direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wonen Holten, De Kol
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad stelde op 28 april 2011 het bestemmingsplan De Kol vast. Dit bestemmingsplan heeft tot doel om het woongebied juridisch-planologisch mogelijk te maken. De aanleiding om nu voor De Kol in Holten een nieuw bestemmingsplan te maken heeft een aantal redenen.

Ten eerste geldt voor het plangebied van De Kol in Holten nog geen digitaal ontsluitbaar en raadpleegbaar bestemmingsplan. De rest van de gemeente is inmiddels voorzien van een actueel en digitaal bestemmingsplan. Burgers en bedrijven kunnen zelf via de website www.ruimtelijkeplannen.nl zien welke gebruik- en bouwregels voor hun perceel gelden. Onderhavig bestemmingsplan zorgt voor de digitalisering van het huidige bestemmingsplan voor De Kol.

Naast het doel om te digitaliseren is het mogelijk om onduidelijkheden en onvolkomenheden te repareren en alle bouwregels nog eens tegen het licht te houden. In de afgelopen tijd zijn een aantal onvolkomenheden van het huidige bestemmingsplan naar voren gekomen. Deze kunnen in onderhavig bestemmingsplan worden gerepareerd. De verkaveling van de woningbouw wijkt op een aantal ondergeschikte punten af van het eerste stedenbouwkundige ontwerp. Het gaat om relatief kleine aanpassingen aan enkele kavels, zoals de kavels voor de rijenwoningen langs het spoor.

Ook kunnen enkele bouwregels worden geschrapt. Ingegeven door de huidige economische omstandigheden past het niet om een groot aantal eisen voor woningbouw te leggen. In lijn met het gemeentelijke Deltaplan en de strategische visie van de gemeente Rijssen-Holten wordt de regeldruk voor bouwers verminderd.Ondernemers hebben er belang bij dat, vooral in tijden van crisis, procedures zo snel mogelijk worden afgehandeld en regelgeving zo adequaat mogelijk wordt toegepast of waar mogelijk wordt afgeschaft.

De wijzigingen staan beschreven in hoofdstuk 6.2 van deze toelichting.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied betreft de locatie die aan de noordzijde wordt begrensd door de Drostenstraat, aan de oostzijde door de Lageweg, aan de zuidzijde door de Hoffesstraat en de Weverstraat en aan de westzijde door de Industriestraat. Ten slotte maakt ook de oude locatie van de Holterenkschool deel uit van het plangebied. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 10 hectare.

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401, schaal 1:1.000) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en overige aanduidingen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regiem

Binnen het plangebied geldt in de huidige situatie het bestemmingsplan 'De Kol' vastgesteld door de gemeenteraad op 28 april 2011 en het wijzigingsplan Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' vastgesteld op 20 november 2013. Binnen deze bestemmingsplannen is de realisatie van de beoogde woningbouw reeds toegestaan.

1.5 Leeswijzer

Met betrekking tot de motivatie en de toetsing van de haalbaarheid valt dit bestemmingsplan voor een deel terug op het bestemmingsplan 'De Kol'. Woningbouw is immers al toegestaan. Veel onderzoeken zijn al uitgevoerd in het kader van het huidige bestemmingsplan voor De Kol.

Hoofdstuk 2 Het plan

Het stedenbouwkundig plan zoals opgenomen in het huidige bestemmingsplan blijft intact. De basisstructuur van wegen en de ligging van de woonkavels is onveranderd. Slechts op ondergeschikte punten zijn enkele kavels geoptimaliseerd. Dit komt de verkoop- verhuurbaarheid van deze kavels ten goede. Het gaat om de rijenwoningen langs het spoor.

Nieuwe ontwikkelingen zoals de jongerenhuisvesting in De Kol maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Reeds gerealiseerde bouwplannen worden overgenomen

Daarnaast zijn de bouwregels van de woonbestemmingen op een andere manier beschreven om de leesbaarheid te vergroten. In hoofdstuk 6.2 worden alle wijzigingen beschreven.

Dit bestemmingsplan regelt niet de verschijningsvorm en materiaalgebruik van woningen. Daar zorgt het beeldkwaliteitsplan voor.

Wat betreft het parkeren en de parkeernormering wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals deze zijn gehanteerd bij het huidige bestemmingsplan. De wijk is op deze parkeernormering ontworpen en het ruimtebeslag van de straten en parkeerkoffers zijn hier op afgestemd. Onderhavig bestemmingsplan betreft geen nieuw plan waardoor toetsing aan het recent vastgestelde parkeernormen achterwege kan blijven.

Voor wat betreft de overige uitgangspunten van het plan en het ontwerp van de woonwijk zie hoofdstuk 2 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het beleid vanuit het Rijk, de provincie Overijssel en gemeente Rijssen-Holten.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma¡¦s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het trace voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.


Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) is als Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) direct gekoppeld aan de SVIR. In het Barro is concreet aangegeven welke nationale belangen geborgd worden in bestemmingsplannen en andere plannen van de overheden.

3.1.2 Duurzaam verstedelijkingsladder

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401_0001.png"

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

3.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkeling. De ontwikkeling raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.

Ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking en de gewenste ontwikkeling wordt het volgende geconstateerd:

Trede 1: er is sprake van een behoefte. Er is sprake van een behoefte aan nieuwbouwwoningen. Door te voldoen aan de vraag naar deze behoefte wordt onder andere voorkomen dat jongeren vertrekken uit de kern Holten, dan wel uit de gemeente Rijssen-Holten.

Trede 2: bestaand stedelijk gebied wordt in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied betreft een oud bedrijventerrein en is gelegen in de bebouwde kom c.q. stedelijk gebied. Daarnaast is het plangebied opgenomen in een bestemmingsplan voor stedelijk gebied. De invulling van de gewenste ontwikkeling sluit aan bij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Trede 3: Niet van toepassing

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat dit project voldoet aan de ladder van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel


De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. generieke beleidskeuzes;
  • 2. ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. gebiedskenmerken.

3.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

3.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

3.2.3.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401_0002.png"

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.4.1 Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” is met name artikel 2.1.3 van de Omgevingverordening Overijssel van belang. Op dit artikel zal hierna nader worden ingegaan.

Artikel 2.1.3 SER-ladder voor de Stedelijke omgeving

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'groene omgeving' nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip 'bestaand bebouwd gebied' nader gedefinieerd als: de gronden die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel

De realisatie van de woonwijk betreft een binnenstedelijke ontwikkeling die voldoet aan de SER-ladder. Zoals genoemd is de woonwijk al reeds opgenomen in het bestemmingsplan 'De Kol', een bestemmingsplan dat is opgesteld voor de herontwikkeling van de voormalige bedrijventerrein de Kol tot woongebied. Het geldende ontwikkelingsperspectief en het ter plekke geldende gebiedskenmerk van de 'Stedelijke laag' geven tevens aan de het projectgebied is gelegen in bestaand bebouwd gebied. Er vindt geen extra ruimtebeslag plaats op de groene omgeving. In verband hiermee is het voorliggende bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 2.1.3 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

3.2.4.2 Ontwikkelingsperspectieven

In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In de stedelijke omgeving is de uitdaging om de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van de woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten. In onderstaand figuur is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401_0003.png"

Uitsnede Ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

“Bedrijventerrein”

De provinciale ambitie voor dit ontwikkelingsperspectief richt zich op de bestaande bedrijventerrein en de harde plannen. Er is ruimte voor herstructurering van bestaande monofunctionele werkmilieusom zodoende de kwaliteit en efficiëntie van de bedrijfslocatie te vergroten.

Toetsing van het initiatief aan het “Ontwikkelingsperspectief”

Ter zake van het ontwikkelingsperspectief kan een zekere nuancering worden gemaakt, aangezien het ontwikkelingsperspectief uitgaat van de voorheen geldende bestemming c.q. gebruik, namelijk bedrijventerrein. Dit is echter niet meer actueel. Voor het hele gebied is een paar jaar geleden een herstructureringsopgave uitgewerkt, waarbij het gebied is getransformeerd tot een woongebied. Feitelijk is het ontwikkelingsperspectief “Woonwijk” op dit gebied van toepassing. De voorgestane invulling van het projectgebied met woningen brengt in het kader van de ontwikkelingsperspectieven geen belemmeringen met zich mee. Gesteld wordt dat met de voorgenomen ontwikkeling bij wordt gedragen aan de vraag naar woningen.

3.2.4.3 Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De “Natuurlijke laag” en de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap” kunnen in dit geval buiten beschouwing blijven aangezien de oorspronkelijke waarden van deze lagen niet meer voorkomen in het plangebied. Daarnaast wordt de “Lust- en leisurelaag” buiten beschouwing gelaten omdat er geen kenmerken of elementen vanuit deze laag op het projectgebied van toepassing zijn.

De “Stedelijke laag”

In de stedelijke laag ontstaat de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen. Elke stad of dorp bezit zijn eigen karakteristieke ruimtelijke, sociale en functionele opbouw en kwaliteiten. Het projectgebied is gelegen in het gebiedstype “bedrijventerreinen”, dit is in onderstaand figuur weergegeven. Gezien het feit dat er geen sprake meer is van een bedrijventerrein , maar van een woonwijk, kan een nadere beschrijving ten aanzien van de stedelijke laag “bedrijventerreinen” feitelijk achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401_0004.png"

Uitsnede van de ‘Stedelijke laag’ (Bron: Provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de “Stedelijke laag”

Ook ten aanzien van de stedelijke laag kan een nuancering worden gemaakt, aangezien deze stedelijke laag niet meer van toepassing is. Ook voor de stedelijke laag geldt dat uit is gegaan van de voorheen geldende bestemming c.q. gebruik, namelijk bedrijventerrein. In voorliggend geval is de stedelijke laag ‘Woonwijken 1955 – nu’ meer van toepassing, gezien recente en huidige ontwikkelingen. De feitelijke ontwikkeling, de realisatie van een woongebied, sluit goed aan bij de vraag vanuit de markt en voorkomt dat inwoners wegtrekken uit de kern Holten. Dit sluit goed aan bij de provinciale ambities voor wat betreft de stedelijke laag ‘Woonwijken 1955 – nu’, waar ruimte wordt gebonden voor de ontwikkeling van gedifferentieerde woonmilieus. Tot slot sluit de ontwikkeling stedenbouwkundig gezien ook goed aan op de omliggende bebouwingsstructuur.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 'Rijssen-Holten 2009-2020'

De structuurvisie voor de gemeente Rijssen-Holten kent een looptijd van ongeveer 10 jaar, tot 2020. De structuurvisie is een visie met een korte termijnplanning, met een actualisatie van het bestaande beleid en met afgestemd nieuw beleid. Daarnaast biedt de structuurvisie tevens een doorkijk naar de langere termijn, om transformaties voor de langere termijn nu al in te kunnen zetten.

Deze structuurvisie is tot stand gekomen op basis van een verkenning van de gemeente en haar beleid. Op basis van de verkenning is een nota van uitgangspunten opgesteld. Op basis van de nota van uitgangspunten zijn verschillende scenario’s geformuleerd en vervolgens een visie met de majeure projecten. Samen hebben de verschillende stappen tot de structuurvisie Rijssen-Holten geleidt. Het doel van deze structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht van de gemeente Rijssen-Holten, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

De ambitie van de gemeente Rijssen-Holten is om haar bovenlokale functie te behouden en vervolgens een kwaliteitsslag te maken. De gemeente wil haar bovenlokale functie voor zichzelf en de omgeving behouden en uitbreiden omdat dat belangrijk is voor de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in de gemeente. De inwoners dienen ook trots te zijn op hun gemeente, daarvoor wil de gemeente haar identiteit en samenhang uitbouwen en versterken. Het benutten van gelaagdheid, de economische transformatie, de nadruk op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid staan centraal.

Ten aanzien van het thema 'Wonen' zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • Woonvisie 2010 is leidend;
  • Masterplan Wonen Welzijn Zorg is leidend, maar moet op basis van de laatste ontwikkelingen nog wel worden geactualiseerd;
  • prestatieafspraken met provincie over woningbouwaantallen voor de periode 2010 t/m 2014 zijn gemaakt;
  • bouwen voor doelgroepen (kwaliteit);
  • aandacht voor bijzondere doelgroepen;
  • aandacht voor kwaliteit woningen (bestaand en nieuwbouw);
  • aandacht voor duurzaamheid;
  • invulling geven aan inbreidingslocaties voor woningbouw (De Kol, Watermolen Zuid, Omefa, Stationsomgeving Rijssen en diverse kleinere inbreidingslocaties);

In het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie komt De Kol terug als onderdeel van meerdere projectprogramma's . Het gaat om de projectprogramma's Koppellaan en Heerlijk Holten. De Koppellaan is een aaneenschakeling van landelijke en stedelijke kwaliteiten aan een
verbindende route. Heerlijk Holten betreft de draaiing van het dorpscentrum van Holten, brengt verandering van de verkeersstructuur en herstructurering met zich mee. Aangrenzend aan het centrum vindt de herstructurering plaats van de Kol. Ingezet wordt op de versterking van het toeristische verblijfsklimaat.

3.3.2 Woonvisie 2014

De beleidsnota woningbouw 2014 - 2020 Rijssen-Holten "Evenwichtig Groeien" vormt de basis voor het vaststellen van een nieuw woningbouwprogramma voor de periode 2014 t/m 2019, het actualiseren van de woonvisie en het maken van prestatieafspraken met provincie en woningbouwcorporaties

De woonvisie geeft aan dat het woningbouwproject De Kol voortzet kan worden op grond van de vastgestelde exploitatie met bijbehorende woningbouwplanning. In de periode 2014 - 2020 worden dan circa 150 woningen gebouwd en na 2020 circa 50 woningen.

3.3.3 Gemeentelijk geluidsbeleid

De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft een nota geluidsbeleid vastgelegd in rapport M.2006.0718.08.R001 'Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Rijssen-Holten, Nota geluidsbeleidf, versie 004 d.d. 29 september 2008.

Op grond van de nota is het gemeentelijk grondgebied in gebiedstypen ingedeeld. De nota bevat uitspraken met betrekking tot het gewenste ambitieniveau (voorkeurswaarde) en de bovengrens voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van industrielawaai voor nieuwe situaties in die gebieden. De nota bevat geen uitspraken over maximale geluisniveaus.

De woningen in het gebied ‘De Kol’ zijn gelegen in een gebied dat is aan te merken als woonwijk. Voor industrielawaai geldt hier een ambitiewaarde van 45 dB(A) (‘rustig’) en een bovengrens van 50 dB(A) (‘redelijk rustig’). De bovengrens voor ‘woonwijk’ komt overeen met de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. De ambitiewaarde is 5 dB(A) lager.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

Voor wat betreft de milieu-aspecten zie paragraaf 3.2 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011.

4.1 Bodem

Tussen de vaststelling van het bestemmingsplan De Kol in 2011 en nu hebben zich geen zaken voorgedaan die de bodemkwaliteit in gevaar brengen. Het opnieuw uitvoeren van bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

4.2 Geluid

Aangezien geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden toegevoegd binnen het plangebied ten opzichte van het vastgestelde bestemmingsplan wordt onderzoek naar rail- en verkeerslawaai niet noodzakelijk geacht.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Met betrekking tot de bedrijven en milieuzonering liggen in het huidige bestemmingsplan een aantal milieuzones over het plangebied. Het gaat om de locatie en directe omgeving van de brandweerkazerne, de bedrijven aan de Industriestraat 34a en locatie Hogeslag.

Locatie Hogeslag

De bedrijvigheid op de locatie Hogeslag is inmiddels gestaakt. De opstallen zijn gesloopt. Hierdoor komt de milieuzone te vervallen.

Het terrein van de brandweerkazerne

Voor de brandweerkazerne heeft onderzoek plaatsgevonden naar de representatieve bedrijfssituatie. Het geluid van de inrichting wordt veroorzaakt door activiteiten op het terrein van de brandweerkazerne. De brandweerkazerne ligt tussen de rotonde en de kavel Waagweg 8.

De onderzochte representatieve bedrijfssituaties Er zijn twee soorten activiteiten onderscheiden:

  • 1. het uitrukken bij brand en ongevallen (repressie).
  • 2. het houden van oefeningen.

De langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus voor de bedrijfssituatie Repressie zijn in alle drie beoordelingsperioden van het etmaal lager dan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit . De geluidniveaus overschrijden de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidbeleid, maar zijn lager dan de bovengrens van dit geluidbeleid.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de representatieve bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 42 dB(A) voor de avondperiode.De grenswaarde uit het Activiteitenbesluit wordt niet overschreden. Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt niet overschreden.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de incidentele bedrijfssituatie ‘Oefening’ bedraagt ten hoogste 56 dB(A) voor de avondperiode. In de avondperiode wordt de toetsingswaarde uit het Activiteitenbesluit overschreden.Ook de bovengrens behorend bij de gebiedstypering uit het gemeentelijk geluidbeleid wordt overschreden.

Maatregelen

Om in de incidentele bedrijfssituatie aan de toetsingswaarde voor de avondperiode te kunnen voldoen, mag de kettingzaag niet meer dan 3 minuten in bedrijf zijn. Deze bedrijfstijd is niet realistisch. Door de kettingzaag in de oksel van de gebouwen te plaatsen daalt het geluidsniveau tot ca. 50 dB(A). Verdere maatregelen, zoals het plaatsen van een scherm zullen er niet toe leiden dat het geluidsniveau onder de toetswaarde van 45 dB(A) komt. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden.

LAmax

Het LAmax bedraagt voor de avondperiode ten hoogste 66 dB. De toetsingswaarden uit het Activiteitenbesluit worden voor de avondperiode met 1 dB(A) overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het rijden van de (brandweer)voertuigen. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor de avondperiode, kan een geluidsscherm geplaatst worden in het verlengde van de meest oostelijke gevel van de gebouwen. Dit scherm moet dan een hoogte hebben van tenminste 6,5 m. Gezien de financiële en planologische consequenties die met het plaatsen van een scherm gemoeid zijn, lijkt ons dit geen reële mogelijkheid. Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten worden daarom verzocht een maatwerkvoorschrift op te stellen waardoor de berekende geluidsniveaus vergund kunnen worden en daardoor de realisatie van een woning mogelijk te maken.

Vanwege de uitkomsten van dit onderzoek met inachtneming van de maatregelen kan de milieuzone komen te vervallen.

Industriestraat 34a

In opdracht van gemeente Rijssen-Holten is door Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd
voor de bedrijfslocatie, gevestigd aan de Industriestraat 34a te Holten. Aanleiding van het
onderzoek is de actualisatie van bestemmingsplan De Kol te Holten. Het Akoestisch onderzoek locatie Industriestraat 34a te Holten is bijgevoegd.

In het huidige bestemmingsplan is de locatie Industriestraat 34a bestemd als een of meerdere
bedrijven in milieucategorie 1 en 2. Dit betekent dat geluidsgevoelige bestemmingen op een
afstand van minimaal 30 meter (rustige woonwijk) of 10 meter (gemengd gebied) mogen worden
gerealiseerd. In het matenplan van de Kol wordt uitgegaan van woningkavels direct grenzend aan
het bedrijfspand. De afstand tot woningen is dus minder dan 30 meter.

Op dit moment is het pand verdeeld in 3 bedrijfsruimten:

  • 1. Secondhand Pine. Dit is een groothandel in grenen meubelen. In het pand vindt met name opslag van meubels plaats. Het bedrijf beschikt over een houtbewerkingsruimte waar een cirkelzaag is opgesteld. Deze wordt gebruikt voor reparaties aan meubels.
  • 2. Vredehof. Dit is een uitvaartonderneming. In het pand zijn lijkkisten opgeslagen en is een lijkwagen gestald.
  • 3. Bedrijfsruimte die op dit moment alleen voor privedoeleinden wordt gebruikt.

Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsniveaus ten gevolge van de bedrijven op de locatie Industriestraat 34a op de omgeving en bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat, met uitzondering van de maximale geluidsniveaus vanwege een dichtslaande autoportier in de avond- en nachtperiode, wordt voldaan aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit het geluidsbeleid. Ten aanzien van de overschrijdingen kan worden overwogen dat het aantal pieken zeer beperkt is en dat de geluidswering van de gevel van de woning hierop kan worden afgestemd Wat betreft de woning die op kavel 43 wordt gerealiseerd geldt dat de maximale geluidniveau 's (avond- en nachtperiode) ten gevolge van het dichtslaan van autoportieren (Vredehof) hoger zijn dan op basis van het Activiteitenbesluit mag. Hiervoor kan een uitzondering worden gemaakt vanwege het incidentele karakter hiervan. De geluidwering van de gevel (mn noordzijde minimaal 25 dB) moet hierop afgestemd worden (1e en 2e verdieping).

Vanwege de uitkomsten van dit onderzoek met inachtneming van de maatregelen kan de milieuzone komen te vervallen.

Hoofdstuk 5 Flora & fauna, cultuurhistorie en archeologie en watertoets

Voor wat betreft de flora & Fauna, cultuurhistorie en archeologie en de watertoets zie respectievelijk paragraaf 3.4, 3.5 en 3.3 van de Toelichting bestemmingsplan De Kol 15-01-2011.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Vanaf 1 juli 2013 zijn de RO Standaarden 2012 verplicht. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  • 4. Overgangs- en slotregels.

6.2 De wijzigingen

In deze paragraaf worden de wijzigingen toegelicht. In onderhavig bestemmingsplan zijn enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Daarnaast zijn wijzigingen in de structuur aangebracht met als doel om de leesbaarheid te vergroten. De wijzigingen worden hieronder opgesomd.

Bedrijf

Vanwege het onherroeppelijke wijzingsplan 'Wonen Holten, Eg Drostenstraat De Kol' vervalt een wijzigingsbevoegdheid.

Wonen

  • 1. De verschillende woonregelingen zijn uit elkaar gehaald en ondergebracht in verschillende woonbestemmingen wat de leesbaarheid van het bestemmingsplan vergroot.
  • 2. De ondergrens van de goothoogte bij de 'Blokken' is verhoogt van 4,5 naar maximaal 6 meter. In de regels was voor 80% van de gronden binnen de 'Blokken' deze goothoogte al toegestaan.
  • 3. Het begrip beroep en bedrijf aan huis is in overeenstemming gebracht met het gemeentelijk beleid en de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.
  • 4. De afstand van bijgebouwen op minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gebracht. Dit was 10 meter. Doel was parkeren op eigen terrein mogelijk te maken. Dit is nu opgelost door de realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein in de regels af te dwingen.
  • 5. De bepaling over het verkleinen van de afstand van een bijgebouw of overkapping voor het verlengde van de voorgevel is geschrapt. Dit sluit aan bij de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.
  • 6. De beschrijving van de orientatie van de voorgevel in de 'Blokken' is verduidelijkt. De voorgevel dient te worden georiënteerd op de aanduiding ‘gevellijn’ zoals deze op de verbeelding is opgenomen.
  • 7. Op enkele ondergeschikte punten zijn kavels geoptimaliseerd in overleg met de ontwikkelaars. Het gaat om de rijenwoningen langs het spoor.
  • 8. Binnen de woonbestemmingen de afwegingskader 'verkeersveiligheid' toegevoegd om op dit aspect een aanvraag die gebruik wil maken van een binnenplanse bevoegdheid hierop te kunnen beoordelen.

Groen

De speelvoorzieningen worden niet op enkele plekken mogelijk gemaakt maar binnen de hele groenbestemming. Dit is in lijn met de bepaling in de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden.

Maatschappelijk

De locatie van Zozijn aan de Pannenbakkersstraat valt vanwege de huisvesting van bijzondere doelgroepen binnen de bestemming Maatschappelijk. Hiervoor heeft het bouwplan een ruimtelijke procedure doorlopen. In het huidige bestemmingsplan ligt op deze gronden nog een woonbestemming.

Tuin

Deze bestemming vervalt in zijn geheel. Deze bestemming kan als overbodige regelgeving worden aangemerkt. Binnen de herziene bestemmingsplannen voor de woongebieden is gekozen voor andere systematiek. De gronden worden conform de herziene bestemmingsplan voor de woongebieden als zijnde erf bij woning zonder bouwmogelijkheden toegevoegd aan de aangrenzende woonbestemming.

Verkeer-Verblijf

De wijzigingsbevoegheid naar de bestemming Tuin vervalt in verband met het vervallen van de hele bestemming Tuin.

Milieuzone

Komt te vervallen. Voor verantwoording zie paragraaf Bedrijven en milieuzonering.

6.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt. De basis voor de bestemmingen komen voort uit het bestemmingsplan 'De Kol'.

6.4 Handhaving

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.

Middels het stelsel van vergunningsverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

De gemeente Rijssen-Holten hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk
    legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen en waar sprake is van een kostenverhaal.

Met particuliere partijen zijn afspraken gemaakt. De eventuele kosten voor het aanleggen en het onderhoud van voorzieningen van openbaar nut en het risico op planschadevergoeding worden door de gemeente verhaald op basis van respectievelijk een privaatrechtelijke overeenkomst dan wel een planschadeovereenkomst.

Met het sluiten van de overeenkomst tussen gemeente en particuliere partijen is de financiële haalbaarheid van het plan gewaarborgd. Een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

8.1 Inspraak

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe beleidsmatige uitgangspunten. Het bestemmingsplan wijkt slechts op een aantal onderdelen af van het vastgestelde bestemmingsplan voor De Kol van 2011. De wijzigingen staan in hoofdstuk 6 beschreven. Vanwege de beperkte inpact van de wijzigingen voor belanghebbenden wordt afgezien van een inspraakprocedure.

8.2 Vooroverleg

Gezien de beperkte wijzigingen in het bestemmingsplan wordt afgezien van vooroverleg met de provincie en met de in het plan betrokken waterschappen.

8.3 Zienswijzen

Mochten er tijdens de terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen binnenkomen dan worden deze door de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan afgewogen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er geen zienswijzen ingediend.