Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  8

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  9

Artikel 3      Bedrijf 9

Artikel 4      Bedrijf – Nutsvoorziening  13

Artikel 5      Detailhandel – Garagebedrijf 14

Artikel 6      Dienstverlening  16

Artikel 7      Gemengd  18

Artikel 8      Groen  21

Artikel 9      Verkeer 22

Artikel 10    Waarde – Archeologie  23

Hoofdstuk 3      Algemene regels  27

Artikel 11    Anti-dubbeltelregel 27

Artikel 12    Algemene bouwregels  27

Artikel 13    Algemene gebruiksregels  28

Artikel 14    Algemene afwijkingsregels  28

Artikel 15    Overige regels  29

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  31

Artikel 16    Overgangsrecht 31

Artikel 17    Slotregel 32


 

 

Bijlage:            Staat van bedrijfsactiviteiten

 


Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1                 plan

het bestemmingsplan ‘Handelsterrein Bergerweg’ van de gemeente Sittard-Geleen;

 

1.2                 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BPHandelBergerweg-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

 

1.3                 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4                 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5                 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

 

1.6                 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;

 

1.7                 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

 

1.8                 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

 

1.9                 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.10             bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;

 

1.11             bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

1.12             bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.13             bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.14             bijgebouw (= aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen onderge-schikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;

 

1.15             bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.16             bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.17             bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.18             bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.19             bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.20             bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.21             bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;

 

1.22             bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf;

 

1.23             detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

 

1.24             detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de goederen een groot oppervlakte vvo per detailhandelsvestiging nodig heeft voor de uitstalling, zoals detailhandel in woninginrichting, keukens, badkamers en sanitair;

 

1.25             dienstverlenend bedrijf/dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank;

 

1.26             dienstwoning/bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

 

1.27             eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;

 

1.28             erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;

 

1.29             erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;

 

1.30             garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd;

 

1.31             gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.32             hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

 

1.33             huishouden

de bewoning van een woning door:

1    een persoon;

2    meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

 

1.34             horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kunnen vormen, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies;

 

1.35             kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

 

1.36             kwetsbaar object

een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

 

1.37             maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen;

 

1.38             mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

1.39             meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

 

1.40                  omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna:
Wabo).

 

1.41                  omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

1.42                  omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

1.43                  omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 

1.44             onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de

bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

 

1.45             ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;

 

1.46             ondergronds

beneden het peil;

 

1.47             peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

 

1.48             prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals

een bordeel of escortservice;

 

1.49             seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

 

1.50             staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

 

1.51             verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

 

1.52             winkelvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend publiek toegankelijk is;

 

1.53             voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens;

 

1.54             wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

 

1.55             woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

1.56             gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

 

1.57             uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 


Artikel 2                   Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1                 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

 

2.2                 de bouwhoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.3                 de goothoogte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4                 horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;

 

2.5                 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.6                 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

2.7                 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijf

3.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’;

b    bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;

c    garagebedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’;

d    verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’;

e    (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning‘;

f     supermarkten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt‘;

g    dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’;

h    maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maat-schappelijk‘;

i     detailhandel in de branches:

-        brand- en explosiegevaarlijke goederen;

-        auto’s, motoren, scooters en bromfietsen;

-        boten, caravans en tenten;

-        grove bouwmaterialen;

-        landbouwwerktuigen;

-        keukens, tegels en sanitair;

-        zonwering, deuren en ramen;

uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

j     ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel;

 

alsmede voor:

k    erven;

l     nutsvoorzieningen;

m   parkeervoorzieningen;

n    groenvoorzieningen;

o    water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

p    overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

q    gebouwen;

r     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in artikel 10 voor de betrokken bestemming zijn geregeld, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

3.2                      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de aangegeven goothoogte en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

c    Het bebouwingspercentage per bouwperceel, bedraagt maximaal het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

d    De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

e    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1   van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens                        1 m;

2   van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens           2 m;

3   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                        3 m.

f     Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan          15 m²;

2    de hoogte niet meer bedraagt dan                     3 m.

g    Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

h    Per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1    Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a   De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen van 6 m.

c   De bouwhoogte mag niet meer bedragen van 10 m.

2    Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a   De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

b   De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mogen niet worden overschreden.

 


3.3                      Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1        Hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

3.4                      Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:

a    Seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

b    Detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van dienstverlening ter plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ en ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel.

c    Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

d    Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

e    De oppervlakte van de ondergeschikte (productiegebonden) detailhandel mag niet meer bedragen dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak.

f     De oppervlakte van detailhandel in branchevreemde producten mag niet meer bedragen dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 250 m² met een maximum oppervlak van 100 m² per branchegroep.

g    Het bestaande winkelvloeroppervlak van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’ mag niet worden vergroot.

 

3.5                      Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1        Afwijken afwijkende milieucategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van een bedrijf uit de milieucategorie 3.1 of 3.2 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, waar maximaal milieucategorie 2 is toegestaan en voor de vestiging van een bedrijf uit de milieucategorie 4.1 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, waar maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 2, 3.1 of 3.2, mits:

a    de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

3.5.2        Afwijken detailhandel

a    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van detailhandel, geen ondergeschikte detailhandel zijnde in de branches:

-        brand- en explosiegevaarlijke goederen;

-        grove bouwmaterialen;

-        landbouwwerktuigen.

b    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van detailhandel, geen ondergeschikte detailhandel zijnde, ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – ontheffingsgebied’ in de branches:

-        keukens, tegels en sanitair;

-        zonwering, deuren en ramen;

-        auto’s, motoren, scooters en bromfietsen;

-        boten, caravans en tenten.

mits:

1    de winkelvloeroppervlakte per detailhandelsvestiging minimaal 1.000 m² bedraagt;

2    voldoende parkeergelegenheid is verzekerd, waarbij een minimale parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak dient te worden aangehouden indien het arbeidsextensieve en bezoekersintensieve detailhandel betreft.

 

3.5.3        Afwijken aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

a    de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

1   in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

2   op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b   het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloer oppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;

c   het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;

d   geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;

e   de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

3.6                      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen en de aanduiding ‘supermarkt’ te verwijderen indien de supermarkt haar activiteiten ter plaatse heeft beëindigd.


Artikel 4                   Bedrijf – Nutsvoorziening

4.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    openbare nutsvoorzieningen;

 

alsmede voor:

b    groenvoorzieningen en verhardingen;

c    overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

d    gebouwen;

e    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

4.2                      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen.

c    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

1   erfafscheidingen                                                 2 m;

2   overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     3 m.

 

 


Artikel 5                   Detailhandel – Garagebedrijf

5.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Detailhandel - Garagebedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    detailhandel in auto’s, boten en caravans;

b    garagebedrijven;

c    showrooms;

 

alsmede voor:

d    erven;

e    nutsvoorzieningen;

f     parkeervoorzieningen;

g    groenvoorzieningen;

h    water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

i     overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j     gebouwen;

k    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

5.2                      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de aangegeven goothoogte en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

c    het bebouwingspercentage van het bouwvlak, gemeten per bouwperceel, bedraagt maximaal het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

d    De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

e    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1   van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens                        1 m;

2   van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens           2 m;

3   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                        3 m.

f     Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan          15 m²;

2    de hoogte niet meer bedraagt dan                     3 m.

 

5.3                      Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1        Afwijken hogere erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

5.4                      Afwijken van de gebruiksregels

 

5.4.1        Afwijken aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

a    de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

1   in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

2   op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b   het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloer oppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;

c   het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;

d   geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;

e   de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

 


Artikel 6                   Dienstverlening

6.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Dienstverlening‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    dienstverlenende bedrijven, kantoren en instellingen op financieel, juridisch of (ontwerp)-technisch gebied dan wel op het gebied van communicatie, informatie en adviezen;

b    inpandige bedrijfswoning, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning‘;

 

alsmede voor:

c    erven;

d    nutsvoorzieningen;

e    parkeervoorzieningen;

f     water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

g    overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h    hoofdgebouwen;

i     bijgebouwen;

j     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

6.2                      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de aangegeven goothoogte en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

c    het bebouwingspercentage van het bouwvlak, gemeten per bouwperceel, bedraagt maximaal het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

d    De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

e    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1    van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens                        1 m;

2    van erfafscheidingen in of   achter de voorste bouwgrens          2 m;

3   van overige bouwwerken,   geen gebouwen zijnde                      3 m.

f     Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan          15 m²;

2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan           3 m.

g    Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1   De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

2   De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mogen niet worden overschreden.

 

6.3                      Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

 


Artikel 7                   Gemengd

7.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    detailhandel in de branches:

-        brand- en explosiegevaarlijke goederen;

-        auto’s, motoren, scooters en bromfietsen;

-        boten, caravans en tenten;

-        grove bouwmaterialen;

-        landbouwwerktuigen;

-        keukens, tegels en sanitair;

-        zonwering, deuren en ramen;

b    bestaande detailhandel in branches die niet zijn genoemd in lid a;

d    bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;

e    (inpandige) bedrijfswoningen, behorende bij het ter plaatse gevestigde (detailhandels)bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning‘;

 

alsmede voor:

f     erven;

g    nutsvoorzieningen;

h    parkeervoorzieningen;

i     groenvoorzieningen;

j     water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

k    overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

l     gebouwen;

m   bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

7.2                      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.

b    De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de aangegeven goothoogte en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

c    Het bebouwingspercentage van het bouwvlak, gemeten per bouwperceel, bedraagt maximaal het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’.

d    De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

e    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1   van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens                        1 m;

2   van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens           2 m;

3   van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                        3 m.

f     Nutsvoorzieningen mogen binnen en buiten de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;

2    de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

g    Bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

h    Per bouwperceel is één bedrijfswoning vrijstaand dan wel opgenomen in de bedrijfsbebouwing toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

1    Bij een vrijstaande woning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a   De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

b   De goothoogte mag niet meer bedragen van 6 m.

c   De bouwhoogte mag niet meer bedragen van 10 m.

2    Bij een in de bedrijfsbebouwing opgenomen bedrijfswoning zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a   De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 650 m³.

b   De goot- en bouwhoogte zoals toegestaan voor bedrijfsgebouwen, mogen niet worden overschreden.

 

7.3                      Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1        Afwijken hogere erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder e voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2 m.

 

7.4                      Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van de in lid 7.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:

a      Seks- en/of pornobedrijven en/of prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

b      Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan.

c       Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

d      Binnen de bestemming ‘Gemengd’ dienen voldoende parkeervoorzieningen te worden gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien, waarbij voor de onder lid 7.1 sub a en b genoemde detailhandelsbranches een minimale parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak dient te worden aangehouden indien het arbeidsextensieve en bezoekersintensieve detailhandel betreft.

e      Het winkelvloeroppervlak van detailhandelsvestigingen in een andere branche dan genoemd onder 7.1 lid a mag met maximaal 20% worden vergroot.

 


7.5                      Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1        Afwijken afwijkende milieucategorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor de vestiging van een bedrijf uit de milieucategorie 4.1 als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, waar maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan, dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat naar de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijkgesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 2, 3.1 of 3.2, mits:

a    de aard en de activiteiten van het bedrijf geen afbreuk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

7.5.2        Afwijken aan huis gebonden beroep

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

a    de uitoefening van het aan huis gebonden beroep plaatsvindt:

1   in een eengezinswoning of een tot deze woning behorend bijgebouw;

2   op de begane grondverdieping behorende tot een bovenwoning;

b   het ten behoeve van het aan huis gebonden beroep in gebruik te nemen vloer oppervlak niet meer bedraagt dan 30 m², met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;

c   het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;

d   geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep;

e   de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige hinder voor het woonmilieu en een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

 


Artikel 8                   Groen

8.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten,

 

alsmede voor:

b    voet- en fietspaden;

c    speelvoorzieningen;

d    kunstuitingen;

e    geluidwerende voorzieningen;

f     nutsvoorzieningen;

g    inritten;

h    water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

 

met bijbehorende:

i     bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

8.2                 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen zijn niet toegestaan.

b    De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen.

c    De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

 


Artikel 9                   Verkeer

9.1                      Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;

 

alsmede voor:

b    parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;

c    groenvoorzieningen;

d    kunstuitingen;

e    water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

f     nutsvoorzieningen;

g    overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

h    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

De gronden binnen deze bestemming zijn tevens bestemd voor in artikel 10 genoemde bestemmingen en bouwmogelijkheden, inclusief de daarin opgenomen afwijkingsbevoegdheden en/of omgevingsvergunningvereisten.

 

9.2                 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 9.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

a    Gebouwen zijn niet toegestaan.

b    Nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

1    de oppervlakte niet meer bedraagt dan          15 m²;

2    de bouwhoogte niet meer bedraagt dan           3 m.

c    De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1   van verlichting                                                                         6 m;

2   van voorzieningen voor de verkeersgeleiding                10 m;

3   van kunstuitingen                                                                12 m;

4   van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde               2 m.

 


Artikel 10              Waarde – Archeologie

10.1                  Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a    doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.

 

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

10.2                  Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 10.1 genoemde gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a    ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;

b    de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 500 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm.

 

10.3                  Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1   Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2, voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, groter dan 500 m², indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

 

10.3.2   Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:

a    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b    de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c    de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

10.3.3     De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

10.4                  Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1   Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

a    het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, dieper dan 0,30 m;

b    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

c    het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

d    heien, draineren en diepwoelen.

 

10.4.2   Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen van deze andere-werken en werkzaamheden zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

 

10.4.3   Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 10.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:

a    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

b    de verplichting tot het doen van opgravingen of;

c    de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificatie.

 

10.4.4   De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

10.4.5   Het verbod, als bedoeld in lid 10.4.1, is niet van toepassing indien:

a    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;

b    mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

c    de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller zijn dan 1,5 m;

d    er reeds een omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning is verleend;

e    de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

f     de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

g    de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.


 

Hoofdstuk 3              Algemene regels

Artikel 11              Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 12              Algemene bouwregels

12.1                  Bestaande afmetingen, afstanden en percentages

a    In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige op de plankaart aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

b    In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

12.2                  Percentageregeling

Een aangeduid of in de regels aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) anders is bepaald.

 

12.3                  Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en/of zoals aangeduid omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

 

Artikel 13              Algemene gebruiksregels

13.1                  Strijdig gebruik

Onder strijdige gebruik wordt in elk geval verstaan:

a    een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

b    een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c    een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

d    een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;

e    een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

 

Artikel 14              Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in het plan voor:

a    het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, (bouw)hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;

b    het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;

c    het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;

d    het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:

1    tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:

a    de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;

b    de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;

c    de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;

d    de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;

2    andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

Artikel 15              Overige regels

15.1                  Voorrangsregeling bij meerdere bestemmingen

Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, gelden de regels van de dubbelbestemming primair ten opzichte van de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

15.2                  Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a    de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;

b    de invloed van de omgeving op een bouwwerk;

c    de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;

d    de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

e    de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

f     de ruimte tussen bouwwerken;

g    erf- en terreinafscheidingen.

 

 

 


 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en slotregels

Artikel 16              Overgangsrecht

16.1                  Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

16.2                  Overgangsrecht gebruik

a    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c    Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d    Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 17              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Handelsterrein Bergerweg’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, december 2010