direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3003-VAST

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in 5.2.4;
  • c. kleinschalig kampeerterrein;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 5.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.2 Nadere detaillering van de bestemming
5.2.1 Verhouding tussen de doeleinden

Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - 2" is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.

5.2.2 Bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn agrarische bedrijven toegestaan.

Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Indien blijkens de aanduiding "relatie" sprake is van een gekoppeld bouwvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

5.2.3 Agrarische bedrijfsvormen

Op het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende agrarische bedrijfsvormen toegestaan:

Op het bouwvlak mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend, met dien verstande dat een paardenhouderij niet is toegestaan. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarisch bedrijf- uitsluitend het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan:

  • a. een intensieve veehouderij en bedrijf met een intensieve veehouderijtak ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij".
5.2.4 Ondergeschikte detailhandel

Niet-agrarische nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van ondergeschikte detailhandel ten dienste van het agrarisch bedrijf. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten.

Het ruimtebeslag dat voor deze detailhandelsactiviteit zowel inpandig als uitpandig wordt aangewend mag maximaal 100 m2 bedragen.

5.2.5 Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Dit houdt in dat:

  • a. binnen de als "cultuurhistorische waarden" aangeduide gronden:
    • 1. het beleid is gericht op behoud van de historische verkavelingsstructuur en kleinschaligheid van het landschap;
    • 2. voorzover het heidegebied betreft: het beleid is gericht op behoud van vennen en van het open karakter van de heide;
  • b. het beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van een in bijlage 2 als gemeentelijk monument opgenomen pand.
5.2.6 Waterhuishoudkundige doeleinden

Onder waterhuishoudkundige doeleinden wordt in ieder geval verstaan dat de gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden van de bestemmingen "Waterstaat – Beek" en " Waterstaat – Waterlopen" mede bestemd zijn voor waterhuishoudkundige doeleinden.

5.2.7 Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

5.2.8 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).
  • e. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
5.2.9 Tijdelijke huisvesting werknemers

Tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers door logies in de eigen bedrijfswoning is toegestaan, uitsluitend voorzover het werknemers betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten, en mits de oppervlakte voor de huisvesting, exclusief gezamenlijke ruimten, minimaal 12 m2 per werknemer bedraagt.

5.2.10 Kleinschalig kampeerterrein

Het gebruik van gronden binnen deze bestemming ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan, met dien verstande dat het aantal geplaatste kampeermiddelen niet meer dan 5 mag bedragen.

5.2.11 Paardenbakken

Voor paardenbakken geldt dat deze zijn toegestaan binnen het bouwvlak, alsmede, voorzover bestaand, buiten het bouwvlak.

5.3 Bouwregels
5.3.1 Toegestane bebouwing

Op de tot "Agrarisch met waarden - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 5.1. en nader gedetailleerd in 5.2.

5.3.2 Bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat op agrarische bouwvlakken die zijn aangeduid met "intensieve veehouderij", de bestaande oppervlakte van agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van het deel intensieve veehouderij niet mag worden vergroot;
  • b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 5.2.4. is toegestaan, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit, met dien verstande dat de in 5.2.4. genoemde vloeroppervlakte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de nevenactiviteit als de maximaal toegestane vloeroppervlakte geldt;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per bouwvlak, met dien verstande dat:
      • over de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" is opgenomen, op het betreffende bouwvlak geen bedrijfswoning is toegestaan;
      • over de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is opgenomen, op het betreffende bouwvlak maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals sleufsilo's.
5.3.3 Maatvoering bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het bouwvlak is als volgt.

Hierbij geldt dat, indien de bestaande (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voorzover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/ maximum geldt.

BOUWWERKEN ALGEMEEN   MIN.   MAX.  
AFSTAND TOT DE ZIJDELINGSE PERCEELSGRENS   5 m   n.v.t.  

BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWVLAK   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   5,5 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
AFSTAND KASSEN TOT WONINGEN VAN DERDEN   25 m    
DAKHELLING   12°   45°  
HOOFDGEBOUW VAN BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   5,5 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   8 m  
INHOUD   Maximaal 750 m3; voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum.  
BIJGEBOUWEN EN AANBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING   n.v.t.   90 m2 *)  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   5,5 m  
AFSTAND VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN TOT ACHTERGEVEL BEDRIJFSWONING OF VERLENGDE DAARVAN   n.v.t.   .15 m  
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
BOUWHOOGTE MESTSILO   8,5 m  
BOUWHOOGTE OVERIGE SILO'S   12 m  
BOUWHOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   Voor voorgevelrooilijn: 1,5 m;
Overige: 2 m  
BOUWHOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   2,5 m  
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING   30 m2 *)  

*) de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tezamen, mag hierbij maximaal 90 m2 bedragen.

5.3.4 (Maatvoering) bebouwing buiten agrarisch bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
      • de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
      • het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
      • het oprichten van nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voorzover het bouwwerken betreft) niet is toegestaan;
      • paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande paardenbakken.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Vergroting bebouwde oppervlakte intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.3.2 onder a. teneinde ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij", vergroting toe te staan van de bestaande oppervlakte van agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. vergroting kan uitsluitend worden toegestaan indien dit noodzakelijk is vanwege eisen voor dierenwelzijn;
  • b. vooraf dient advies te zijn ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • c. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2. omschreven waarden.
5.4.2 Verhoging goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.3.3 teneinde verhoging van de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is nodig in het kader van dierenwelzijn;
  • b. de goothoogte mag maximaal 7 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 13 m bedragen;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de ontheffing leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2. omschreven waarden.
5.4.3 Ontheffing bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.3.3 teneinde een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan voor het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m boven de (feitelijke) hoogte van het betreffende gebouw;
  • b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
5.4.4 Schuilhutten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.3.4. onder a. teneinde buiten het bouwvlak bouwwerken toe te staan in de vorm van schuilhutten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze ontheffing wordt niet verleend indien de schuilhut wordt opgericht ten dienste van een agrarisch bedrijf;
  • b. een schuilhut is niet toegestaan binnen de dubbelbestemming "Waarde - Natura 2000";
  • c. per agrarisch perceel mag maximaal één schuilhut worden opgericht, met dien verstande dat het perceel een minimale oppervlakte heeft van 5.000 m2;
  • d. het bouwwerk dient hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden te zijn;
  • e. de schuilhut moet minimal aan één zijde open zijn;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • g. de oppervlakte mag maximaal 30 m2 bedragen.
5.4.5 Grotere erf- en perceelsafscheidingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.3.4. onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten het bouwvlak een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2. omschreven waarden.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. gronden en/of opstallen voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt op het bouwvlak;
  • b. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. gronden en/of opstallen voor detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.2.4.;
  • d. gronden en/of opstallen voor bewoning, behoudens bewoning van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken;
  • g. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
5.6 Ontheffing van de gebruiksregels
5.6.1 Zorgverlenende nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.4., teneinde nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken", de regeling "Ruimte-voor-ruimte" of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck";
  • b. uitsluitend gebouwen op het bestaande bouwvlak mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 5.3.3.;
  • c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
  • d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, behoudens de oppervlakte die wordt gebruikt voor het plaatsen van kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein en de oppervlakte die wordt gebruikt voor inpandige statische opslag, mag maximaal 750 m2 bedragen;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, uitsluitend in ter plaatse vervaardigde producten;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2. omschreven waarden.
5.6.2 Kleinschalig kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.10. teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf een kleinschalig kampeerterrein en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of tot maximaal 150 m uit het bouwvlak, gerekend vanaf de achtergrens van het bouwvlak;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan;
  • c. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, met een maximaal oppervlak van 750 m2 ;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein, zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan op het bouwvlak;
  • e. de voorzieningen worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • f. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein mag maximaal 50 m2 bedragen, behalve indien gebruik wordt gemaakt van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
  • g. gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; dit dient te worden aangetoond middels een beplantingsplan;
  • i. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • m. er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken;
  • n. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2omschreven waarden.
5.6.3 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.4., teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dagrecreatieve voorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de "Regeling Beëindiging Veehouderijtakken", de regeling "Ruimte-voor-ruimte" of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck";
  • b. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn niet toegestaan;
  • d. maneges zijn niet toegestaan;
  • e. uitsluitend gebouwen op het bestaande bouwvlak mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 5.3.3.;
  • f. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • g. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, behoudens de oppervlakte die wordt gebruikt voor het plaatsen van kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein en de oppervlakte die wordt gebruikt voor inpandige statische opslag, mag maximaal 750 m2 bedragen;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., met een maximum van 100 m2;
  • m. vooraf dient advies te worden gevraagd aan de adviescommissie toerisme en recreatie;
  • n. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2omschreven waarden.
5.6.4 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt plaats in:
      • of één of meer woonunits;
      • of één of meer stacaravans;
      • of een bestaand bedrijfsgebouw;
  • b. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • c. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • d. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de gezamenlijke vloeroppervlakte voor de tijdelijke huisvesting, exclusief keuken(s) en sanitaire voorzieningen, exclusief gezamenlijke ruimten zoals keuken(s) en sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan 300 m2;
  • f. de vloeroppervlakte van de huisvesting in woonunits en stacaravans bedraagt exclusief gezamenlijke ruimten minimaal 6 m2 per werknemer;
  • g. de vloeroppervlakte van de huisvesting in een bedrijfsgebouw bedraagt exclusief gezamenlijke ruimten minimaal 12 m2 per werknemer;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • i. voor tijdelijke huisvesting in woonunits of stacaravans geldt als voorwaarde dat voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders ontbreken;
  • j. de bouwhoogte van een woonunit of stacaravan bedraagt niet meer dan 3 m;
  • k. de woonunit of stacaravan wordt geplaatst binnen het bouwvlak, maar niet in een bedrijfsgebouw;
  • l. voor tijdelijke huisvesting in woonunits of stacaravans geldt dat voorzien moet zijn in een goede landschappelijke inpassing;
  • m. de woonunits en stacaravans worden telkens na het tijdelijk gebruik verwijderd;
  • n. voor tijdelijke huisvesting in een bestaand bedrijfsgebouw geldt dat er geen sprake mag zijn van zelfstandige wooneenheden;

Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in indien de daaraan ten grondslag liggende tijdelijke grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.

5.6.5 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.5.1 onder e., en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m2;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 m van het hoofdgebouw;
  • f. burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.6.6 Paardenbak buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.2.11 en 5.3.4, teneinde paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. Een paardenbak mag uitsluitend worden gerealiseerd op een perceel met een minimale oppervlakte van 2500 m²;
  • b. De paardenbak dient landschappelijk ingepast te worden.
  • c. Het watersysteem ter plaatse mag niet onevenredig worden aangetast; hieromtrent dient aan de waterbeheerder advies te worden gevraagd.
5.7 Aanlegvergunning
5.7.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 5.7.4. opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

5.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 5.7.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben op een bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 5.7.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1., nader gedetailleerd in 5.2. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.7.4. de toetsingscriteria weergegeven.

5.7.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen   het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik  
het vellen of rooien van houtgewas   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; dit houdt in dat de aanwezige landschapselementen niet onevenredig mogen worden aangetast;  
en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “cultuurhistorische waarden”:
- het beplanten van gronden met houtgewas, voorzover het houtgewas betreft dat hoger opgaat dan 1 meter;
- het wijzigen van het verkavelingspatroon  
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden  

5.8 Sloopvergunning
5.8.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een in bijlage 2 opgenomen beeldbepalend pand, of delen van het beeldbepalend pand, te slopen.

5.8.2 Uitzonderingen

Het onder 5.8.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen sloopvergunning vereist was;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik.
5.8.3 Verlening

De in 5.8.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden. Dienaangaande wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.

5.9 Wijzigingsbevoegdheid
5.9.1 Wijziging t.b.v. Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen deze gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming "natuur", indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inrichting dient zodanig te zijn dat de belendende agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • b. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • c. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein als natuurgebied in te richten;
  • d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;

de regels van "Natuur" worden van toepassing verklaard.

5.9.2 Wijziging t.b.v. vergroting agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling; omtrent het noodzakelijkheidscriterium wordt advies aangevraagd aan de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;
  • b. de vergroting/ vormverandering van het bouwvlak mag uitsluitend als en voorzover dit noodzakelijk is vanwege de eisen voor dierenwelzijn;
  • c. bij het wijzigingsplan wordt het nieuwe bouwvlak aangegeven; voorzover daarbij sprake is van een vormverandering, komt het bestaande bouwvlak te vervallen;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1. en 5.2. omschreven waarden; dit houdt onder meer in dat:
      • door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
      • door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen.