INHOUD

 

 

regels

1                 inleidende regels 1

artikel 1    begrippen  1

artikel 2    wijze van meten  7

2                 bestemmingsregels 9

artikel 3    bedrijf  9

artikel 4    centrum -1  11

artikel 5    centrum -2  14

artikel 6    groen  17

artikel 7    maatschappelijk  18

artikel 8    tuin  19

artikel 9    verkeer  20

artikel 10   verkeer – garage  22

artikel 11   wonen  23

artikel 12   wonen – uit te werken 1  26

artikel 13   wonen – uit te werken 2  28

artikel 14   waarde – archeologie 2  30

artikel 15   waarde – archeologie 3  33

artikel 16   waarde – archeologie 4  36

3                 algemene regels 39

artikel 17   anti-dubbeltelbepaling  39

artikel 18   algemene bouwregels  39

artikel 19   algemene gebruiksregels  40

artikel 20   algemene aanduidingsregels  40

artikel 21   algemene afwijkingsregels  40

artikel 22   overige regels  41

4                 overgangs- en slotregels 43

artikel 23   Overgangsrecht  43

artikel 24   Slotregel  44

 

 

bijlagen

Bijlage 1: Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2: Staat van bedrijfsactiviteiten

 

verbeelding

verbeelding met verklaring                           tekeningnummer: TEK03-SITZ0047-01A

 

 

1          inleidende regels

artikel 1      begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1               het plan

het ‘bestemmingsplan Geleen Centrum’ van de gemeente Sittard-Geleen;

1.2               bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.GeleenCentrum-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.3               aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4               aanduidinggrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5               aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.6               aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

1.7               afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8               ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.9               bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10            bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

1.11            bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12            bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

1.13            bestaande situatie

a         t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b         t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.14            bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15            bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16            bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

1.17            bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.18            bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19            bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20            bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21            bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22            bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23            bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

1.24            bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

1.25            detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.26            dienstverlening

bedrijfsvoering met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

1.27            dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.28            eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

1.29            erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

1.30            erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

1.31            functie- of bouwaanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels een nadere specificatie ten aanzien van de functies, dan wel bepaalde bouwaanduidingen gelden;

1.32            gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33            hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.34            huishouden

de bewoning van een woning door:

-         een persoon;

-         meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.35            horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

1.36            kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.37            maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

1.38            maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels een bepaalde maatvoering in acht moet worden genomen;

1.39            mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.40            meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten;

1.41            nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub d van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.42            omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.43            omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.44            omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.45            omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.46            onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.47            ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

1.48            ondergronds

beneden het peil;

1.49            peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.50            prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;

1.51            seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.52            staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.53            staat van horeca-activiteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van horecabedrijven;

 

1.54            uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub b van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;

1.55            verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.56            voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

1.57            wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van ter-inzage-legging van het ontwerpplan;

1.58            woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

1.59            gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.60            uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

artikel 2      wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1               afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2               goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3               bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4               inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5               de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6               oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7               horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

2.8               verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

2         bestemmingsregels

artikel 3      bedrijf

3.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         bedrijven in de categorieën A en B als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;

 

alsmede voor:
b         erven;
c         aan huis gebonden beroepen;
d         nutsvoorzieningen;
e         parkeervoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h         hoofdgebouwen;
i           bijgebouwen;
j          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

3.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

     voor de voorste bouwgrens                  1 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens                2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                         3 m.

3.3               Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

3.4               Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan het gebruik van (gedeelten) van de gebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.

 

3.4.2 Ten aanzien van de in lid 3.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a         seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
b         detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzonderingen van detailhandel als genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten;
c         verkooppunten voor motorbrandstoffen met lpg-verkoop zijn niet toegestaan;
d         inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn niet toegestaan;
e         het aantal bedrijven per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan bestaande aantal.
 
 

artikel 4      centrum -1

4.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 
uitsluitend op de begane grond:
a         detailhandel;
b         horeca in categorie I (winkelgebonden) als vermeld in de staat van horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - winkelonersteunende horeca’;
c         horeca in categorie I (avondgebonden), IIA, IIB en III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – avondhoreca’;
d         horeca in categorie I (avondgebonden), III en IV als vermeld in de staat van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – daghoreca’;
e         horeca in categorie I, IIA, IIB en III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;;
f          bestaande horeca in categorie I, IIA, IIB en III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten;
g         dienstverlening;
h         maatschappelijke voorzieningen;
i           kantoren met baliefunctie;
j          culturele en ontspannende voorzieningen;
 
op de begane grond en de verdieping:
k         wonen;
l           de functies genoemd onder a t/m d ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van centrum – op verdieping’;
m       maatschappelijke voorzieningen en kantoren ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van centrum – op de verdieping 2’;
 
alsmede voor:
n         erven;
o         terrassen;
p         nutsvoorzieningen;
q         parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeergarage’;
r          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
s          groenvoorzieningen;
t          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

u         hoofdgebouwen;
v         bijgebouwen;
w        bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

4.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c         de bouwhoogte van een ondergrondse parkeergarage mag maximaal 5 m bedragen;
d         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

     voor de voorste bouwgrens               1 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens            2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                     3 m.

4.3               Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder c voor de realisatie van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

4.4               Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan:
a         Het gebruik van hoofd- of bijgebouwen voor de uitoefening van een prostitutiebedrijf, dan wel een seks- en/of pornobedrijf;
b         Het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
 

4.5               Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e         de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
4.5.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie A in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
4.5.3 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a t/m i voor de uitbreiding van deze voorzieningen op de verdieping, mits:
a         het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat de uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
d         de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e         de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 

artikel 5      centrum -2

5.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 
uitsluitend op de begane grond:
a         dienstverlening;
b         maatschappelijke voorzieningen;
c         culturele en ontspannende voorzieningen;
d         bedrijven in de categorieën A en B als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten;
e         detailhandel, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;
f          een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
g         horeca in categorie I, IIA, IIB en III als vermeld in de staat van horeca-activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
h         een garagebedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’;
i           een bouwmarkt, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – bouwmarkt’;
j          een seksinrichting ter plaatse van de aanduiding ‘seksinrichting’;
 
op de begane grond en de verdieping:
k         wonen;
 
alsmede voor:
l           erven;
m       terrassen;
n         nutsvoorzieningen;
o         water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
p         groenvoorzieningen;
q         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

r          hoofdgebouwen;
s          bijgebouwen;
t          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

5.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage;
c         in aanvulling op het bepaalde onder b mag op een bouwperceel, waar uitsluitend een woning aanwezig is, de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen achter de achtergevellijn niet meer bedragen dan 75 m2, waarbij het aantal vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 2 bedraagt en de oppervlakte van een bijgebouw ten hoogste 45 m2 bedraagt; 
d         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van erfafscheidingen

     voor de voorste bouwgrens               1 m;

-      van erfafscheidingen in of

     achter de voorste bouwgrens            2 m;

-      van overige bouwwerken,

     geen gebouwen zijnde                     3 m.

5.3               Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

5.4               Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan:
a         Het gebruik van hoofd- of bijgebouwen voor de uitoefening van een prostitutiebedrijf, dan wel een seks- en/of pornobedrijf;
b         Het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.

5.5               Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e         de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
5.5.2 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-         in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-         op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-         op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie A in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
5.5.3 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a t/m f voor de uitbreiding van deze voorzieningen op de verdieping, mits:
a         het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat de uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         is aangetoond dat er geen uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
d         de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e         de uitbreiding geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
 
 

artikel 6      groen

6.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
 
alsmede voor:
b         voet- en fietspaden;
c         speelvoorzieningen;
d         water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
 
met bijbehorende:
e         bouwwerken, geen gebouw zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

6.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen zijn niet toegestaan;
b         de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen;
c         de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

 

 

artikel 7       maatschappelijk

7.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
b         wonen op de verdieping ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
 
alsmede voor:
c         erven en tuinen;
d         nutsvoorzieningen;
e         parkeervoorzieningen;
f          water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h         hoofdgebouwen;
i           bijgebouwen;
j          bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

7.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen alsmede de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven;
c         op gronden met de bouwaanduiding ‘onderdoorgang’ mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 3 m;
d         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal voor:

-      erfafscheidingen                                 2 m;

-      overige bouwwerken, geen gebouw zijnde         3 m.

 

artikel 8      tuin

8.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a          tuin;
 
alsmede voor:
b         water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
 
met bijbehorende:
c         gebouwen
d         bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

8.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan:

a         ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

1          uitsluitend bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, zijn toegestaan;

2          de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen:

-      van erfafscheidingen

           voor de voorste bouwgrens                       1 m;

-      van erfafscheidingen in of

           achter de voorste bouwgrens         2 m;

-      van overige bouwwerken,

           geen gebouwen zijnde                  3 m;

b         ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven doeleinden ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

1          de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2          de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3          de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

8.3               Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 8.2 onder a voor de realisatie van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

 

artikel 9      verkeer

9.1               Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         wegen en voet- en fietspaden;
b         pleinen;
c         parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
d         parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘parkeergarage’;
e         markten en evenementen;
met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen,

 

alsmede voor:

f          luifels, terrassen, terrasschotten en windschermen ter plaatse van de functieaanduiding ‘terras’;
g         speelvoorzieningen;
h         groen, water(lopen) en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j          kunstuitingen;
k         nutsvoorzieningen;
l           overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

9.2               Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen dat:

a         gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van de parkeergarage ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’;
b         de goothoogte en bouwhoogte alsmede de oppervlakte van de parkeergarage bedraagt maximaal de in het maatvoeringvlak aangegeven goothoogte, bouwhoogte respectievelijk bebouwingspercentage; bij een ondergrondse parkeergarage mag de bouwhoogte maximaal 5 m bedragen;
c         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

-      van verlichting                                                  6 m;

-      van voorzieningen voor de verkeersgeleiding      10 m;

-      van kunstuitingen                                           12 m;

-      van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     2 m;

d         voor terrasschotten geldt in afwijking van het bepaalde onder c, het volgende:

1          gevelterrasschotten worden geplaatst haaks op de gevel;

2          de maximale lengte van gevelterrasschotten is gelijk aan de lengte van het gevelterras;

3          de bouwhoogte van gevelterrasschotten mag ten hoogste 2,20 m bedragen;

4          de bouwhoogte van aanleunterrasschotten mag ten hoogste 1,50 m bedragen;

5          eilandterrasschotten zijn niet toegestaan.

e         voor luifels geldt in afwijking van het bepaalde onder c, het volgende:

1          de luifels mogen tot maximaal 4 m uit de bijbehorende gevel uitsteken, maar mogen nooit verder dan de trottoirrand reiken;

2          de luifels mogen tot maximaal 4 m hoogte worden opgericht.

 

 

artikel 10  verkeer – garage

10.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Garage’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         stalling van auto’s en (motor)voertuigen;

 

alsmede voor:

b         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

c         gebouwen;
d         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

10.2            Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
c         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

artikel 11   wonen

11.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a         wonen;
 
alsmede voor:
b         erven;
c         water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
d         het behoud van monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’;

 

met bijbehorende:

e         hoofdgebouwen;
f          bijgebouwen;
g         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

11.2            Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a         hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de voorste bouwgrens worden gebouwd;
c         de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:

1          op de begane grond/eerste bouwlaag                                     15     m;

2          op de volgende bouwlagen                                                    12,5  m,

met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw groter mag zijn indien het bouwvlak dat toelaat en met dien verstande dat de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel minimaal 5 m bedraagt;

d         op gronden met de bouwaanduiding ‘onderdoorgang’ mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 3 m;
e         het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
f          bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
g         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

goothoogte            bouwhoogte

 

-     van aangebouwde bijgebouwen        hoogte eerste         goothoogte+afstand

                                                         bouwlaag               tot perceelsgrens, tot

                                                  hoofdgebouw         maximum van 5 m;

                                                  +0,25 m

-     van vrijstaande bijgebouwen             3 m                      goothoogte+afstand

                                                                                     tot perceelsgrens, tot

                        maximum van 5 m;

-     van erfafscheidingen in of

achter de voorste bouwgrens           -                           2 m;

-     van overige bouwwerken,

geen gebouwen zijnde                    -                           3 m.

 

h         bouwen ten behoeve van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken is toegestaan mits:

1          de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

2          de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

3          de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

11.3            Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.2 onder f voor de realisatie van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m, met in achtneming van de bepaling dat de afwijking uitsluitend kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke welstandscommissie is ontvangen.

11.4            Specifieke gebruiksregels

11.4.1                     Onder verboden gebruik wordt tevens verstaan:
a         het gebruik van hoofd- of bijgebouwen voor de uitoefening van een prostitutiebedrijf, dan wel een seks- en/of pornobedrijf;
b         het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
11.4.2                     Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van het hoofdgebouw en bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf.

11.5            Afwijken van de gebruiksregels

 
11.5.1                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 voor het gebruik van een (vrijstaand)bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
a         een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b         het gebruik beperkt blijft tot de in lid 11.2 onder d t/m f genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen;
c         de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
 
11.5.2                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;
e         de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
 
11.5.3                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.1, voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a         de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf plaatsvindt:

-      in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

-      op de begane grondverdieping van een meergezinswoning;

-      op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b         het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m2, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
c         het aan huis gebonden bedrijf voorkomt in milieucategorie A in de staat van bedrijfsactiviteiten of, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
d         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
e         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf;
f          de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

artikel 12  wonen – uit te werken 1

12.1            Bestemmingsomschrijving

12.1.1                     De voor ‘Wonen – Uit te werken 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         wonen;
 
alsmede voor:
b         erven;
c         wegen, voet- en fietspaden;
d         pleinen;
e         parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
f          speelvoorzieningen;
g         groen, water(lopen) en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h         overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i           hoofdgebouwen;
j          bijgebouwen;
k         kunstuitingen;
l           nutsvoorzieningen;
m       overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

12.2            Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 12.1 omschreven bestemming uit met achtneming van de volgende bepalingen:

a         de uitwerking vindt plaats ten behoeve van de bouw van maximaal 30 grondgebonden woningen;
b         de woningen mogen worden gebouwd in het bebouwingstype vrijstaand-geschakeld;
c         de goot- en bouwhoogte sluiten aan bij de goot- en bouwhoogte van bebouwing in de directe omgeving;
d         bij uitwerking dient te worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 11 (Wonen);
e         in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en maatvoering van andere bouwwerken;
f          in de uitwerking kunnen regels worden gesteld met betrekking tot verkeers- en groenvoorzieningen alsmede waterhuishouding;
g         in de benodigde parkeervoorzieningen dient zoveel mogelijk op eigen erf te worden vorozien, met dien verstande dat een deel van de benodigde parkeervoorzieningen in het openbare gebied mag worden gerealiseerd;
h         er dient te worden aangetoond, dat er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de realisering van de bestemming bestaan.

 

12.3            Bouwregels

12.3.1                     Zolang en voor zover de in 12.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd overeenkomstig een ontwerpuitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen.

artikel 13  wonen – uit te werken 2

13.1            Bestemmingsomschrijving

13.1.1                     De voor ‘Wonen – Uit te werken 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         wonen;
 
alsmede voor:
b         erven;
c         wegen, voet- en fietspaden;
d         pleinen;
e         parkeerterreinen en andere openbare ruimten;
f          speelvoorzieningen;
g         groen, water(lopen) en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
h         overige bijbehorende voorzieningen;
 
met bijbehorende:
i           hoofdgebouwen;
j          bijgebouwen;
k         kunstuitingen;
l           nutsvoorzieningen;
m       overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 13, 14 en 15 voor de betrokken bestemmingen zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

13.2            Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 13.1 omschreven bestemming uit met achtneming van de volgende bepalingen:

a         de uitwerking vindt plaats ten behoeve van de bouw van maximaal 25 grondgebonden woningen, 19 appartementen en 11 patio’s;
b         de goot- en bouwhoogte sluiten aan bij de goot- en bouwhoogte van bebouwing in de directe omgeving;
c         bij uitwerking dient te worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 11 (Wonen);
d         in het uitwerkingsplan worden regels gesteld aan de situering en maatvoering van andere bouwwerken;
e         in de uitwerking kunnen regels worden gesteld met betrekking tot verkeers- en groenvoorzieningen alsmede waterhuishouding;
f          in de benodigde parkeervoorzieningen dient zoveel mogelijk op eigen erf te worden vorozien, met dien verstande dat een deel van de benodigde parkeervoorzieningen in het openbare gebied mag worden gerealiseerd;
g         er dient te worden aangetoond, dat er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de realisering van de bestemming bestaan.

 

13.3            Bouwregels

13.3.1                     Zolang en voor zover de in 13.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd overeenkomstig een ontwerpuitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen.

artikel 14  waarde – archeologie 2

14.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a         doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende  bestemmingen.

14.2            Bouwregels

14.2.1                     Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
14.2.2                     In aanvulling op het bepaalde in lid 14.2.1 mogen op de in lid 14.1 genoemde gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b      een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
c       een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:

1          het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

14.3            Afwijken van de bouwregels

14.3.1                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
 
14.3.2                     Een afwijking als bedoeld in lid 14.3.1 wordt verleend, indien:
a       op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b       op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
 
14.3.3                     Een afwijking als bedoeld in lid 14.3.1 wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
a       het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b       het doen van opgravingen of;
c       het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

14.4            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

14.4.1                     Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a         grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b         het verlagen van het waterpeil;
c         het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
14.4.2                        Het verbod als bedoeld in lid 14.4.1 is niet van toepassing indien:
a         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c         de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 50 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
d         er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e         de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f          de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g         de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
14.4.3                        Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b         de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c         de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

14.5            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

a         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1          op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2          wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

b         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

artikel 15  waarde – archeologie 3

15.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a         doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende  bestemmingen.

15.2            Bouwregels

15.2.1                     Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
15.2.2                     In aanvulling op het bepaalde in lid 15.2.1 mogen op de in lid 15.1 genoemde gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b      een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
c       een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:

1          het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

15.3            Afwijken van de bouwregels

15.3.1                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 15.2, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
 
15.3.2                     Een afwijking als bedoeld in lid 15.3.1 wordt verleend, indien:
a      op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b      op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
 
15.3.3                     Een afwijking als bedoeld in lid 15.3.1 wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
a      het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b      het doen van opgravingen of;
c      het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties

15.4            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.4.1                     Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a         grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b         het verlagen van het waterpeil;
c         het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
15.4.2                        Het verbod als bedoeld in lid 15.4.1 is niet van toepassing indien:
a         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c         de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 100 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
d         er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e         de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f          de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g         de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
15.4.3                        Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 15.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b         de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c         de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

15.5            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

a         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1          op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2          wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

b         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

artikel 16  waarde – archeologie 4

16.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a         doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende  bestemmingen.

16.2            Bouwregels

16.2.1                     Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
16.2.2                     In aanvulling op het bepaalde in lid 16.2.1 mogen op de in lid 16.1 genoemde gronden geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
a      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
b      een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
c       een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m², met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:

1          het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

16.3            Afwijken van de bouwregels

16.3.1                     Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 16.2, met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
 
16.3.2                     Een afwijking als bedoeld in lid 16.3.1 wordt verleend, indien:
a      op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b      op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
 
16.3.3                     Een afwijking als bedoeld in lid 16.3.1 wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
a      het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b      het doen van opgravingen of;
c      het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties

16.4            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.4.1                     Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a         grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
b         het verlagen van het waterpeil;
c         het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
d         het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
 
16.4.2                        Het verbod als bedoeld in lid 16.4.1 is niet van toepassing indien:
a         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
b         mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
c         de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m;
d         er reeds een verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;
e         de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
f          de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
g         de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
 
16.4.3                        Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
a         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b         de verplichting tot het doen van opgravingen of;
c         de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

16.5            Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:

a         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

1          op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

2          wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

b         de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
 

3         algemene regels

artikel 17  anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

artikel 18  algemene bouwregels

18.1            percentageregeling

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

18.2            bestaande afmetingen, afstanden en percentages

a         In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
b         In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

18.3            ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

artikel 19  algemene gebruiksregels

19.1            Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

a         een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b         een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c         een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht;
d         een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
e         een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

19.2            Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat:

a         op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan reeds is gebouwd;
b         op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan kan worden gebouwd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen.

artikel 20  algemene aanduidingsregels

20.1            geluidzone – industrie

a         op de gronden binnen de gebiedsaanduiding ‘geluidzone – industrie’ mogen geen nieuwe woningen en andere in de zin van de Wet geluidhinder gevoelige gebouwen worden gebouwd.
b         Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 1, mits voor de locatie van de nieuw te bouwen woningen) een hogere grenswaarde is vastgesteld en die grenswaarde niet wordt overschreden.

artikel 21  algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:

a         het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
b         het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
c         het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d         het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1          tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a          de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b         de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c          de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d         de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;

2          andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

artikel 22  overige regels

22.1            meerdere bestemmingen

Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij die bestemmingen naast elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.

22.2            uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a         de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
b         de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
c         de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
d         de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e         de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
f          de ruimte tussen bouwwerken;
g         erf- en terreinafscheidingen.

4         overgangs- en slotregels

artikel 23  Overgangsrecht

23.1            Overgangsrecht bouwwerken

a         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1          gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2          na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b         Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c         Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2            Overgangsrecht gebruik

a         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c         Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d         Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

artikel 24  Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Geleen Centrum’.

 

 

Rosmalen, 11 februari 2013

Croonen Adviseurs

bijlage 1

staat van horeca-activiteiten

categorie 1: Fastservicesector (lichte horeca)

Bedrijven met de nadruk op de verstrekking van spijzen en/of kleine maaltijden, uit te splitsen naar winkelgebonden horecabedrijven en avondgebonden horecabedrijven:

Winkelgebonden:

-        lunchroom;

-        ijssalon;

-        snackbar;

-        restauratie;

-        spijsverstrekkers;

-        fastfoodrestaurant;

Avondgebonden:

-        snackbar;

-        shoarmazaak;

-        crêperie;

-        restauratie;

-        fastfoodrestaurant.

categorie 2: Hotelsector (lichte horeca)

De bedrijven met de nadruk op het faciliteren van logies:

-        hotelcafé;

-        hotel-restaurant;

-        hotel-garni;

-        hotel-café-restaurant;

-        pension;

-        bed & breakfast.

categorie 3: Restaurantsector (lichte horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van maaltijden:

-        bistro;

-        restaurant;

-        café-restaurant;

-        wegrestaurant.

categorie 4: Drankensector (middelzware horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken:

-        café/bar;

-        eetcafé;

-        koffiebar;

-        kiosk;

-        horeca bij recreatiebedrijf;

-        horeca bij sportaccommodatie;

-        strandbedrijf;

-        ontmoetingscentrum;

-        zalencentrum (vergaderen, zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

 

categorie 5: Discotheken en partycentra (zware horeca)

De bedrijven met de nadruk op de verstrekking van (sterk-)(alcoholische) dranken in combinatie met veelal harde muziek:

-        dancing;

-        discotheek;

-        (nacht)club;

-        partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.

 

bijlage 2   

Staat van Bedrijfsactiviteiten