direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Bladel 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPG0013Buitengeb-VSG2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Bladel 2014' met identificatienummer NL.IMRO.1728.BPG0013Buitengeb-VSG2 van de gemeente Bladel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aardkundige waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt;

1.7 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
  • op het betreffende bouwvlak geproduceerde agrarische producten.

1.9 agrarisch bedrijf, glastuinbouw:

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;

1.10 agrarisch bedrijfsgebouw:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van (agrarische) diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, -verwerking en vergisting;

1.12 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking, -verwerking en vergisting;

1.13 agrarische bedrijfswoning:

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.14 agrarische waarden:

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;

1.15 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.16 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;

1.17 attentiegebied ehs:

gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingsconcentratie:

een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied;

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen;

1.21 bedrijfsgebouw:

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.22 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.23 beekdalsysteem:

betreft de landschappelijke begrenzing van een beekdal waarbinnen ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve recreatievormen plaatsvinden;

1.24 beeldkwaliteit:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap;

1.25 beheergebied ecologische hoofdstructuur:

door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant in het provinciale natuurbeheerplan begrensd gebied gericht op agrarisch natuurbeheer;

1.26 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke;

1.28 beroeps- c.q. bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, nader onder te verdelen in:

Categorie A:
op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en/of persoonlijke verzorging;

Categorie B:
op het gebied van persoonlijke verzorging, zoals een kapper en schoonheidssalon en dergelijke, met uitzondering van een seksinrichting, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;

Categorie C:

  • een ambachtelijk, publiekverzorgend alsmede commercieel en medisch dienstverlenend bedrijf, niet bedoeld voor persoonlijke verzorging, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, goudsmid, hakkenbar, kleermaker en dergelijke, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
  • een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, niet bedoeld persoonlijke verzorging, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
  • het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Lijst van bedrijfsactiviteiten;

1.29 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.30 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak;

1.33 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.37 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.39 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.40 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.41 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. dagrecreatie groot: een vorm van recreatie waarbij men buiten de eigen woning verblijft voor recreatieve doeleinden, zonder dat er een overnachting ter plaatse (van de activiteit) mee gepaard gaat. Het betreft activiteiten waar meer dan 25 personen aan kunnen deelnemen / aanwezig zijn;
  • b. dagrecreatie klein: dagrecreatieve activiteiten waar maximaal 25 personen tegelijkertijd aan kunnen deelnemen (betreffen nevenactiviteiten / ondergeschikte activiteiten);

1.42 dagrecreatieve voorzieningen:

het ontplooien van recreatieve activiteiten op een agrarisch bedrijf zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.43 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg;

1.44 deskundige commissie:

de door het bevoegd gezag ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1998, over de gemeentelijke erfgoedverordening en over het gemeentelijke monumentenbeleid;

1.45 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.46 ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.47 ecologische verbindingszone:

bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.48 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.49 erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;

1.50 evenement:

een publieksgerichte activiteit, die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven;

1.51 extensieve recreatie:

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.52 extensieve recreatieve voorziening:

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gebruiken:

gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven;

1.55 geluidgevoelige objecten:

gebouwen die bestemd zijn voor wonen, onderwijs of medische zorg of andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen bepaald in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder;

1.56 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.57 geomorfologische waarde:

de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;

1.58 gevellijn:

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.59 groenblauwe mantel:

gebieden die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.60 groepsaccommodatie:

een (gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie;

1.61 hartlijn:

het midden van de leiding;

1.62 hoge tunnels:

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.63 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.64 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.65 Kaasmakerij

een agrarisch bedrijf gericht op de productie van kaas uit producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf;

1.66 kampeermiddel:
  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.67 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;

 

1.68 kleinschalig logeren:

niet-openbare, kleinschalige recreatieve verblijfsactiviteiten voor steeds wisselend publiek in de vorm van logies en ontbijt, zoals Logeren bij de Boer, Bed & Breakfast of een groepsaccommodatie. In de eigen woning (of bijgebouw) mogen niet meer dan 5 kamers (10 bedden) gerealiseerd worden. Onder kleinschalig logeren wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid;

 

1.69 kleinschalige horeca:

horeca ten behoeve van een recreatieve nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf gericht op het verstrekken van dranken (non alcoholisch) en kleine versnaperingen voor gebruik ter plaatse tot een maximum van 100 m²;

1.70 kleinschalige horeca voor recreatieve doeleinden:

horeca bij een recreatieve functie gericht op het verstrekken van dranken (non alcoholisch) en kleine versnaperingen voor gebruik ter plaatse tot een maximum van 100 m²;

 

1.71 kunstwerken:

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.72 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.73 lage tunnels:

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.74 landschappelijke inpassing:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.75 Landschappelijke verantwoording:

een verantwoording waarmee is aangetoond dat de ruimtelijke ingreep geen onevenredige nadelige effecten heeft op de landschappelijke waarden;

1.76 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.77 langgevelboerderij:

een kenmerkend type boerderij waarbij de woning en de bedrijfsruimten achter elkaar staan en waarbij deuren zich in een lange zijgevel, een van de langgevels, bevinden;

1.78 maatschappelijk:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.79 manege:

een bedrijf (mensgericht) voor het beoefenen van de hippische sport alsmede voor het stallen van paarden en pony's alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorziening;

1.80 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt;

1.81 Mestbassin

een reservoir, bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat is uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder aarden omdijking; afhankelijk van de constructie van het mestbassin kan deze al dan niet als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, worden beschouwd;

1.82 mestbewerking:

de behandeling van dierlijke mest zonder veranderingen aan de samenstelling van het product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren, verhitting of het verwijderen van vreemde objecten;

1.83 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting of indamping van mest;

1.84 Minicamping

een kleinschalig kampeerterrein als ondergeschikte activiteit bij een agrarisch bedrijf;

1.85 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.86 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie die vaak een agrarische functie is;

1.87 noodzaak agrarisch bedrijf:

noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;

1.88 omschakeling agrarisch bedrijf:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

1.89 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 400 m2 van het bedrijfsgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.90 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.91 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.92 Paardenstal

een gebouw dat is gericht op het stallen van paarden;

1.93 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.94 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.95 perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;

1.96 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.97 plattelandswoning:

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van het agrarisch bedrijf;

1.98 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.99 recreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.100 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.101 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.102 recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft;

1.103 regionaal waterbergingsgebied:

gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;

1.104 reserveringsgebied voor waterberging:

gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;

1.105 ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;

1.106 Schuilgelegenheid

een niet-afsluitbaar bouwwerk dat bedoeld is voor het bieden van beschutting en schuilgelegenheid voor vee;

1.107 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.108 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.109 standplaats (toeristisch):

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.110 teeltfolies:

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.111 teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening met een maximale hoogte van 4 meter, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

1.112 teeltondersteunende voorzieningen:

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  • permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

1.113 trekkershut:

een kleine houten, vrijstaande verblijfsplaats (hut) zonder eigen sanitaire voorzieningen op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal personen. De inrichting ervan is sober en primitief. Geschikt voor de verhuur aan de steeds wisselende verblijfsrecreanten. De trekkershut op zichzelf geldt als één standplaats;

1.114 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;

1.115 tuincentrum:

bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke;

1.116 veehouderij:

een agrarisch bedrijf, waar bedrijfsmatig dieren worden gehouden;

1.117 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. verblijfsrecreatie groot: een verblijf in een gedeelte van een gebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf met meer dan 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
  • b. verblijfsrecreatie klein: een verblijf in een gedeelte van een eigen woning of bijgebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf met maximaal 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;

1.118 verbrede landbouw:

het ontplooien van (neven)activiteiten op een agrarisch bedrijf zoals kleinschalige recreatieve activiteiten, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.119 voedselbank:

een instelling die levensmiddelen verzamelt en deze levensmiddelen vervolgens uitgeeft aan een specifieke groep personen, geen detailhandel zijnde;

1.120 volwaardig agrarisch bedrijf:

bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.121 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.122 waterberging:

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.123 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten;

1.124 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.125 wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.126 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.127 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.128 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen;

1.129 woonboerderij:

één gebouw qua verschijningsvorm dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten;

1.130 zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen:

gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;

1.131 zoekgebied voor ecologische verbindingszone:

gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.5 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;

2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m²) uitgedrukt, gemeten vanuit binnenwerks. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen.

2.9 relatie

daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. een agrarische bedrijfsuitoefening;
  • c. tuinen direct grenzend aan het bouwvlak tot maximaal 30 meter rondom het bouwvlak van andere bestemmingen;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. agrarisch natuurbeheer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – ruwvoer', tevens opslag van ruwvoer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', tevens een minicamping met maximaal 25 kampeerplaatsen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', tevens voor het stallen van paarden in de bestaande paardenstal;

met de daarbij behorende:

  • j. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de reeds bestaande bebouwing in de vorm van een schuilgelegenheid is binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal' uitsluitend de bestaande paardenstal toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals aangegeven op de verbeelding.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan, mits:
    • 1. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden per jaar);
    • 2. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • b. het bouwen van erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

Het bouwen van andere bouwwerken dan in sub a en sub b is aangegeven, is niet toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid opslag ruwvoer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van de opslag van ruwvoer, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het veehouderijbedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • b. de opslag noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering en wordt aangetoond dat er binnen het bouwvlak geen ruimte meer is voor de opslag van ruwvoer;
  • c. de opslag uitsluitend plaats vindt aansluitend op een bouwvlak van een veehouderij met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een maximale omvang van 0,5 hectare;
  • d. de opslag uitsluitend plaats vindt op / in voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, geen gebouwen zijnde;
  • e. in het wijzigingsplan ter plaatse van de opslag van het ruwvoer de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruwvoer' wordt opgenomen;
  • f. er voldaan wordt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Agrarisch” te wijzigen in “Agrarisch - Agrarische Bedrijf 1” of “Agrarisch - Agrarische Bedrijf 2” ten behoeve van een vormverandering van een agrarisch bouwvlak voor een agrarisch bedrijf in combinatie met de toepassing van artikel 4.6.5 of artikel 5.6.4.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening, waaronder een veehouderij met daaraan ondergeschikt een mestverwerkingsinstallatie ten behoeve van de verwerking van de mest uitsluitend afkomstig van het desbetreffende agrarische bouwvlak, met inachtneming van het bepaalde in 4.4.2;
  • b. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een recreatiewoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - excursieruimte', een excursieruimte waarvan de maximale oppervlakte voor het gebruik als excursieruimte niet meer bedraagt dan zoals aangeduid op de verbeelding, waarvan 50 m² mag worden gebruikt ten behoeve van ondergeschikte detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondenfokkerij', een hondenfokkerij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch - huifkarverhuur, voor huifkarverhuur waarvan de maximale oppervlakte voor het gebruik als huifkarverhuur niet meer bedraagt dan zoals aangeduid op de verbeelding;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voedselbank', een voedselbank met een maximale oppervlakte van 215 m²;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin', uitsluitend een mestbassin;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sleufsilo', uitsluitend een sleufsilo;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf', een loonbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', een plattelandswoning;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kaasmakerij' een kaasmakerij.
  • m. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m2;
  • n. bestaande legale nevenactiviteiten;
  • o. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • p. het bouwen van carnavalswagens;

met de daarbij behorende:

  • q. tuinen, erven en terreinen;
  • r. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • s. groenvoorzieningen;
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' geldt de maximale oppervlakte zoals aangeduid op de verbeelding;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. binnen het bouwvlak mogen teeltondersteunende kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximum van 1.000 m2;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter;
  • f. het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig houden van dieren is toegestaan, indien is verzekerd dat er geen sprake van een toename van de stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied, dan wel dat de depositie, al dan niet na mitigatie of toepassing van andere maatregelen, geen significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, zoals ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied door de Europese Commissie is vastgelegd;
  • g. het bouwen van nieuwe gebouwen zoals bedoeld in artikel 4.2.1, sub a, is alleen dan toegestaan wanneer aanvrager een landschappelijke verantwoording heeft voorgelegd aan het bevoegd gezag en bevoegd gezag akkoord is met de landschappelijke verantwoording, al dan niet middels een landschappelijke inpassing.

4.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van een toren-/voedersilo bedraagt 15 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

4.3.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de bouwhoogte 10 meter;
  • f. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

4.3.2 Oprichten bedrijfswoning

Het oprichten van een eerste bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning vanuit een doelmatige bedrijfsvoering in verband met toezicht moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. door het onttrekken van een bedrijfswoning voor gebruik als plattelandswoning, vervalt voor het betrokken agrarisch bedrijf definitief de mogelijkheid voor het realiseren van een nieuwe bedrijfswoning;
  • d. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden op grond van de Wet geluidhinder;
  • e. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB;
  • f. de bouwregels van artikel 4.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing;
  • g. de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat afwijking niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • h. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

4.3.3 Kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten van kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen tot 2.000 m2 binnen het bouwvlak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de kassen vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening;
  • d. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • e. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • f. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.3.4 Verhogen goothoogte kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen

Het verhogen van de goothoogte van kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen tot 7 meter is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de kassen vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor / van:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van de verkoop van streekeigen producten zoals bepaald in 4.1;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. wonen in bijgebouwen;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • h. het oprichten van paardenbakken buiten het bouwvlak;
  • i. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • j. een mestverwerkingsinstallatie ten behoeve van het verwerken van mest van een ander agrarisch bouwvlak;
  • k. het verwerken van mest ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
  • l. meer dan één bouwlaag van een gebouw voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen van een gebouw mogen worden gebruikt.

4.4.2 Maximum aantal toegestane dieren per agrarisch bedrijf

Het is per agrarisch bedrijf niet toegestaan om per diersoort meer, dan wel andere soorten dieren te houden dan het maximum aantal toegestane dieren per diersoort, zoals per agrarisch bedrijf is aangegeven in de tabel opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.

4.4.3 Stikstofdepositie Natuurbeschermingswet

Het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie van het betreffende agrarische bedrijf is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat de wezenlijke kenmerken of waarden van een Natura 2000-gebied niet worden aangetast vanwege een toename van de stikstofdepositie, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, zoals ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied door de Europese Commissie is vastgelegd.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

4.5.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Nevenactiviteiten en verbrede landbouw zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • c. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen in de vorm van:
      • een groepsaccommodatie voor maximaal 10 personen met een maximum 400 m2 (verblijfsrecreatie klein);
      • verblijfsrecreatie tot maximaal 10 kampeermiddelen, waarvan maximaal 5 trekkershutten, op maximaal 1 hectare aansluitend aan het bouwvlak (verblijfsrecreatie klein);
      • kleinschalig logeren in bijgebouwen waarbinnen in totaal maximaal 5 kamers mogen worden ingericht voor maximaal 10 personen (verblijfsrecreatie klein);
      • dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum van 25 personen tegelijkertijd aanwezig, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot maximaal 400 m² (dagrecreatie klein);
    • 2. statische opslag tot maximaal 1.000 m2;
    • 3. caravanstalling tot maximaal 1.000 m2;
    • 4. kleinschalige horeca ondergeschikt en gerelateerd aan de recreatieve activiteiten tot een maximum van 100 m2;
    • 5. ambachtelijke be- en verwerking van eigen agrarische producten (bijvoorbeeld kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij, wassen en/of snijden van groenten) tot een maximum van 400 m2;
    • 6. het verlenen van bedrijfsmatige zorg, mits wordt voldaan aan de voorwaarden overeenkomstig het Beleidsadvies agrarische kinderopvang en gezondheid, zoals opgenomen in de bijlage 2 bij deze regels;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c onder 1 geldt dat indien het bedrijf is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' van een andere veehouderij wat betreft kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen uitsluitend dagrecreatie is toegestaan;
  • e. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw, nevenactiviteiten dan wel een aan huis gebonden beroepen het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer mag gaan bedragen dan 1.000 m²;
  • f. de bovenstaande nevenactiviteiten en verbrede landbouw mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • g. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd, wat in ieder geval betekent dat het niet is toegestaan om binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' van een andere veehouderij geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • h. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • i. het parkeren dient binnen het desbetreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • k. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

4.5.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in woonunits indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 3. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 4. de huisvesting vindt plaats in een of meer woonunits, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 60 m2 bedraagt;
    • 5. de hoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3,2 meter;
    • 6. de woonunits worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 7. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 8. de woonunits worden telkens na tijdelijk gebruik verwijderd;
    • 9. bewoners van woonunits met de bestemming "Wonen" hebben minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
  • b. Huisvesting in stacaravans indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 5. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 6. de huisvesting vindt plaats in een of meer stacaravans, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • 7. de hoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
    • 8. stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 9. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 10. de stacaravans worden telkens na het tijdelijke gebruik verwijderd;
    • 11. bewoners hebben minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
  • c. Huisvesting in bedrijfsgebouw indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;
    • 4. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 5. bewoners van wooneenheden in gebouwencomplexen hebben minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte. (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
    • 6. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden.
  • d. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • e. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.5.3 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom;
  • i. mantelzorg is niet toegestaan in een recreatiewoning.

4.5.4 Andere diersoorten

In afwijking van het bepaalde in - artikel 4.4.2 is het wijzigen van de in de tabel in bijlage 1. per agrarisch bedrijf:

      • genoemde diersoorten en/of
      • het overschrijden van het maximaal aantal dieren per diersoort, mogelijk mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • a. aangetoond wordt dat deze wijziging of afwijking vanuit bedrijfskundig oogpunt noodzakelijk is;
  • b. de milieueffecten per onderdeel dan wel cumulatief gelijk zijn aan of lager zijn dan de maximale waarden die in de bestaande opzet per agrarisch bedrijf zijn berekend en waarop de aantallen en diersoorten zijn gebaseerd.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' ten behoeve van 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen bij de AAB voor het aantonen van de noodzaak van de omschakeling en de volwaardigheid van het agrarische bedrijf;
  • b. de veehouderijtak van het agrarische bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. het bouwvlak mag niet worden vergroot of van vorm worden veranderd;
  • d. de agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, dienen te worden gesloopt;
  • e. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • f. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • g. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.6.2 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Wonen en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het splitsen in twee wooneenheden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. langgevelboerderijen dienen specifiek te worden aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij';
  • f. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 2. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. ten aanzien van de splitsing geldt dat uitsluitend langgevelboerderijen gesplitst mogen worden;
    • 4. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
    • 5. de inhoud van beide woningen bedraagt na splitsing elk ten minste 350 m3;
    • 6. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m² per woning;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheid en omgevingsvergunning worden verbonden;
  • h. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.6.3 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
    • 1. agrarische verwante bedrijven en agrarische technische(hulp) bedrijven tot een maximale oppervlakte van 1.250 m2 aan bebouwing binnen het bestaande bouwvlak;
    • 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels tot een maximale oppervlakte 1.250 m² aan bebouwing. Het bestemmingsvlak dient te worden verkleind tot een maximale oppervlakte van 3.000 m²;

met dien verstande dat indien het bedrijf is gelegen binnen 'overige zone - invloedsfeer kern', 'overige zone - invloedsfeer natuur' of is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' uitsluitend wijziging is toegestaan naar bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten;

  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • g. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder betekent dat het niet is toegestaan om binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling;
  • j. detailhandel en dienstverlening zijn niet toegestaan;
  • k. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • m. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.6.4 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • f. parkeren plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • g. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • j. een deskundige commissie op het gebied van toerisme en recreatie wordt gehoord;
  • k. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling;
  • l. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • m. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • n. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

4.6.5 Vormverandering bouwvlak en bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming “Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1” te wijzigen in “Agrarisch” ten behoeve van een vormverandering van een agrarisch bouwvlak als bedoeld in artikel 3.5, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. Er sprake is van een volwaardig bedrijf;
  • c. Gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. Het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals verbeelding op de verbeelding;
  • e. Er voldaan wordt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • f. Toepassing wordt gegeven aan het principe van zuinig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • g. Een landschappelijke verantwoording wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag en bevoegd gezag akkoord is met de landschappelijke verantwoording, al dan niet middels een landschappelijke inpassing;
  • h. Door de verandering de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. De verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • j. De ontwikkeling hydrologisch neutraal is.

Artikel 5 Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat een veehouderij niet is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', een glastuinbouwbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een opslagbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie', tevens recreatieve activiteiten als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf in de vorm van:
    • 1. verblijfsrecreatie, zijnde een minicamping met een maximum van 25 standplaatsen met daaraan ondergeschikt sanitaire voorzieningen met een maximum van 32 m²;
    • 2. dagrecreatie met een maximale oppervlakte van 240 m²;
    • 3. recreatief medegebruik van een visvijver;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie uitgesloten', geen verblijfsrecreatie is toegestaan;

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'viskwekerij', een viskwekerij met bijbehorende voorzieningen als een visvijver;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', tevens een windturbine;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containervelden', containervelden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hondenfokkerij', een hondenfokkerij en mag de maximale oppervlakte voor het gebruik als hondenfokkerij niet meer bedragen zoals aangeduid op de verbeelding;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - huisdierfokkerij en siervogel kwekerij', mag de maximale oppervlakte voor het gebruik als huisdierfokkerij en siervogel kwekerij niet meer bedragen zoals aangeduid op de verbeelding;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • k. verkoop van zelfvoortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 100 m2;
  • l. bestaande legale nevenactiviteiten;
  • m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • n. het bouwen van carnavalswagens;

met de daarbij behorende:

  • o. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met uitzondering van sub b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containervelden' zijn geen gebouwen toegestaan;
  • c. per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mogen er binnen het bouwvlak kassen worden opgericht;
  • d. binnen het bouwvlak mogen teeltondersteunende kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd tot een maximum van 1000 m2;
  • e. de maximale goothoogte van kassen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.
  • g. het bouwen van nieuwe gebouwen zoals bedoeld in artikel 5.2.1 onder sub a, is alleen dan toegestaan wanneer aanvrager een landschappelijke verantwoording heeft voorgelegd aan het bevoegd gezag en bevoegd gezag akkoord is met de landschappelijke verantwoording, al dan niet middels een landschappelijke inpassing.

5.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van een toren-/voedersilo bedraagt 15 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

5.3.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de bouwhoogte 10 meter;
  • f. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

5.3.2 Oprichten bedrijfswoning

Het oprichten van een eerste bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de bedrijfswoning vanuit een doelmatige bedrijfsvoering in verband met toezicht moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden op grond van de Wet geluidhinder;
  • d. er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de AAB;
  • e. de bouwregels van artikel 5.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing;
  • f. de afwijking mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat afwijking niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • g. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

5.3.3 Kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen

Het oprichten van kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen tot 2.000 m2 binnen het bouwvlak is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de kassen vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening;
  • d. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • e. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

5.3.4 Verhogen goothoogte kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen

Het verhogen van de goothoogte van kassen als overige teeltondersteunende voorzieningen tot 7 meter is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de kassen vanuit een doelmatige bedrijfsvoering moet aanwezig zijn;
  • b. er dient sprake te zijn van een volwaardig bedrijf;
  • c. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstening.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van de verkoop van streekeigen producten zoals bepaald in 5.1;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. wonen in bijgebouwen;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • h. het oprichten van paardenbakken buiten het bouwvlak;
  • i. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • j. een mestverwerkingsinstallatie.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

5.5.1 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw
  • a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot;
  • c. als nevenactiviteiten of verbrede landbouw zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen in de vorm van:
      • een groepsaccommodatie voor maximaal 10 personen met een maximum 400 m2 (verblijfsrecreatie klein);
      • verblijfsrecreatie tot maximaal 10 kampeermiddelen, waarvan maximaal 5 trekkershutten, op maximaal 1 hectare aansluitend aan het bouwvlak (verblijfsrecreatie klein);
      • kleinschalig logeren in bijgebouwen waarbinnen in totaal maximaal 5 kamers mogen worden ingericht voor maximaal 10 personen (verblijfsrecreatie klein);
      • dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum van 25 personen tegelijkertijd aanwezig, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen tot maximaal 400 m² (dagrecreatie klein);
    • 2. statische opslag tot maximaal 1.000 m2;
    • 3. caravanstalling tot maximaal 1.000 m2;
    • 4. kleinschalige horeca ondergeschikt en gerelateerd aan de recreatieve activiteiten tot een maximum van 100 m2;
    • 5. ambachtelijke be- en verwerking van eigen agrarische producten (bijvoorbeeld kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij, wassen en/of snijden van groenten) tot een maximum van 400 m2;
    • 6. het verlenen van bedrijfsmatige zorg, mits wordt voldaan aan de voorwaarden overeenkomstig het Beleidsadvies agrarische kinderopvang en gezondheid, zoals opgenomen in de bijlage 2 bij deze regels;
  • d. sub c onder 1 geldt dat indien het bedrijf is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' wat betreft kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen uitsluitend dagrecreatie is toegestaan;
  • e. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw, nevenactiviteiten dan wel een aan huis gebonden beroepen het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer mag gaan bedragen dan 1.000 m²;
  • f. de bovenstaande nevenactiviteiten en verbrede landbouw mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • g. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd, wat in ieder geval betekent dat het niet is toegestaan om binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • h. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • i. het parkeren dient binnen het desbetreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • k. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

5.5.2 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in woonunits indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 3. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 4. de huisvesting vindt plaats in een of meer woonunits, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 60 m2 bedraagt;
    • 5. de hoogte van een woonunit bedraagt niet meer dan 3,2 meter;
    • 6. de woonunits worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 7. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 8. de woonunits worden telkens na tijdelijk gebruik verwijderd;
    • 9. bewoners van woonunits met de bestemming "Wonen" hebben minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
  • b. Huisvesting in stacaravans indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
    • 3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 4. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
    • 5. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 6. de huisvesting vindt plaats in een of meer stacaravans, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • 7. de hoogte van een stacaravan mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
    • 8. stacaravans worden geplaatst binnen het bouwvlak en niet in een bedrijfsgebouw;
    • 9. voorzien is in een doelmatige landschappelijke inpassing;
    • 10. de stacaravans worden telkens na het tijdelijke gebruik verwijderd;
    • 11. bewoners hebben minimaal 10 m2 omsloten leefruimte per persoon (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
  • c. Huisvesting in bedrijfsgebouw indien:
    • 1. een dergelijke huisvesting noodzakelijk is voor de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn werkzaamheden verrichten;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 60 m2;
    • 4. de huisvesting mag niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar bedragen;
    • 5. bewoners van wooneenheden in gebouwencomplexen hebben minimaal 12 m2 gebruiksoppervlakte (conform SNF-keurmerk versie 2.0);
    • 6. er mag geen sprake zijn van zelfstandige wooneenheden;
  • d. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • e. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

5.5.3 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Wonen en woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' met een bouwvlak en bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en het splitsen in twee wooneenheden toestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik niet meer rendabel is;
  • b. het agrarisch bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. langgevelboerderijen dienen specifiek te worden aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij';
  • f. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 2. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. ten aanzien van de splitsing geldt dat uitsluitend langgevelboerderijen gesplitst mogen worden;
    • 4. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
    • 5. de inhoud van beide woningen bedraagt na splitsing elk ten minste 350 m3;
    • 6. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m² per woning;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheid en omgevingsvergunning worden verbonden;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

5.6.2 Wijzigen bestemming Agrarisch ten behoeve van Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
    • 1. agrarische verwante bedrijven en agrarische technische(hulp) bedrijven tot een maximale oppervlakte van 1.250 m2 aan bebouwing binnen het bestaande bouwvlak;
    • 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels tot een maximale oppervlakte 1.250 m² aan bebouwing. Het bestemmingsvlak dient te worden verkleind tot een maximale oppervlakte van 3.000 m²;

met dien verstande dat indien het bedrijf is gelegen binnen de aanduidingen 'overige zone - invloedsfeer kern', 'overige zone - invloedsfeer natuur' of is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' uitsluitend wijziging is toegestaan naar bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten;

  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • e. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • g. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder betekent dat het niet is toegestaan om binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling;
  • j. detailhandel en dienstverlening zijn niet toegestaan;
  • k. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • m. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

5.6.3 Bestemming Agrarisch ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2' met een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • f. parkeren plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • g. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • j. de bedrijven niet mee hebben gedaan met de RBV-regeling of indien gebruik is gemaakt van de Ruimte-voor-Ruimte regeling;
  • k. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • m. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

5.6.4 Vormverandering bouwvlak en bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouw- en bestemmingsvlak voor een agrarisch bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouw- en bestemmingsvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. de minimale afstand tot de bestemming 'Agrarisch - agrarisch bedrijf 1' bedraagt 100 meter;
  • f. een landschappelijke verantwoording wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag en bevoegd gezag akkoord is met de landschappelijke verantwoording, al dan niet middels een landschappelijke inpassing;
  • g. er voldaan wordt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • h. toepassing wordt gegeven aan het principe van zuinig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • i. de verandering is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • j. door de verandering worden de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig aangetast;
  • k. de ontwikkeling is hydrologisch neutraal.

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. het behoud, herstel of de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden en kenmerken;
  • c. tuinen direct grenzend aan het bouwvlak wonen tot maximaal 30 meter rondom het bouwvlak van andere bestemmingen;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. agrarisch natuurbeheer;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', tevens een bestaande schuilgelegenheid voor paarden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer', tevens een informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Binnen het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het aangegeven bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de reeds bestaande bebouwing in de vorm van een schuilgelegenheid voor de stalling van paarden is binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals aangegeven op de verbeelding.

6.2.2 Buiten het bouwvlak

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan, mits:
    • 1. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
    • 2. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • b. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik is toegestaan;
  • c. in de gebieden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' of ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' is het bouwen van hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Agrarisch met waarden - informatiecentrum/opslag voor natuurbeheer' is één gebouw toegestaan met een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 6,5 meter,

Het bouwen van andere bouwwerken dan in sub a en sub b is aangegeven, is niet toegestaan.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Opslag van ruwvoer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van de opslag van ruwvoer, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het veehouderijbedrijf vanwege de bedrijfsvoering is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • b. de opslag noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering, en wordt aangetoond dat er binnen het bouwvlak geen ruimte meer is voor de opslag van ruwvoer;
  • c. de opslag uitsluitend plaats vindt aansluitend op een bouwvlak van een veehouderij met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' met een maximale omvang van 0,5 hectare;
  • d. de opslag uitsluitend plaats vindt op / in voerplaten, sleufsilo's en andere voorzieningen, geen gebouwen zijnde;
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast,
  • f. in het wijzigingsplan ter plaatse van de opslag van het ruwvoer de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ruwvoer' wordt opgenomen;
  • g. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • h. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • i. wijziging is niet toegestaan in de gebieden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur.

6.4.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van bestemmingen Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 en Agrarisch - Agrarisch bedrijf 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouw- en bestemmingsvlak voor een agrarisch bedrijf te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • c. gebouwen mogen niet buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. het bouw- en bestemmingsvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • e. de afstand tussen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 en geurgevoelige objecten minimaal 100 meter bedraagt;
  • f. voor bouwvlakken gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1 geldt dat de diersoorten en maximale aantallen dieren zoals opgenomen in bijlage 1 mogen niet veranderd respectievelijk overschreden worden;
  • g. een landschappelijke verantwoording wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag en bevoegd gezag akkoord is met de landschappelijke verantwoording, al dan niet middels een landschappelijke inpassing;
  • h. er voldaan wordt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • i. toepassing wordt gegeven aan het principe van zuinig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;
  • j. de verandering is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
  • k. door de verandering worden de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig aangetast;
  • l. de ontwikkeling is hydrologisch neutraal.

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. categorie 1 en 2 bedrijven conform de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf', tevens een bouwbedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens een opslagbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens een kantoor;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens een detailhandelsbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', tevens een nutsvoorziening;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf', tevens een transportbedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens een tankstation met lpg;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een tankstation zonder lpg;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', tevens een waterzuiveringsinstallatie;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie', een zend-/ ontvanginstallatie;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf', tevens een agrarisch technisch hulpbedrijf;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch verwant', tevens een agrarisch verwant bedrijf;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bosbouw- en cultuurtechnisch loonwerkbedrijf', tevens een bosbouw- en cultuurtechnisch loonwerkbedrijf;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - containerverhuur en overslag', tevens een containerverhuur en overslag;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasregelstation', tevens een gasregelstation;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in hout en bouwmaterialen
    < 2000 m²', tevens voor een groothandel in hout en bouwmaterialen met een vloeroppervlakte van minder dan 2.000 m²;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf', tevens een houtbewerkingsbedrijf;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtconserveringsbedrijf', tevens een houtconserveringsbedrijf;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf', tevens een landbouwmechanisatiebedrijf;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf', tevens een loonbedrijf;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf', tevens een metaalbewerkingsbedrijf;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verwerking', tevens voor opslag en verwerking;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige groothandel', tevens voor overige groothandel in de vorm van onder meer bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - regenwaterretentie', tevens een regenwaterretentie;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie- en handelsbedrijf', tevens een reparatie- en handelsbedrijf;

bb. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterretentie', tevens een
rioolwaterretentie;

cc. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij', tevens een slachterij;

dd. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - smederij', tevens een smederij;

ee. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf', tevens een timmerbedrijf;

ff. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - wegenbouwbedrijf', tevens een
wegenbouwbedrijf;

gg. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen - landschapselement, uitsluitend een
landschapselement;

hh. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitvaartbedrijf', een uitvaartbedrijf, waarbij:

    • 1. een uitvaartcentrum mogelijk is;
    • 2. logiesmogelijkheden ten behoeve van nabestaanden mogelijk zijn;
    • 3. binnen de bedrijfswoning 100 m² mag worden gebruikt ten behoeve van kantoor;
    • 4. tevens als activiteit gerelateerde ondergeschikte detailhandel is toegestaan;

ii. het bouwen van carnavalswagens".


met de daarbij behorende

jj. tuinen, erven en terreinen;

kk. parkeervoorzieningen;

ll. groenvoorzieningen;

mm. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

7.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden. In aanvulling hierop geldt voor het perceel Neterselseweg 14a dat 500 m2 van de bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van het houden van paarden;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter;
  • e. daar waar ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' de aanduiding 'maximum oppervlak kantoor m²' is opgenomen, mag de maximale oppervlakte aan bebouwing voor kantoor zoals aangeduid op de verbeelding niet worden overschreden.

7.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder c;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitvaartbedrijf' is een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen met een maximale inhoud van 1.650 m³ toegestaan;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • f. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • j. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • k. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b ;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen bij gasregelstations, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

7.3.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m3 bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de bouwhoogte 10 meter;
  • e. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 7.1 sub b;
  • b. detailhandel, behoudens bij de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), behoudens ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. wonen in bijgebouwen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

7.4.2 Loonbedrijf ter plaatse van Beverdijcken 4

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' is buitenopslag niet toegestaan, voor zover het betreft de gronden gelegen aan de Bevendijcken 4.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

7.5.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijzigen bestemming Bedrijf naar andere vorm van bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen ten behoeve van een ander type bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat het niet is toegestaan om 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' nieuwe geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • b. de milieubelasting niet hoger dan of gelijkgesteld is aan categorie 1 of 2 van Lijst van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  • c. er dienen zich geen bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in bijlagen 4 en 5;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet worden vergroot en de parkeerbehoefte dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • f. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • h. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • i. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

7.6.2 Wijzigen bestemming Bedrijf naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • b. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • f. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m² per woning;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de afwijking en omgevingsvergunning worden verbonden;
  • g. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

7.6.3 Wijzigen bestemming Bedrijf ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat bedrijfsmatig hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • f. parkeren plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • g. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • h. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • i. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • k. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • l. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
  • b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een kampeerterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens voor een ontsluiting van het perceel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor de opslag en overslag van metalen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tevens een recreatiewoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', tevens een woonwagenstandplaats;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijenhal', tevens een bijenhal;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - schuilgelegenheid', tevens een schuilgelegenheid voor de visclub;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - trimbaan', tevens een trimbaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkamperen', tevens natuurkamperen;
  • m. zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet dan 3 meter mag bedragen;
  • b. het bepaalde onder 8.2.2, 8.2.3, 8.2.4 en 8.2.5, betreffende gebouwen binnen een bouwvlak;

In afwijking van het bepaalde in sub a en sub b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' niet mag worden gebouwd.

8.2.2 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden opgericht;
  • b. per bouwvlak is maximaal één recreatiewoning toegestaan;
  • c. de maximale oppervlakte per recreatiewoning bedraagt 80 m2;
  • d. de recreatiewoning dient te zijn afgedekt met een plat dak;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,2 meter.

8.2.3 Sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'

Voor het bouwen van sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan sanitaire voorzieningen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • b. de maximale oppervlakte van één voorziening bedraagt 17,5 meter;
  • c. de minimale afstand tussen gebouwen onderling bedraagt 10 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 2,5 meter;
  • e. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 10 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 5 meter.

8.2.4 Woonwagen

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels:

  • a. maximaal één woonwagen is toegestaan;
  • b. de maximale oppervlakte van de woonwagen bedraagt 32 m²;
  • c. de maximale bouwhoogte van de woonwagen bedraagt 3,5 meter;
  • d. bij de woonwagen is maximaal één bijgebouw toegestaan, waarvan de maximale oppervlakte 36 m² en de maximale bouwhoogte 3,5 meter bedraagt;
  • e. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan.

8.2.5 Overig gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijenhal' is de maximale oppervlakte toegestaan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkamperen' is de maximale oppervlakte toegestaan zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - schuilgelegenheid' is de maximale oppervlakte toegestaan zoals aangegeven op de verbeelding.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

8.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer

De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
  • c. per 10 hectare aangesloten bosgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 9 Bos - Moerasbos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bos - Moerasbos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
  • b. moeras;
  • c. waterzuivering;
  • d. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet dan 3 meter mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

9.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer

De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
  • c. per 10 hectare aangesloten bosgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - expositieruimte', een expositieruimte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - graanmolen', een graanmolen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', zijn geen woningen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

10.2.2 Gebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • b. de maximale goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de goothoogte en bouwhoogte zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de maximale oppervlakte aan bebouwing mag niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - graanmolen' is de bestaande bouwhoogte toegestaan;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. detailhandel;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. seksinrichtingen;
  • f. kamperen;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid
10.4.1 Wijzigen bestemming Cultuur en Ontspanning ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Cultuur en ontspanning' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat bedrijfsmatig hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de bestaande gebouwen mogen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt waarbij geldt dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in bijlagen 4 en 5;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', een tuincentrum;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - naaimachinehandel', een naaimachinehandel;
  • c. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

11.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte – en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de goot – en bouwhoogte zoals legaal aanwezig op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

11.2.3 Bedrijfswoningen en bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 11.1;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. wonen in bijgebouwen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

11.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijzigen bestemming Detailhandel naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het detailhandelsbedrijf dient te zijn beëindigd;
  • b. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn;
  • c. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • d. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • e. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • f. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • g. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • h. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens voor een ontsluiting van een sportveld;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet dan 3 meter mag bedragen.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'café', een café;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', een horecabedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'hotel', een hotel met daaraan ondergeschikt een feestzaal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – restaurant', een restaurant;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

13.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • c. de maximale oppervlakte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'hotel' bedraagt 400 m² waarvan 80 m² gebruikt mag worden voor een restaurant;
  • d. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 18 meter te bedragen.

13.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 13.1;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. wonen in bijgebouwen;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

13.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijzigen bestemming Horeca naar andere vorm van horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming 'Horeca' te wijzigen ten behoeve van een ander type horeca, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. omliggende (agrarische) bedrijven niet worden belemmerd;
  • b. de milieubelasting niet hoger wordt;
  • c. er dienen zich geen bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen;
  • d. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet worden vergroot en de parkeerbehoefte dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • f. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • h. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • i. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

13.5.2 Wijzigen bestemming Horeca naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' met bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer mogelijk is;
  • b. de horeca dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • g. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

13.5.3 Wijzigen bestemming Horeca naar bestemming Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient aangetoond te worden dat hergebruik ten behoeve van horeca redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • f. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in bijlagen 4 en 5;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • j. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • k. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dierenpension', een dierenpension;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', een sportveld en een proeftuin met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een onderwijsinstelling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', verenigingsleven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – kapel', een kapel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – veearts', een veearts;
  • g. wonen in een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein', een speelterrein;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', tevens voor het stallen van paarden in de bestaande paardenstal;

met de daarbijbehorende:

  • j. wegen en paden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' geldt dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.1 tot en met 14.2.4 geen bebouwing is toegestaan. De maximale oppervlakte van verharding mag niet meer bedragen dan 1.200 m².

14.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf dan wel een maatschappelijke voorziening, zoals bepaald in artikel 14.1, toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding - overkapping' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijn in de vorm van overkappingen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal', is uitsluitend de bestaande paardenstal toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opslag paardenvoer', is uitsluitend de bestaande bebouwing toegestaan.

14.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter, tenzij op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden. De bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduidingen specifieke vorm van agrarisch - paardenstal' en 'specifieke bouwaanduiding - opslag paardenvoer' telt bij het bepalen van deze oppervlakte niet mee;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

14.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', mag de bouwhoogte van de overkapping niet meer bedragen dan 2,5 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 14.1;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen, met uitzondering van het perceel gelegen aan de Burgemeester van Woenseldreef 5 te Hapert;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. wonen in bijgebouwen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

14.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid
14.5.1 Wijzigen bestemming Maatschappelijk naar bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' met bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik blijvend niet meer mogelijk is;
  • b. de maatschappelijke functie dient te zijn beëindigd;
  • c. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • g. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • h. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • i. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

14.5.2 Wijzigen bestemming Maatschappelijk ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat bedrijfsmatig hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • b. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • c. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • d. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • f. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • g. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in bijlagen 4 en 5;
  • i. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • j. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • k. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;
  • b. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone', een ecologische verbindingszone;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beekherstel', beekherstel;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. agrarisch natuurbeheer;
  • g. zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  • h. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende

  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet dan 3 meter mag bedragen;

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

15.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer

De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
  • c. per 10 hectare aangesloten natuurgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 16 Recreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', een bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatiewoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een volkstuin;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', een zwembad;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – fiets- en tandem verhuurbedrijf', een fiets- en tandem verhuurbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gildeterrein', een gildeterrein;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', een groepsaccommodatie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie met caravanstalling', een groepsaccommodatie met een maximale oppervlakte van 450 m² en een caravanstalling met een maximale oppervlakte van 550 m²;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie met wellness', verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie, met daaraan ondergeschikt kleinschalige wellnessvoorzieningen en kleinschalige horeca voor recreatieve doeleinden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping', een minicamping met maximaal 15 standplaatsen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – speelboerderij', een speelboerderij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij', een woonboerderij;
  • m. horecavoorzieningen met een maximale oppervlakte van 100 m² bij de recreatieve voorzieningen als bedoeld in sub d tot en met sub l, met dien verstande dat indien in de bestaande situatie overeenkomstig een verleende vergunning een grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen wordt gebruikt, de vergunde oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - jongvee' tevens voor de huisvesting van maximaal 29 stuks jongvee, met dien verstande dat dit gebruik niet langer is toegestaan, indien het gebruik langer dan één jaar is gestaakt;
  • o. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • p. tuinen, erven en terreinen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geen bedrijf is toegestaan.

16.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen als is aangeduid, rekening houdend met de volgende oppervlaktes ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van recreatie - speelboerderij':
      • de gezamenlijke oppervlakte van de speelboerderij bedraagt 1.865 m²;
      • de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen bedraagt 247 m²;
      • de gezamenlijke oppervlakte van de educatieruimte bedraagt 245 m²;
    • 2. 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie met wellness':
      • de gezamenlijke oppervlakte van de groepsaccommodatie bedraagt 1.136 m²;
      • de gezamenlijke oppervlakte van de wellnessvoorzieningen bedraagt 116 m²;
  • c. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

16.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning, waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • i. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

16.2.4 Recreatiewoning en bijgebouwen binnen het bouwvlak algemeen

Voor het bouwen van recreatiewoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte mag niet meer bedragen dan legaal aanwezig is op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage', is uitsluitend de bestaande garage toegestaan. De goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande hoogte;
  • c. bij nieuwbouw is een maximale inhoud van 340 m3 toegestaan, waarbij de goothoogte maximaal 3,2 meter en de bouwhoogte maximaal 5,5 meter mag bedragen;
  • d. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 10 m2;
  • e. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5 meter;
  • f. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de woning mag niet meer dan 30 meter bedragen;
  • g. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel, dan wel het verlengde daarvan worden opgericht;
  • h. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • i. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

16.2.5 Stacaravan

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 70 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. de onderlinge afstand dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter.

16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 16.1;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

16.3.2 Specifieke vorm van wonen - woonboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' dienen de kenmerkende architectonische eigenschappen van de bebouwing gehandhaafd te blijven.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

16.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg binnen de bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom;
  • i. mantelzorg is niet toegestaan in een recreatiewoning.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid
16.5.1 Wijzigen bestemming Recreatie naar andere vorm van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding binnen de bestemming 'Recreatie' te wijzigen ten behoeve van een ander type recreatiebedrijf of intern de recreatieve functies, die binnen een bouwvlak zijn aangeduid, uit te wisselen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1'. Het voorgaande is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - uitzondering artikel 16.5.1'.;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag niet worden vergroot;
  • c. indien de oppervlakte van een van functies vergroot wordt, dient de oppervlakte van de andere functie(s) te worden verkleind;
  • d. er zorg gedragen wordt voor een goede landschappelijke inpassing;
  • e. bestaande natuur- en/of landschappelijke waarden mogen niet in onevenredige mate worden aangetast;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • g. de eventuele verkeersaantrekkende werking mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling dan wel tot onevenredige effecten op de omgeving. De parkeerbehoefte dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • h. de ontwikkeling milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • i. nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • k. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • l. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

16.5.2 Wijzigen bestemming Recreatie naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat hergebruik niet meer mogelijk is;
  • b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
  • c. een legale bedrijfswoning dient aanwezig te zijn;
  • d. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • e. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • f. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in de bijlagen 4 en 5;
  • g. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige surplus aan vrijstaande (bij)gebouwen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen van 100 m² worden verhoogd mits de (bedrijfs)bebouwing, welke niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, wordt gesloopt;
    • 2. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m² per woning;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 4. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de afwijking en omgevingsvergunning worden verbonden;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

16.5.3 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Recreatie' te wijzigen om binnen aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, een tweede woning toe te staan, mits:

  • a. de bestaande woning aangeduid is als 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij';
  • b. indien op het perceel is aangegeven dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan, is extra woning niet toegestaan;
  • c. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
  • d. de inhoud van beide woningen na splitsing elk ten minste 350 m3 bedraagt;
  • e. voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt tot oppervlakte van maximaal 100 m2 resteert per woning;
  • f. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • g. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van een veehouderijbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • j. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

Artikel 17 Recreatie - A

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van:
    • 1. toeristische standplaatsen;
    • 2. maximaal 50 vaste standplaatsen behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - standplaats';
    • 3. maximaal 2 bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatiewoningen;
    • 4. bestaande (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groepsaccommodatie', tevens een groepsaccommodatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt', tevens voor een pitch en putt-baan;
  • d. behoud- en herstel van landschapswaarden;
  • e. recreatieve voorzieningen;
  • f. horecavoorzieningen met een maximale oppervlakte van 100 m², met dien verstande dat indien in de bestaande situatie overeenkomstig een verleende vergunning een grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen wordt gebruikt, de vergunde oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen,
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

17.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • d. de afstand tussen gebouwen onderling mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

17.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • i. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

17.2.4 Stacaravans/Recreatiewoningen

Voor het bouwen van stacaravans/recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan/recreatiewoning bedraagt 55 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt per stacaravan/recreatiewoning 6 m²;
  • d. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 2,5 meter;
  • e. de onderlinge afstand dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter.

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag - met uitzondering van terreinafscheidingen, ballenvanghekken en lichtmasten - niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan 7,5 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • e. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 meter.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

17.3.1 Vergroting stacaravans/recreatiewoningen

De maximaal toegestane oppervlakte van stacaravans/recreatiewoningen mag worden vergroot tot 80 m², mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het niet-permanente karakter dient gehandhaafd te blijven;
  • b. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • c. de noodzaak dient te worden aangetoond;
  • d. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein resteert.

17.3.2 Omzetting vaste standplaatsen naar recreatiewoningen

De vaste standplaatsen mogen naar recreatiewoningen worden omgezet, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte van recreatiewoning na omzetting mag niet bedragen dan 80 m²;
  • b. de noodzaak tot omzetting dient te worden aangetoond;
  • c. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • d. de noodzaak dient te worden aangetoond;
  • e. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein resteert;
  • f. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 17.1;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

17.5.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg binnen de bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom;
  • i. mantelzorg is niet toegestaan in een recreatiewoning.

Artikel 18 Recreatie - B

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - B' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', verblijfsrecreatie;
  • b. dagrecreatie groot;
  • c. bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatiewoningen tot maximaal 5 recreatiewoningen;
  • d. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van dagrecreatie;
  • e. horecavoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. outdooractiviteiten;
  • h. wonen in een bedrijfswoning tot maximaal 2 bedrijfswoningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

18.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 4,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 7.000 m2 bedragen;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

18.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • b. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • g. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

18.2.4 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte per recreatiewoning bedraagt 100 m2;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter en de bouwhoogte 7 meter;
  • c. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 15 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 18.1;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

18.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

Artikel 19 Recreatie - C

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - C' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve doeleinden ten behoeve van:
    • 1. toeristische standplaatsen;
    • 2. maximaal 200 vaste standplaatsen;
    • 3. maximaal 2 trekkershutten van elke 16 m²;
    • 4. bestaande (centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
    • 5. trekkershutten tot een maximum aantal zoals aangeduid op de verbeelding;
  • b. recreatieve voorzieningen;
  • c. horecavoorzieningen met een maximale oppervlakte van 100 m², met dien verstande dat indien in de bestaande situatie overeenkomstig een verleende vergunning een grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen wordt gebruikt, de vergunde oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • d. behoud- en herstel van landschapswaarden;
  • e. wonen in een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

19.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 10 meter;
  • c. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • d. de afstand tussen gebouwen onderling mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

19.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • i. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

19.2.4 Stacaravan

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte per stacaravan bedraagt 70 m2;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,5 meter;
  • c. de onderlinge afstand dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter.

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

19.3.1 Vergroting stacaravans/recreatiewoningen

De maximaal toegestane oppervlakte van stacaravans/recreatiewoningen mag worden vergroot tot 80 m², mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het niet-permanente karakter dient gehandhaafd te blijven;
  • b. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • c. de noodzaak dient te worden aangetoond;
  • d. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein resteert.

19.3.2 Omzetting vaste standplaatsen naar recreatiewoningen

De vaste standplaatsen mogen naar recreatiewoningen worden omgezet, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale oppervlakte van recreatiewoning na omzetting mag niet bedragen dan 80 m²;
  • b. de noodzaak tot omzetting dient te worden aangetoond;
  • c. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • d. de noodzaak dient te worden aangetoond;
  • e. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein resteert;
  • f. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 18.1 sub f;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

19.5.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg binnen de bedrijfswoning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

Artikel 20 Recreatie - D

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - D' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een recreatiepark met recreatiewoningen, dat bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt;
  • b. recreatieve voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen 1', centrale voorzieningen 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen 2', centrale voorzieningen 2;
  • e. horecavoorzieningen met een maximale oppervlakte van 100 m², met dien verstande dat indien in de bestaande situatie overeenkomstig een verleende vergunning een grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen wordt gebruikt, de vergunde oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

20.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen 1' mag het bebouwingspercentage niet meer dan 25% bedragen en de maximale goothoogte 6 meter en de bouwhoogte 12 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – centrale voorzieningen 2' mag de oppervlakte niet meer dan 1.000 m2 bedragen en de maximale bouwhoogte 3,5 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van ondergeschikte verzorgingsgebouwen mag per gebouw niet meer dan 260 m2 bedragen met een bouwhoogte van 4,5 meter. Maximaal 10 ondergeschikte verzorgingsgebouwen zijn toegestaan;
  • d. de maximale oppervlakte van overige recreatieve voorzieningen bedraagt 50 m2 per afzonderlijk gebouw en de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer dan 500 m2 bedragen met een maximale bouwhoogte van 4,5 meter;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

20.2.3 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal recreatiewoningen bedraagt 551;
  • b. de inhoud van een recreatiewoning mag niet meer dan 200 m3 bedragen, met uitzondering van 60 woningen waarvan de inhoud 250 m3 mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,2 meter bedragen;
  • d. de dakhelling moet tussen de 0° en 35° bedragen;
  • e. de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en sub c;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak.

Artikel 21 Recreatie - E

21.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - E' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    • 1. verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie”;
    • 2. verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' met daaraan ondergeschikt:
      • bij de verblijfsrecreatie behorende voorzieningen;
      • dagrecreatieve voorzieningen
      • een agrarische nevenfunctie uitsluitend binnen het bouwvlak, waar bedrijfsmatig geen dieren mogen worden gehouden;
      • statische opslag uitsluitend binnen het bouwvlak, ten behoeven van de stalling van caravans en andere kampeermiddelen;
    • 3. horecavoorzieningen met een maximale oppervlakte van 100 m², met dien verstande dat indien in de bestaande situatie overeenkomstig een verleende vergunning een grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen wordt gebruikt, de vergunde oppervlakte als maximale oppervlakte geldt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • c. wonen in maximaal één bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

21.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 4,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 3.325 m2 bedragen, waarvan maximaal 1.250 m2 mag worden gebruikt voor statische opslag ten behoeve van de stalling van caravans en andere kampeermiddelen en de agrarische nevenfunctie;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

21.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • b. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • f. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • g. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 21.1;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • e. wonen in bijgebouwen;
  • f. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

21.4.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

Artikel 22 Sport

22.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschapselement', uitsluitend een landschapselement;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensport', een hondensport;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietinrichting', een schietinrichting;
  • f. wonen in een bedrijfswoning;
  • g. het bouwen van carnavalswagens;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en paden;
  • i. incidentele evenementen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

22.2.2 Bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 9,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

22.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 exclusief onderkeldering bedragen;
  • c. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • h. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 15 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en sub c;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

22.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. wonen in bijgebouwen;
  • e. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 10 m².

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12 meter.

23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen.

Artikel 24 Verkeer - Fietspad

24.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer - Fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en rijwielpaden;
  • b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • c. straatmeubilair;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. kunstwerken;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 10 m².

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12 meter.

24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen.

Artikel 25 Verkeer - Zandpad

25.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer - Zandpad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • d. straatmeubilair;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. extensief recreatief medegebruik.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 10 m².

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12 meter.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen.

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • c. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vijver', tevens een visvijver;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beekherstel', beekherstel;

met de daarbij behorende:

  • f. kunstwerken;
  • g. beheer- en onderhoudspaden;
  • h. extensieve dagrecreatie;
  • i. nutsvoorzieningen.

26.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering.

26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. het bevaren van water;
  • h. opslag van goederen en materialen.

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij', tevens een woonboerderij;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', tevens een groepsaccommodatie met daaraan ondergeschikt stallingsmogelijkheden voor paarden ,met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de groepsaccommodatie en de bijbehorende stallingsmogelijkheden niet meer mag bedragen dan 355 m²;
  • d. het bouwen van carnavalswagens;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

27.2.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is één woning toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding maximaal 2 woningen toegestaan;
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer dan 600 m3 exclusief onderkeldering bedragen, tenzij de aanduiding maximale volume of de aanduiding maximale volume inclusief bijgebouwen op de verbeelding is weergegeven;
  • c. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter, tenzij op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • d. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

27.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 100 m2 bedragen, tenzij de aanduiding maximale volume inclusief bijgebouwen op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • d. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • e. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 18 meter te bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedragen dan 270 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a mag ter plaatse van het perceel gelegen aan de Lemel 19a te Hapert de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen bij de woning maximaal 160 m² bedragen.

27.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximale oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen en erf- en terreinafscheidingen zijnde, bedraagt 10 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

27.3.1 Het vergroten van de woning

Het vergroten van de woning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • b. de inhoud van een woning mag niet meer dan 850 m3 bedragen, indien:
    • 1. de maximale goothoogte van de woning niet meer dan 5,5 meter mag bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 3. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m²;
    • 4. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
    • 5. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de afwijking en omgevingsvergunning worden verbonden;
    • 6. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • 7. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • c. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

27.4 Specifieke gebruiksregels
27.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. opslag van goederen en materialen;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • i. bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis;
  • j. mantelzorg.

27.4.2 Specifieke vorm van wonen - woonboerderij

Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - woonboerderij” dienen bij gesplitste woonboerderijen de kenmerkende architectonische eigenschappen van de bebouwing gehandhaafd te blijven.

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

27.5.1 Bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis

Bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis categorie B en/of C zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie';
  • b. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m², met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' waarbij het maximum 100 m2 bedraagt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  • d. detailhandel niet is toegestaan;
  • e. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  • f. maximaal 1 bedrijf per woning;
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner.

27.5.2 Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wonen als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag niet worden vergroot;
  • c. als nevenactiviteiten zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen in de vorm van:
      • kleinschalig logeren in bestaande bebouwing met een maximum 400 m2 voor maximaal 10 personen (verblijfsrecreatie klein);
      • verblijfsrecreatie tot maximaal 10 kampeermiddelen, op maximaal 1 hectare aansluitend aan het bouwvlak (verblijfsrecreatie klein);
      • dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum van 25 personen tegelijkertijd aanwezig, tot maximaal 400 m² (dagrecreatie klein);
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c onder 1 geldt dat indien het bedrijf is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' wat betreft kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen uitsluitend dagrecreatie is toegestaan;
  • e. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten dan wel bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer mag gaan bedragen dan 1.250 m²;
  • f. de bovenstaande nevenactiviteiten mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • g. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • h. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd, wat in ieder betekent dat het niet is toegestaan om binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1' geurgevoelige activiteiten uit te oefenen;
  • i. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • j. het parkeren dient binnen het desbetreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • k. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving.

27.5.3 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

27.6 Wijzigingsbevoegdheid
27.6.1 Vormverandering bouw- en bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bouwvlak dient voor ten minste 50% dezelfde gronden blijven omvatten zoals aangegeven op de verbeelding;
  • b. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar is
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • f. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • g. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

27.6.2 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen om binnen aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, een tweede woning toe te staan, mits:

  • a. de bestaande woning aangeduid is als 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij';
  • b. indien op het perceel is aangegeven dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan, is extra woning niet toegestaan;
  • c. een goede landschappelijk inpassing verzekerd is;
  • d. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
  • e. de inhoud van beide woningen na splitsing elk ten minste 350 m3 bedraagt;
  • f. kenmerkende architectonische eigenschappen dienen te worden behouden;
  • g. voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt tot oppervlakte van maximaal 100 m2 resteert per woning;
  • h. er geen milieuhygiënische bezwaren optreden;
  • i. de splitsing mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat splitsing niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • j. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • k. de aanwezige cultuurhistorische waarden behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden;
  • l. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • m. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

27.6.3 Wijzigen bestemming Wonen ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • b. de financiële haalbaarheid van de plannen is aangetoond;
  • c. er geen beperking plaatsvindt van de omliggende (agrarische) bedrijven, wat in ieder geval betekent dat wijziging niet is toegestaan indien deze is gelegen binnen 100 meter afstand van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf 1';
  • d. er sprake is van een geringere milieubelasting ter plaatse dan in de vorige situatie;
  • e. de functiewijziging slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking heeft, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • f. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. maximaal 400 m2 aan gebouwen voor recreatieve doeleinden worden gebruikt en dat overige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, behalve wanneer de bebouwing een monument dan wel een cultuurhistorisch waardevol gebouw betreft zoals opgenomen in bijlagen 4 en 5;
  • h. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
  • i. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving;
  • j. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

Artikel 28 Wonen - Woonwagencentrum

28.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen - Woonwagencentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens, met dien verstande dat het maximum aantal woonwagens niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  • d. bergingen en sanitaire ruimten.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

28.2.2 Woonwagen

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. het maximum aantal te bouwen woonwagens mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. per standplaats mag niet meer dan 1 woonwagen worden gebouwd;
  • c. de minimale oppervlakte van een standplaats (exclusief berging en sanitaire ruimte) bedraagt 75 m²;
  • d. de bouwhoogte van de woonwagens mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  • e. de oppervlakte van een woonwagen per standplaats bedraagt maximaal 116 m²;
  • f. de afstand tussen twee woonwagens mag niet minder dan 5 meter bedragen.

28.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt van 70 m² per standplaats;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,2 meter.

28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in dit artikel wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. bedrijvigheid;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • g. mantelzorg.

Artikel 29 Leiding - Gas

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gastransportleiding.

29.2 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' is het niet toegestaan om te bouwen binnen een zone van 4 meter aan beide zijden van de hartlijn.
  • b. Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • b. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • c. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • d. diepploegen;
  • e. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

29.5 Normaal onderhoud

Het in 29.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

29.6 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 29.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden verkleind.
  • c. alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 29.4, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding

Artikel 30 Leiding - Hoogspanning

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsleiding.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leidingbeheerder.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen.
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlak, het aanleggen van leidingen.
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.

30.5 Normaal onderhoud

Het in 30.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

30.6 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 30.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 31 Leiding - Riool

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn,behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leidingbeheerder.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen.
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlak, het aanleggen van leidingen;
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.

31.5 Normaal onderhoud

Het in 31.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

31.6 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 31.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 32 Leiding - Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 32.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leidingbeheerder.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Bodem:
    het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen.
  • b. Waterhuishouding:
    het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
  • c. Infrastructuur:
    verharden oppervlak, het aanleggen van leidingen.
  • d. Beplantingen:
    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.

32.5 Normaal onderhoud

Het in 32.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

32.6 Toelaatbaarheid

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 32.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende hoofd- of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

33.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
    100 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld .

33.3.2 Toegestane werken

Het in 33.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

33.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

33.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.


Artikel 34 Waarde - Archeologie 3

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
    250 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.

34.3.2 Toegestane werken

Het in 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 250 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

34.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 34.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

34.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.


Artikel 35 Waarde - Archeologie 4

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
    500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld.

35.3.2 Toegestane werken

Het in 35.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

35.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 35.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

35.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 5

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
    2.500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld.

36.3.2 Toegestane werken

Het in 36.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

36.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 36.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

36.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 6

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
    25.000 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.

37.3.2 Toegestane werken

Het in 37.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 25.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

37.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 37.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

37.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 38 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Ecologische Hoofdstructuur).

38.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, behoudens het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

38.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische kenmerken en waarden van de Ecologische hoofdstructuur;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de Ecologische Hoofdstructuur niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. ontgronden, vergraven, egaliseren, afgraven en ophogen van de gronden;
  • b. aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. rooien van diepwortelende beplantingen en/of houtopstand;
  • e. blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  • f. aanleg van leidingen.

38.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 38.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

38.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 38.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden en kenmerken van de Ecologische hoofdstructuur;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de Ecologische Hoofdstructuur niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 39 Waarde - Natura 2000

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

39.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. rooien beplanting, aanleg leidingen, veranderen perceelsindeling;
  • c. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

39.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 39.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

39.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 39.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 40 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.

40.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, behoudens het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

40.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende waterberging en het Waterschap.

40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • h. het aanbrengen of wijzigen van kaden.

40.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

40.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende waterberging en het Waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 41 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

42.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van een blijvend goed woon- en leefklimaat;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 43 Algemene gebruiksregels

43.1 Algemeen

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

43.2 Schaliegas

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de winning van schaliegas en andere hiermee vergelijkbare grondstoffen.

43.3 Lichthinder

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken op een zodanige manier te gebruiken dat tussen 23.00 uur 's-avonds en 06.00 uur 's-ochtends onevenredige lichthinder voor de omgeving ontstaat. Onder onevenredige lichthinder wordt in elk geval verstaan permanente uitstraling van licht uit kassen, stallen en overige bedrijfsruimten en permanente verlichting van het bedrijfsperceel.

Artikel 44 Algemene aanduidingsregels

44.1 Overige zone - 25jaars zone zeer kwetsbaar
44.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 25jaars zone zeer kwetsbaar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater in verband met de winning van drinkwater.

44.1.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden,
  • b. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten;
  • c. aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;
  • d. gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
  • e. aanleggen leidingen;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.1.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.1.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.1.1 bedoelde hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterwinbedrijf.

44.2 Overige zone - aardkundig waardevol gebied
44.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden en kenmerken.

44.2.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. verlagen grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.2.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.2.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.2.1 landschappelijke waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.3 Overige zone - attentiegebied ehs
44.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ehs' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming tegen negatieve effecten op de waterhuishouding van de Ecologische hoofdstructuur.

44.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. verlagen grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.3.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.3.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.3.1 bedoelde hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen;
  • b. het betrokken waterschap is gehoord.

44.4 Overige zone - bebouwingsconcentratie

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bebouwingsconcentratie en gelden de in artikel 27.5.1 opgenomen regels.

44.5 Overige zone - beheergebied ehs
44.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beheergebied ehs' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

44.5.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m².

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.5.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.5.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.5.1 bedoelde ecologisch, landschappelijke en hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen;
  • b. het betrokken waterschap is gehoord.

44.6 Overige zone - cultuurhistorisch vlak
44.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken.

44.6.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. slopen, gedeeltelijk slopen van of doorvoeren van ingrijpende aanpassingen aan historische bebouwing;
  • b. graven, verbreden, verdiepen, dempen of verleggen van waterpartijen of waterlopen;
  • c. verwijderen of kappen van (opgaande) begroeiing;
  • d. ophogen, afgraven of egaliseren van gronden; het aanleggen, verharden, verbreden, verwijderen en wijzigen van paden- en wegentracés;
  • e. aanplanten van opgaande begroeiing of toevoegen van nieuwe bebouwing.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.6.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.6.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.6.1 bedoelde cultuurhistorische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.7 Overige zone - cultuurhistorisch waardevolle wegen
44.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevolle wegen' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de kasseienwegen.

44.7.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag werken en/of werkzaamheden uit te voeren, welke kunnen leiden tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden van de kasseienwegen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.7.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning dan wel een reeds verleende ontheffing van de Keur.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.7.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.7.1 bedoelde cultuurhistorische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.8 Overige zone - groenblauwe mantel
44.8.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

44.8.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • a. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m².
  • b. aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • c. aanleg leidingen;
  • d. verwijderen van beplanting.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.8.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.8.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.8.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de groenblauwe mantel niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

44.9 Overige zone - historisch landelijk gebied
44.9.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - historisch landelijk gebied' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van het historisch landelijk gebied.

44.9.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen dieper dan 0,5 meter onder maaiveld en ophogen van gronden;
  • b. onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. opplanten;
  • d. verharden oppervlak;
  • e. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.9.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning dan wel een reeds verleende ontheffing van de Keur;
  • d. zijn gelegen binnen het bouwvlak;
  • e. betrekking hebben op het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak;
  • f. betrekking hebben op het verharden met minder dan 100 m² buiten het bouwvlak.

Voor de uitzonderingen zoals genoemd sub d, sub e en sub f geldt dat deze uitzonderingen niet gelden voor zover uitgevoerd binnen de bestemmingen 'Bos', 'Bos - Moerasbos', 'Natuur', 'Verkeer', 'Verkeer - Fietspad', 'Verkeer - Zandpad' en 'Water'.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.9.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.9.1 bedoelde landschappelijke waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.10 Overige zone - invloedsfeer kern

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - invloedsfeer kern' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat van een kern en gelden de in Hoofdstuk 2 opgenomen regels.

44.11 Overige zone - invloedsfeer natuur

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - invloedsfeer natuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een natuurgebied en gelden de in Hoofdstuk 2 opgenomen regels.

44.12 Overige zone - leefgebied van amfibieën en reptielen
44.12.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied van amfibieën en reptielen' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van het leefgebied van amfibieën en reptielen.

44.12.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven;
  • b. aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. rooien beplanting;
  • d. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.12.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning dan wel een reeds verleende ontheffing van de Keur;
  • d. zijn gelegen binnen het bouwvlak;
  • e. betrekking hebben op het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak;
  • f. betrekking hebben op het verharden met minder dan 100 m² buiten het bouwvlak.

Voor de uitzonderingen zoals genoemd sub d, sub e en sub f geldt dat deze uitzonderingen niet gelden voor zover uitgevoerd binnen de bestemmingen 'Bos', 'Bos - Moerasbos', 'Natuur', 'Verkeer', 'Verkeer - Fietspad', 'Verkeer - Zandpad' en 'Water'.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.12.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.12.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.13 Overige zone - leefgebied van struweelvogels
44.13.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied van struweelvogels' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van het leefgebied van struweelvogels.

44.13.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. rooien beplanting, aanleg leidingen, veranderen perceelsindeling;
  • c. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.13.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning dan wel een reeds verleende ontheffing van de Keur;
  • d. zijn gelegen binnen het bouwvlak;
  • e. betrekking hebben op het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak;
  • f. betrekking hebben op het verharden met minder dan 100 m² buiten het bouwvlak.

Voor de uitzonderingen zoals genoemd sub d, sub e en sub f geldt dat deze uitzonderingen niet gelden voor zover uitgevoerd binnen de bestemmingen 'Bos', 'Bos - Moerasbos', 'Natuur', 'Verkeer', 'Verkeer - Fietspad', 'Verkeer - Zandpad' en 'Water'.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.13.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.13.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.14 Overige zone - leefgebied van weidevogels
44.14.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - leefgebied van weidevogels' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van het leefgebied van weidevogels.

44.14.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren, indrijven;
  • b. draineren, onderbemalen, aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • c. opplanten, het permanent (voor een aaneengesloten periode langer dan 2 jaar) omzetten van grasland in bouwland, aanleg leidingen;
  • d. aanleg teeltondersteunende voorzieningen.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.14.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning dan wel een reeds verleende ontheffing van de Keur;
  • d. zijn gelegen binnen het bouwvlak;
  • e. betrekking hebben op het aanleggen van kavelpaden met een maximale breedte van 3 meter buiten het bouwvlak;
  • f. betrekking hebben op het verharden met minder dan 100 m² buiten het bouwvlak.

Voor de uitzonderingen zoals genoemd sub d, sub e en sub f geldt dat deze uitzonderingen niet gelden voor zover uitgevoerd binnen de bestemmingen 'Bos', 'Bos - Moerasbos', 'Natuur', 'Verkeer', 'Verkeer - Fietspad', 'Verkeer - Zandpad' en 'Water'.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.14.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.14.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.15 Overige zone - terreinen met esdek

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de archeologische waarden in terreinen met esdek en tevens gelden de regels in artikel 35 (Waarde - Archeologie 4) en artikel 36 (Waarde - Archeologie 5).

44.16 Overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemenen
44.16.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, beheer en herstel van het zoekgebied van watersystemen.

44.16.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophogen gronden;
  • b. aanbrengen of wijzigen van kaden;
  • c. aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. verlagen grondwaterstand door drainage of bemaling;
  • e. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.16.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.16.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.16.1 bedoelde hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen;
  • b. het betrokken waterschap is gehoord.

44.17 Overige zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone
44.17.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor verwezenlijking, behoud en beheer van een ecologische verbindingszone.

44.17.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie bijlage 6 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 44.17.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 44.17.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 44.17.1 bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in bijlage 6 genoemde LNC-belangen.

44.18 Overige zone - archeologisch monument
44.18.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologisch monument' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van het bestaande archeologisch rijksmonument.

44.19 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
44.19.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een extensiveringsgebied.

44.20 Veiligheidszone - lpg
44.20.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een veiligheidszone van een LPG-installatie.

44.20.2 Regeling

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.

44.21 Vrijwaringszone - weg 1
44.21.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – weg 1' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een vrijwaringszone van de A67.

44.21.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – weg 1', niet worden gebouwd.

44.21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 44.21.2 en toestaan dat overeenkomstig de andere bestemmingen wordt gebouwd, mits door de wegbeheerder een verklaring van geen bezwaar is verleend.

44.22 Vrijwaringszone - weg 2
44.22.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone – weg 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een vrijwaringszone van de A67.

44.22.2 Regeling

Het bouwen van nieuwe bouwwerken dan wel wijzigen in het gebruik van de gronden is toegestaan nadat vooraf advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.

Artikel 45 Algemene afwijkingsregels

45.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kleinschalige recreatieve en maatschappelijke voorzieningen met een maximale oppervlakte van 20 m².

Artikel 46 Algemene wijzigingsregels

46.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

46.2 Wijziging ten behoeve van ontwikkeling van Natuur, Bos en Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Bos', 'Natuur' of 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de regels van de bestemmingen 'Bos', 'Natuur' of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard met dien verstande dat wanneer gewijzigd wordt in de bestemming 'Water' dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden.

46.3 Vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' te vergroten of verkleinen mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van de betreffende bestemming;
  • c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere nabijgelegen bestemmingen.

Artikel 47 Algemene procedureregels

47.1 Toepassen afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing.

47.2 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

47.3 Toepassen nadere eisen regeling

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 48 Overige regels

48.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
48.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de in bijlage 4 aangegeven monumenten en de in bijlage 5 aangegeven monumentale en beeldbepalende gebouwen.

48.1.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 48.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning

48.1.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 48.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de instandhouding van het monument of cultuurhistorisch waardevol gebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het monument of cultuurhistorisch waardevol gebouw en de omgeving;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, wint het bevoegd gezag omtrent het bepaalde in sub a advies aan een deskundige commissie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

49.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bladel 2014'.