direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Supermarkt Ter Borch Eelderwolde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

De VOF Ter Borch (Heijmans Vastgoed en Hollestelle Vastgoedontwikkeling) heeft het voornemen een supermarkt met 3.000 m2 bvo en 2.000 m2 wvo te ontwikkelen op de hoek van de Ter Borchlaan en Borchsingel. De kavel is aan de ontwikkelaar verkocht, nadat de gemeenteraad achtereenvolgens op 10 september 2013, 17 maart 2015 en 14 juni 2016 besloot om medewerking te verlenen aan het project. In die laatste vergadering stelde de gemeenteraad de kaders en het inspraakproces voor de verdere ontwikkeling van het Entreegebied vast, waarbinnen het bestemmingsplan en het bouwplan voor de supermarkt moeten worden uitgewerkt.

Het idee van een supermarkt in Ter Borch is niet nieuw. Al in het Masterplan Ter Borch (2002) was de komst ervan opgenomen: "Door de combinatie van onderwijsinstellingen, sociaal maatschappelijke voorzieningen en winkelvoorzieningen ontstaat voldoende 'kritische massa' voor een levendig centrum in Ter Borch". Bij het opstellen van het bestemmingsplan Ter Borch (2004) bleek echter dat er op dat moment onvoldoende marktruimte was voor een supermarkt. De omstandigheden zijn in tien jaar tijd echter veranderd. Na het afwijzen door het gemeentebestuur van Groningen van de plannen voor een supermarkt ter plaatse van de witte boerderij op de hoek Groningerweg/Ter Borchlaan in Groningen, heeft de gemeente Groningen de gemeente Tynaarlo verzocht de mogelijkheden van de bouw van een supermarkt aan de Borchsingel te onderzoeken.

De geprojecteerde supermarkt met 3.000 m2 bvo en 2.000 m2 wvo zal niet alleen een functie gaan vervullen voor de inwoners van Ter Borch, maar ook voor de bewoners van het zuidelijk deel van Groningen-zuidwest (Hoornse Park, Hoornse Meer, Piccardthof, Van Swieten en Bruilweering). Het gebied telt nu 8.740 inwoners. Dat aantal groeit bij afronding van de wijk Ter Borch (2025) tot 10.600 inwoners. In het verzorgingsgebied is nu nog sprake van een supermarktdekking van 77 m2 winkelvloeroppervlak supermarkt per 1.000 inwoners; die is zeer laag in vergelijking met het Nederlands gemiddelde van 250 m2 winkelvloeroppervlak per 1.000 inwoners. De boodschappencentra op minimaal 3 kilometer afstand; de grotere en meer complete boodschappencentra liggen zelfs op circa 5 kilometer afstand.

Op navolgende overzichtskaart is de exacte ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0001.png"

Overzichtskaart

Bij het raadsbesluit van 27 september 2016 en de uitwerking daarvan op 6 december 2016 is uitdrukking gegeven aan het belang van een goede borging van de verkeersveiligheid in de woonwijk Ter Borch.


Uit de inspraakreacties leidt de gemeente af dat er in de buurt ongerustheid bestaat over de verkeersveilige aansluiting van het parkeerterrein op de Borchsingel in relatie tot de scholen. Dat signaal is opgepakt en de gemeente stelt voor om de Borchsingel ter hoogte van het Entreegebied aan te passen met een middengeleider, waardoor gescheiden rijbanen ontstaan, zoals nu ook al in het westelijk van de Borchsingel het geval is. Aan de zuidzijde van de Borchsingel, ter hoogte van de scholen, komen een kiss & ride-strook met oversteekplaats, een voetpad en een tweezijdig te berijden fietspad. Met de aanpassing wordt het (nog) veiliger voor langzaam verkeer. De voorzieningen kunnen in overeenstemming met de geldende bestemmingen worden uitgevoerd.

De gemeenteraad heeft op 4 december 2017 – als onderdeel van de tegemoetkoming aan de inspraakreacties – besloten dat de kiss & ride-stroken worden ingekort en aan beide zijden van de nieuwe oversteeklocatie voor langzaam verkeer worden gelegd. Ook wordt er een directe verbinding gemaakt tussen de fietsenstalling van de CBS Rietzanger/BSO De Kameleon en het fietspad langs de Borchsingel. Deze sluit aan op de vernieuwde padenstructuur ten noorden van de supermarkt. De nieuwe inrichting van de Borchsingel is in paragraaf 4.5 Verkeer aangegeven en als bijlage aan de toelichting toegevoegd.
De aanpassingen worden echter wel meegenomen in het bestemmingsplan voor de supermarkt vanwege de opdracht van de gemeenteraad om eventuele aanpassingen aan de openbare infrastructuur ter verhoging van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer in de coördinatieregeling mee te nemen. Eventuele zienswijzen kunnen daardoor op het totale pakket betrekking hebben.


Vigerend bestemmingsplan
Voor de locatie van de supermarkt is het volgende bestemmingsplan vigerend:

  • bestemmingsplan Ter Borch, plan van uitwerking Tuinwijk II, vastgesteld op 18 december 2007.


Op grond van het globale bestemmingsplan Ter Borch (vastgesteld op 24 augustus 2004 en goedgekeurd op 15 maart 2007) had het plangebied de bestemming Uit te werken gemengd gebied. In het vigerende bestemmingsplan is dit ter plaatse uitgewerkt in de bestemming Woongebied. Op basis van de doeleindenomschrijving en beschrijving in hoofdlijnen zijn ter plaatse drie appartementsgebouwen voorzien met elk tien wooneenheden en een maximum bouwhoogte van 9 m.

Aangezien de ontwikkeling van een supermarkt met bijbehorend parkeerterrein niet in overeenstemming is met de bestemming Woongebied, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Op het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning is de coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. In paragraaf 5.4 Coördinatieregeling wordt hier nader op ingegaan.


Bij raadsbesluit van 27 september 2016 is het bestemmingsplan Eelderwolde - Ter Borch vastgesteld als opvolger van het globale bestemmingsplan Ter Borch uit 2004 en inmiddels onherroepelijk geworden. Het plangebied voor de supermarkt is daarin niet meegenomen, aangezien voor het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning de coördinatieregeling ex artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gevolgd.


De aanpassing van de Borchsingel is gelegen ter plaatse van de geldende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Ter Borch, plan van uitwerking Tuinwijk II, vastgesteld op 18 december 2007;
  • bestemmingsplan Eelderwolde - Ter Borch, vastgesteld op 27 september 2016.


De gronden ter plaatse van het bestemmingsplan Ter Borch, plan van uitwerking Tuinwijk II hebben de bestemming Gemengd gebied. De aanpassingen aan de Borchsingel zijn in overeenstemming met het doel 'verkeer en verblijf'. De gronden ter plaatse van het bestemmingsplan Eelderwolde - Ter Borch hebben de bestemming Verkeer. De aanpassingen zijn in overeenstemming met deze bestemming.


Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt beschreven welke beleidsmatige aspecten relevant zijn voor het onderhavig plan. In hoofdstuk 3 wordt het plangebied beschreven en wordt aangegeven wat de toekomstige situatie zal zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitgevoerde onderzoeken. Hoofdstuk 5 verwoordt de juridische vormgeving. Ten slotte komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid in de hoofdstukken 6 en 7 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In deze paragraaf wordt de ladder van duurzame verstedelijking behandeld op grond van zowel artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening als op grond van artikel 3.15 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de volgende voorwaarde:

  • de toelichting bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is.

De locatie waar de supermarkt is geprojecteerd, kan . gelet op de vigerende bestemmingen en het vermelde in de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe - worden aangemerkt als 'bestaand stedelijk gebied'. Het initiatief betreft een'nieuwe stedelijke ontwikkeling', want het is niet voorzien in de vigerende bestemmingsplannen. Met verwijzing naar het rapport Tynaarlo - Ter Borch Distributieve toets en effecten supermarktontwikkeling van Bureau Stedelijke Planning d.d. 25 maart 2017 is sprake van een behoefte. In paragraaf 4.3 Distributie-planologisch onderzoek wordt nader ingegaan op de uitkomsten van het rapport Tynaarlo - Ter Borch Distributieve toets en effecten supermarktontwikkeling.

Het detailhandelsaanbod speelt een belangrijke rol in het verder ontwikkelen van het zogenaamde 'daily urban system' van de Regio Groningen-Assen, het gebied waarin men zijn min of meer dagelijkse en reguliere activiteiten onderneemt. De gemeenteraad is, in het kader van artikel 3.1.6, tweede lid, onder b van het Besluit ruimtelijke ordening, niet gehouden om te beoordelen of ook elders binnen bestaand stedelijk gebied in de gemeente of in de regio in de behoefte kan worden voorzien. Dit aangezien in de actuele regionale behoefte binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien.

De bouw van de supermarkt is op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema's geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.

Op dit moment is een revisie van de Omgevingsvisie in voorbereiding.


Kernkwaliteiten

De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt: “Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is”. Deze ambitie vormt het hart van het provinciaal beleid. De provincie wil ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. De provincie benoemt in haar beleid zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.

Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein, zijn deze vertaald naar indicatoren. Rust is vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. De graadmeter voor natuur is de biodiversiteit. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid is concreet gemaakt in de kernkwaliteiten cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid.


De kernkwaliteiten noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen ‘leefbaarheid’ en ‘passend bij Drenthe’. Onder natuur wordt verstaan de biodiversiteit in de provincie. Biodiversiteit is echter veelomvattend. De provinciale inzet op het behouden en het versterken van de biodiversiteit richt zich primair op het soortenbeleid en op het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN vormt de ruggengraat van de biodiversiteit.


Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal.

De provinciale ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en –onderdelen zich blijvend manifesteert. Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil men in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken. Het plangebied maakt deel uit van het wegdorpenlandschap van de laagveenontginningen. Van provinciaal belang is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de gemeentelijke Structuurvisie Landschapsontwikkelingsplan (zie 2.3.6). De kernkwaliteit landschap wordt niet aangetast.


Natuur
Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. Het NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Het op perceelsniveau begrensde NNN vormt het kader voor regelgeving en subsidies.

De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het NNN. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten het NNN. In een te ontwikkelen Natuurvisie wordt uitgewerkt welke rol de provincie heeft in natuurwaarden buiten het begrensde NNN.

Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. De kernkwaliteit natuur wordt niet aangetast.


Cultuurhistorie
Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. De provincie doet dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.

Voor het plangebied geldt het sturingsniveau “eisen stellen”. De provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Voor het gebied “de Kop van Drenthe”, waar het plangebied deel van uitmaakt, is de ambitie als volgt vastgelegd:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen en esrandbosjes. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit vele zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.
  • Het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen, in de vorm van houtwallen en bossen.
  • Het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen, door het behouden van licht slingerende wegdorpen en het verder versterken van de houtwalpatronen en de opstrekkende verkaveling in het buitengebied.
  • Het blijvend zichtbaar onderscheiden van de reeks van landgoederen rond Eelde en Paterswolde. Deze reeks wordt gekenmerkt door een karakteristieke tuin- en parkaanleg, ingebed in landschappelijke structuren, met een variatie in maat en schaal en een doorlopende afwisseling van open en besloten ruimtes.


In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de gemeentelijke Structuurvisie Cultuurhistorie (zie 2.3.4). De kernkwaliteit cultuurhistorie wordt niet aangetast.


Archeologie
De provinciale doelstellingen voor archeologie zijn:

  • het in de bodem bewaren (behoud ‘in situ’) van waardevol Drents archeologische erfgoed of – als dat niet mogelijk is – het opgraven en duurzaam veiligstellen (behoud ‘ex situ’) van het erfgoed in het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis;
  • het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek in het kader van ruimtelijke plannen;
  • het vergroten van het draagvlak voor het archeologisch erfgoed;
  • het ontsluiten van de ‘archeologische verhalen van Drenthe’.


In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de gemeentelijke Structuurvisie Archeologie (zie 2.3.3). De kernkwaliteit archeologie wordt niet aangetast.


Aardkundige waarden
Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruïnes, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in dermate van inzet van de provincie. Het hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.

Het plangebied maakt deel uit van het generieke beschermingsniveau. Hiervoor geldt het beleid respecteren. De provincie wil ter plaatse de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Van gemeenten wordt verwacht dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan, en plannen en initiatieven daarop beoordelen.

Voornoemde aardkundige waarden zijn niet aanwezig in het plangebied. De kernkwaliteit aardkundige waarden wordt niet aangetast.


Rust
De provinciale stilte- en duisternisgebieden zijn in de Omgevingsvisie Drenthe aangegeven. Het plangebied behoort hier niet toe. De kernkwaliteit rust wordt niet aangetast.

De belangrijkste bronnen van lichthinder vallen onder de bevoegdheid van de gemeenten. Te denken valt aan openbare verlichting, glastuinbouw, open melkstallen, sportveldverlichting, terreinverlichting, sierverlichting en reclameverlichting. De provincie onderzoekt samen met de gemeente Tynaarlo en andere de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Het streven om minder openbare verlichting langs de provinciale wegen te gebruiken, is vastgelegd in de nota Openbare verlichting, provinciale wegen Drenthe.

Als tegemoetkoming aan de inspraakreacties heeft de initiatiefnemer besloten dat de terreinverlichting na sluitingstijd van de supermarkt uit gaat. Dit is in de regels van dit


Kernwaarde bedrijvigheid
Naast de zes kernkwaliteiten heeft de provincie de kernwaarde bedrijvigheid geïntroduceerd. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en heeft dit daarom tot een kernwaarde benoemd. Kernkwaliteiten en kernwaarden wegen als uitgangspunt even zwaar.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid en een gezond sociaal klimaat met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal-economische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling.

De voor het plangebied relevante beleidsthema’s komen hierna kort aan de orde.


Steden en stedelijke netwerken

De stedelijke centra maken Drenthe voor haar inwoners en voor bezoekers extra aantrekkelijk. De provincie streeft naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische kenmerken of gebiedskenmerken. Deze differentiatie is van provinciaal belang. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die bijdragen aan het bruisende karakter van de steden.

Van provinciaal belang is dat de stedelijke netwerken ‘robuust’ zijn. De provincie streeft naar netwerken van steden die samenhangen, samenwerken en complementair zijn. Dit is nodig voor een toekomstbestendige ontwikkeling van mobiliteit, woon- en werklocaties, werkgelegenheid en voorzieningen.


Klimaatverandering
De provincie streeft naar een leefomgeving die de langetermijnveranderingen in het klimaat en weersextremen kan opvangen. Hiervoor is een klimaatbestendig watersysteem cruciaal. De beleidsverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water ligt bij de provincie en is daarmee van provinciaal belang.


Mobiliteit en bereikbaarheid
Voor de ambities op het gebied van wonen, werken en recreëren moet de provincie veilig en goed te bereiken zijn, ook internationaal. De provincie wil voorwaarden creëren voor een duurzame en innovatieve ontwikkeling van de mobiliteit. De samenhang en de betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen over weg, spoor en water zijn van provinciaal belang, evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken. Daarnaast is een hoogwaardige digitale bereikbaarheid van groot belang voor de sociaal-economische ontwikkeling van Drenthe.


Multifunctionaliteit
Op veel plekken in de provincie komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat de provincie hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.

2.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, was het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld.

Op dit moment is een revisie van de Omgevingsverordening in voorbereiding.

In de Omgevingsverordening is bepaald dat indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:

  • in het ruimtelijk plan wordt uiteengezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie;
  • het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten mogelijke maakt dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die deze kernkwaliteiten significant aantasten.


Zoals hiervoor staat beschreven, worden de kernkwaliteiten niet aangetast als gevolg van voorliggend bestemmingsplan.

In de Omgevingsverordening is het plangebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. In paragraaf 2.1.2 is de verantwoording van de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.


Artikel 3.25 lid 6 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan niet voorziet in nieuwe locaties voor detailhandel, voor zover deze ten koste gaan van het bestaande kernwinkelgebied. De distributie-planologische effecten van de ontwikkeling zijn onderzocht (zie paragraaf 4.3). Uit het onderzoek komt naar voren dat voldaan wordt aan voornoemde bepaling van de Omgevingsverordening.

2.2.3 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen-Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur. In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen - Assen de Actualisatie Regiovisie “Veranderende context, blijvend perspectief” vastgesteld.

Het benutten en uitbreiden van de economische kansen en behoud en versterken van de gebiedskwaliteiten zijn de doelen van de regionale samenwerking. Vanuit de volgende drie speerpunten wordt daaraan gewerkt:

  • a. het economisch kerngebied verder ontwikkelen;
  • b. de interne samenhang tussen steden en regio versterken;
  • c. de kwaliteit van stad en land behouden en versterken.


Het verder ontwikkelen van het economisch kerngebied vraagt om het verbeteren van het ondernemers- en vestigingsklimaat, bedrijfsontwikkeling en –vestiging, verbondenheid met andere regio's en het profileren van de regio als attractieve stadsregio, waarin het prettig wonen en werken is. Het detailhandelsaanbod speelt een belangrijke rol in het verder ontwikkelen van het zogenaamde “daily urban systeem”, het gebied waarin men zijn min of meer dagelijkse en reguliere activiteiten onderneemt.


De Regiovisie is geen ruimtelijke plan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, maar een samenwerkingsprogramma van regionale overheden om te komen tot regionale ontwikkeling met behoud van aanwezige kwaliteiten. Het geeft een toekomstvisie in hoofdlijnen met een globaal programma en bevat en groot aantal opgaven die moeten worden uitgewerkt en gerealiseerd. De visie krijgt zijn neerslag in plannen van provincie, gemeenten en waterschappen.

De Regiovisie vormt de basis voor de uitwerking van opgaven en projecten door de provincies en de gemeenten. Bij projecten waarbij een nadrukkelijke regionale regie nodig is om tot ontwikkeling te komen zal de Regio de projectorganisatie verzorgen en financiële middelen beschikbaar stellen uit gezamenlijk te creëren fondsen. De deelnemers van de Regio Groningen-Assen zijn de provincies Drenthe en Groningen en de gemeenten Assen, Bedum, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Noordenveld, Slochteren, Ten Boer, Winsum, Zuidhorn en Tynaarlo.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Masterplan Ter Borch

In het Masterplan (2002) zijn de ruimtelijke en programmatische hoofdstructuur van Ter Borch vastgelegd. In het verlengde daarvan zijn ontwerpprincipes gegeven voor de landschappelijke verankering, de openbare ruimte, de stedenbouwkundige verkavelingen en de architectuur. De hoofdstructuur en de inrichtingsprincipes definiëren samen de randvoorwaarden voor de toen nog op stellen uitwerkingsplannen. Het Masterplan biedt voldoende speelruimte aan ontwerpers en andere betrokkenen om op hun eigen wijze bij te dragen aan de kwaliteit van Ter Borch. Doel van het Masterplan is om op alle schaalniveaus van Ter Borch, van de particuliere woning tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur, betekenisvolle verschillen aan te brengen. Ongecoördineerde verschillen leiden niet tot verrijking, maar tot vergrijzing van het gebied. Het is van belang dat de vele (bouw)initiatieven een zekere collectiviteit uitstralen. Dat vraagt om een heldere regie, waarbij het Masterplan als script fungeert.

Het grootste deel van Ter Borch (95 ha) is door de gemeente ontwikkeld binnen de kaders van het globale bestemmingsplan Ter Borch (vastgesteld op 24 augustus 2004 en goedgekeurd op 19 april 2006). Op enkele locaties wijkt de gemeente bewust en duidelijk af van dat bestemmingsplan en uitwerkingsplannen, om in te spelen op gewijzigde marktomstandigheden of om beter te voldoen aan veranderende woonwensen.

De grootste veranderingen zijn de bouw een crematorium, de drie zogenaamde repeterende bebouwingstrips die waren voorzien in de Rietwijk, Tuinwijk en Waterwijk en de ontwikkeling van onderhavige supermarkt in het Entreegebied. Initiatieven die afwijken van het bestemmingsplan worden altijd getoetst aan de uitgangspunten van het Masterplan Ter Borch uit 2002. De visie op de wijk is in al die jaren immers niet gewijzigd en blijft onverkort van kracht: de gemeente Tynaarlo ontwikkelt aan de rand van de Stad en natuur- en waterbergingsgebied De Onlanden een hoogwaardig woonklimaat in het hoogste marktsegment.

Ten aanzien van de winkelvoorzieningen is in het Masterplan gesteld dat in Ter Borch sprake zal zijn van mobiele bewoners met hoge inkomens. Dit brengt met zich mee dat een behoorlijke zuigkracht uitgaat van de winkelcentra in de omgeving. Tegen deze achtergrond wordt in het Masterplan uitgegaan van een tijdelijk buurtsteunpunt waarin een verzorgende supermarkt de economische drager is. Door de combinatie van onderwijsinstellingen, sociaal-maatschappelijke voorzieningen en winkelvoorzieningen ontstaat voldoende kritische massa voor een levendig centrum in Ter Borch.

Bij de ontwikkeling van Ter Borch is de vraag naar boven gekomen in hoeverre binnen de wijk ruimte moet worden gerealiseerd voor voorzieningen, zowel maatschappelijk als winkels. Omdat de wijk ook onderdeel is van de stedelijke structuur, is afstemming gezocht met de gemeente Groningen. De gemeente Groningen was van mening dat de bestaande voorraad winkelvoorzieningen in Groningen-Zuid voldoende was om de vraag uit de wijk Ter Borch op te vangen.

Op dit onderdeel is het Masterplan niet overgenomen in het globale bestemmingsplan Ter Borch.

2.3.2 Structuurplan gemeente Tynaarlo

In 2006 heeft de gemeente het Structuurplan gemeente Tynaarlo opgesteld. Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.

Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie, cultuurhistorie en economie zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld. Wat nog relevant is voor het plangebied, komt in het navolgende aan bod.

De gemeente vormt een 'Groene Long' binnen de overwegend stedelijke regio Groningen-Assen. Het samenhangend stelsel van groene ruimten en veelzijdige, waardevolle landschappen vormt het basiskapitaal van de gemeente. Het zorgt voor een aangenaam en hoogwaardig woon- en verblijfsklimaat, in de schaduw van steden. De gemeente profiteert van de voorzieningen in de steden, maar levert tegelijkertijd een belangrijk aandeel in de woon-, leef- en verblijfskwaliteit van de regio. De werkgelegenheidspositie van de eigen bedrijvigheid is sterk. De ligging aan een hoogwaardig wegennet betekent dat veel economische activiteiten op de regio zijn gericht en dat veel mensen elders wonen en in Tynaarlo werken en omgekeerd. De toekomstige ontwikkeling van de gemeente wil de gemeente zo vormgeven dat de Groene Long wordt versterkt. Daarom richt de gemeente zich op een gematigd groeiprogramma, waarbij de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten uitdrukkelijk als drager van ruimtelijke ontwikkelingen worden ingezet. Wat de 'rode functies' betreft, wil de gemeente vooral ruimte bieden aan de woningvraag van de eigen bevolking, met bijzondere aandacht voor het goed huisvesten van knelgroepen, maar ook van economisch gebondenen die in de gemeente werken, maar er nog niet wonen. Bij deze laatste groep richt de gemeente zich vooral op het huisvesten van gezinnen met kinderen, om de relatief sterke vergrijzing van onze bevolking te doorbreken. Mede met het oog op dit laatste wil de gemeente goede voorwaarden blijven bieden voor de werkgelegenheidsontwikkeling in de gemeente. Vanuit een positie van kracht is het logisch dat er een beroep op de economisch sterke functies wordt gedaan om ook in financiële zin mee te werken aan de instandhouding en ontwikkeling van de Groene Long en het realiseren van stedenbouwkundige kwaliteiten op lokaal niveau.


Het in oktober 2006 vastgestelde structuurplan Tynaarlo houdt logischerwijs nog geen rekening met deze ontwikkeling. Ook de op 12 november 2013 vastgestelde Kadernota “Tynaarlo verbindt! vermeldt nog dat “Zuidlaren en Eelde hun functie van (recreatieve) winkelkernen vervullen. In Vries en Paterswolde wordt verder ingezet op het doen van boodschappen".

De in bovengenoemde documenten vervatte beleidskaders zijn verouderd en ingehaald door de besluitvorming die in de raadsvergaderingen van 14 juni 2016, 16 mei 2017 en 4 december 2017 heeft plaatsgevonden over het toestaan van een nieuwe supermarkt in Ter Borch. Deze nieuwe ontwikkeling zal worden meegenomen in de nieuwe Omgevingsvisie Tynaarlo. De gemeente streeft de besluitvorming hieromtrent in 2019 af te ronden. In de toelichting van dit bestemmingsplan is uitvoerig gemotiveerd dat het initiatief voldoet aan de beleidskaders van rijk, provincie, Regio Groningen-Assen en waterschap. Gedeputeerde staten hebben ingestemd met het initiatief.

In haar uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840 en bevestigd in de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2835 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende overwogen: het bestuursorgaan dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht die maken dat het handelen in overeenstemming met de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Er is sprake van omstandigheden die nopen tot afwijking van de structuurvisie en de Kadernota Tynaarlo verbindt!.

2.3.3 Structuurvisie Archeologie

In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn de bestemmingsplannen. In deze bestemmingsplannen zullen te beschermen zones worden aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.

In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie.

2.3.4 Structuurvisie Cultuurhistorie

De gemeenteraad heeft op 23 september 2014 ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 “Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden” vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.

  • 1. De Structuurvisie Cultuurhistorie is gebouwd op een drietal uitgangspunten:
    de focus ligt op gebiedsgerichte erfgoedzorg in plaats van objectgerichte monumentenzorg;
  • 2. bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorie ontwikkelingsgericht (en niet alleen behoudend);
  • 3. erfgoed heeft niet slechts een cultuurhistorische waarde, maar kent ook een economische, sociale, educatieve en een duurzaamheidswaarde.


De structuurvisie bevat een afwegingskader die bij nieuwe ontwikkelingen toegepast moet worden. Dit kader bevat een driedeling. In gebieden van (zeer) hoge waarde wordt gestreefd naar behoud en/of inpassing. Bij gebieden van een (hoog- of laag-)gemiddelde waarde wordt gestreefd naar verbetering van de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit. Daar waar gebieden (zeer)laag zijn gewaardeerd, dient cultuurhistorie vooral ter inspiratie om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie.

2.3.5 Beeldkwaliteit

Ten behoeve van de inpassing van de supermarkt is het Beeldkwaliteitsplan Entreegebied (2008) herzien. De herziene beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen in paragraaf 3.3.

2.3.6 Landschapsontwikkelingsplan

In 2009 is de Structuurvisie Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP is een thematische uitwerking van het structuurplan uit 2006. In het LOP worden (voor zowel het landschap als geheel als per deelgebied) aanbevelingen gedaan voor kwalitatieve verbeteringen. Ten behoeve van de uitvoering is het LOP voorzien van een realisatiestrategie.

Het LOP moet worden gezien als een inspiratie-, beleids-, uitvoerings- en beoordelingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens vormt het LOP een van de ingrediënten van het bestemmingsplan voor de thema's natuur en landschap.

Ter Borch ligt in het deelgebied Rug van Tynaarlo. Karakteristiek voor de Rug van Tynaarlo is de landschappelijke overgang, waarbij de rug in noordelijke richting steeds smaller en lager wordt en de flankerende beekdalen steeds breder. Het contrast tussen de beekdalen en de rug wordt in noordelijke richting ook steeds groter. Dat geldt bijvoorbeeld voor de harde rand die de landgoederen vormen naar het beekdal van de Drentsche Aa. Met het woongebied Ter Borch is als het ware een nieuwe flank aan de Eelder- en Peizermaden gemaakt. Het plangebied wordt in het LOP beschouwd als een vaststaand gegeven. Van alle deelgebieden binnen het LOP ligt de grootste (stedelijke) ontwikkeldruk op de Rug van Tynaarlo. De ambitie is de huidige landschappelijke kwaliteiten te behouden, te versterken en de gewenste ontwikkelingen met de (bestaande en nieuwe) kwaliteiten te verzoenen.

2.3.7 Bomenplan

De gemeente heeft het Bomenplan opgesteld. Daarin is ingegaan op de groenstructuren, monumentale bomen en ‘lokale bomen’ binnen het gemeentelijk groengebied. Het uitgangspunt voor het bomenbeleid is als volgt gedefinieerd: “de gemeente Tynaarlo koestert haar groene karakter door beleid en beheer rond bomen af te stemmen op het landschappelijk, natuurlijk en historisch raamwerk, passend binnen de normen van de huidige tijd". Het Bomenplan doet aanbevelingen ter behoud en/of versterking van bestaand groen (zowel qua structuur als solitaire bomen). In het plangebied zijn geen bomen aanwezig die zijn aangewezen als monumentale boom.

2.3.8 Waterplan

Het in 2008 vastgestelde Waterplan vormt een uitwerking van het Structuurplan. Het Waterplan maakt onderscheid in verschillende thema's, waar voor elk thema ambities zijn opgesteld. Het plangebied valt onder het thema Wonen en werken. Gemeenten worden in toenemende mate geconfronteerd met taken en verantwoordelijkheden op het gebied van water. In de eerste plaats betreffen dit de wettelijke taken. Als gevolg van de Wet gemeentelijke watertaken worden deze opnieuw ingedeeld. Naast de huidige taken met betrekking tot riolering (gemeentelijke verantwoordelijkheid tot de kavelgrens), onderhoud van water in bebouwd gebied en baggerwerkzaamheden komt de zorgplicht voor hemel- en grondwater. In de toekomst zal het onderhouden en baggeren van water in bebouwd gebied wellicht worden overgedragen naar het waterschap. De watertaken voor de gemeente bestaan dan uit de zorgplicht ten aanzien van afval-, hemel- en grondwater. Naast deze wettelijke taken speelt de gemeente ook steeds meer ook een beleidsmatige rol. Bij de inrichting van nieuwe uitbreidingsplannen zal het aspect water nadrukkelijk aan de orde moeten worden gesteld. Afwenteling van verantwoordelijkheden naar andere organisaties moet bij de (her)inrichting van gebieden worden voorkomen. In dit Waterplan staat beschreven dat de gemeente samen met private partijen aandacht schenkt aan het waterbelang. De mogelijke gevolgen voor het aspect water zijn in paragraaf 4.8 beschreven.

2.3.9 Duurzaamheidsvisie

De Duurzaamheidsvisie 2015-2025 “Dorp van de Toekomst!”, vastgesteld op 30 juni 2015, is de stip op de horizon voor de duurzaamheidsambities van de gemeente Tynaarlo. De gemeente heeft als ambitie dat de dorpen in 2030 krachtig en zelfvoorzienend zijn. In een dorp van de toekomst voorzien inwoners met elkaar in hun energiebehoefte door eigen energie op te wekken. Op deze manier, door samen te werken, ontstaat ook gemeenschapszin en betrokkenheid bij elkaar. Om deze ambitie te bereiken, wil de gemeente samen met inwoners en ondernemers werken aan allerlei projecten op vier deelgebieden:

  • Tynaarlo tintelt van energie!
  • Toekomstbestendig wonen en ondernemen
  • Mobiliteit & bereikbaarheid
  • Afval als grondstof

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Aanleiding

3.1.1 Voorgeschiedenis

In 2009 is gestart met de ontwikkeling van appartementen in het Entreegebied van Ter Borch. Uit de uitblijvende verkoop kon worden opgemaakt dat er geen behoefte is aan het huidige aanbod van appartementen op deze plek. Nadien zijn verschillende herontwikkelingsprogramma's opgesteld.

Vanaf eind 2010 is gesproken over de mogelijkheden voor grondgebonden woningen en een beperkte ontwikkeling van gestapeld wonen. Na de realisatie van het MFA Borchkwartier en overige sociaal-maatschappelijke functies is gekeken naar de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een supermarkt- en discountprogramma aan de noordzijde van de Borchsingel.

Op 10 september 2013 heeft de gemeenteraad besloten in te stemmen met de ontwikkeling van een supermarktprogramma in zowel het Centrumplan Eelde als in het Entreegebied van Ter Borch. Om de verdere ontwikkeling van het Centrumplan Eelde te kunnen financieren, zijn destijds middelen beschikbaar gesteld welke werden voorzien uit de verkoop van gronden in Ter Borch.

Op 17 maart 2015 is door de gemeenteraad besloten om de ontwikkeling van het Entreegebied en het Centrumplan Eelde te ontkoppelen en het initiatief tot realisatie van een supermarktprogramma (1.800 m2 supermarkt en 1.500 m2 discount) in Ter Borch te ondersteunen. Reden voor de ontkoppeling waren de mogelijkheid van een supermarktontwikkeling in Groningen en stagnatie van het Centrumplan Eelde.

3.1.2 Kaders voor ontwikkeling

Op 14 juni 2016 heeft de gemeenteraad kaders vastgesteld waarmee VOF Ter Borch (Heijmans Vastgoed en Hollestelle Vastgoedontwikkeling) een supermarkt kan ontwikkelen op de hoek van de Ter Borchlaan en Borchsingel. In tegenstelling tot het besluit van 17 maart 2015, wordt een supermarkt van maximaal 2.000 m2 winkel vloeroppervlak (is circa 3.000 m2 bruto vloeroppervlak) mogelijk gemaakt. Reden hiervoor is dat een supermarkt beter inpasbaar is dan een programma van twee supermarkten met in totaal 3.300 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige kaders voor de ontwikkeling van de supermarkt betreffen:

  • Met de groenstructuur van het Groene Lint en de aanhechting van deze structuur aan het groene karakter van het Entreegebied moet rekening worden gehouden door:
    • 1. De gebouwen en de parkeerplaatsen met nadruk onderdeel van deze zone te laten uitmaken. In de positie, de maatverhoudingen, het materiaalgebruik en de detaillering moet dit tot uitdrukking worden gebracht. Er moet worden gestreefd naar compacte oplossingen, waarbij de programma's eventueel kunnen worden gestapeld.
    • 2. Er moet rekening worden gehouden met de kwaliteit van de Ter Borchlaan, de zuidelijke flank van de Tuinwijk en het Groene Lint. De groene structuur van solitaire bomen in het gras vergt daarom op de parkeerplaats een ruimtebeslag van 8 tot 10%.
    • 3. De voetgangersverbinding richting de c.b.s. De Rietzanger en de o.b.s. Ter Borch en andere (informele) voetgangersverbindingen moeten in het plan worden ingepast.
  • Eventueel benodigde aanpassingen aan de openbare infrastructuur ter verhoging van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, dienen in het bestemmingsplan te worden meegenomen en uitgevoerd.
  • Wat betreft het aantal en de inrichting van de parkeerplaatsen moet aansluiting worden gezocht bij de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het Kennisplatform CROW.
  • Het plan moet aansluiten op het Beeldkwaliteitsplan Entreegebied Ter Borch (2008). Reclame en naamgeving moeten onderdeel zijn van de 'baksteenarchitectuur'.

3.2 Ontsluiting

De Borchsingel is de doorgaande hoofdroute binnen de wijk. De ontsluiting van de voorzieningenstrook vindt plaats via de hoofdstructuur. Er worden paden aangelegd van 2,5 m breed. Daarop kan worden gewandeld en gefietst. De inrichting zal in nauw overleg met de verkeerscommissie van de OBS Ter Borch en de CBS De Rietzanger plaatsvinden.

Voor fietsers komt er een ingang naar de supermarkt aan de Ter Borchlaan. Daarnaast komt er een verbinding voor fietsers tussen het parkeerterrein van de supermarkt en de school.

Op grond van het raadsbesluit d.d. 14 juni 2016 worden in de coördinatieregeling voor de nieuwbouw van de supermarkt meegenomen de eventuele aanpassingen aan de openbare infrastructuur ter verhoging van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Daarom wordt de Borchsingel ter hoogte van het Entreegebied aangepast. De komst van de supermarkt en de toename van het aantal leerlingen dat de beide basisscholen bezoekt, geeft daarvoor aanleiding. Met de aanpassing wordt het ter plaatse nog veiliger voor langzaam verkeer. Zie ook paragraaf 4.5 van de toelichting. De aanpassingen van de openbare infrastructuur zijn weergegeven op de volgende afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0002.png"

aanpassingen Borchsingel

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0003.png"

wegprofielen

In de bijlage zijn de volgende tekeningen weergegeven:

3.3 Beeldkwaliteit

Deze beeldkwaliteitsparagraaf is gericht op de inpassing van de supermarkt met bijbehorende voorzieningen in het Entreegebied van de wijk Ter Borch. Het betreft een aanpassing van het Beeldkwaliteitplan Entreegebied 2008. Besloten is een afzonderlijk beeldkwaliteitplan (BKP) Supermarkt Borchsingel Eelderwolde te maken en dat met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning in ontwerp voor de vaststelling ter inzage te leggen. Zienswijzen kunnen daardoor ook betrekking hebben op het onderdeel beeldkwaliteit. De gemeenteraad kan het BKP te zijner tijd voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan vaststellen. Het BKP is als Bijlage 6 toegevoegd aan de toelichting op het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0004.png"

stedenbouwkundige impressie van de supermarkt

3.3.1 Architectuur en inrichting parkeerterrein

De ambities voor de architectuur in Ter Borch zijn hoog. Er wordt in een eigentijdse architectuur gebouwd. Een doordachte heldere opbouw van het bouwvolume, kwalitatief hoogwaardige detaillering en duurzaamheid van materialen zijn bepalend om deze ambities te realiseren. De architectuur van het Entreegebied moet passen in de stijl van Ter Borch. Belangrijke trefwoorden zijn: stevig, ongedwongen, landschappelijk, vernieuwend, duurzaam, chic. Afhankelijk van hun functie verschillen de gebouwen in stijl en uitbundigheid, dit is ook te zien in de al gerealiseerde bebouwing in het Entreegebied.

De beeldkwaliteit voor de architectuur van de supermarkt sluit aan op het architectuurbeeld van de gerealiseerde bebouwing in het Entreegebied om daarmee samenhang te verkrijgen. De toetsingscriteria zijn specifiek afgestemd voor de functie en het bouwvolume van een supermarkt. De inrichting van de buitenruimte rond de supermarkt (grotendeels parkeerterrein) is onderdeel van de publieke ruimte en dient daarom in samenhang met openbaar gebied te worden vormgegeven. De toetsingscriteria voor de inrichting van de buitenruimte zijn specifiek afgestemd op de functie en omvang van het parkeerterrein.

3.3.2 Welstandscriteria inrichting parkeerterrein

Het parkeerterrein is gekoppeld aan de functie van de supermarkt en kan ook gebruikt gaan worden voor het halen en brengen van kinderen naar de scholen. Daarom is een duurzame, veilige inrichting belangrijk. Daarnaast is een hoogwaardige uitstraling van de terreininrichting als geheel belangrijk, die aansluit bij het beeld van de inrichting van het Entreegebied. Het parkeerterrein is relatief groot en bepaalt het beeld van de buitenruimte van dit deel van het Entreegebied in sterke mate. Tegelijkertijd is het uitgangspunt de continuïteit van de sfeer van het Groene lint ook op en langs het parkeerterrein te integreren.

Parkeerterrein ontwerp

  • De vormgeving van het parkeerterrein, vraagt om een specifiek ontwerp om bij de uitgangspunten van de locatie te passen, namelijk een kleinschalig en tegelijkertijd landschappelijk beeld realiseren. Dit kan bereikt worden door bijvoorbeeld verschillende materialen of kleurstellingen toe te passen voor rijbanen en parkeervakken. Er dient voorkomen te worden dat een kil beeld ontstaat met grote lege verharde oppervlaktes, dit past niet bij de schaal en maat van het Entreegebied. Als voorbeeldreferentie dient de naastliggende parkeerplaats tussen de school en het kindcentrum, wat betreft materialisering en opdeling, niet wat betreft ontwerp of organisatie van de parkeervakken.
  • De uitwerking van de integratie van de landschappelijke sfeer van het Groene lint op de parkeerplaats kan ook bijdragen aan de kleinschaligheid. Bijvoorbeeld door het toepassen van beplatingsvakken met gras en daarop bomen of boomgroepen. (zie ook het onderdeel beplanting).
  • Voor de vormgeving en materialisering van de fietsroute naar de scholen is van de belang dat voor automobilisten duidelijk is dat op deze route gefietst wordt en dat de automobilist daar rekening mee moet houden.
  • Voor de fietsers voldoende fietsparkeermogelijkheden in het ontwerp opnemen.
  • In het ontwerp ook rekening houden met voetgangers die vanaf de scholen naar de supermarkt lopen en naar de ter Borchlaan.
  • Bij de toepassing van een geluidscherm langs het schoolplein is de uitstraling van het geluidscherm belangrijk voor de beleving van zowel het voetpad langs het schoolplein als vanaf de parkeerplaats. Aan de zijde van het schoolplein wordt de voorkeur gegeven aan een groene uitstraling door een haag of begroeiing. Naar de zijde van de parkeerplaats kan gekozen worden voor een groene uitstraling (begroeiing) of een gedekte kleurstelling van het geluidsscherm passend bij de kleurstelling van het gebouw.
  • Voorzieningen als elektriciteitskasten en dergelijke in vormgeving en kleurstelling afstemmen op de architectuur of integreren in de bebouwing. Bij plaatsing op het parkeerterrein zorgen voor een niet opvallende plaatsing.

Bestratingsmaterialen en straatmeubilair

  • Het palet van toe te passen bestratingsmaterialen: gebakken klinkers, asfalt en beton(klinkers).
  • Eventuele toepassing van reclame op het terrein dient beperkt te zijn en aan te sluiten bij het hoge kwaliteitsniveau van de wijk Ter Borch.

Verlichting

Uitgangpunt voor de verlichting is aansluiten op de verlichting van de parkeerplaatsen en verblijfgebieden in het Entreegebied en de woongebieden. Alleen langs de Borchsingel wordt een ander armatuur toegepast. Voorkomen moet worden dat de parkeerplaats van de supermarkt uit de toon gaat vallen door teveel licht of te kille verlichting, om die reden geen hoge masten toepassen.

  • Verlichting parkeerplaats: Kipp - Louis Poulsen op mast circa 4.00 m, eventuele toepassing masten tot maximaal 5.00 m hoogte mogelijk.
  • Lichtkleur aansluiten bij lichtkleur die in het Entreegebied is toegepast op de parkeerplaats bij de school.

Beplanting

Landschappelijk is de voorzetting van de groenstructuur van Het Groene Lint en de aanhechting van deze groenstructuur aan het groene karakter van het Entreegebied van fundamenteel belang.

  • Op het parkeerterrein rekening houden met deze groene structuur van solitaire bomen (in boomgroepen) in gras, met een ruimtebeslag van circa 8 tot 10%.
  • Aanplanten in een los plantverband van solitaire bomen of groepen van enkele solitaire bomen bij elkaar. Rijvorming is niet wenselijk.
  • Bomen van de 1e orde, inheemse bomen: zomereiken of bijpassende soorten, aanleggen met een ruime boomspiegel.
  • Inpassen bestaande bomen op het parkeerterrein indien de vitaliteit van de bomen dit mogelijk maakt.

Erfscheidingen

  • Langs het parkeerterrein een een beukenhaag van ca 1.20 m hoogte plaatsen. Bij toepassing van een hekwerk dient dit opgenomen te zijn in deze beukenhaag zodat het hekwerk aan het zicht wordt onttrokken.
  • Daar waar gevels direct grenzen aan Het Groene Lint en de open overgangszone naar Tuinwijk, met name de noordwestgevel, noordgevel en mogelijk ook de noordoostgevel, is de bebouwing direct ook de erfafscheiding. Hier geen hagen toepassen, wel kan sprake zijn van een “groene gevel” als onderdeel van de architectuur van het gebouw.
  • Op de erfscheiding bij het voetpad langs het schoolplein is nadere afstemming met de school gewenst. Hier kan gekozen worden voor het toepassen van een beukenhaag van 1.20 m tot 2.00 m langs de supermarkt. (zie ook de opmerkingen bij parkeerterrein ontwerp t.a.v. een eventueel geluidscherm).
  • De hagen staan op het particuliere terrein. De zijn eigenaren verplicht de hagen in stand te houden en te snoeien.

Reclame-uitingen

  • Bij de inrit van het parkeerterrein aan de Borchsingel kan op het parkeerterrein een reclame-uiting worden geplaatst. Deze reclame-uiting dient een hoogwaardige vormgeving te krijgen, eventueel met subtiele verlichting. In de regels van het bestemmingsplan wordt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen dat alleen een reclame-uiting tot 4 meter hoogte op de parkeerplaats bij de inrit naar het parkeerterrein vanaf de Borchsingel is toegestaan.
  • Omdat in het gehele entreegebied met een terughoudende vormgeving van de buitenruimte wordt gewerkt passen vlaggenmasten niet in de gewenste hoogwaardige uitstraling van het Entreegebied. Vlaggenmasten zijn bij het supermarktterrein dan ook niet toegestaan.
3.3.3 Welstandscriteria bebouwing supermarkt

De welstandscriteria zijn specifiek afgestemd voor de functie en bouwvolume van een supermarkt. Een supermarkt is een functie, waar veel bewoners van Ter Borch en omgeving gebruik van zullen maken. Daarom zijn de criteria voor de supermarkt, net als bij de gebouwen voor bijvoorbeeld de scholen, gericht op een naar buiten, publieksgerichte uitstraling.

Ligging en situering

  • De ligging en situering van het supermarktgebouw wordt bepaald door het op tekening aangegeven bouwvlak.
  • Het gebouw evenwijdig aan de bebouwing van het kindcentrum positioneren.
  • Het gebouw is onderdeel van Het Groene Lint. Langs de oostzijde van het gebouw wordt Het Groene Lint doorgezet tot aan de Borchsingel.
  • Het parkeerterrein wordt ten zuiden en eventueel ook ten oosten van het gebouw gesitueerd.

Massa en vorm

  • Het gebouw krijgt een volumeopbouw, met visueel te onderscheiden bouwdelen. Dit om het grote oppervlak van de supermarkt en de lange gevels visueel op te delen en zo het gebouw beter aan te laten sluiten bij de maat en schaal van de omgeving. Voorkomen dient te worden dat de supermarkt als een grootschalig eentonig blok wordt ervaren.
  • Het toepassen van verschillende hoogtes in geveldelen sluit aan bij de vormgeving met visueel te onderscheiden bouwdelen.
  • Bij voorkeur functies die gestapeld kunnen worden op een verdieping plaatsen dit komt de vormgeving met visueel te onderscheiden bouwdelen ten goede.
  • Het gebouw krijgt platte of licht hellende daken met een maximale dakhelling van 20 graden.
  • Bij toepassing van dakoverstekken een overstek van minimaal 0,50 meter aanhouden.
  • Het toepassen van verschillende dakdelen met eigen dakhoogtes en/of dakdelen met een dakhelling sluit aan bij de vormgeving met visueel te onderscheiden bouwdelen.

Detaillering, materiaal en kleur

  • Omdat het gebouw van verschillende kanten kan worden waargenomen, dient het gebouw aan alle zijde een representatief karakter te hebben. De noordgevel en westgevel, gericht naar Tuinwijk en Het Groene Lint, kunnen een meer terughoudende, of groene (begroeiing) vormgeving krijgen.
  • De gevels vormgeven met raamopeningen, of gevelverbijzonderingen, zoals panelen in kozijnen. De gevel naar de Borchsingel dient van een grote hoeveelheid raamopeningen te worden voorzien.
  • Het totale gesloten oppervlak van het hele pand bestaat voor min 60% uit baksteen met een zilvergrijze tot warmbruine kleur en een donkere terugliggende voeg. Gevels van baksteen met beplanting tellen mee in het percentage. De baksteen kan genuanceerd zijn. In de gevel kunnen verder andere materialen worden toegepast, deze moeten in harmonie zijn met de baksteen. De harmoniërende kleuren zijn natuurlijke houtkleuren en warme aardtinten en grijstinten. Witte geveldelen, zoals lijsten en kozijnen kunnen in beperkte mate worden toegepast.
  • Bij de toepassing van een geluidscherm langs het schoolplein is de uitstraling van het geluidscherm belangrijk voor de beleving van zowel de route langs het schoolplein als vanaf de parkeerplaats. Aan de zijde van het schoolplein wordt de voorkeur gegeven aan een groene uitstraling door haag of begroeiing. Naar de zijde van de parkeerplaats kan gekozen worden voor een groene uitstraling (begroeiing) of een gedekte kleurstelling van het geluidsscherm passend bij de kleurstelling van het gebouw.
  • Reclame en naamgeving zijn onderdeel van de architectuur. De reclame is bescheiden. Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van teksten rechtstreeks op de gevel of binnen geplaatst achter glasgevels/raamopeningen.
  • Van de grond af zichtbare dakbedekkingen zijn donker van kleur.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (geluid, stof, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstanden tussen bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals rustig buitengebied), waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.

De omgeving van het plangebied is aan te merken als een rustige woonwijk. Voor een supermarkt wordt in voornoemde VNG-brochure een minimale afstand tot hindergevoelige objecten, zoals woningen en maatschappelijke voorzieningen, aangegeven van 10 m. Aan deze afstand wordt voldaan.

Er is nader geluidsonderzoek gedaan naar de gevolgen van de supermarkt, het parkeerterrein en het verkeer van en naar de supermarkt op de directe omgeving. De uitkomsten van dit onderzoek zijn weergegeven in paragrafen 4.4 en 4.5.

4.2 Toekomstbestendig wonen en ondernemen

Op (inter)nationaal en regionaal niveau doen zich ontwikkelingen voor die veelal een nadelig effect hebben op onze leefomgeving, zoals klimaatverandering, verstedelijking, bevolkingstoename, toenemende industrialisatie, groeiend tekort aan primaire grondstoffen et cetera. De gemeente wil een bijdrage leveren om de nadelige gevolgen hiervan te minimaliseren door te streven naar een duurzame ontwikkeling op lokaal niveau.

Dat doet ze vanuit een nieuwe rol waarbij ingespeeld wordt op initiatieven vanuit de samenleving om doelen te bereiken. Het doel dat voor ogen staat is 18 krachtige en zelfvoorzienende dorpen in 2030, zoals verwoord in de gemeentelijke duurzaamheidsvisie. Zelfvoorziening heeft betrekking op vier pijlers, namelijk 'energie', 'afval is grondstof', 'toekomstbestendig wonen en ondernemen'en 'mobiliteit en bereikbaarheid'. Voorbeelden van lokale initiatieven in en om Ter Borch zijn de gezamenlijke inkoop van de zonnepanelen door buurtbewoners en de 'Onlanderij'met onder meer een dorpsmoestuin.

Duurzaam bouwen is te definiëren als het inrichten en gebruiken van de gebouwde omgeving, dat wil zeggen gebouwen en openbare ruimte, op een manier die de gezondheids- en milieuschade in alle stadia, van inrichten, bouwen en beheren tot renoveren en sloop, zoveel mogelijk voorkomt en/of beperkt. De inrichting, het gebruik en het stedenbouwkundig ontwerp van de gebouwde omgeving dragen bij aan comfort en veiligheid en flexibiliteit gedurende de levensloop van de gebouwen.

De initiatiefnemer zal rekening houden met duurzaamheid tijdens de ontwikkeling van het bouwplan. Zo wordt er wordt een verlichtingsplan opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met het voorkomen van strooilicht. Er komen lichtmasten met LED-lampen, waarmee strooilicht tot een minimum wordt beperkt. Als tegemoetkoming aan de inspraakreacties heeft de initiatiefnemer besloten dat de terreinverlichting na sluitingstijd van de supermarkt uit gaat. In artikel 3 van de regels van de bestemming Detailhandel-Supermarkt is dit uitgewerkt met de volgende bepaling: 'Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemming, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen voor het gebruik van terreinverlichting buiten de openingstijden van de supermarkt'.

Bij de bouw wordt rekening gehouden met hoge isolatiewaarden. Er wordt uitsluitend LED-verlichting gebruikt. De supermarkt heeft geen gas nodig, omdat de warmte van de koelmeubels wordt hergebruikt. Daarnaast wordt bij de selectie van de bouwmaterialen rekening gehouden met hergebruik van materialen en duurzaamheid.

4.3 Distributie-planologisch onderzoek

De distributie-planologische effecten van de ontwikkeling van de supermarkt zijn onderzocht en vastgelegd in het rapport Tynaarlo-Ter Borch Distributieve toets en effecten supermarktontwikkeling (Bureau Stedelijke Planning, 25 maart 2017). Het plan is zowel getoetst aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf 2.1.2), aan de Omgevingsverordening Drenthe en vaste jurisprudentie van de Raad van State inzake duurzame ontwrichting en effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat.

Drie vragen staan centraal in het rapport.

  • a. Is er behoefte (kwantitatief en ruimtelijk-kwalitatief) aan een supermarkt van maximaal 2.000 m2 winkelvloeroppervlak (wvo)?
  • b. Wat zijn de effecten van de beoogde ontwikkeling op het functioneren van het dagelijks aanbod en de dagelijkse structuur elders in de stad en de regio, en op de leegstand en op het woon-, leef en ondernemersklimaat?
  • c. Is het initiatief in overeenstemming met de beleidskaders van Rijk, provincie, regio en gemeente?

In het navolgende is een samenvatting van de antwoorden op deze vragen weergegeven. Het rapport is als Bijlage 7 toegevoegd.

  • a. Ja, er is onmiskenbaar een behoefte aan een supermarkt van maximaal 2.000 m2 wvo in het verzorgingsgebied (Eelderwolde en een deel van Groningen Zuidwest). In dit gebied wonen nu nog zo'n 8.740 mensen, maar dit aantal groeit tot ca. 10.060, bij de afronding van de wijk Ter Borch (2025). Deze mensen zijn voor hun dagelijkse boodschappen nu gedwongen relatief grote afstanden af te leggen c.q. genoegen te moeten nemen met een kleine buurtsupermarkt die niet is gepland met het oog op de substantiele groei van het verzorgingsgebied. Met de voorgenomen ontwikkeling zal de koopkracht in de dagelijkse sector in de toekomstige situatie beter gebonden worden dan momenteel het geval is. Samen met de te verwachten bevolkingsgroei biedt dit voldoende perspectief om de supermarktontwikkeling distributief te verantwoorden.
  • b. De nieuwe supermarkt leidt tot omzetverdringingseffecten bij het bestaande (supermarkt)aanbod. Berekend is dat het verdringingseffect gemiddeld circa 15,5% bedraagt. Een dergelijk verdringingseffect is te kenschetsen als een substantieel effect. De omzeteffecten zullen binnen het verzorgingsgebied echter zeer ongelijk zijn verdeeld. Geconcludeerd wordt dat het qua afstand en functie aannemelijk is dat Albert Heijn aan de Von Suttnerstraat en Albert Heijn in Paterswolde de meeste effecten zullen ondervinden van de nieuwe supermarkt. Gelet op het bovengemiddeld functioneren van beide supermarkten, zullen zij als direct gevolg van de komst van de supermarkt in Ter Borch de deuren niet hoeven te sluiten. Tevens worden beide supermarkten niet bedreigd in hun toekomstperspectief als gevolg van de ontwikkeling in Ter Borch. Voor de andere supermarkten geldt dat al helemaal niet. Hier zijn de effecten veel beperkter van aard. Omdat de omzeteffecten van de voorgenomen ontwikkeling niet leiden tot de uitval van supermarkten, zal het effect op de leegstand in het gebied in de praktijk gering zijn. Geen van de bestaande supermarkten wordt immers door het initiatief in zijn bestaansrecht beperkt. De kans op uitval van winkels die afhankelijk zijn van (de trekkracht van) de supermarkt is daarom ook gering. Dat betekent ook dat de ontwikkeling niet zal leiden tot een dusdanig grote uitval of sterk oplopende leegstand dat daarmee sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat en het ondernemersklimaat. Van een structuurverstorende werking of 'duurzame ontwrichting' zal geen sprake zijn.
  • c. Ja, het initiatief is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheidslagen. Voor een verantwoording wordt verwezen naar hoofdstuk 2.

Aangezien zowel de behoefte als het uitblijven van een uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening relevante leegstand elders zijn aangetoond, is het bestemmingsplan uitvoerbaar wat betreft het aspect distributie-planologie.

4.4 Geluid

4.4.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen de supermarkt en andere geluidsgevoelige bestemmingen noodzakelijk. Hierbij dient gekeken te worden naar het Activiteitenbesluit milieubeheer en de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. De supermarkt is een type B-bedrijf volgens het Activiteitenbesluit milieubeheer en heeft hierdoor de volgende geluidsvoorschriften die weergegeven zijn in onderstaande tabel.

Geluidgrenswaarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus in dB volgens het Activiteitenbesluit.

Tijdsbestek   07.00 - 19.00   19.00 - 23.00   23.00 - 07.00  
Geluidgrenswaarden langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de gevel van woning   50   45   40  
Geluidgrenswaarden langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in in- of aanpandige woningen   35   30   25  
Geluidgrenswaarden maximale geluidniveaus op de gevel van woning   70   65   60  
Geluidgrenswaarden maximale geluidniveaus in in- of aanpandige woningen   55   55   45  

Op basis van de VNG-Brochure 'Bedrijven en milieuzonering' dienen de volgende streefwaarden gehanteerd te worden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau:

  • geluidsgevoelige bestemmingen in het gebiedstype rustige woonwijk: maximaal 45 dB;
  • geluidsgevoelige bestemmingen in het gebiedstype gemengd gebied: maximaal 50 dB.

Indien niet wordt voldaan aan de vorenstaande richtlijnen kunnen de volgende hogere waarden worden toegepast. In deze situatie dient het bevoegd gezag te motiveren waarom ze deze geluidsbelasting in de concrete situatie acceptabel acht. De waardes van deze situatie voor geluidsgevoelige bestemmingen in de verschillende gebieden zijn:

  • in het gebiedstype rustige woonwijk: maximaal 50 dB;
  • in het gebiedstype gemengd gebied: maximaal 55 dB.
4.4.2 Conclusies onderzoek

In het onderzoek van Peutz, Nieuwbouw supermarkt entreegebied Ter Borch te Eelderwolde (d.d. 9 februari 2017, rapportnummer: L788-2-RA-005) zijn alle van belang zijnde geluidsactiviteiten onderzocht. Dit betreffen onder andere de bevoorrading van de supermarkt, stationaire installaties op het dak, rijden en parkeren van personenwagens bezoekers en rijden van winkelwagens. Het rapport is als Bijlage 8 toegevoegd.

Uit het onderzoek van Peutz komen een aantal gegevens omtrent langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, maximale geluidsniveau en indirecte hinder naar voren. Er zijn onder voorschriften geen akoestische belemmeringen voor de uitvoering van het bouwplan. Er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Uit de onderzoeken en het advies van de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe blijkt het volgende:

  • 1. Het langtijdgemiddelde geluidniveau van de supermarkt voldoet overal aan de streefwaarde van de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' en daarmee aan het Activiteitenbesluit. Dit geldt zowel voor de bestaande geluidgevoelige bestemmingen als voor de geluidgevoelige bestemmingen die bestemmingsplannen nog mogelijk maken (bijvoorbeeld de geprojecteerde woningen aan de zuidzijde van de Borchsingel).

  • 2. Uit oogpunt van bevordering van de verkeersveiligheid op het parkeerterrein wordt ervoor gekozen om de bevoorrading zoveel als mogelijk in de nachtelijke uren te doen (de periode tussen 23.00 en 07.00 uur). De meeste bevoorrading zal in de vroege ochtend plaatsvinden tot ruim voor de openingstijden van de school. Doordat het laden en lossen inpandig plaatsvindt, kan bijna overal worden voldaan aan het maximale geluidniveau van het Activiteitenbesluit. Alleen aan de zuidzijde is dat niet het geval en is het maximale geluidniveau 5 dB(A) te hoog. Dit komt door het vertrekken van een vrachtauto richting de Borchsingel. Dit kan worden voorkomen door uitsluitend overdag te laden en te lossen, maar de initiatiefnemer heeft hiervoor niet gekozen vanwege de verkeersveiligheid. Op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer moet voor de toekomstige supermarkt een melding worden gedaan en wel uiterlijk vier weken voor het oprichten van het bedrijf. Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen ten aanzien van onderwerpen, waarvoor die bevoegdheid in het Activiteitenbesluit is aangegeven. Dit betreft o.a. geluid. Initiatiefnemer heeft besloten het doen van de melding te vervroegen, waardoor de melding en de acceptatie van de melding met de omgevingsvergunning in ontwerp voor de vaststelling ter inzage kunnen worden gelegd. Op grond van het Activiteitenbesluit worden aan de acceptatie van de bij de omgevingsvergunning behorende melding Activiteitenbesluit de volgende maatwerkvoorschriften verbonden:
    • a. bij het laden en lossen moet gebruik moet worden gemaakt van piek gecertificeerde fluistertrailers;
    • b. in de nachtperiode (23.00-07.00) mag het piekniveau (LAmax) niet meer bedragen dan 65 dB(A) op de grens van het bouwvlak van de bestemming aan de zuidzijde van de Borchsingel waar gemengde bebouwing, die onder andere woningbouw toestaat, is gepland.

  • 3. Omdat gekozen wordt voor bevoorrading in de vroege ochtend wordt bij de woningen Snip 24, Grutto 38 en de appartementen Grutto 15/28 te Groningen in de nacht niet voldaan aan de streefwaarde voor peikniveau's van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Dit wordt veroorzaakt door het aankomen van een vrachtauto aan de oostzijde van de supermarkt. Dit komt maximaal vier keer voor. Er wordt wel voldaan aan het Activiteitenbesluit. Ook in de nieuwe situatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

  • 4. De indirecte hinder als gevolg van de supermarkt voldoet aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A). Uitzondering is de grens van de bestemming aan de zuidzijde, waar woningen zijn gepland. Daar is de berekende etmaalwaarde 55 dB(A). Deze voldoet overigens nog ruim aan de maximale waarde van 65 dB(A). Op grond van het Bouwbesluit moet de gevelisolatie minimaal 20 dB(A) bedragen. Bij de berekende gevelbelasting van 55 dB(A) komt de binnenwaarde dus niet in gevaar.

  • 5. Op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer moet voor de toekomstige supermarkt een melding worden gedaan en wel uiterlijk vier weken voor het oprichten van het bedrijf. De melding is tegelijk met de aanvraag om omgevingsvergunning ingediend. Het bedrijf valt onder het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Activiteitenregeling. De initiatiefnemer heeft op grond van 8.42 van de Wet milieubeheer verzocht om een hogere geluidsbelasting voor het maximale geluidsniveau (LAmax) op de grens van het bouwvlak van de gemengde bestemming aan de zuidzijde van de supermarkt toe te staan, aangezien daar de LAmax met 5dB(A) wordt overschreden. Op basis van artikel 2.20, lid 1 van het Activiteitenbesluit kan de gemeente maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het maximale geluidsniveau indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een binnenwaarde van 45 dB(A) is gewaarborgd. Met verwijzing naar de uitkomsten van het akoestisch onderzoek worden maatwerkvoorschriften verleend voor het vertrekken van vrachtauto's richting de Borchsingel. Deze luiden als volgt:

1.1 Geluid

1.1.1 Bij het laden en lossen moet gebruik worden gemaakt van piek gecertificeerde fluistertrailers;

1.1.2 In de nachtperiode (23.00 – 7.00 uur) mag het piekniveau (LAmax) vanwege de inrichting niet meer bedragen dan 65 dB(A) op de grens van het bouwvlak van de gemengde bestemming aan de zuidzijde.

Het ontwerpbesluit wordt met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning in ontwerp voor de vaststelling ter inzage gelegd met de mogelijkheid van het indienen van een zienswijze”.

4.5 Verkeer

4.5.1 Ontsluiting supermarkt

Door Sweco is onderzoek gedaan naar de verkeersafwikkeling en de verkeerseffecten als gevolg van de realisatie van de supermarkt (Verkeersafwikkeling Borchsingel - Ter Borch, Actualisatie effecten ontwikkeling supermarkt, 30 augustus 2016). Het rapport is als Bijlage 9 toegevoegd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de rotonde Groningerweg-Borchsingel voldoende capaciteit heeft om de berekende toekomstige verkeersintensiteit aan te kunnen. De wachttijden op de Borchsingel richting Woltsingel en Ter Borchlaan nemen met enkele seconden toe.

Bij het bepalen van de toekomstige verkeersintensiteit is rekening gehouden met de aansluiting van de Borchsingel op het transferium nabij de A7, de realisatie van de supermarkt en een groeifactor. Voor de ontsluiting van de supermarkt op de Borchsingel zijn in het onderzoek van Sweco twee varianten aangedragen:

  • 1. een ontsluiting op de Borchsingel tegenover de Woltsingel. Hierbij moet ervan worden uitgegaan dat de Ter Borchlaan wordt gecombineerd met deze nieuwe aansluiting ten noorden van de Borchsingel. Dit omdat er anders in de nieuwe situatie een onoverzichtelijke verkeerssituatie ontstaat door twee aansluitingen dicht bij elkaar (ontsluiting supermarkt en aansluiting Ter Borchlaan);
  • 2. een meer westelijk gelegen ontsluiting op de Borchsingel buiten de directe invloedssfeer van de Ter Borchlaan en de Woltsingel.

Er is gekozen voor een meer westelijk gelegen ontsluiting op de Borchsingel buiten de directe invloedssfeer van de Ter Borchlaan en de Woltsingel. Bij deze variant hoeft het tracé van de Ter Borchlaan niet te worden verlegd. Kijkend naar de groenstructuur langs de Ter Borchlaan en het historische karakter van de Ter Borchlaan is het verleggen van dat tracé vanuit ruimtelijk perspectief onwenselijk. Bovendien heeft een meer westelijk gelegen ontsluiting als voordeel dat een eenvoudige en overzichtelijke verkeerssituatie ontstaat en de wachttijd op de uitrit supermarkt kleiner is dan bij de eerste ontsluitingsvariant.

De aansluiting van de supermarkt op de Borchsingel wordt op dezelfde manier aangelegd als de andere aansluitingen in Ter Borch om een overzichtelijk patroon te creëren dat bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Dit houdt in dat de aansluiting wordt voorzien van een uitritconstructie, waarop het verkeer op de Borchsingel en de fietsers en voetgangers voorrang hebben.

Langs de Borchsingel ligt aan de oost- en noordzijde een vrijliggend fietspad dat in twee richtingen wordt bereden. Dit fietspad vervult voornamelijk een functie voor de fietsers van en naar de wijk Ter Borch. Het is de hoofdfietsroute van de wijk en het verbindt de wijk met de Groningerweg. Ook de Ter Borchlaan wordt door fietsers veel gebruikt.

Aan de Borchsingel zijn basisscholen en kinderopvang/BSO gelegen, waardoor het fietspad ook veel wordt gebruikt door schoolgaande kinderen en ouders. Het fietspad vervult ook een (recreatieve) functie richting De Onlanden. Fietsers op het fietspad hebben in de huidige en toekomstige situatie voorrang op het verkeer van en naar de scholen en supermarkt. Om de ontsluiting van de supermarkt (nog) veiliger te maken voor langzaam verkeer, kiest de gemeente ervoor om de Borchsingel uit te voeren met een middengeleider en dus gescheiden rijbanen (dit conform het westelijk deel van de Borchsingel). Aan de zuidzijde van de Borchsingel, ter hoogte van de scholen, worden een kiss & ride-strook met oversteekplaats, een voetpad en een tweezijdig bereden fietspad aangelegd. Op navolgende tekening is dat verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0006.png"

Verkeersstromen

4.5.2 Noordelijke aansluiting Borchsingel

De Borchsingel is recent aangesloten op de rotonde bij het transferium Hoogkerk/Peizermade (nabij A7). Hiermee heeft Ter Borch een tweede, noordelijke ontsluiting gekregen. De aansluiting van de Borchsingel op dit transferium was reeds opgenomen in het bestemmingsplan Ter Borch (2006). Omdat sinds 2006 enkele onderdelen van het plan Ter Borch en de omgeving zijn veranderd, heeft verkeersadviesbureau Goudappel Coffeng in opdracht van de gemeente de huidige situatie nogmaals doorgerekend (Effecten aansluiten Ter Borch op A7, 4 december 2015). Het rapport is als Bijlage 10 toegevoegd. In die nieuwe berekening zijn de verkeerseffecten van de volgende ontwikkelingen meegenomen:

  • woningbouw in de deelgebieden Rietwijk, Tuinwijk en Waterwijk;
  • hotel Van der Valk nabij transferium;
  • Businesspark Ter Borch (13 ha bedrijventerrein);
  • crematorium;
  • entreegebied met supermarkten, gezondheidszorg en woningen.

Uit deze berekening komt naar voren dat het doorgaande verkeer, oftewel verkeer dat geen herkomst of bestemming in Ter Borch heeft, voor 2012 op 200 motorvoertuigen per etmaal komt en voor 2030 op 500 motorvoertuigen per etmaal.

In het onderzoek is ook onderzocht wat de gevolgen zijn van de Aanpak Ring Zuid. Tijdens de werkzaamheden aan het Julianaplein in Groningen worden verkeersproblemen verwacht en dit kan er toe leiden dat er meer doorgaand verkeer door Ter Borch wil rijden. Voor verkeer van de A7 naar de A28 en vice versa is de route door Ter Borch vergeleken met de route A7 afrit 34 Leek, N372 en N386 en de route A7 afrit 35 Hoogkerk, N372 en N386. Vergeleken met deze routes over provinciale stroomwegen is de route door Ter Borch vanwege de reistijd het minst aantrekkelijk. De verwachting is dan ook dat de route door Ter Borch minimaal wordt gebruikt door sluipverkeer.

Conform het raadsbesluit van 27 september 2016 en de uitwerking daarvan op 6 december 2016 vindt onderzoek plaats naar de oorzaken en worden maatregelen getroffen om gemotoriseerd verkeer over de Borchsingel te ontmoedigen, indien het aantal motorvoertuigen ter hoogte van de ecozone meer dan 6.000 per etmaal bedraagt. Het verkeer wordt gemonitord middels zes permanente telpunten. Publicatie van de telresultaten vindt tweewekelijks plaats op de website. Het bestaande overleg met de bewonersvereniging en de verkeerscommissie van de scholen wordt daartoe gecontinueerd. In dat overleg worden zaken zoals fiets- en voetgangersvoorzieningen rondom de scholen, het inzetten van verkeersbrigadiers en de routing besproken.

Er zal structureel overleg met de Herepoort Aannemerscombinatie en Groningen Bereikbaar plaatsvinden, waarbij de effecten van de ombouw van de Zuidelijke Ringweg op de Borchsingel in Eelderwolde door de ontwikkeling van een verkeersmodel zichtbaar in kaart worden gebracht. De verkeersveiligheid in Ter Borch wordt gedefinieerd als een project, waarover - zolang de wijk Ter Borch in ontwikkeling is - twee keer per jaar wordt gerapporteerd aan de gemeenteraad. Na vier rapportages (twee jaar) zal de verkeersveiligheid worden geëvalueerd.

4.5.3 Parkeerbehoefte en ruimte voor laden en lossen

Op grond van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening van de gemeente Tynaarlo moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

Tevens moet, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Het bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 3.000 m2. De functie van de hoofdgroep is 'winkelen en boodschappen'. Er is sprake van een full service supermarkt in het middelhoog tot hoog prijsniveau. Het gebied is gelegen in het gebied dat wordt getypeerd als 'rest bebouwde kom'.

Volgens de CROW-richtlijnen bedraagt de parkeerbehoefte minimaal 145 parkeerplaatsen en maximaal 205 parkeerplaatsen. De exploitant van de supermarkt realiseert 187 parkeerplaatsen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van 80 openbare parkeerplaatsen bij de school. Deze parkeerplaatsen bevinden zich op een acceptabele loopafstand vanaf de supermarkt. Hiermee is ook tijdens de spitsuren de parkeerbehoefte gewaarborgd. De parkeerplaatsen van de supermarkt kunnen andersom ook worden gebruikt ten behoeve van de school.

De supermarkt voorziet in een inpandige laad- en losruimte, zoals op de bij de aanvraag om omgevingsvergunning behorende tekening is aangegeven.

Conclusie is dat zowel het aantal parkeerplaatsen als de laad- en losgelegenheid aan het bepaalde in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening voldoen.

4.5.4 Bevoorraading en verkeersveiligheid bij de scholen

Gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek van Peutz (zie paragraaf 4.4.2) en het vermelde onder de punten 1 tot en met 4 van paragraaf 4.4.2 is het uit oogpunt van het voorkomen van geluidhinder niet mogelijk aan de acceptatie van de melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer het voorschrift te verbinden dat de bevoorrading zoveel als mogelijk in de nachtelijke uren plaats moet vinden. Initiatiefnemer heeft dit - in overleg met het gemeentebestuur - wel besloten als tegemoetkoming aan de inspraakreacties van bezorgde ouders van schoolgaande kinderen van de basisscholen.

Wat de gemeente wil bereiken heeft een ander doel, namelijk het - uit oogpunt van verkeersveiligheid - voorkomen dat tijdens het in- en uitgaan van de OBS Ter Borch en de CBS De Rietzanger bevoorradingsverkeer zich mengt met de jeugd die naar school gaat. Daarom zijn de volgende bepalingen aan de specifieke gebruiksregel van Artikel 3 Detailhandel - Supermarkt toegevoegd:

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen voor:

  • a. Laden en lossen van vrachtwagens buiten de inpandige voorzieningen;
  • b. Laden en lossen van vrachtwagens, inclusief daarmee samenhangend verkeer van vrachtwagens, op de volgende dagen van de week:
    • 1. Op maandagen tussen 08.00 en 09.00 uur, tussen 11.30 en 13.30 uur en tussen 14.30 en 15.30 uur;
    • 2. Op dinsdagen tussen 08.00 en 9.00 uur, tussen 11.30 en 13.30 uur en tussen 14.30 en 15.30 uur;
    • 3. Op woensdagen tussen 08.00 en 09.00 uur en tussen 11.30 en 13.00 uur;
    • 4. Op donderdagen tussen 08.00 en 09.00 uur, tussen 11.30 en 13.30 uur en tussen 14.30 en 15.30 uur;
    • 5. Op vrijdagen tussen 08.00 en 09.00 uur, tussen 11.30 en 13.30 uur en tussen 14.30 en 15.30 uur.
    • 6. met dien verstande dat het bepaalde hiervoor niet van toepassing is tijdens schoolvakanties van OBS Ter Borch en/of CBS De Rietzanger.

Voor de initiatiefnemer en de omwonenden heeft deze regeling als voordeel dat in de weekenden en tijdens de schoolvakanties laden en lossen buiten de nachtelijke uren niet verboden is en voor de schoolgaande jeugd dat de veiligheid op het parkeerterrein van en naar school redelijkerwijs is gewaarborgd. Door de toevoeging 'en het daarmee samenhangende verkeer van vrachtwagens' ziet het verbod niet alleen op het feitelijk laden en lossen, maar ook op het aan- en afrijden van vrachtwagens in de genoemde perioden.

Het normale verkeer op de openbare weg kan de gemeente niet beperken; daarvoor is immers de wegenverkeerswetgeving bedoeld. De planregel geldt voor het terrein van de supermarkt dat niet is aan te merken als openbare weg.

De bevoorrading vindt inpandig plaats achter een geluidscherm met een lengte van 19 meter en een hoogte van 2 meter grenzend aan het schoolplein van de CBS De Rietzanger.

Een andere maatregel ter bevordering van de verkeersveiligheid is de routing van vrachtwagens naar en op het parkeerterrein. Zie daarvoor de volgende paragraaf.

4.5.5 Inrit parkeerterrein Ter Borchlaan in Groningen

In verband met de verkeersveiligheid in relatie tot de scholen hebben de gemeenteraad en initiatiefnemer ervoor gekozen om de ingang van het bevoorradingsverkeer van de supermarkt aan de openbare weg Ter Borchlaan in de gemeente Groningen te situeren. De uitgang van het bevoorradingsverkeer wordt gesitueerd aan de openbare weg Borchsingel in Eelderwolde.

De periode na de tervisielegging van het voorontwerpbestemmingsplan is gebruikt om in overleg met initiatiefnemer - op basis van kadastrale informatie over de eigendomsposities in Groningen - de exacte plaats van de inrit tot het parkeerterrein aan de Ter Borchlaan te kiezen. Initiatiefnemer is erin geslaagd om de inrit iets verder uit de Grutto in zuidelijke richting te verplaatsen wat positieve effecten heeft op de geluidbelasting. Onderstaand is de gewijzigde situatie aangegeven.

Initiatiefnemer heeft de daarvoor benodigde grond inmiddels aangekocht. Tussen de gemeente Groningen en initiatiefnemer is op 1 februari 2018 een (privaatrechtelijke) bruikleenovereenkomst afgesloten van het perceel kadastraal bekend gemeente Helpman, sectie O nummer 2349, met het recht om op een strook grond van maximaal 5 meter breed een duidelijke inritconstructie te maken. Bij brief van 1 februari 2018 is door burgemeester en wethouders van Groningen een acceptatie ingevolge artikel 2.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen 2009 voor het maken en gebruiken van de inrit verleend.

De inritvergunning en bruikleenovereenkomst zijn als Bijlage 11 toegevoegd.

De inrit mag niet als in- of uitrit voor personenauto's worden gebruikt. Initiatiefnemer treft voorzieningen om dit technisch onmogelijk te maken. Qua bestemmingsplan wordt dit als volgt geregeld. Op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt deze inrit van vrachtauto's aangeduid. In Artikel 3 Detailhandel - Supermarkt is de volgende bepaling opgenomen:

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', als inrit of uitrit voor personenauto's tot het parkeerterrein van de supermarkt.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Fijnstof

Sinds mei 2008 is er een nieuwe EU-richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Deze nieuwe richtlijn vervangt de tot dan toe geldende EU-richtlijnen betreffende de luchtkwaliteit (behalve de 4e dochterrichtlijn). Ten opzichte van de vorige regelgeving zijn onder ander de volgende zaken gewijzigd:

  • die locaties waarop de regelgeving van toepassing is;
  • de definitie van natuurlijke bronnen;
  • mogelijkheden tot uitstel.

De Nederlandse regelgeving voor de luchtkwaliteit is aan deze nieuwe richtlijn aangepast.

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben. Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Uit het onderzoek van Peutz, Nieuwbouw supermarkt entreegebied Ter Borch te Eelderwolde (d.d. 9 februari 2017, rapportnummer L788-1-RA-004), kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de grenswaarden van de in de Wet milieubeheer opgenomen stoffen. De waarden van de opgenomen stoffen (NO2, PM10 en PM2,5) zijn lager dan de bijdrage van 3% stijging en dragen hierdoor 'niet in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In het onderzoek zijn de verwarming van het pand zelf en de verkeerstromen naar en op het perceel meegenomen. Omdat de bijdrage van de supermarkt lager is dan 3% van de grenswaarden, is verdere toetsing voor de verslechtering van de luchtkwaliteit niet aan de orde. Wat betreft luchtkwaliteit is er voor de realisatie van de supermarkt geen belemmering. Het rapport is als Bijlage 12 toegevoegd.

4.6.2 Stikstofdepositie

De depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 als gevolg van de supermarkt alsmede van het verkeer van en naar de supermarkt is berekend met programmapakket Aerius.

De berekening met Aerius genereert een “leeg” rapport, waarin wordt geconstateerd dat er geen natuurgebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,05 mol/ha/jaar. De projectbijdrage op het meest nabij gelegen verzuringsgevoelige Natura 2000 gebied, het Drentse Aa-gebied, bedraagt 0,00 mol/ha/jaar. Hiermee wordt voldaan aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De stikstofdepositiebrekening met AERIUS Calculator en de toelichtende notitie zijn als Bijlage 14 en Bijlage 13 toegevoegd.

4.7 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) richt zich, zoals uit de naam reeds blijkt, primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Welke inrichtingen onder de werking van het besluit vallen, blijkt uit artikel 2, lid 1. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.

Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Vervolgens geeft het besluit waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico onderscheiden.

In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen aangezien het gaat om punten waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour.

Voor de zogenaamde categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij slechts een stof of categorie van stoffen verantwoordelijk is voor het risico, kan het plaatsgebonden risico eenvoudig worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om lpg, enkelvoudige opslagen, ammoniakopslag en dergelijke. Voor deze inrichtingen is op basis van een ministeriele regeling de plaatsgebonden risicocontour vertaald in een afstand. Bij de niet-categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij niet steeds dezelfde stoffen aanwezig zijn en waarbij stoffen wellicht worden bewerkt, kan geen standaard afstand worden bepaald. De ligging van de plaatsgebonden risicocontour zal hierbij moeten worden bepaald door een risicoanalyse.

Voor kwetsbare objecten geldt een harde normstelling in de vorm van een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. De grenswaarde dient altijd en de richtwaarde dient zoveel mogelijk in acht te worden genomen. Zowel de grens- als de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is bepaald op 10-6 per jaar.

Voorts kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van een ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit een bij het besluit behorende ministeriële regeling en de Handreiking Groepsrisico.

Ook hier doet zich het verschil voor tussen categoriale en niet-categoriale bedrijven. Voor categoriale bedrijven kan aan de hand van de tabellen uit de ministeriële regeling worden bepaald of het aantal personen in het invloedsgebied, in combinatie met het gevaar van de risicobron, de oriënterende waarde overschrijdt. Bij niet-categoriale bedrijven moet altijd een berekening van het groepsrisico worden uitgevoerd.

4.7.1 Gemeentelijke visie op externe veiligheid

Met de Visie externe veiligheid geeft de gemeente Tynaarlo haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente ook het ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten.

De bestaande risicovolle inrichtingen voldoen aan de gestelde veiligheidseisen conform de wet- en regelgeving en worden gehandhaafd. Omdat veilig wonen een belangrijk uitgangspunt is en de gemeente hier veel waarde aan hecht, biedt ze geen ruimte meer voor nieuwe risicovolle inrichtingen.

De aan te houden afstanden zijn in de wetgeving benoemd als risicocontouren waarbij de plaatsgebonden risicocontour 10-6 een belangrijke is. Woonwijken, scholen, bejaardenhuizen et cetera worden gezien als kwetsbare objecten en mogen niet in deze risicocontour van een inrichting komen te liggen. Beperkt kwetsbare objecten, zoals kantoren, bedrijfswoningen, sporthal of restaurant, kunnen bij uitzondering binnen de risicocontour komen te liggen. Echter het belang van een veilige leefomgeving heeft de gemeente aangegrepen om beperkt kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet toe te staan.

Naast de genoemde risicocontour moet volgens de wetgeving ook worden gekeken naar de bevolkingsdichtheid in een bepaalde straal rondom een dergelijke risicovolle inrichting. Dit wordt het groepsrisico genoemd. Immers des te meer mensen er wonen of verblijven, des te groter de kans op meer slachtoffers als er iets gebeurt. De wetgeving heeft een zachte norm (orientatiewaarde) voor het groepsrisico gesteld en laat de gemeente vrij om haar eigen beleid hierin te ontwikkelen.

De gemeente heeft deze vrijheid genomen en zal de orientatiewaarde als toetsnorm hanteren. Dit betekent dat een toename van het aantal mensen voor wonen of verblijven wordt geaccepteerd zolang de orientatiewaarde niet wordt overschreden.

Verder zal een toename van het groepsrisico altijd goed worden gemotiveerd waarbij de gemaakte keuzes worden verantwoord en vastgelegd in het bijbehorende document, bijvoorbeeld het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning.

Samengevat luidt de ambitie voor nieuwe situaties, in de termen genoemd in de wetgeving, als volgt:

  Overschrijding
grenswaarde PR
(10-6) voor
kwetsbare objecten  
Overschrijding
richtwaarde PR (10-6)
voor beperkt
kwetsbare objecten  
Overschrijding
oriënterende
waarde GR  
Toename GR  
Tynaarlo
 
Niet acceptabel   Niet acceptabel   Niet acceptabel   Acceptabel onder voorwaarden  

4.7.2 Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen die van invloed zijn op het plan.

4.7.3 Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringenstrook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Ten noorden van het plangebied ligt een aardgastransportleiding (N-505-41) met een druk van 40 bar en een diameter van 219,10 mm. De belemmeringenstrook heeft een omvang van 4 m aan weerszijden van de leiding, gemeten uit het hart van de leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0007.png"

Weergave ligging buisleiding en belemmeringenstrook (4 m)

De RUD Drenthe heeft ten behoeve van de buisleiding een kwantitatieve risico analyse (QRA) opgesteld. Het rapport is als Bijlage 15 toegevoegd. Uit deze QRA komt naar voren dat voldaan wordt aan het plaatsgebonden risico. De leiding (N-505-41) heeft ter hoogte van de locatie van de supermarkt geen PR 10-6 contour. De grens- en richtwaarde 10-6 worden dus niet overschreden.

Het groepsrisico is met behulp van het rekenprogramma Carola bepaald. De grootte van het invloedsgebied bedraagt circa 137 m vanaf de leiding. Het plangebied ligt volledig binnen het invloedsgebied. Binnen het invloedsgebied, zoals hiervoor vermeld, is tevens de 100%-letaliteitszone van belang. Deze zone bedraagt circa 67 m vanaf de leiding. Het plangebied ligt eveneens geheel binnen deze zone.

Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico vanwege de realisatie van de supermarkt toeneemt. Echter, de orientatiewaarde van het groepsrisico wordt voor de nieuwe situatie niet overschreden. Het groepsrisico bedraagt circa 0,4% van de orientatiewaarde van het groepsrisico. Het plangebied ligt binnen de 100%-letaliteitzone van de hoge druk aardgasbuisleidingen. Dit betekent dat het groepsrisico uitgebreid moet worden verantwoord.

De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) en de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) hebben geadviseerd om de indeling van de locatie zodanig uit te voeren dat de parkeerplaats tussen de supermarkt en de hoge druk aardgasleiding N-505-41 komt te liggen. Dat advies wordt - om diverse redenen die hierna worden verklaard - niet opgevolgd. Voor het overige kunnen de aanbevelingen van de adviseurs wel worden opgevolgd. De adviezen zijn als Bijlage 16 en Bijlage 17 toegevoegd.

Motivering

  • 1. Nabij het plangebied is de hoge druk aardgasleiding N-505-41 met een druk van 40 bar en een diameter van 219,10 mm gelegen. De leiding heeft een invloedsgebied van 137 m en een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de buisleiding. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moet aan het plaatsgebonden risico worden getoetst en moet het groepsrisico worden berekend en verantwoord.
  • 2. In het door de gemeenteraad op 23 september 2008 vastgestelde Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid Tynaarlo is voor het plaatsgebonden risico (PR) bepaald, dat (beperkt) kwetsbare objecten niet worden toegestaan binnen de PR 10-6 contour van een risicovolle activiteit. Ter plaatse van de locatie van de supermarkt wordt de grens- en richtwaarde 10-6 niet overschreden. Ondanks de toename van het groepsrisico wordt ook de orientatiewaarde in de nieuwe situatie niet overschreden. Tevens zal de nieuwbouw niet binnen de belemmeringenstrook ter grootte van 4 m vanaf de buisleiding plaatsvinden.
  • 3. Het geldende bestemmingsplan staat op het perceel drie hoofdgebouwen met maximaal 10 wooneenheden per hoofdgebouw toe. Uitgaande van 30 appartementen en een bezetting van 2,4 personen per appartement zou het complex plaats kunnen bieden aan 72 personen. De RUD heeft berekend dat 100 personen gelijktijdig in de supermarkt winkelen. Ten opzichte van de huidige geprojecteerde bebouwing is de zelfredzaamheid binnen een supermarkt hoger dan binnen een woongebouw. De supermarkt is alleen overdag en 's avonds tot 21.00 uur geopend, terwijl in een woning personen 24 uur per dag aanwezig kunnen zijn. De zelfredzaamheid van de populatie binnen de woningen zal in de nachtelijke uren minder groot zijn.
  • 4. De voorgestelde spiegeling (verschuiven parkeerplaatsen naar achterzijde van de supermarkt) is in strijd met het door de gemeenteraad vastgestelde kader dat bij de uitwerking met de groenstructuur van het Groene Lint en de aanhechting van deze structuur aan het groene karakter van het entreegebied rekening moet worden gehouden. Dit door de gebouwen en parkeerplaatsen nadrukkelijk onderdeel van deze zone deel te laten uitmaken. In de positie en de maatverhoudingen moet dat tot uitdrukking worden gebracht.
  • 5. De supermarkt is een publiekgerichte voorziening die moet worden ontsloten vanaf de Borchsingel. De parkeervoorziening ligt voor de supermarkt aan de Borchsingel en de bebouwing erachter. Op deze manier zijn de supermarkt, de entree en het parkeerterrein gekoppeld aan de Borchsingel. De rustige kanten zijn gericht op Het Groene Lint en de Tuinwijk. De supermarkt wordt aan de westzijde van de kavel geplaatst. Daarmee wordt de relatie tussen Het Groene Lint en de Borchsingel behouden en blijft aan de oostzijde van de kavel zoveel mogelijk open ruimte langs de Ter Borchlaan behouden.
  • 6. Spiegelen gaat ten koste van het aantal parkeerplaatsen en zal leiden tot meer geluidbelasting voor de naastgelegen woningen. Het parkeerterrein (gecombineerd met winkelwagens) komt dichter op woningen te liggen. Ook het bevoorradingsverkeer zal de geluidbelasting negatief beïnvloeden.
  • 7. Spiegelen zal leiden tot een complexe, onoverzichtelijke en onveilige verkeerssituatie. Dit in de vorm van onacceptabele wachttijden. De uit oogpunt van verkeersveiligheid wenselijke ontsluiting kan dan niet worden gerealiseerd.
  • 8. De VRD nuanceert haar advies als volgt: 'In dit advies wordt gekeken naar de effecten van een incident. Het totale risico wordt niet alleen bepaald door effecten, maar ook door de kans dat een incident zich voordoet. Voor buisleidingen is de kans op een ernstig incident zeer gering, namelijk 3,8 x 10-8 per jaar. Incidenten met buisleidingen ontstaan vooral door grondroering (bijv. graafwerkzaamheden en diepploegen) en komen zelden voor. In Nederland ligt 12.000 km hoge druk aardgasleiding, waarvoor 1.100 km in Drenthe. Het is aan het bevoegde gezag om de afweging te maken tussen de voor- en nadelen van een supermarkt op deze locatie'.

Maatregelen

  • 1. Het perceel krijgt naast de bestemming die de supermarkt met bijbehorende voorzieningen mogelijk maakt de dubbelbestemming Leiding – Gas ter plaatse van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook. Vastgelegd wordt dat het binnen de bestemming Leiding - Gas verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de veiligheid van de leiding negatief kunnen beïnvloeden. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden. Zoals uit de situatieschets blijkt zijn de supermarkt en de parkeerplaatsen gelegen buiten de belemmeringenstrook.
  • 2. Op grond van paragraaf 1.5 van het Bouwbesluit 2012 moet tenminste vier weken vóór de aanvang van het gebruik een gebruiksmelding brandveilig gebruik worden ingediend bij het bevoegd gezag. Initiatiefnemer heeft ervoor gekozen om de melding nu reeds te doen. De melding en de acceptatie van de melding kunnen daarom met de omgevingsvergunning en het bestemmingsplan in ontwerp voor de vaststelling ter inzage worden gelegd. In overeenstemming met het advies van de Veiligheidsregio Drenthe worden aan de acceptatie van de melding brandveilig gebruik de volgende voorschriften verbonden:
    • a. Een incident met de buisleiding moet worden opgenomen in het bedrijfsnoodplan van de supermarkt en een dergelijk scenario moet ten minste 1 keer per jaar worden geoefend;
    • b. Wanneer zich een incident voordoet met de buisleiding ter hoogte van de supermarkt en het optreden van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten niet kan worden gewaarborgd, moeten de in de supermarkt aanwezige personen zich zelf in veiligheid kunnen brengen. De bedrijfshulpverlening van de supermarkt speelt daarbij een grote rol.
    • c. Het op te stellen bedrijfshulpverleningsplan moet de goedkeuring van burgemeester en wethouders verkrijgen en wordt daaraan voorafgaand aan de Veiligheidsregio Drenthe ter beoordeling voorgelegd.


Het Brandweerdistrict Noord en Midden Drenthe heeft aangegeven in te stemmen met het verbinden van bovenstaande voorschriften aan de acceptatie van de melding brandveilig gebruik.

4.7.4 Transportroutes van gevaarlijke stoffen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de grote vaar-, spoor- en autowegen. Het Bevt vervangt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS).

De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:

  • vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
  • vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
  • aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).

In of nabij het plangebied liggen geen wegen, waarmee in verband met het aspect externe veiligheid rekening moet worden gehouden.

4.8 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In dit kader dient de watertoets uitgevoerd te worden. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Ter Borch 2004 is uitvoerig onderzoek verricht naar de eventuele gevolgen voor het aspect water. In een gezamenlijke projectgroep, bestaande uit de gemeente Tynaarlo, de gemeente Groningen, de provincie Drenthe, het Waterschap Noorderzijlvest en de bureaus BugelHajema Adviseurs en Tauw is in 2000 invulling gegeven aan de waterhuishouding van het plangebied Ter Borch. De hoofdlijnen van de waterhuishouding van Ter Borch zijn uitgewerkt ten behoeve van het stedenbouwkundig ontwerp. Daarnaast zijn de hydrologische effecten van de aanleg van Ter Borch op de omgeving in kaart gebracht (rapport Waterhuishouding Ter Borch - Tauw, november 2000).

Medio 2003 is door de Commissie Afstemming Ruimtelijke Plannen (provincie Drenthe) een aantal kanttekeningen geplaatst bij de geplande waterhuishouding. Deze opmerkingen zijn later onderschreven door de Commissie m.e.r., het Waterschap Noorderzijlvest en de Vereniging Natuurmonumenten. In overleg met het Waterschap Noorderzijlvest, de Vereniging Natuurmonumenten en de provincie Drenthe is een aantal aanvullende modelscenario's doorgerekend. In het voorjaar van 2004 zijn de berekeningsresultaten door de genoemde partijen besproken en zijn vijf te nemen mitigerende maatregelen overeengekomen (rapport Waterhuishouding Ter Borch - Aanvullende scenarioberekeningen - Tauw, maart 2004).

De waterhuishouding in Ter Borch zal vanwege de voorliggende ontwikkeling niet wijzigen ten opzichte van het globale bestemmingsplan Ter Borch en de diverse uitwerkingsplannen. De bestaande sloten aan de rand van het plangebied blijven behouden, uitgezonderd ter plaatse van de ontsluiting van het plangebied.

Het plan is middels de online watertoets voorgelegd aan het Waterschap Noorderzijlvest. In de overlegreactie geeft het waterschap aan in te stemmen met voorliggend bestemmingsplan. In het wateradvies geeft het waterschap de volgende aandachtspunten mee voor de nadere uitwerking van het plan.

Ondiepe storende lagen

In de omgeving van het plangebied komen ondiepe storende lagen voor. Deze lagen die vaak uit klei of leem bestaan, zorgen ervoor dat hemelwater moeilijk in de grond kan infiltreren. Hierdoor kan wateroverlast ontstaan bij hevige neerslag.

Toename verhard oppervlak

Bij toename van het verhard oppervlak is over het algemeen compensatie door de aanleg van waterberging noodzakelijk. In overleg met het Waterschap Noorderzijlvest is dit echter voor dit plangebied niet aan de orde.

Hoewel er geen opgaaf ligt om versnelde afvoer te compenseren, is een adequate afvoer van hemelwater een aandachtspunt. De bestaande greppelstructuur binnen het plangebied heeft onvoldoende capaciteit om het hemelwater in extreme situaties op te vangen en af te voeren. Het waterschap geeft aan dat het beter is om het hemelwater af te voeren naar de waterpartij tegenover het plangebied aan de zuidzijde van de Borchsingel. Vervolgens kan het water via de noordelijke bermsloot van de Bakkerslaan worden afgevoerd naar de hoofdwatergang 'Eelderwoldersloot'. De onderhoudstoestand van de bermsloot en de afmeting van de duikers zijn eveneens een aandachtspunt.

Bovenstaand advies is opgevolgd in die zin dat onder de Borchsingel een duiker van 500 mm doorsnede is aangebracht. De noordelijke bermsloot van de Bakkerslaan is geschoond en van een grotere duiker voorzien. Nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden komt de sloot op de schouwkaart van het waterschap. Ook is inmiddels een schouwpad aangelegd.

Langs de Borchsingel aan de zuidkant van het toekomstige parkeerterrein ligt een greppel die in de nieuwe situatie deels onder het parkeerterrein komt te liggen en daarom gedeeltelijk moet worden verlegd. Op 28 september 2017 is een watervergunning voor deze werkzaamheden verleend. De watervergunning is als Bijlage 18 toegevoegd.

Afwatering

De afwatering van de supermarkt Ter Borch is aangesloten op het watersysteem van Ter Borch en Piccardthof. Uit onderzoek van DHV (waterhuishouding, 2004) komt naar voren dat tijdens extreme neerslag geen problemen worden verwacht omtrent de afwatering van het gebied. Intensieve kortdurende buien worden snel over het wateroppervlak in het gebied verdeeld. Uit de berekeningen blijkt dat de stroomsnelheden van de afwatering onder de 0,3 m/s blijven. Dit geeft aan dat er geen tekort aan hydraulische afvoercapaciteit is. Bij duikers en stuwen zijn de stroomsnelheden weliswaar hoger maar blijven acceptabel.

Riolering

Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is.

Vervuiling verhard oppervlak

Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met waterschap bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen, dan wel te verminderen, kunnen noodzakelijk zijn.

Bestaand stedelijk gebied

Bij herinrichting van bestaande stedelijk gebied is meervoudig ruimtegebruik een mogelijkheid om te overwegen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert voor waterberging zal buiten het stedelijk gebied ruimte moeten worden gezocht ter compensatie. Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergend vermogen ervan in het stedelijk gebied.

Voor het dempen van sloten of greppels binnen het plangebied is een watervergunning (op grond van de Keur) vereist. In de voorschriften van de watervergunning zal worden opgenomen dat het verlies van waterberging, vanwege demping, wel gecompenseerd dient te worden.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.

In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. Op grond van de archeologische beleidskaart heeft het plangebied een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde. Voor het gehele plangebied Ter Borch heeft een verkennend archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De werkmethode en de uitkomsten van het onderzoek zijn geformuleerd in het rapport Ter Borch, Een verkennend Archeologisch Onderzoek te Eelderwolde, juli 2002. Op basis van dit onderzoek dient te worden geconcludeerd dat het grootste deel van het plangebied onderzocht is en dat ter plaatse een verstoord bodem profiel aanwezig is. Nader onderzoek kan derhalve achterwege blijven.


Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect archeologie.

4.9.2 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient per 1 januari 2012 in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.

Het plangebied en omgeving maakt deel uit van de Hollandveenontginningen. De gemeente Tynaarlo kent een groot gebied agrarische veenontginningen in het noordelijk deel van de gemeente. De hoogvenen werden vanaf de Volle Middeleeuwen (10e-13e eeuw) in ontginning genomen door loodrecht op de ontginningsas sloten te graven en daarmee de toplaag te ontwateren. De doelstelling was primair het creëren van agrarisch land, niet het winnen van veen. Van afgraving was dus in eerste instantie geen sprake, maar later, in de 16e en 17e eeuw, werd dit een belangrijke activiteit. De veenplassen getuigen daar nog van, zoals het Paterswoldsemeer.

De oxidatie van het veen heeft ervoor gezorgd dat in grote delen van de voormalige veenontginning alleen nog maar zand aan het oppervlak te vinden is. Vrijwel alle sporen van het voedselarme hoogveen zijn hier letterlijk de lucht in gevlogen. Het zou geruime tijd duren voor alle veengebieden ontgonnen waren. We spreken hier daarom terecht niet, in tegenstelling tot andere classificatiesystemen, van middeleeuwse agrarische veenontginningen. Sommige gebieden waren tot in de Nieuwe tijd nog moerassig; hier ontstonden sagen, zoals die van het Duivelsgat in het Paterswoldsemeer. Door dit diepe gat zou de duivel, die achtervolgd werd, nog net op tijd naar de onderwereld hebben kunnen duiken.

Bebouwing is in de veenontginningen aanwezig in de vorm van een lint, al dan niet langs de oorspronkelijke ontginningsas of een volgende fase, of op de hogere koppen in het veen in een geconcentreerde vorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0008.png"

Situatie circa 1865

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0009.png"

Situatie circa 1909

Het landschapstype ter plaatse betreft het Hollandveenontginning met bouwlandkampen (Ahk). Binnen het voormalige veengebied liggen naast lage ook hogere zones, de Ahk, waar vermoedelijk het veenpakket dunner was geweest. In deze gebieden kwam merendeels akkerland voor, vrijwel altijd met perceelsrandbeplanting. Bebouwing kwam verspreid voor, in sommige gevallen langs doorgaande wegen waar de strokenkavels haaks of onder een hoek op stonden. Vaak liepen langs de kavelgrenzen ook paden die het land erachter moesten ontsluiten. Dit landschapstype heeft een lage cultuurhistorische waarde. Cultuurhistorie is een factor bij ruimtelijke plannen. Uitgangspunt is om bij concrete ontwikkelingen te streven naar sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de gewenste ontwikkelingsrichtingen en adviezen te hanteren. Bij ontwikkeling wordt gestreefd naar:

  • behoud of versterking van de strookvormige verkavelingsstructuur;
  • streven naar een gesloten landschap met houtsingels op perceelsgrenzen;
  • stimuleren van bouwland als primair landgebruik;
  • tegengaan van bebouwing en verrommeling.


De ruimtelijke en programmatische hoofdstructuur van Ter Borch is in het Masterplan van Ter Borch vastgelegd. Het mooie landschap van Ter Borch is niet alleen een waardevol aanknopingspunt voor de planvorming, maar schept ook verplichtingen. Een eerste mogelijke meerwaarde ligt in een goede landschappelijke verankering van het woongebied in de omgeving. Dat geldt zowel voor de horizontale relaties: de verbanden met de omgeving (waaronder het natuurgebied Peizer- en Eeldermaden), als voor de relaties in verticale zin: een goede afstemming van het plan op de variaties in de ondergrond.

In het ruimtelijk concept voor Ter Borch zorgt een breed groen lint (Ter Borchlaan) van oude en nieuwe laanbeplantingen, kavelbeplantingen en boomweides voor een zekere distantie tot de bestaande bebouwing aan de oostzijde. De westelijke rand bestaat uit het Omgelegde Eelderdiep met aan weerszijde dijkjes. In ruimtelijke zin kan deze rand worden getypeerd als een autonome loper: een element dat noch tot het natuurgebied, noch tot het woongebied behoort. Tussen de loper en het lint liggen drie woonmilieus die afhankelijk van de ondergrond in uiterlijk en sfeer verschillen: Rietwijk, Tuinwijk en Waterwijk. De belangrijke historische lijnen in het landschap blijven met het ruimtelijke concept van Ter Borch bewaard en herkenbaar.

Bij de ontwikkeling in het plangebied krijgt het aspect cultuurhistorie op de volgende wijze aandacht:

  • De historische lijnen en waardevolle landschapselementen in de vorm van de Ter Borchlaan en laanbeplanting aan de oostzijde van het plangebied blijven behouden.
  • Het parkeerterrein wordt afgeschermd met beukenhagen.


Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft het aspect cultuurhistorie.

4.10 Flora en fauna

Voor het plan is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk aandacht te besteden aan de natuurwet en .regelgeving. Er dient onder meer te worden aangegeven of er als gevolg van het plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn, en zo ja, of deze verkregen kunnen worden. Relevante regelgeving op dit gebied zijn de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale omgevingsverordening Drenthe. Door BugelHajema adviseurs is een ecologisch onderzoek uitgevoerd (Advies natuurwaarden bestemmingsplan Entreegebied Ter Borch, d.d. 9 mei 2017). Onderstaand zijn de conclusies van het onderzoek weergegeven. Het rapport is als Bijlage 19 toegevoegd.

Het plan is zonder beperkingen uitvoerbaar wat betreft natuurwet en -regelgeving.

4.10.1 Gebiedsbescherming

Beschermde (natuur)gebieden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid liggen op enige afstand van het plangebied. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van de ingrepen worden er geen negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe.

4.10.2 Soortenbescherming

Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Desalniettemin komen binnen het plangebied beschermde natuurwaarden voor.

Vogels algemeen

Ten aanzien van vogels in het algemeen dient bij uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen (Wnb artikelen 3.1 en 3.5). Dit kan plaatsvinden door de werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Wnb. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Algemene beschermde soorten

Binnen het plangebied komen enkele algemene beschermde zoogdier- en amfibiesoorten voor. Als gevolg van de beoogde plannen kunnen verbodsovertredingen worden verwacht (Wnb artikel 3.10). In het geval van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor de te verwachten beschermde soorten echter een vrijstelling voor de relevante verbodsbepalingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. In het kader van de voorgenomen activiteiten is een ontheffingsaanvraag voor deze soorten niet aan de orde.

4.10.3 Boomonderzoek en verwijderen en compenseren bomen

In opdracht van de gemeente Tynaarlo heeft Stedelijk Groen BV een Bomen Effect Analyse (BEA) opgesteld (Boomonderzoek Ter Borchlaan Eelderwolde R080517, d.d. 8 mei 2017). Het rapport is als Bijlage 20 toegevoegd. Bij de documenten voor de raad die op 2 mei en 16 mei 2017 zijn behandeld, is ook een tekening van de toekomstige terreinsituatie gevoegd met daarop de bomen die blijven staan en waar op het terrein herplant plaatsvindt. Het voornemen bestaat om de overige bomen te kappen, aangezien die niet inpasbaar zijn. Een overzicht van de te kappen bomen is als Bijlage 21 opgenomen.

De gemeenteraad heeft op 12 april 2005 de Compensatie- en Archeologieverordening vastgesteld. Met verwijzing naar de voorgaande paragraven is er geen sprake van:

  • a. kerngebied van de ecologische hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland;
  • b. een gerealiseerd reservaat- en natuurgebied;
  • c. een klein natuurgebied buiten de EHS;
  • d. agrarische grond met natuurwaarden;
  • e. biotopen van aandachtsoorten die op indicatie van de soortenbeschermingsplannen van het rijk in omgevingsplannen en/of bestemmingsplannen zijn opgenomen;
  • f. bossen en landschappelijke beplantingen die onder de werking van de Boswet vallen;
  • g. gebied dat in een bestemmingsplan een bestemming of aanduiding heeft gekregen die (mede) gericht is op bescherming van natuur- en/of boswaarden of landschappelijke waarden;
  • h. een gebied dat is aangeduid als “zeer waardevolle es”, “waardevolle es” en “overige es”;
  • i. een gebied dat qua gaafheid is aangeduid met de “hoogste gaafheidsgraad”;
  • j. terrein met archeologische waarde.


Daarom volstaat de compensatie zoals aangegeven op het definitief ontwerp van de indeling van het terrein. In combinatie met de uitwerking van het bouwplan tot definitief ontwerp, is ook het definitief ontwerp van de terreininrichting gemaakt. De aanvraag om omgevingsvergunning, onderdeel “vellen van houtopstand” is inmiddels ingediend en beschikt en wordt met het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het definitief ontwerp van de terreininrichting met het compensatieplan voor de te kappen bomen is onderstaand aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0010.png"

terreininrichting met het compensatieplan voor de te kappen bomen

4.11 Bodem

Bodemvervuiling kan een rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten ‘ernstige vervuilingen’ in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop is voorzien, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. In het kader van de ontwikkeling van een supermarkt in het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek van Terra bodemonderzoek (d.d. 22 november 2016, rapportnummer 16176) komt naar voren dat de grondkwaliteit goed is, afgezien van de aangetroffen asbesthoudende materialen in de gaten 12 en 14. Vanwege het aantreffen van deze materialen is een nader asbestonderzoek uitgevoerd (Terra bodemonderzoek, 13 september 2017, rapportnummer 17150). Uit dit onderzoek komt naar voren dat in de bodem en het puin geen (ernstige) verontreining met asbest is aangetoond. Het onderzochte puin voldoet aan de normen voor hergebruik (indicatieve toetsing). Op basis van beide onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodem geschikt voor de bouw van de supermarkt. De rapporten zijn als Bijlage 22 en Bijlage 23 toegevoegd.

4.12 Afvalcontainers c.a.

Artikel 3, lid 1 onder a en h van de Afvalstoffenverordening 2014 bepaalt dat o.a. glas en textiel afzonderlijk wordt ingezameld. Krachtens artikel 4, lid 1 onder c kan de inzameling plaatsvinden door middel van een inzamelvoorziening op wijkniveau.

Burgemeester en wethouders hebben op 4 februari 2014 het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2014 vastgesteld. Op 25 april 2018 is besloten om de bij het Uitvoeringsbesluit behorende bijlage 1 met locaties van wijkcontainers voor glas, papier, kunststoffen en textiel aan te vullen met het perceel Borchsingel 25 te Eelderwolde. Voor de wijk Ter Borch plaatst de gemeente bij de supermarkt ondergronds 3 glascontainers en 2 textielcontainers op een locatie die in de looproutes naar de ingang van de supermarkt ligt. Initiatiefnemer verleent de gemeente daarvoor privaatrechtelijke toestemming.

De containers zijn openbare voorzieningen die niet mee hoeven in de coördinatieregeling. Het Besluit omgevingsrecht geeft namelijk aan dat geen omgevingsvergunning nodig is voor een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, mits niet hoger dan twee meter, en - indien bovengronds geplaatst - de oppervlakte niet meer dan 4 m2 bedraagt.

De locatie is op onderstaande tekening aangegeven en wordt opgenomen op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan. Het aanwijsbesluit en de locatie kunnen daarmee onderdeel zijn van het indienen van een zienswijze.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPSupermarktTBEW-0301_0011.png"

4.13 Vormvrije m.e.r.

Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Vanaf die datum geldt een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:

  • a. Door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • b. Het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen (termijn van orde);
  • c. De initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.- beoordelingsbesluit bij de vergunningsaanvraag voegen (artikel 7.28 Wet milieubeheer).

De wijziging geldt voor alle aanvragen die na 16 mei 2017 zijn ingediend omdat er vanaf die datum een directe werking van de Europese regelgeving geldt. Ook alle lopende aanvragen waarover nog geen besluit is genomen vallen onder de nieuwe regels.

Initiatiefnemer heeft de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling stedelijke ontwikkeling entreegebied Ter Borch (BugelHajema, projectnummer 247.0010.41.00) d.d. 19 april 2018 ingediend. Het project betreft het oprichten van een supermarkt en het aanpassen van de infrastructuur. Deze activiteit wordt in bijlage 1 van het Besluit MER ingedeeld in categorie D11.2; de drempelwaarden worden niet overschreden, waardoor sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het rapport is als Bijlage 24 toegevoegd.

De supermarkt moet op grond van bijlage 1 van het Besluit MER worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject (D 11.2). De wijziging van de Borchsingel valt niet aan te merken als een m.e.r-beoordelingplichtige activiteit. De Borchsingel is immers geen autosnelweg of autoweg (D 1.1; de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg).

De gemeenteraad heeft besloten dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot belangrijke milieugevolgen en dat daarom geen milieueffectrapportage hoeft plaats te vinden. Het op basis van de aanmeldingsnotitie d.d. 19 april 2018 geactualiseerde beoordelingsbesluit en de aanmeldingsnotitie worden met het bestemmingsplan en de ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd en kunnen onderdeel zijn van het indienen van een zienswijze.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012, versie 1.3.1) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken. De terminologie van de regels in het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de terminologie die in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, inwerkingtreding sinds 1 oktober 2010) wordt gehanteerd.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd. Vanaf 1 januari 2010 wordt het bestemmingsplan ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Als de digitale en papieren verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

5.2 Bestemmingen

De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming en bijbehorende regels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.

Detailhandel - Supermarkt

De supermarkt heeft een specifieke bestemming gekregen. Toegelaten functies zijn naast detailhandel, verkeers- en verblijfsvoorzieningen (hieronder zijn onder andere parkeervoorzieningen begrepen), openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen. Daarnaast zijn in de bestemming begrepen wegen, voet- en fietspaden, bermen en water.

Gebouwen dienen binnen het in de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van de supermarkt bedraagt 8 m.

In de gebruiksregels is voorgeschreven dat maximaal 1 supermarkt is toegestaan met een maximaal winkelvloeropperoppervlak van 2.000 m2 en een maximum brutovloeroppervlakte van 3.000 m2.

Groen

De groenvoorzieningen in het openbaar gebied zijn bestemd als Groen. Naast groenvoorzieningen, water- en oeverstroken, speelvoorzieningen zijn in de bestemming onder andere voorzieningen in de vorm van fiets- en voetpaden en overige verhardingen begrepen. Binnen de bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

Verkeer

De Borchsingel, met inbegrip van de te treffen aanpassingen, is bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn wegen, voet- en fietspaden en groenvoorzieningen toegestaan. Het maximum aantal rijstroken is beperkt tot twee.

Leiding - Gas (dubbelbestemming)

De aanwezige gasleiding heeeft een beschermde dubbelbestemming Leiding . Gas gekregen. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de bestaande ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt. Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de belangen van de leiding kunnen schaden.

5.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels en de overige regels opgenomen. In de overige regels zijn bepalingen opgenomen die een seksinrichting uitsluiten en die voorwaarden stellen aan te realiseren parkeervoorzieningen en los- en laadmogelijkheden.

5.4 Coördinatieregeling

Op het voorliggende bestemmingsplan en op de omgevingsvergunning voor de bouw van de supermarkt is door de gemeenteraad de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard.

Artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening stelt twee eisen aan de toepassing van de coördinatieregeling. Het moet gaan om de verwezenlijking van gemeentelijk beleid en het moet wenselijk zijn om de gecoördineerde besluitvorming in te zetten voor de verwezenlijking van dat beleid.

Coördinatie is alleen toegestaan wanneer een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning deel uitmaken van de te coördineren besluiten. Het bestemmingsplan is vereist om te waarborgen dat het om uitvoering van gemeentelijk beleid gaat. Als er op uitvoering gerichte elementen in het bestemmingsplan voorkomen, is het wenselijk om in één procedure zowel de planologische wijziging - het bestemmingsplan - als de concrete uitwerking in de vorm van een bouwplan te regelen. Daarmee is de samenhang tussen de besluiten maximaal zichtbaar.

Het voorliggende plan voldoet aan de wettelijke eisen om de coördinatieregeling te kunnen toepassen. De efficiënte procedure van de coördinatieregeling zorgt naar verwachting voor tijdwinst, lagere procedurekosten en minder bestuurlijke lasten.

Nu het bouwplan is uitgewerkt, ingediend en akkoord bevonden en het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning in ontwerp klaar zijn, blijkt dat er ook een acceptatie van de melding brandveilig gebruik, maatwerkvoorschriften, een m.e.r.- beoordelingsbesluit en een besluit op grond van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2014 nodig zijn. Deze gaan in ontwerp met het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning in de coördinatieregeling. De gemeenteraad wordt – voorafgaande aan de vaststelling van het bestemmingsplan – voorgesteld om het coördinatiebesluit d.d. 14 juni 2016 met terugwerkende kracht daartoe aan te breiden.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk dat is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een

exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer.

Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld als verhaal van kosten anderszins is verzekerd. In onderhavig geval is het kostenverhaal verzekerd in een grondverkoopovereenkomst. In die overeenkomst is het planschaderisico afgedekt en de door de gemeente te maken kosten voor het opstellen van het onderhavige plan worden gedekt door middel van de grondopbrengst. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

De kosten voor de uitvoering van het planvoornemen en daarmee samenhangende kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. Er zijn geen gemeentelijke kosten (met uitzondering van de kosten voor het in procedure brengen van het bestemmingsplan) aan het plan verbonden. De kosten die de gemeente maakt voor de procedure kunnen worden gedekt uit de leges en de grondverkoopopbrengst.

De gemeenteraad heeft besloten om - ter verhoging van de verkeersveiligheid bij de scholen in relatie tot de bouw van de supermarkt - de in paragraaf 3.2 van de toelichting genoemde maatregelen te treffen. Die maatregelen zijn weliswaar in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan maar worden in het nu voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Eventuele zienswijzen kunnen daardoor zowel op de supermarkt als de voorzieningen ter verhoging van de verkeersveiligheid betrekking hebben.

De aanpassingen aan de Borchsingel en het optimaliseren van de langzame verkeerroute aan de noordkant van de scholen kosten circa €580.000,-. De kosten zijn opgenomen in de geactualiseerde grondexploitatie van Ter Borch. De financiele uitvoerbaarheid van de voorzieningen is daarmee gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de bewoners van Ter Borch gevraagd mee te denken over (stedenbouwkundig) ontwerp en het beeldkwaliteitsplan. Hiertoe is op 12 september 2016 een informatieavond georganiseerd.

Op 10 april 2017 zijn het voorlopig ontwerp van het bouwplan, de resultaten van de onderzoeken ter voorbereiding van het bestemmingsplan en voorstel tot aanpassing van de openbare infrastructuur aan de Borchsingel te Eelderwolde gepresenteerd aan de bewoners.

7.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan, het bouwplan, het kap- en herplantplan en het voorstel tot aanpassing van de Borchsingel hebben vanaf 2 juni 2017 tot en met 12 juli 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. De kennisgeving van terinzagelegging is op 31 mei 2017 geplaatst in de Staatscourant en het Gemeenteblad. Digitaal waren de documenten in te zien op www.tynaarlo.nl. Personen die in een eerder stadium hebben gereageerd op de plannen hebben een persoonlijke kennisgeving van de terinzagelegging ontvangen. Tijdens de terinzagelegging bestond er voor een ieder de gelegenheid om een mondelinge of schriftelijke inspraakreactie te geven.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn voornoemde documenten toegezonden aan de volgende overlegpartners: provincie Drenthe, waterschap Noorderzijlvest, Gasunie, Veiligheidsregio Noord- en Midden Drenthe, burgemeester en wethouders van Groningen en het omgevingsmanagement van de rijksoverheid.

De ingekomen inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en overleg coordinatieregeling bouw supermarkt aan de Borchsingel in Eelderwolde. Deze nota is als Bijlage 25 aan dit plan toegevoegd.