone -
industrie’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming c.q. instandhouding
van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een industrieterrein als
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
23.1.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze regels, mogen ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geen
nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen
worden gebouwd.
23.2
veilgheidszone - bevi
23.2.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone –
bevi’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en
leefmilieu in verband met de nabijheid van een Bevi-inrichting.
23.2.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze regels, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ nieuwe
kwetsbare objecten niet toegestaan.
23.3
veilgheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen
23.3.1
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone –
vervoer gevaarlijke stoffen’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming
van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van een vervoersroute
voor gevaarlijke stoffen.
23.3.2
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van
deze regels, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – vervoer
gevaarlijke stoffen’ nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken van het bepaalde in het plan voor:
a
het afwijken van de voorgeschreven goothoogte,
bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een
voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de
bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels
voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen
en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en
voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten,
mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet
meer dan 2,5 m
bedraagt;
c
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d
het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen door:
1
tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken
en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
a
de
overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b
de
hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte
van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
c
de
breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van
de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
d
de
afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het
bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "verkeersgebied";
2
andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer
bedraagt dan 1 m.
25.1
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de
bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven
overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten
toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing
van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c
de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden;
f
de ruimte tussen bouwwerken;
g
erf- en terreinafscheidingen.
Daar waar op de verbeelding
aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij die
bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.
25.3
Voorrangsregeling
Voor zover de
dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a
in de eerste plaats de bepalingen van artikel 19
(Waarde - Archeologie);
b
in de tweede plaats de bepalingen van artikel 18
(Leiding).
26.1
Overgangsrecht bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van
het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2
Overgangsrecht gebruik
a
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op
het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd
is, mag worden voortgezet.
b
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder
a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
d
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Krawinkel/Lutterade’.
Rosmalen, 18 oktober 2011 Vastgesteld:
10 november 2011
Croonen Adviseurs B.V.