direct naar inhoud van Regels
Plan: Woonkernen Leudal 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

(zie ook toelichting paragraaf 6.2.1)

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03 van de gemeente Leudal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen die niet onderling zijn gekoppeld door een bijbehorend bouwwerk.

1.6 ABC-goederen

auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, die vanwege de aard van het productassortiment (volumineuze goederen) een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn.

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming; met betrekking tot deze regels worden onder het begrip agrarisch bedrijf niet begrepen agrarische hulp- of nevenbedrijven.

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.

1.11 agrarisch hulpgebouw

een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten het agrarisch bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.

1.12 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.14 bebouwd oppervlak

de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.

1.15 bebouwde kom

het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.18 bed & breakfast

een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.

Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.

Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook artikel 2.6, Wijze van meten) en artikel 40.2, bed & breakfast).

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 bedrijf aan huis

het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.21 bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.22 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.23 beperkt kwetsbare objecten
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  • d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  • e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  • h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.24 beroep aan huis

een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.25 bestaand
  • a. bij bebouwing:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • b. bij gebruik:
    gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
1.26 bestaande woning

een woning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Hieronder wordt niet verstaan een woning die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gerealiseerd in strijd met het plan en zonder een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.30 bijzondere woonvorm

een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.

1.31 boerenbondwinkel

detailhandel ten behoeve van tuinbenodigdheden, plant & plantverzorging en dier & dierwelzijnsartikelen, alsmede in agrarische producten, met inbegrip van ondergeschikte verkoop van seizoensgebonden artikelen.

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.39 bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

de totale overdekte vloeroppervlakte van de begane grond en eventuele verdieping(en) van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten (bedrijfsvloeroppervlakte).

1.40 carport

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.

1.41 chalet

een gebouw, geen recreatiewoning zijnde en niet fungerend als hoofdverblijf, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door één of meerdere personen, die elders zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben, met dien verstande dat het gebouw geen vaste verankering aan de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is alsmede grotendeels uit hout of kunststof bestaat.

1.42 consument verzorgende activiteiten

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.43 crisisopvang

acute opvang of opname van mensen in een acute noodsituatie (psychisch of lichamelijk).

1.44 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.45 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.

1.46 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.

1.48 detailhandel in grove bouwmaterialen

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout, alsmede aanverwante producten zoals erfafscheidingen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen en dergelijke. Detailhandel vanuit tuincentra en bouwmarkten valt niet onder dit begrip.

1.49 dienstverlening

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.50 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A).

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.52 evenement

een georganiseerde, voor het publiek toegankelijke activiteit van vermaak op het gebied van onder meer sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak. Er kan sprake zijn van een ruimtelijk relevant evenement (zie 1.116) danwel van een ruimtelijk niet relevant evenement (zie 1.115).

1.53 extensief recreatief medegebruik

recreatief (mede-)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten die geen specifiek beslag leggen op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.57 gemeenschapshuis

een gebouw dat is bestemd voor:

  • a. het vervullen van een sociaal-maatschappelijke ontmoetings- en/of faciliterende functie voor niet-commerciële activiteiten van verenigingen, stichtingen en andere sociaal-maatschappelijke en culturele organisaties;
  • b. horeca uitsluitend voor:
    • 1. cafe;
    • 2. croissanterie;
    • 3. koffiebar;
    • 4. lunchroom;
    • 5. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
    • 6. tearoom;
    • 7. zalenverhuur.
1.58 gemeentelijk monument

een bouwwerk, archeologische vindplaats of landschappelijke structuur die op grond van een gemeentelijke monumentenverordening bescherming geniet vanwege bijzondere cultuurhistorische of architectonische waarde.

1.59 gestapelde woningen

woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.

1.60 gevoelig object

object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;

1.61 goed woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.62 golfbaan

een gebied dat is ingericht voor de beoefening van golfsport met de daarbij benodigde voorzieningen, zoals een clubhuis, oefenfaciliteiten, driving range, een greenkeepersgebouw, materiaalopslag en dergelijke.

1.63 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, niet zijnde een intensieve veehouderij of intensieve graasdierveehouderij. Een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft bijvoorbeeld een melkveehouderij (met niet meer dan 200 melkkoeien), een akkerbouw- of tuinbouwbedrijf.

1.64 groothandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of aanleveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.65 halfvrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.

1.66 hoekwoning

woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.

1.67 hoofdgebouw(en)

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.68 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een seksinrichting. Er wordt onderscheid gemaakt in horeca van categorie 1 - 'lichte horeca', 'horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca' en horeca van categorie 3 - 'zware horeca':

1.69 horeca van categorie 1 - 'lichte horeca'

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  • a. wat openingstijden betreft aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
    • 1. automatiek;
    • 2. broodjeszaak;
    • 3. cafetaria;
    • 4. croissanterie;
    • 5. koffiebar;
    • 6. lunchroom;
    • 7. ijssalon;
    • 8. snackbar;
    • 9. tearoom;
    • 10. traiteur.
  • b. overige lichte horeca, zoals:
    • 1. bistro;
    • 2. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
    • 3. hotel.
1.70 horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca'

Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  • a. horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
    • 1. bierhuis;
    • 2. biljartcentrum;
    • 3. café;
    • 4. proeflokaal;
    • 5. shoarma/grillroom;
    • 6. zalenverhuur.
  • b. horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
    • 1. horecabedrijven genoemd onder 1.69, onder a en b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
    • 2. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, shoarma/kebab, chinees, drive-in restaurant).
1.71 horeca van categorie 3 - 'zware horeca'

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • a. dancing;
  • b. discotheek;
  • c. nachtclub;
  • d. partycentrum.
1.72 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan

1.73 huisvesting arbeidsmigranten

bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden

1.74 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder meer gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders of een combinatie daarvan.

1.75 kamerbewoning

het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies

1.76 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een caravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.77 kantoor

een (deel van een) gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.78 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.79 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke, alsmede artistieke kunstuitingen in de vorm van standbeelden, glaswerken, schilderingen en dergelijke.

1.80 kwaliteitsmenu

het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'Nota Kwaliteit'.

1.81 kwetsbare objecten
  • a. woningen, met uitzondering van:
    • 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    • 2. dienst- en bedrijfswoningen;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.82 loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.

1.83 maatschappelijke activiteiten

sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische acitviteiten, alsmede openbare dienstverlening.

1.84 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere aan de paardenhouderij gerelateerde evenementen.

1.85 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.86 mid-stay huisvesting

huisvesting van woonurgente groepen, waaronder arbeidsmigranten, die langer dan 4 maanden maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, in de gemeente verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.

1.87 Nota kwaliteit

de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 1 Nota Kwaliteit' bij deze regels.

1.88 nultredenwoning

een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning

1.89 omgevingsvergunning

een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.

1.90 onbenutte bouwtitel

een bestemmings-/bouwvlak waarop volgens dit bestemmingsplan een (bedrijfs)woning kan worden gerealiseerd, maar feitelijk nog geen woning is gerealiseerd.

1.91 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.

1.92 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie

1.93 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, voor de consumptie van dranken en etenswaren.

1.94 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.95 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.

1.96 ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in de 'Regeling omgevingsrecht'.

1.97 ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan

een aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij in ieder geval een concept uitwerkingsplan is gevoegd:

  • a. dat voldoet aan de voorwaarden in dit bestemmingsplan om gebruik te kunnen maken van de uitwerkingsverplichting;
  • b. waaruit blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. dat voldoet aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
  • d. dat is voorzien van de vereiste rapportages van noodzakelijke aanvullende onderzoeken.
1.98 ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan

een aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij in ieder geval een concept wijzigingsplan is gevoegd:

  • a. dat voldoet aan de voorwaarden in dit bestemmingsplan om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid;
  • b. waaruit blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  • c. dat voldoet aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
  • d. dat is voorzien van de vereiste rapportages van noodzakelijke aanvullende onderzoeken.
1.99 onzelfstandige wooneenheid

wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.

1.100 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.101 overige woonurgenten

personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.

1.102 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.

1.103 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.104 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.105 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.106 peil
  • a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

(zie ook paragraaf 6.2.1.2 van de toelichting)

1.107 perceel

het bouwperceel.

1.108 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen (zoals ABC-goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting), die vanwege de aard van het productassortiment een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn.

1.109 POL belangen

(ruimtelijke) belangen waarvan de provincie met haar Provinciaal OmgevingsPlan heeft aangeven dat die op provinciaal niveau van belang zijn.

1.110 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.111 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.

1.112 recreatiewoning

een tot bewoning bestemd gebouw dat gelegen is op een officieel voor recreatie aangewezen terrein en/of bestemd is voor bewoning gedurende de vakantie

1.113 rijksmonument

een beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet.

1.114 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.115 ruimtelijk niet relevant evenement

activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:

  • a. privéfeesten;
  • b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
  • c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
  • d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
  • e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
  • f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
  • g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
  • h. bioscoopvoorstellingen;
  • i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
  • j. kansspelen;
  • k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);

of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:

  • a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
  • b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
  • c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
  • d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  • e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  • f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  • g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.116 ruimtelijk relevant evenement

een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoet(n):

  • a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    • 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
    • 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
  • b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
  • c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden;
  • d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  • e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  • f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  • g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.117 seizoenstandplaats

het terreingedeelte dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober.

1.118 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal;
  • d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • e. een sekswinkel.
1.119 servicepunt

verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.

1.120 setback

een bouwdeel of bouwlaag waarvan de verticale beëindiging substantieel terug ligt ten opzichte van de hoofdgevels van het hoofdgebouw.

1.121 short-stay huisvesting

huisvesting van arbeidsmigranten die ter plaatse niet langer dan 4 maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, verblijven.

1.122 sociaal-culturele activiteiten

activiteiten gericht op onderwijs, ontwikkeling, welzijn, cultuur, religie, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden

1.123 spuiwateropslag

overig bouwwerk ten behoeve van de opslag van spuiwater (afvalstof die bij luchtwassen ontstaat).

1.124 stacaravan

onderkomen dat uitsluitend of in hoofdzaak dienst doet of kan doen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen die elders hun hoofdverblijf hebben, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste plaats kan worden verreden, doch niet bestemd is om regelmatig op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.

1.125 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.126 straatmeubilair

op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.

1.127 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.128 structuurvisie 'Wonen, Zorg en Woonomgeving'

de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg', vastgesteld door de raden van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert (in Leudal vastgesteld bij raadsbesluit dd. 11 november 2014).

1.129 supermarkt

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.130 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product. Afdekfolie alléén, dus zonder enige constructie, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet gezien als een teeltondersteunende voorziening waarvoor de regelingen zoals opgenomen gelden.

1.131 tuin

omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.

1.132 tuincentrum

het bedrijfsmatig uitoefenen van detailhandelsactiviteiten, met een al dan niet overdekt verkoop-/winkelvloeroppervlak, ten behoeve van de verkoop van bloemen, planten, heesters en bomen alsmede de voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen en bosschages benodigde artikelen, hulpmiddelen en gereedschappen.

1.133 tunnels

een constructie ter bescherming, vervroeging of verlenging van de teelt van tuinbouw- en fruitteeltproducten.

1.134 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-ON01.

1.135 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.136 verkoopstandplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.137 verkoopvloeroppervlakte

de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen (de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging minus de oppervlakte van magazijnen en overige ruimten).

1.138 voldoende parkeergelegenheid

er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 43.1).

1.139 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een hobbymatig agrarisch bedrijf, waarin, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting, een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd

1.140 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.141 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.142 voorgevel hoekwoning

de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als voorgevel wordt aangemerkt.

1.143 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.

1.144 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.

1.145 vrijstaand geschakelde woningen

minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is gebouwd aansluitend aan de zijgevel van een hoofdgebouw op een aangrenzend perceel, danwel aan de zijgevel van een bijbehorend bouwwerk op een aangrenzend perceel

1.146 vrijstaande woning

een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.

1.147 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.148 weg

een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.149 wet/wettelijke wegelingen

indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.

1.150 winkelvloeroppervlak (wvo)

het oppervlak van een winkel(pand) dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, zijnde het bruto-vloeroppervlak (bvo) minus kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte, verwerkingsruimte en dergelijke. De afrekenruimte (kassa's e.d.) wordt wel meegeteld bij het wvo.

1.151 wonen

De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.

1.152 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.153 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.154 woonurgent

de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld

1.155 woonwagen

een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat geplaatst is op een door de gemeente aangewezen woonwagenstandplaats.

1.156 woonwagenstandplaats

een perceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en bijbehorende bouwwerken, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.157 zelfbedieningswinkel

een winkel waarin de klanten zelf de door hen gewenste producten uitkiezen en afrekenen

1.158 zijerfgebied

het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.159 zijgevel

de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.

1.160 zijgevel hoekwoning

de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.

1.161 zelfstandige wooneenheid

wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.

1.162 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.

1.163 zorgwoning

een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.

Artikel 2 Wijze van meten

(zie ook toelichting par. 6.2.1.4)

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening

De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:

  • a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
  • b. een trapgat of vide;
  • c. een liftschacht.
2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.2.1)

Artikel 3 Agrarisch

(zie ook toelichting par. 6.2.2.2)

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

  • a. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde(n) en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    • 3. tuin voor woondoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
    • 4. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
    • 5. recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. detailhandel, hoofdzakelijk in zelfgemaakte, zelfbewerkte, zelfgekweekte en/of zelfgeteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 180 m² van de vloeroppervlakte van het bijbehorend bouwwerk, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen op het erf, met dien verstande dat de kampeeractiviteiten in of direct grenzend aan het bouwvlak moeten plaatsvinden;

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. sanitaire voorzieningen;
  • h. tuinen, erven, terreinen en perceelsontsluitingen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

3.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.2.1 Bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en overkappingen

3.2.2 Bedrijfswoningen

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

3.2.5 Erkers bij bedrijfswoningen

3.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

3.2.1 Bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een 'bouwvlak' worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' bedraagt het aantal recreatiewoningen maximaal het aangeduide aantal;
  • d. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • f. De goot- en bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,5 respectievelijk 5,5 meter.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten.
  • b. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het 'bouwvlak' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • d. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • e. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • f. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn.
  • g. De bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande dat het aangeduide maximum 'bebouwingspercentage' niet mag worden overschreden.
  • h. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de ter inzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • j. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • k. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 3.2.3.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een 'bijbehorend bouwwerk' is uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Sleufsilo's en mestopslag zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 2 meter.
  • d. Mestsilo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
  • e. Voedersilo's en spuiwateropslag zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 12 meter.
  • f. Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 4 meter.
  • g. Luchtwassers en warmtewisselaars zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale hoogte van 6 meter.
  • h. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.2.5 Erkers bij bedrijfswoningen

Een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3, onder a. en onder d. is een carport toegestaan tot aan de voorgevelrooilijn en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 3.2 - Bouwregels)

3.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

3.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

3.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

3.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

3.4.5 Schuilgelegenheden

3.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid lid 3.2.3 onder b. en c. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap, met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van (de uitbreiding van) het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 3.4 - Afwijken van de bouwregels)

3.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder h., behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 3.4 - Afwijken van de bouwregels)

3.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder h., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 3.4 - Afwijken van de bouwregels)

3.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 3.4 - Afwijken van de bouwregels)

3.4.5 Schuilgelegenheden

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a. ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak ten behoeve van het houden van dieren, met dien verstande dat:

  • a. de schuilgelegenheid bestaat uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden;
  • b. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 4,5 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen ruimte is voor schuilgelegenheden;
  • f. de schuilgelegenheid noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • h. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 3.4 - Afwijken van de bouwregels)

3.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.5.1 Strijdig gebruik

3.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

3.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel als bedoeld in lid 3.1 onder c.;
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. seksinrichting;
  • c. prosititutie;
  • d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. kamerbewoning;
  • f. kamperen, met uitzondering van kleinschalig kamperen, als bedoeld in lid 3.1 onder e.;
  • g. parkeren op onbebouwde gronden voor de voorgevelrooilijn, tenzij het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij het hoofdgebouw behorende garage of carport en de weg;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, met uitzondering van:
    • 1. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
    • 2. huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse van bestaande legale situaties;
  • i. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • j. ruimtelijk relevante evenementen;
  • k. jagershutten en hoogzitten.

(terug naar begin van lid 3.5 - Specifieke gebruiksregels)

3.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 3.5 - Specifieke gebruiksregels)

3.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 3.5 - Specifieke gebruiksregels)

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien de agrarisch activiteiten activiteit ter plaatse zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten op korte termijn worden voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. indien het bouwvlak niet grenst aan de bestemming 'Verkeer', de gronden tussen het bouwvlak en de bestemming 'Verkeer' eveneens worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen';
  • c. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;s
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • h. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

(zie ook toelichting par. 6.2.2.3)

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische functie met natuur- en landschapswaarden;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke waarden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.5.3;
  • f. kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  • g. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende:

  • h. landschappelijke inpassing;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • m. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

4.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen 15 m².

(terug naar begin van lid 4.2 - Bouwregels)

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 4.2 - Bouwregels)

4.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.4.1 Schuilgelegenheden

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a. ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak ten behoeve van het houden van dieren, met dien verstande dat:

  • a. de schuilgelegenheid bestaat uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden;
  • b. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 4,5 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak geen ruimte is voor schuilgelegenheden;
  • f. de schuilgelegenheid noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels);
  • h. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.5.1 Strijdig gebruik

4.5.2 Kleinschalig kamperen

4.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. prostitutie;
  • d. ruimtelijk relevante evenementen;
  • e. kamperen;
  • f. jagershutten en hoogzitten.

(terug naar begin van lid 4.5 - Specifieke gebruiksregels)

4.5.2 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen', zijn kleinschalige kampeeractiviteiten toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de kampeeractiviteiten uitsluitend zijn toegestaan als onderdeel van kleinschalig kamperen, gelegen binnen en/of behorend bij een aangrenzend gelegen bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch';
  • b. een zelfstandig kampeerterrein niet is toegestaan;
  • c. binnen het kleinschalig kampeerterrein maximaal 15 seizoenstandplaatsen zijn toegestaan.

(terug naar begin van lid 4.5 - Specifieke gebruiksregels)

4.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 4.5 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 4

(zie ook toelichting paragraaf 6.2.2.4)

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

De voor 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren en versterking van de landschappelijke structuur;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

5.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

5.2.3 Overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

(terug naar begin van lid 5.2 - Bouwregels)

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.

(terug naar begin van lid 5.2 - Bouwregels)

5.2.3 Overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend in de vorm van transparante (draad)omheiningen en/of (draad)erfafscheidingen, met een maximale bouwhoogte van 2 meter worden gebouwd. Ten aanzien van de verschijningsvorm kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.

(terug naar begin van lid 5.2 - Bouwregels)

5.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 3. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
    • 4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    • 5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    • 6. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
    • 7. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    • 8. ter waarborging van de externe veiligheid;
    • 9. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
  • b. Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
5.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.4.1 Schuilgelegenheden

5.4.2 Agrarische hulpgebouwen

5.4.3 Paardenbakken

5.4.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

5.4.5 Hagelnetten en containervelden buiten bouwvlak

5.4.1 Schuilgelegenheden

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak, ten behoeve van het houden van dieren, onder de voorwaarden dat:

  • a. de schuilgelegenheid bestaat uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden;
  • b. de goothoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 4,5 meter bedraagt;
  • d. de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal 30 m² bedraagt;
  • e. aangetoond wordt dat binnen het bouwvlak c.q. de bestemming geen ruimte is voor schuilgelegenheden;
  • f. de schuilgelegenheid noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;
  • g. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.2;
  • h. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 5.4 - Afwijken van de bouwregels)

5.4.2 Agrarische hulpgebouwen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van het realiseren van agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de goothoogte van het agrarisch hulpgebouw maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van het agrarisch hulpgebouw maximaal 4,5 meter bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het agrarisch hulpgebouw maximaal 100 m² bedraagt;
  • d. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.2;
  • e. aangetoond wordt dat de realisering van het agrarisch hulpgebouw nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
  • f. aangetoond wordt dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden.

(terug naar begin van lid 5.4 - Afwijken van de bouwregels)

5.4.3 Paardenbakken

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder a ten behoeve van het realiseren van een paardenbak of stapmolen buiten het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. per agrarisch bedrijf maximaal 1 paardenbak of stapmolen is toegestaan ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij;
  • b. de paardenbak of stapmolen op minimaal 50 meter tot woningen van derden wordt gesitueerd;
  • c. de bouwhoogte van een omheining rondom de paardenbak of stapmolen niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  • d. de omvang van de paardenbak niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;
  • e. lichtmasten bij de paardenbak of stapmolen niet zijn toegestaan;
  • f. de paardenbak of stapmolen landschappelijk wordt ingepast.

(terug naar begin van lid 5.4 - Afwijken van de bouwregels)

5.4.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen te realiseren binnen het bouwvlak;
  • b. voor zover tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet kunnen worden opgericht binnen het bouwvlak, deze worden opgericht op de aansluitende gronden;
  • c. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiten op het bouwvlak niet mogelijk is, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandig bouwvlak mag ontstaan;
  • d. de teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend aanwezig zijn zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • e. de teeltondersteunende voorzieningen na de teelt worden opgeruimd en van het veld worden verwijderd;
  • f. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.2;
  • g. aangetoond is dat de landschappelijke waarden, met name in de zin van karakteristieke openheid van het agrarisch gebied met weinig bebouwing, niet onevenredig worden aangetast;
  • h. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden bestaan voor het plaatsen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. geen sprake is van een onevenredig (hydrologisch) effect op natuurlijke waarden;
  • j. advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie.

(terug naar begin van lid 5.4 - Afwijken van de bouwregels)

5.4.5 Hagelnetten en containervelden buiten bouwvlak

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a voor het realiseren van hagelnetten en containervelden buiten het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • a. voor zover hagelnetten en containervelden niet kunnen worden opgericht binnen het bouwvlak, deze worden opgericht op de aansluitende gronden;
  • b. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiten op het bouwvlak niet mogelijk is, hagelnetten en containervelden op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandig bouwvlak mag ontstaan;
  • c. sprake is van een goede landschappelijke inpassing, met als verplichte maatregel dat hagelnetten aan de randen van percelen in ieder geval niet doorlopen tot aan de grond;
  • d. aangetoond is dat de landschappelijke waarden, met name in de zin van karakteristieke openheid van het agrarisch gebied met weinig bebouwing, niet onevenredig worden aangetast;
  • e. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden bestaan voor het plaatsen van hagelnetten of containervelden;
  • f. geen sprake is van een onevenredig (hydrologisch) effect op natuurlijke waarden;
  • g. advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie.

(terug naar begin van lid 5.4 - Afwijken van de bouwregels)

5.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel,
  • c. kamperen;
  • d. permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  • e. mestopslag buiten het bouwvlak;
  • f. co-vergisting;
  • g. het houden van dieren onder de grond;
  • h. paardenbakken buiten het bouwvlak, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op basis van lid 5.4.3.
  • i. jagershutten en hoogzitten.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.6.1 Vergunningplicht

5.6.2 Uitzonderingen

5.6.3 Toelaatbaarheid

5.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • b. het dempen, graven, verbreden en uitdiepen en/of het verleggen van watergangen, met uitzondering van het aanleggen van dammen en bruggen;
  • c. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • d. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
  • e. het bebossen van gronden;
  • f. het aanbrengen van natuur- en landschapselementen.

(terug naar begin van lid 5.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

5.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • d. werken of werkzaamheden in het kader van landschappelijke inpassing;
  • e. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

(terug naar begin van lid 5.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

5.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

(terug naar begin van lid 5.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 6 Bedrijf

(zie ook toelichting par. 6.2.2.5)

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

6.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
    • 2. 'productiegebonden detailhandel', met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
    • 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.5.4;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf ';
    • 2. autobedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf';
    • 3. een bakkerij met een verwerkingscapaciteit van meer dan 7.500 kg meel per week, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerij';
    • 4. bedrijf in agrarische benodigdheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf in agrarische benodigdheden';
    • 5. bedrijf in het vervaardigen van kozijnen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kozijnen';
    • 6. bedrijf ten behoeve van zaadhandel en diervoeders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zaadhandel';
    • 7. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 8. maximaal één bedrijfswoning en maximaal drie wooneenheden op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Kasteelweg 5 Baexem';
    • 9. bestratingbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestratingbedrijf';
    • 10. bierbrouwerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bierbrouwerij';
    • 11. boerenbondwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerenbond';
    • 12. bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
    • 13. brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
    • 14. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met uitzondering van een supermarkt;
    • 15. detailhandel in meubels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel meubels';
    • 16. gasontvangststation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
    • 17. gemeentewerf met brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf'
    • 18. groothandel in bouwmaterialen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel bouwmaterialen';
    • 19. groothandel en handelsbemiddeling van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel en handelsbemiddeling motorvoertuigen;
    • 20. hobbymatig houden van paarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen';
    • 21. hovenier, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
    • 22. industriële en ambachtelijke bedrijven alsmede groothandelsbedrijven voor zover de bedrijven voorkomen in de categorieën (2) en (3) van de de 'Basiszoneringslijst 'Windmolenbos' (bijlage 3), alsmede de uitoefening van detailhandel voor de verkoop van producten ter uitoefening van een handelsonderneming, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwproducten';
    • 23. installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
    • 24. jachtwerf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf'.
    • 25. kleiwarenfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleiwarenfabriek';
    • 26. landbouwmechanisatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
    • 27. loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf';
    • 28. meubelmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij';
    • 29. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
    • 30. opslag van machines en materieel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag machines en materieel';
    • 31. schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    • 32. slijterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - slijterij';
    • 33. tankstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tankstation';
    • 34. timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
    • 35. transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
    • 36. tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'
    • 37. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG';
    • 38. wonen uitsluitend op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping'
    • 39. zeilmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zeilmakerij.
    • 40. zelfstandige opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • c. ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de gronden uitsluitend bestemd voor (een):
    • 1. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    • 2. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

6.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

6.2.2 Bedrijfswoningen

6.2.3 Woningen, niet zijnde bedrijfwoningen

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

6.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

6.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

6.2.8 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide oppervlak worden bebouwd.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - De Briasweg Baexem' mag de bestaande bebouwing met 15% worden uitgebreid.
  • e. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • f. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • g. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • h. De afstand tot de zijdelingse en achterperceelsgrenzen bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • i. In afwijking van het bepaalde onder h, bedraagt de afstand tot de zijdelingse- en achterperceelsgrenzen minimaal 0 meter, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwen tot op de perceelsgrens toegestaan';
  • j. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.
  • k. In afwijking van het bepaalde onder f, geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de aangegeven maximum bouwhoogte.
  • l. In afwijking van het bepaalde onder e en f, geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' de aangegeven maximum bouw- en goothoogte.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woneenheden'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', is geen bedrijfswoning toegestaan.
  • c. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • d. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • e. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • f. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • g. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • h. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande dat het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • i. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • j. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • k. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan één zijde.
  • l. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 6.2.4.
  • m. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.3 Woningen, niet zijnde bedrijfwoningen

Bestaande woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en met in acht name van het aangeduide maximum ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerenbond', de hoogte van een erfafscheiding vóór de voorgevelrooilijn, 2 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • d. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt de bouwhoogte:
    • 1. maximaal 40 meter voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
    • 2. maximaal de aangeduide bouwhoogte.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

Een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.4 onder a. en onder d. is het realiseren van een carport tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.2.8 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen', zijn tevens de volgende bouwwerken toegestaan:

  • a. een dressuurbak met een maximale oppervlakte van 22x65 meter;
  • b. bij de dressuurbak behorende lichtmasten, met een maximale bouwhoogte van 6 meter;
  • c. maximaal vijf paardenboxen in een van de bestaande loodsen;
  • d. een stapmolen met een doorsnede van maximaal 15 meter;
  • e. een paddock nabij de ingang van het terrein;

met dien verstande dat uitsluitend bestaande danwel reeds vergunde voorzieningen zijn toegestaan.

(terug naar begin van lid 6.2 - Bouwregels)

6.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

6.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

6.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

6.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

6.4.5 Kleinere afstand tot zijdelingse en achterperceelsgrenzen

6.4.6 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

6.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.4 onder b. en c., ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse percelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande of vrijstaand geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder i., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder i., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.4.5 Kleinere afstand tot zijdelingse en achterperceelsgrenzen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder h., voor het bouwen in de zijdelingse en achterperceelsgrenzen, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.4.6 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub f., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 6.4 - Afwijken van de bouwregels)

6.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.5.1 Strijdig gebruik

6.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

6.5.3 Opslag

6.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

6.5.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als (een):

  • a. bedrijfsactiviteiten, niet genoemd in lid 6.1;
  • b. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 6.1 onder a. sub 2.;
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
    • 3. de in lid 6.1 toegestane detailhandel;
  • c. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. horeca;
  • e. kamerbewoning;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken of bedrijfsgebouwen betreft;
  • g. (permanente) opslag als ook uitstalling van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn, uitgezonderd uitstalling op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitstalling toegestaan';
  • h. risicovolle inrichtingen;
  • i. ruimtelijk relevante evenementen;
  • j. seksinrichting;
  • k. supermarkt;
  • l. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  • m. wonen, uitgezonderd wonen als bedoeld in lid 6.1 onder b. sub 7 en sub 38.

(terug naar begin van lid 6.5 - Specifieke gebruiksregels)

6.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 6.5 - Specifieke gebruiksregels)

6.5.3 Opslag
  • a. De maximale hoogte van open opslag achter de naar de weg gekeerde bouwgrens bedraagt 4 meter, met uitzondering van de gronden waarvoor ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan reeds op basis van een omgevingsvergunning hogere opslag is toegestaan, waarbij deze vergunde maximale hoogte als maximum geldt.
  • b. De maximale hoogte van open opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleiwarenfabriek' bedraagt niet meer dan 4 pakketten met stenen hoog.

(terug naar begin van lid 6.5 - Specifieke gebruiksregels)

6.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 6.5 - Specifieke gebruiksregels)

6.5.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

In afwijking van en/of ter aanvulling op het bepaalde in lid 6.5.1, kunnen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen', tevens worden gebruikt voor het hobbymatig houden van paarden. Ten behoeve van die functie zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • a. een dressuurbak;
  • b. maximaal 5 paardenboxen in bestaande gebouwen;
  • c. een stapmolen;
  • d. een paddock.

(terug naar begin van lid 6.5 - Specifieke gebruiksregels)

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.6.1 Bedrijfsactiviteiten

6.6.2 Grotere hoogte opslag

6.6.3 Opslag voor de voorgevelrooilijn

6.6.4 Uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

6.6.1 Bedrijfsactiviteiten

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder a. ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 maar niet in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2) zijn opgenomen.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:

  • a. de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf;
  • b. geluid;
  • c. geurproductie;
  • d. stofuitworp en gevaar;
  • e. ruimtelijke uitstraling en stedenbouwkundig beeld;
  • f. verkeersaantrekkende werking;
  • g. verontreiniging van lucht en bodem;
  • h. visuele hinder.

(terug naar begin van lid 6.6 - Afwijken van de gebruiksregels)

6.6.2 Grotere hoogte opslag

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5.3 en open opslag worden toestaan tot een maximale hoogte van 8 meter, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 6.6 - Afwijken van de gebruiksregels)

6.6.3 Opslag voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder h. en (open) opslag en/of uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop tussen de voorgevellijn en de de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak worden toegestaan, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 6.6 - Afwijken van de gebruiksregels)

6.6.4 Uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de naar de weg gekeerde bouwgrens

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5.1 onder h. en uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de naar de weg gekeerde bouwgrens worden toegestaan, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 6.6 - Afwijken van de gebruiksregels)

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 2. de behoefte aan uitbreiding van dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
    • 3. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen' vanuit Milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
    • 4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
    • 5. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • 6. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1, sub b, c en d.
    • 7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
    • 8. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Nota Kwaliteit (bijlage 1 van de regels);
    • 9. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt;
    • 10. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding als bedoeld in lid 6.1 onder b. te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 7 Bos

(zie ook toelichting par. 6.2.2.6)

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud en versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met de daarbij behorende:

  • d. paden en toegangswegen;
  • e. bruggen en steigers;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

7.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

7.2.2 Overige bouwwerken

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

(terug naar begin van lid 7.2 - Bouwregels)

7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De bouwhoogte van andere overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 7.2 - Bouwregels)

7.3 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen;
  • d. prostitutie;
  • e. evenementen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

7.4.1 Vergunningplicht

7.4.2 Uitzonderingen

7.4.3 Toelaatbaarheid

7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden en amoveren van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het bemalen, draineren, winnen, toevoeren, afdammen en stuwen van water;
  • e. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • f. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen.

(terug naar begin van lid 7.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

7.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 7.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik plaatsvinden;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en verleende vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

(terug naar begin van lid 7.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemming 'Bos' genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
  • b. Voor zover het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen als bedoeld in lid 7.4.1 onder e en f wordt, alvorens beslist wordt omtrent de vergunningverlening, advies gevraagd aan het waterschap.

(terug naar begin van lid 7.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 8 Centrum

(zie ook toelichting par.6.2.2.7)

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

  • a. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. cultuur en ontspanning, met uitzondering van een seksinrichting;
    • 2. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 3. dienstverlening;
    • 4. uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    • 5. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
    • 6. horeca van categorie 1;
    • 7. kantoor;
    • 8. kunstwerken;
    • 9. maatschappelijke voorzieningen;
    • 10. parkeervoorzieningen;
    • 11. pleinen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
    • 12. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.4.3;
    • 13. straatmeubilair;
    • 14. verkoopstandplaats(en), mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    • 15. terrassen, mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    • 16. voet- en rijwielpaden;
    • 17. voorzieningen van algemeen nut;
    • 18. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Centrum' aangewezen gronden tevens bestemd voor:
    • 1. bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en uitsluitend op de begane grond;
    • 2. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
    • 3. drukkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
    • 4. horeca van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2'
    • 5. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
    • 6. sporthal, ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
    • 7. supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 8. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat:
      • uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', gebruik van een deel van de begane grond voor wonen als onderdeel van een op de verdieping gelegen wooneenheid is toegestaan, mits op de begane grond aan de straatzijde een commerciële voorziening aanwezig is;
    • 9. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', met dien verstande dat uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan, danwel woningen ter plaatse van de in bijlage genoemde gebouwen/percelen;
    • 10. zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gemeenschapshuis;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. opslag van goederen en materialen achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • f. parkeervoorzieningen met dien verstande dat parkeren op de eigen bedrijfskavel dient plaats te vinden;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

8.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

8.2.4 Erkers

8.2.5 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • a. Uitsluitend bestaande (bedrijfs)woningen zijn toegestaan. Nieuwe (bedrijfs)woningen zijn niet toegelaten.
  • b. De diepte van bedrijfsgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • c. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' een afwijkende hoogte is aangegeven, waarbij die aangeduide goot- en bouwhoogte als maximum geldt.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 8.2 - Bouwregels)

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2, met inachtname van het bepaalde in lid 8.2.1 onder b.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken c.q. overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 8.2 - Bouwregels)

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 8.2 - Bouwregels)

8.2.4 Erkers

Een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 8.2 - Bouwregels)

8.2.5 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.2 onder a. en onder e., is het realiseren van een carport toegestaan tot aan de voorgevelrooilijn en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de achterzijde van de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 8.2 - Bouwregels)

8.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.4.1 Strijdig gebruik

8.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

8.4.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca' anders dan voor horeca in categorie 1;
  • b. horeca in categorie 2 en/of 3, uitgezonderd als bedoeld in lid 8.1 onder b. sub 4.;
  • c. detailhandel op de verdieping;
  • d. dienstverlening op de verdieping;
  • e. cultuur en ontspanning op de verdieping;
  • f. horeca op de verdieping;
  • g. kamerbewoning;
  • h. bedrijven, met uitzondering van bedrijvigheid zoals bedoeld in lid 8.1 onder b. sub 1.;
  • i. ruimtelijk relevante evenementen;
  • j. seksinrichting;
  • k. supermarkt, met uitzondering van het gestelde in lid 8.1 onder b. sub 7;
  • l. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • m. wonen, met uitzondering van:
    • 1. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'
    • 2. wonen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    • 3. wonen op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping'.

(terug naar begin van lid 8.4 - Specifieke gebruiksregels)

8.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 8.4 - Specifieke gebruiksregels)

8.4.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 8.4 - Specifieke gebruiksregels)

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.5.1 Wonen in een inpandige (bedrijfs)woning

8.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

8.5.3 Horeca in categorie 2 en/of 3

8.5.1 Wonen in een inpandige (bedrijfs)woning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder m. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is.

(terug naar begin van lid 8.5 - Afwijken van de gebruiksregels)

8.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder h. voor een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de activiteit uitsluitend op de begane grond wordt uitgevoerd;
  • c. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 8.5 - Afwijken van de gebruiksregels)

8.5.3 Horeca in categorie 2 en/of 3

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4.1 onder b. voor horeca in categorie 2 en/of 3, met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de activiteit uitsluitend op de begane grond wordt uitgevoerd;
  • c. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 8.5 - Afwijken van de gebruiksregels)

Artikel 9 Cultuur en Ontspanning

(zie ook toelichting par. 6.2.2.8)

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

9.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

  • a. De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, niet zijnde een seksinrichting;
    • 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.5.3
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 2. dansschool, ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
    • 3. galerie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
    • 4. seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
    • 5. speeltuin met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
    • 6. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt.

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ondergeschikte horeca, ten dienste van de hoofdfunctie;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • h. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

9.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

9.2.2 Hoofdgebouwen

9.2.3 Bedrijfswoningen

9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

9.2.6 Erkers

9.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a. en lid 9.2.4 onder b.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd;
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten.
  • c. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het 'bouwvlak';
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn.
  • f. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande dat het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • g. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • j. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 9.2.4.
  • k. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2;
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken c.q. overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • h. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.6 Erkers

Een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.4 onder a. en onder e., is het realiseren van een carport toegestaan tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 9.2 - Bouwregels)

9.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

9.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

9.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

9.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

9.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

9.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.4 onder c. en d. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 9.4 - Afwijken van de bouwregels)

9.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 9.4 - Afwijken van de bouwregels)

9.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 9.4 - Afwijken van de bouwregels)

9.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 9.4 - Afwijken van de bouwregels)

9.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder d., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 9.4 - Afwijken van de bouwregels)

9.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.5.1 Strijdig gebruik

9.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

9.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  • b. detailhandel, behoudens een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen.

(terug naar begin van lid 9.5 - Specifieke gebruiksregels)

9.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 9.5 - Specifieke gebruiksregels)

9.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 9.5 - Specifieke gebruiksregels)

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
  • c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprak is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1, Parkeren.
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  • i. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) kwaliteitsmenu in acht wordt genomen;
  • j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 10 Detailhandel

(zie ook toelichting par. 6.2.2.9)

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

10.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

  • a. De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. 'detailhandel', met dien verstande dat:
      • een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
      • ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' uitsluitend detailhandel is toegestaan in de vorm van een tuincentrum;
    • 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.5.3;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. 'bedrijfswoning', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 2. 'wonen', ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt.
    • 3. werkplaats voor motoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats motoren';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • g. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

10.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.2.1 Gebouwen en overkappingen

10.2.2 Hoofdgebouwen

10.2.3 Bedrijfswoningen

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

10.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

10.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a. en lid 10.2.4 onder b.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd;
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwthoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten
  • c. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het 'bouwvlak';
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • f. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • g. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • j. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 10.2.4.
  • k. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2;
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • h. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

Een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 10.2.4 onder a. en onder e., is het realiseren van een carport toegestaan tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 10.2 - Bouwregels)

10.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

10.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

10.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

10.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

10.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

10.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.4 onder c. en d. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 10.4 - Afwijken van de bouwregels)

10.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 10.4 - Afwijken van de bouwregels)

10.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 10.4 - Afwijken van de bouwregels)

10.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 10.4 - Afwijken van de bouwregels)

10.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.3 onder d., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 10.4 - Afwijken van de bouwregels)

10.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.5.1 Strijdig gebruik

10.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

10.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. kamerbewoning;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen;
  • d. supermarkt, met uitzondering van een supermarkt als bedoeld in lid 10.1 onder a., sub 1.;
  • e. seksinrichting;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • g. wonen, met uitzondering van wonen zoals bedoeld lid 10.1 onder b., sub 1. en 2..

(terug naar begin van lid 10.5 - Specifieke gebruiksregels) 

10.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 10.5 - Specifieke gebruiksregels) 

10.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 10.5 - Specifieke gebruiksregels) 

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.5 onder g. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  • f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. de behoefte aan uitbreiding van dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
  • c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Wonen', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1.
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  • i. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 11 Dienstverlening

(zie ook toelichting par. 6.2.2.10)

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

11.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening';
  • b. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
  • c. 'kantoor';
  • d. 'bedrijfswoning' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:

met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;

  • e. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.5.3;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • j. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

11.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

11.2.2 Hoofdgebouwen

11.2.3 Bedrijfswoningen

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

11.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

11.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.2.2 onder a. en lid 11.2.4 onder b.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwthoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten
  • c. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • f. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • g. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • j. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 11.2.4.
  • k. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen;
  • h. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.
  • i. een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
    • 2. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
    • 5. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.4 onder a. en onder e., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.4 onder a. en e., is het realiseren van een carport toegestaan tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 11.2 - Bouwregels)

11.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
11.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

11.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

11.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

11.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

11.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

11.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder c. en lid 11.2.3 onder d. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 11.4 - Afwijken van de bouwregels)

11.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.3, onder g., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 11.4 - Afwijken van de bouwregels)

11.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 11.4 - Afwijken van de bouwregels)

11.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 11.4 - Afwijken van de bouwregels)

11.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.3 onder d., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 11.4 - Afwijken van de bouwregels)

11.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.5.1 Strijdig gebruik

11.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

11.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

11.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. ruimtelijk relevante evenementen;
  • b. seksinrichting;
  • c. wonen, met uitzondering van wonen zoals bedoeld lid 11.1 onder d.

(terug naar begin van lid 11.5 - Specifieke gebruiksregels)

11.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 11.5 - Specifieke gebruiksregels)

11.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 11.5 - Specifieke gebruiksregels)

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.5.1, sub c., voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  • f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Dienstverlening' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel of kantoren moet worden aangetoond;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  • i. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 12 Gemengd

(zie ook toelichting par. 6.2.2.11)

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.4.2;
  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. wonen;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • j. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

12.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

12.2.2 Hoofdgebouwen

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.2.2 onder a. en lid 12.2.3 onder b.
  • a. Uitsluitend bestaande (bedrijfs)woningen zijn toegestaan. Nieuwe (bedrijfs)woningen zijn niet toegelaten.

(terug naar begin van lid 12.2 - Bouwregels)

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Indien uitsluitend sprake is van wonen, dan geldt in afwijking van het bepaalde onder lid 12.2.1 onder b. een maximum percentage van 70%.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan als zodanig aangeduid.

(terug naar begin van lid 12.2 - Bouwregels)

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 70 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 6 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 12.2 - Bouwregels)

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 12.2 - Bouwregels)

12.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

12.4.1 Strijdig gebruik

12.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. kamerbewoning;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen;
  • d. supermarkt;
  • e. seksinrichting;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

(terug naar begin van lid 12.4 - Specifieke gebruiksregels)

12.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 12.4 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 13 Gemengd - 1

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca':
    • 1. horeca, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond uitsluitend de volgende horecafuncties zijn toegestaan: kleinschalige, lichte horeca van categorie 1, subcategorie a, in de vorm van een koffie-/theehuis en daarmee vergelijkbare horeca;
    • 2. infocentrum, algemene ruimte, vergaderruimte, recreatieruimte, expositieruimte, uitsluitend op de begane grond;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
  • d. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.4.2;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. uitoefening van

met de daarbij behorende:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • k. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

13.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

13.2.1 Algemeen

13.2.2 Hoofdgebouwen

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

13.2.5 Erkers

13.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

13.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woningen met bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk', met dien verstande dat:
      • maximaal één wooneenheid is toegestaan op de begane grond;
      • maximaal twee wooneenheden zijn toegestaan op de verdieping;
      • de woningen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en met in acht name van het aangeduide maximum:
  • b. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan danwel
    • 2. de goot- en bouwhoogte die is aangegeven ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
  • c. Het hoofdgebouw moet worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 20º en maximaal 50°, met dien verstande dat het bestaande hoofdgebouw moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de ter inzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • d. De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten mag bij (vervangende) nieuwbouw niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • c. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • e. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.2.5 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a., en lid 13.2.3 onder c., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a., en lid 13.2.3 onder c. en d., is het realiseren van een carport tot aan de voorgevelrooilijn en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 13.2 - Bouwregels)

13.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
13.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

13.4.1 Strijdig gebruik

13.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. kamerbewoning;
  • b. detailhandel;
  • c. horeca, behoudens horeca als bedoeld in lid 13.1;
  • d. ruimtelijk relevante evenementen;
  • e. seksinrichting;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

(terug naar begin van lid 13.4 - Specifieke gebruiksregels)

13.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 13.4 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 14 Groen

(zie ook toelichting par. 6.2.2.13)

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

  • a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bermen en beplanting;
    • 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
    • 3. extensief recreatief medegebruik;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. kunstobjecten
    • 6. kunstwerken;
    • 7. landschappelijke inpassing;
    • 8. paden;
    • 9. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.4.2;
    • 10. speelvoorzieningen;
    • 11. voorzieningen van algemeen nut;
    • 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - kasteeltuin', zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. behoud, herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en het stedenbouwkundig beeld van de kasteeltuin;
    • 2. sociaal-culturele activiteiten;
    • 3. huwelijksvoltrekkingen/bruidsarrangementen;
    • 4. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    • 5. opslag van machines en materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van het kasteel, uitsluitend in bestaande gebouwen en.of onder bestaande overkappingen;
  • c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Groen' aangewezen gronden bestemd voor (een):
    • 1. bezinkbassin ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
    • 2. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    • 3. dierenpark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenpark';
    • 4. geluidwal, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
    • 5. park, ter plaatse van de aanduiding 'park';
    • 6. recreatieveld ten behoeve van sport en spel, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie'.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

14.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.2.1 Algemeen

14.2.2 Gebouwen en overkappingen

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

14.2.1 Algemeen

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 14.2 - Bouwregels)

14.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd:
    • 1. ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'park', met dien verstande dat uitsluitend bestaande gebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De bouwoppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • d. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenpark', dierenverblijven worden opgericht, mits sprake is van niet-bedrijfsmatig gebruik, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m².

(terug naar begin van lid 14.2 - Bouwregels)

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidschermen bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte.
  • c. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • d. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

(terug naar begin van lid 14.2 - Bouwregels)

14.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
14.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.4.1 Strijdig gebruik

14.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

14.4.3 Vluchtpad

14.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen;
  • d. sociaal-culturele activiteiten, waarbij sprake is van spreekinstallaties en/of versterkte (live) muziek. Onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties (uitsluitend voor het doen van aankondigingen) zijn wel toegestaan;
  • e. prostitutie.

(terug naar begin van lid 14.4 - Specifieke gebruiksregels)

14.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 14.4 - Specifieke gebruiksregels)

14.4.3 Vluchtpad

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad' staat bij het gebruik en bebouwing van de gronden de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.

(terug naar begin van lid 14.4 - Specifieke gebruiksregels)

 

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.5.1 Verbod

14.5.2 Uitzondering

14.5.3 Toelaatbaarheid

14.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen of verlagen van geluidwerende voorzieningen in de vorm van aarden wallen, al dan niet in combinatie met geluidschermen;
  • b. het verwijderen van beplanting op de onder a. bedoelde aarden wallen.

(terug naar begin van lid 14.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) 

14.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 14.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) 

14.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 14.5.1 genoemde werkzaaamheden zijn slechts toelaatbaar indien verzekerd is dat de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder, danwel een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde, niet worden overschreden,

(terug naar begin van lid 14.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) 

Artikel 15 Horeca

(zie ook toelichting par. 6.2.2.14)

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

15.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

  • a. De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kasteel' zijn de gronden tevens bestemd voor:
    • 1. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, voor zover deze gronden onbebouwd en als tuin in gebruik zijn;
    • 2. horeca tot en met categorie 2;
    • 3. bij de horecafunctie behorend terras, uitsluitend ter plaatse van de binnenplaats tussen het kasteel en de bijgebouwen;
    • 4. logies in:
      • maximaal drie vakantieappartementen;
      • maximaal zeven bed & breakfastkamers;
    • 5. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 6. cultuur en ontspanning in de vorm van publieksgerichte rondleidingen en activiteiten;
  • c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Horeca' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' ;
    • 3. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt', ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 4. logies en vergaderruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logies en vergaderruimte;
    • 5. horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca', ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    • 6. servicepunt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - servicepunt';
    • 7. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. terrassen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

15.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.2.1 Gebouwen en overkappingen

15.2.2 Hoofdgebouwen

15.2.3 Bedrijfswoningen

15.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

15.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

15.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.2.2 onder a. en lid 15.2.4 onder b.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwthoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande (bedrijfs)woningen zijn toegestaan. Nieuwe (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan
  • c. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het 'bouwvlak';
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • f. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande dat het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • g. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • j. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 15.2.4.
  • k. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.4 onder a., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedfrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 15.2.4 onder a. en e., is het realiseren van een carport tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 15.2 - Bouwregels)

15.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
15.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

15.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

15.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

15.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

15.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

15.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.4 onder c. en d., ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 15.4 - Afwijken van de bouwregels)

15.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 15.4 - Afwijken van de bouwregels)

15.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder g., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 15.4 - Afwijken van de bouwregels)

15.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 15.4 - Afwijken van de bouwregels)

15.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder d., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 15.4 - Afwijken van de bouwregels)

15.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.5.1 Strijdig gebruik

15.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

15.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

15.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. horeca van categorie 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • b. horeca van categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • c. ruimtelijk relevante evenementen;
  • d. seksinrichting;
  • e. wonen, met uitzondering van wonen als bedoeld in lid 15.1;
  • f. detailhandel, behoudens:
    • 1. detailhandel als bedoeld in lid 15.1
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 15.5 - Specifieke gebruiksregels)

15.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 15.5 - Specifieke gebruiksregels)

15.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 15.5 - Specifieke gebruiksregels)

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.5.1 onder e. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. de 'Nota Kwaliteit' in acht wordt genomen;
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  • f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  • c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Wonen', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' in acht wordt genomen;
  • i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 16 Kantoor

(zie ook toelichting par. 6.2.2.15)

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

16.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

  • a. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  • b. Ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 16.5.3;
  • c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Kantoor' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. 'wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;
    • 2. 'detailhandel', met uitzondering van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de gronden tevens bestemd voor uitoefening van:

met de daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

16.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

16.2.2 Hoofdgebouwen

16.2.3 Bedrijfswoningen

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

16.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

16.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in lid 16.2.2 onder a. en lid 16.2.4 onder b.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwthoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten
  • c. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • d. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het 'bouwvlak';
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • e. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • f. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • g. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • i. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 16.2.4.
  • j. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken c.q. overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • h. een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
    • 2. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
    • 4. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
    • 5. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 16.2.4 onder a., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 16.2.4 onder a. en e., is het realiseren van een carport tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 16.2 - Bouwregels)

16.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
16.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

16.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

16.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

16.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

16.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

16.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.4 onder b. en c. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 16.4 - Afwijken van de bouwregels)

16.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.3 onder f., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 16.4 - Afwijken van de bouwregels)

16.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.3 onder f., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 16.4 - Afwijken van de bouwregels)

16.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.5 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 16.4 - Afwijken van de bouwregels)

16.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.3 onder c., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 16.4 - Afwijken van de bouwregels)

16.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.5.1 Strijdig gebruik

16.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

16.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

16.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. detailhandel, behoudens:
    • 1. detailhandel als bedoeld in lid 16.1
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. ruimtelijk relevante evenementen;
  • c. wonen, met uitzondering van wonen zoals bedoeld in lid 16.1 onder c.

(terug naar begin van lid 16.5 - Specifieke gebruiksregels)

16.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 16.5 - Specifieke gebruiksregels)

16.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 16.5 - Specifieke gebruiksregels)

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.5.1 voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  • f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
16.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Wonen' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  • i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 17 Maatschappelijk

(zie ook toelichting par. 6.2.2.16)

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

17.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

  • a. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. maatschappelijke activiteiten;
    • 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.5.3;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers en met een maximum verblijfsduur van 6 weken, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
    • 2. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van maximaal 20 personen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed & breakfast 1';
    • 3. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    • 4. dierenbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats';
    • 5. dierenkliniek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek';
    • 6. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 7. uitoefenen van een dierenartspraktijk voor grote en kleine (landbouw)huisdieren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartspraktijk', met de daarbij behorende kleinschalige detailhandel verband houdende met de dierenartspraktijk en een verblijfsruimte voor verblijf en incidentele overnachting van personeel;
    • 8. voetzorginstelling inclusief balieverkoop van geselecteerde comfortschoenen en aanverwante producten binnen het kader van de totale voetzorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voetzorg';
    • 9. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of 'wonen', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 10. zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    • 11. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', met dien verstande dat uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan, danwel maximaal het aantal woningen zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen en erven bij de (bedrijfs)woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of 'wonen';
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • h. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

17.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

17.2.2 Hoofdgebouwen

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

17.2.4 Bedrijfswoningen

17.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

17.2.7 Erkers bij bedrijfswoningen

17.2.8 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • c. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • d. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De diepte van hoofdgebouwen mag vanaf de eerste verdieping niet meer bedragen dan 15 meter.
  • b. De goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwthoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • g. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.4 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten
  • c. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • d. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. De bedrijfswoning wordt uitsluitend gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn;
  • f. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • g. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • i. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde bedrijfswoningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • j. Het uitbreiden van de bedrijfswoning is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 17.2.4.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak.
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.7 Erkers bij bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 17.2.1 onder a. en lid 17.2.5 onder a., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.2.8 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 17.2.1 onder a., lid 17.2.5 onder a. en e., is het realiseren van een carport tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de achterzijde van de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 17.2 - Bouwregels)

17.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
17.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

17.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

17.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

17.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

17.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

17.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid lid 17.2.5 onder b. en c . ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 17.4 - Afwijken van de bouwregels)

17.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.4 onder g., ten behoeve van het realiseren van een kap op een bedrijfswoning, indien in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 17.4 - Afwijken van de bouwregels)

17.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid lid 17.2.4 onder g., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 17.4 - Afwijken van de bouwregels)

17.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.6 onder a. ten behoeve van oprichten van erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast.

(terug naar begin van lid 17.4 - Afwijken van de bouwregels)

17.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.4 onder g., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 17.4 - Afwijken van de bouwregels)

17.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.5.1 Strijdig gebruik

17.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

17.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

17.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. detailhandel, behoudens:
    • 1. detailhandel als bedoeld in lid 17.1;
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. horeca, uitgezonderd horeca als bedoeld in lid 17.1 onder b., sub 6;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • d. ruimtelijk relevante evenementen;
  • e. seksinrichting;
  • f. wonen, met uitzondering van wonen zoals bedoeld in lid 17.1 onder b., sub 9 en 10.

(terug naar begin van lid 17.5 - Specifieke gebruiksregels)

17.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 17.5 - Specifieke gebruiksregels)

17.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 17.5 - Specifieke gebruiksregels)

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.5.1 onder f. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  • a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  • d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  • e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  • f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  • d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  • i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 18 Recreatie

(zie ook toelichting par. 6.2.2.17)

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

  • a. De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie;
    • 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid18.4.2;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    • 2. park, ter plaatse van de aanduiding 'park', waar de gronden tevens zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het park;
    • 3. park, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - park kasteel Baexem', waar de gronden tevens zijn bestemd voor:
      • behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het park;
      • verblijfsrecreatie voor kampeermiddelen, niet zijnde recreatiewoningen/chalets en/of stacaravans;
    • 4. jachthaven met de daarbij behorende botenhellingen en botenliften, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
    • 5. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

18.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

18.2.1 Gebouwen en overkappingen

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • c. De goothoogte en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Jachthaven' de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak maximaal 2 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • d. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • e. Er mogen geen nieuwe woningen worden gerealiseerd;
  • f. Vervangende nieuwbouw is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'.
  • g. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van waarde - monument rijk gemeente' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' dient in acht te worden genomen.
  • h. In afwijking van het vorenstaande gelden ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' de volgende regels:
    • 1. Per 100 m² oppervlakte van het bestemmingsvlak mag één gebouw worden gebouwd;
    • 2. Het als volkstuin aangeduide gebied mag worden bebouwd tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage.
    • 3. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6 m²;
    • 4. De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

(terug naar begin van lid 18.2 - Bouwregels)

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • d. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 18.2 - Bouwregels)

18.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

18.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

18.4.1 Strijdig gebruik

18.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

18.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. seksinrichting;
  • b. prostitutie;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen;
  • d. wonen;
  • e. opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

(terug naar begin van lid 18.4 - Specifieke gebruiksregels)

18.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 18.4 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 19 Sport

(zie ook toelichting par. 6.2.2.18)

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

  • a. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. uitoefenen van sportactiviteiten;
    • 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.5.4;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Sport' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    • 2. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
    • 3. golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
    • 4. handboogbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - handboogsport';
    • 5. manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
    • 6. schutterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij';
    • 7. sporthal, ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
    • 8. sportschool, ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
    • 9. sportzaal, ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
    • 10. steilrand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - steilrand';
    • 11. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 12. zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'.

met daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie;
  • e. opslag en onderhoud ten behoeve van de golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. schietbomen;
  • h. sport- en spelgerelateerde evenementen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  • k. wegen en paden;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

19.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

19.2.2 Bedrijfswoningen

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

19.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

19.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden.
  • c. De goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • d. De bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag maximaal 2 meter meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c en d geldt ter plaatse van de aanduidingen 'zwembad', 'sporthal', 'sportschool' en 'sportzaal':
    • 1. De goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
    • 2. De bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • f. De bouwhoogte van overkappingen aan of bij bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 5,5 meter.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' gebouwen worden opgericht buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3,5 meter bedraagt;
    • 2. de maximale oppervlakte per gebouw 25 m2 bedraagt;
    • 3. er maximaal 3 gebouwen buiten het bouwvlak opgericht mogen zijn;
    • 4. de gebouwen ten dienste staan van de golfbaan.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. Vervangende nieuwbouw van bedrijfswoningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • b. De maximale goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegelaten
  • d. Uitbreiding van de bedrijfswoning binnen het bouwvlak is uitsluitend op de begane grond, in 1 bouwlaag mogelijk;
  • e. De bebouwde oppervlakte van bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken mag maximaal 275 m2 bedragen, met dien verstande het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
  • f. De bedrijfswoning moet worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.
  • g. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden.
  • h. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen minimaal 3 meter aan een zijde.
  • i. Het uitbreiden van bedrijfswoningen is niet toegelaten, behoudens het bepaalde in lid 19.2.4.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale oppervlakte bedraagt 100 m2.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • f. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • g. In afwijking van het bepaalde onder e. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • h. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegelaten binnen het bouwvlak;
  • b. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • c. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • d. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • f. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming ''Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • g. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter.
  • b. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • c. De hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • d. De hoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan 8 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • f. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij' zijn schietbomen en kogelvangers toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 20 meter.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.4 onder a. en onder d., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in lid 19.2.4 onder a. en lid 19.2.4 onder d., is het realiseren van een carport tot aan en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 19.2 - Bouwregels)

19.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

19.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

19.4.2 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

19.4.3 Hoogte van lichtmasten

19.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.4 onder b. en c. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de bedrijfswoning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 19.4 - Afwijken van de bouwregels)

19.4.2 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder b. voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 19.4 - Afwijken van de bouwregels)

19.4.3 Hoogte van lichtmasten

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.5 onder b. voor het realiseren van lichtmasten met een maximale hoogte van 18 meter, mits:

  • a. dit noodzakelijk is ter beperking van lichthinder voor omwonenden in verband met het gebruik van LED-verlichting;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
19.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.5.1 Strijdig gebruik

19.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

19.5.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij St. Jacobus Hunsel'

19.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

19.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor/als:

  • a. detailhandel, behoudens een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • b. manege, uitgezonderd zoals bedoeld in lid 19.1 onder b.;
  • c. opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond
  • d. opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. prostitutie;
  • f. ruimtelijk relevante evenementen;
  • g. schutterij, uitgezonderd zoals bedoeld in lid 19.1 onder b.;
  • h. seksinrichting;
  • i. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

(terug naar begin van lid 19.5 - Specifieke gebruiksregels)

19.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 19.5 - Specifieke gebruiksregels)

19.5.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij St. Jacobus Hunsel'

Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij St. Jacobus Hunsel', ten behoeve van schietactiviteiten van een schutterij is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de schotfrequentie bedraagt maximaal 120 schoten per uur;
  • b. schietactiviteiten zijn niet toegestaan tussen 23.00 en 07.00 uur.
  • c. schieten is uitsluitend toegestaan met een geluidgedempte buks.
  • d. het aantal schietbomen bedraagt maximaal 2;
  • e. schietbomen zijn voorzien van een gedempte kogelvanger.

(terug naar begin van lid 19.5 - Specifieke gebruiksregels)

19.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 19.5 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 20 Tuin

(zie ook toelichting par. 6.2.2.19)

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en/of (bedrijfs-)woning(en);
  • b. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.4.2.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

20.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van vóór de gevellijn van en aansluitend aan woningen gelegen:

  • a. erkers, serres en andere gebouwen op de begane grond;
  • b. luifels en dakoverstekken;
  • c. balkons;

tot een diepte van 1,5 meter, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de overschrijding maximaal 5 m2 bedraagt en de lengte maximaal 2/3 van de betreffende gevel is, een en ander voor zover de afstand tot de perceelsgrens niet kleiner wordt dan 4 meter.

(terug naar begin van lid 20 - Bouwregels)

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 20 - Bouwregels)

20.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
20.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

20.4.1 Strijdig gebruik

20.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

20.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. ruimtelijk relevante evenementen.

(terug naar begin van lid 20.4 - Specifieke gebruiksregels)

20.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 20.4 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 21 Verkeer

(zie ook toelichting par. 6.2.2.20)

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

  • a. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
    • 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
    • 3. kunstwerken en -objecten;
    • 4. oeververbindingen (bruggen);
    • 5. parkeervoorzieningen;
    • 6. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 21.4.2;
    • 7. straatmeubilair;
    • 8. verkoopstandplaats(en), mits in overeenstemming met het geldende standplaatsenbeleid;
    • 9. terrassen, mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of Drank- en Horecawet;
    • 10. voet- en rijwielpaden;
    • 11. voorzieningen van algemeen nut;
    • 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
    • 13. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Verkeer' aangewezen gronden bestemd voor (een):
    • 1. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
    • 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad'.
    • 3. camperstandplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen';
    • 4. een pinautomaat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - pinautomaat;
    • 5. spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
    • 6. vluchtpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad'.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

21.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.2.1 Algemeen

21.2.2 Gebouwen

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

21.2.1 Algemeen

Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad' in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 21.2 - Bouwregels)

21.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
  • d. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 21.2 - Bouwregels)

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
  • b. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen in de vorm van geluidschermen bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte.
  • c. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.
  • e. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' dient in acht te worden genomen.

(terug naar begin van lid 21.2 - Bouwregels)

21.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
21.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.4.1 Strijdig gebruik

21.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

21.4.3 Vluchtpad

21.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik van gronden voor:

  • a. prostitutie;
  • b. ruimtelijk relevante evenementen.

(terug naar begin van lid 21.4 - Specifieke gebruiksregels)

21.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 21.4 - Specifieke gebruiksregels)

21.4.3 Vluchtpad

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad' staat bij het gebruik en bebouwing van de gronden de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening van toepassing.

(terug naar begin van lid 21.4 - Specifieke gebruiksregels)

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.5.1 Verbod

21.5.2 Uitzondering

21.5.3 Toelaatbaarheid

21.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Verkeer' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen of verlagen van geluidwerende voorzieningen in de vorm van aarden wallen, al dan niet in combinatie met geluidschermen;
  • b. het verwijderen van beplanting op de onder a. bedoelde aarden wallen.

(terug naar begin van lid 21.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

21.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 21.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

21.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 21.5.1 genoemde werkzaaamheden zijn slechts toelaatbaar indien verzekerd is dat de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder, danwel een door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarde, niet worden overschreden.

(terug naar begin van lid 21.5 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 22 Water

(zie ook toelichting par. 6.2.2.21)

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Specifieke gebruiksregels

22.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.3.2;

en daarnaast voor:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. jachthaven met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  • h. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

22.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  • d. Het maximale bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mag niet meer dan 2% bedragen.
22.3 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

22.3.1 Strijdig gebruik

22.3.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

22.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt naast het bepaalde in artikel 38 in elk geval gerekend het gebruik van gronden voor:

  • a. prostitutie;
  • b. ruimtelijk relevante evenementen.

(terug naar begin van lid 22.3 - Specifieke gebruiksregels)

22.3.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 22.3 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 23 Wonen

(zie ook toelichting par. 6.2.2.22)

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

23.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

  • a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. wonen met dien verstande dat:
      • gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' én 'twee-aaneen' binnen één bouwperceel, zowel vrijstaande, vrijstaande geschakelde als twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Catharina Daemenstraat Heythuysen', uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
      • één vrijstaande woning of twee halfvrijstaande woningen zijn toegestaan zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Luytersteegstraat Heythuysen' en 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Zadelmakerslaan Heythuysen';
      • wonen in woonwagens uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is toegestaan;
      • ter plaatse van bestaande woningen waarvoor geen bouwaanduiding is opgenomen voor het toegestane woningtype (vrijstaand, tweeaaneen, aaneengebouwd, gestapeld), uitsluitend de bestaande woningtypes zijn toegestaan.
    • 2. bijzondere woonvorm;
    • 3. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
    • 4. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 23.5.4;
    • 5. uitoefening van
  • b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    • 1. atelier, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
    • 2. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers en met een maximum verblijfsduur van 6 weken, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
    • 3. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'
    • 4. detailhandel op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 6. een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    • 7. galerie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
    • 8. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    • 9. horeca in categorie 1 en/of 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 10. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 11. kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
    • 12. logies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies';
    • 13. ondergeschikte horeca van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    • 14. opslag van goederen door derden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag Weergraaf 33 Horn';
    • 15. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    • 16. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en tot maximaal het aantal zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 17. seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
    • 18. timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
    • 19. uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    • 20. vluchtpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad';
    • 21. wonen in een kasteel, inclusief publieksgerichte rondleidingen en activiteiten alsmede opslag van machines en materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van het kasteel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kasteel';
    • 22. woonwagenstandplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
    • 23. woonzorgcomplex, ter plaatse van de aanduiding 'woonzorgcomplex';
    • 24. zorgwoning(en), ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

23.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.2.1 Algemeen

23.2.2 Woningen

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

23.2.5 Erkers

23.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

23.2.7 Regels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'

23.2.8 Woonwagens

23.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De bebouwde oppervlakte van een bouwperceel mag maximaal 60% bedragen, met een maximum van 275 m2, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage', het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage mag worden bebouwd;
    • 2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - galerie' een grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken is toegestaan ten behoeve van een galerie / beeldentuin;
  • c. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' in acht te worden genomen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Molenweg Buggenum', bijbehorende bouwwerken ook buiten het bouwvlak toegelaten.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder b. geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het aangeduide percentage, met een maximum van 275 m2 met dien verstande dat ten minste 30% van het bouwperceel, gelegen achter de achterste grens van het hoofdbebouwingsvlak onbebouwd dient te blijven.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder b. geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Kasteelweg 1-3 Baexem' een maximum bebouwingsoppervlakte van 1.400 m².
  • g. In afwijking van het bepaalde onder b. geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Catharina Daemenstraat Heythuysen' een bebouwingspercentage van 30%.
  • h. In afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Zilleveld Neeritter' een maximum bebouwd oppervlak van 800 m².

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen, niet zijnde woonwagens, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Nieuwe woningen zijn niet toegestaan. Uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan.
  • b. Vervangende nieuwbouw van woningen is toegestaan, met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet mag toenemen.
  • c. In afwijking van het bepaalde sub a. zijn nieuwe woningen met bijbehorende bouwwerken toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en met in acht name van het aangeduide maximum, met dien verstande dat:
    • 1. Inclusief gerealiseerde en in aanbouw zijnde woningen het aantal woningen binnen het maatvoeringsvlak niet meer mag bedragen dan het maximaal toegestane aantal woningen.
    • 2. ter plaatse van de functieaanduiding 'specieke vorm van wonen - gekoppelde maatvoering', de middels de figuur 'relatie' met elkaar verbonden maatvoeringsvlakken voor de bepaling van het maximum aantal toegestane woningen als één geheel moeten worden beschouwd.
    • 3. Het hoofdgebouw uitsluitend wordt gebouwd:
      • binnen het 'bouwvlak';
      • in of maximaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn en/of de bouwvlakgrens aan de zijde van de weg en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan die voorgevelrooilijn en/of bouwvlakgrens;
  • d. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. de bestaande goot- en bouwhoogte ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan danwel
    • 2. de goot- en bouwhoogte die is aangegeven ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
    • 3. 7 meter respectievelijk 10 meter ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' als binnen het maatvoeringsvlak geen aparte maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen.
  • e. Het hoofdgebouw moet worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 20º en maximaal 50°, met dien verstande dat bij bestaande woningen en/of bij vervangende nieuwbouw het hoofdgebouw mag worden afgedekt met dezelfde afdekking en dakhelling als aanwezig ten tijde van de ter inzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • f. In afwijking van het bepaalde onder e. kan een deel van het hoofdgebouw worden afgedekt met een plat dak, indien sprake is van uitbreiding van het hoofdgebouw als bedoeld in dit lid onder h;
  • g. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande- en bij gestapelde woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij halfvrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen, minimaal 3 meter aan één zijde;
  • h. In afwijking van het bepaalde onder g. is een uitbreiding van het hoofdgebouw toegestaan tot in de zijdelingse perceelsgrens, mits:
    • 1. de uitbreiding uitsluitend is toegestaan in achtererfgebied;
    • 2. de maximale goothoogte 3,5 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter bedraagt;
    • 3. bij vrijstaande woningen uitbreiding uitsluitend is toegestaan aan één zijde van de woning;
  • i. In afwijking van het bepaalde onder f. dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Liduinahof Kelpen-Oler', minimaal 1 meter aan beide zijden te bedragen.
  • j. De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten mag bij (vervangende) nieuwbouw niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • k. In afwijking van het bepaalde sub c, is een grotere goot- en/of bouwhoogte toegestaan tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen, met dien verstande dat:
    • 1. het 'stedenbouwkundig beeld' niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De maximale goothoogte bedraagt 3,5 meter.
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter.
  • c. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in achtererfgebied.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c. mogen bijbehorende bouwwerken tot in de voorgevelrooilijn worden opgericht indien de afstand van de bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens groter is dan 2 meter.
  • e. Indien sprake is van een garage dient de afstand van de voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter te bedragen.
  • f. Bij vrijstaande woningen dient, binnen het bouwvlak, de afstand van bijbehorende bouwwerken tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2 meter te bedragen;
  • g. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm wonen - kasteeltuin' een maximale goothoogte van 5 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak' is binnen het bouwvlak uitbreiding van het hoofdgebouw uitsluitend op de begane grond, in 1 bouwlaag toegestaan.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, zijn enkel toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. maximaal 2 meter bedraagt in achtererfgebied;
    • 2. maximaal 1 meter bedraagt in voorerfgebied;
    • 3. maximaal 2 meter bedraagt in zijerfgebied, mits:
      • de erf- of terreinafscheiding minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning gelegen is;
      • het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bouwhoogte daarvan mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.5 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1 onder a., en lid 23.2.3 onder c., is het realiseren van een erker voor de voorgevel en/of een overkapping ter plaatse van de entree van de woning toegestaan , met dien verstande dat:

  • a. de erker c.q. overkapping maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn mag worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • d. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw waartegen de erker of overkapping wordt gerealiseerd;
  • e. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

In afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1 onder a., sub 2. en lid 23.2.3 onder c., is het realiseren van een carport tot aan de voorgevelrooilijn en/of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevelrooilijn met niet meer dan 2 meter overschreden wordt;
  • b. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 meter bedraagt;
  • c. het deel van de carport dat voor de voorgevelrooilijn wordt gerealiseerd geen gesloten wanden heeft die tot de constructie zelf behoren;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • e. de carport direct verbonden dient te zijn met een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk;
  • f. slechts één carport mag worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.7 Regels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'

In afwijking van en/of ter aanvulling op het bepaalde in lid 23.2, subleden 23.2.1, 23.2.2, 23.2.3, 23.2.4, 23.2.5 en 23.2.6, gelden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen' de volgende regels:

  • a. Woningen:
    • 1. nieuwe woningen zijn niet toegestaan;
    • 2. uitbreiding van bestaande woningen is toegestaan, met dien verstande dat de inhoud na uitbreiding maximaal 450 m3 bedraagt;
    • 3. uitbreiding van bestaande woningen waarvan de inhoud ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan >750 m³ is, is niet toegestaan;
    • 4. uitbreiding van bestaande woningen waarvan de inhoud ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan <750 m³ is, is toegestaan met maximaal 20% van de bestaande inhoud, tot een maximum van 750 m³;
    • 5. de maximale goot- en nokhoogte bedraagt respectievelijk 5,5 en 8 meter, danwel de bestaande hoogte;
  • b. Bijbehorende bouwwerken:
    • 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 70 m²;
    • 2. de maximale goot- en nokhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt respectievelijk 3 en 4,5 meter, danwel de bestaande hoogte;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw/de woning bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. De afstand van bebouwing tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 meter bij een weg met een breedte >10 meter en minimaal 10 meter bij overige wegen.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.2.8 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woonwagens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', met dien verstande dat per woonwagenstandplaats maximaal één woonwagen is toegestaan.
  • b. Het aantal woonwagenstandplaatsen mag niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • c. De maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 meter.
  • d. De maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 meter.
  • e. De minimale afstand tussen twee woonwagens bedraagt 5 meter.
  • f. De minimale afstand tot de bestemming 'Verkeer' of 'Groen' bedraagt 1 meter.
  • g. Voor wat betreft het bouwen van bijbehorende bouwwerken is het bepaalde in lid 23.2.3 overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat de woonwagenstandplaats voor maximaal 60% bebouwd mag worden.
  • h. Voor wat betreft het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bepaalde in lid 23.2.4 overeenkomstig van toepassing.
  • i. In afwijking van het bepaalde onder e en f, zijn bestaande kortere afstanden toegelaten indien sprake is van een vergunde situatie. Deze kortere afstanden blijven tevens van kracht bij vervanging van de betreffende woonwagens.

(terug naar begin van lid 23.2 - Bouwregels)

23.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  • d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • e. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  • g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
23.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

23.4.2 Realisatie kap op de woning

23.4.3 Platte afdekking woning

23.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

23.4.5 Afwijken van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'

23.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.3 onder a. en b. ten behoeve van het uitbreiden van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij de woning tot 2 bouwlagen, afgewerkt met een plat dak of een kap met dien verstande dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. de goot- en bouwhoogte maximaal 0,5 meter meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan indien de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk is afgewerkt met een plat dak, terwijl het hoofdgebouw is afgewerkt met een kap;
  • c. de afstand van de uitbreiding van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk:
    • 1. tot beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter dient te bedragen bij vrijstaande woningen;
    • 2. tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter moet bedragen bij halfvrijstaande en vrijstaand-geschakelde woningen ;
  • d. indien een kap wordt gerealiseerd, de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de uitbreiding plaatsvindt:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. in of achter de voorgevelrooilijn en vóór een denkbeeldige lijn op 15 meter uit en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

(terug naar begin van lid 23.4 - Afwijken van de bouwregels)

23.4.2 Realisatie kap op de woning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2, sub e. ten behoeve van het realiseren van een kap op een woning, indi en in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, met dien verstande dat:

  • a. de dakhelling ten minste 20° en niet meer dan 50° bedraagt;
  • b. indien sprake is van een geschakelde of aaneengebouwde bedrijfswoning, ook de aan betreffende bedrijfswoning verbonden andere woning(en) voorzien worden van een kap;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 23.4 - Afwijken van de bouwregels)

23.4.3 Platte afdekking woning

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2, sub e., ten behoeve van het realiseren van een plat dak op een woning, met dien verstande dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 23.4 - Afwijken van de bouwregels)

23.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.2, sub d., voor het realiseren van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal de hoogte van de direct naast gelegen woningen, mits:

  • a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.

(terug naar begin van lid 23.4 - Afwijken van de bouwregels)

23.4.5 Afwijken van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.7, voor het in afwijking van de in dat lid genoemde maatvoeringen uitbreiden van bestaande woningen en/of voor het bouwen of uitbreiden van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet toeneemt;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  • f. de bouwregels voor de bestemming 'Wonen' voor het overige onverkort van toepassing blijven.

(terug naar begin van lid 23.4 - Afwijken van de bouwregels)

23.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.5.1 Strijdig gebruik

23.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

23.5.3 Kasteeltuin

23.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

23.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor/van:

  • a. bedrijvigheid, met uitzondering van de bedrijvigheid als bedoeld in lid 23.1;
  • b. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel als bedoeld in lid 23.1
    • 2. een beperkte verkoop in het klein in verband met en ondergeschikt aan de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. horeca, behoudens ondergeschikte horeca als bedoeld in lid 23.1, met dien verstande dat de oppervlakte van gronden en gebouwen ten behoeve van deze functie maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. kamerbewoning;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • f. ruimtelijk relevante evenementen;
  • g. seksinrichting;
  • h. het gebruik voor woondoeleinden van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen', indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsinpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regels, niet is gerealiseerd binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen ter plaatse van die aanduiding en daarna niet in stand wordt gehouden.

(terug naar begin van lid 23.5 - Specifieke gebruiksregels)

23.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

De uitoefening van een bedrijf aan huis en/of een beroep aan huis is toegestaan in de woning en/of in de bij de woning behorende bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een bedrijf aan huis is toegestaan zoals vermeld in of vergelijkbaar met categorie 1 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
  • b. een bedrijf aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 30 m²;
  • c. een beroep aan huis een gebruiksoppervlak beslaat van in totaal maximaal 80 m²;
  • d. bij een gecombineerde uitoefening van het bepaalde onder b. en c. het totale maximale gebruiksoppervlak van 80 m2 niet overschreden wordt;
  • e. maximaal 30% van het gebruiksoppervlak van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

(terug naar begin van lid 23.5 - Specifieke gebruiksregels)

23.5.3 Kasteeltuin

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kasteeltuin' staat bij het gebruik van de gronden het behoud, herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening c.q. de Monumentenwet van toepassing.

(terug naar begin van lid 23.5 - Specifieke gebruiksregels)

23.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Het gebruik van gronden voor ruimtelijke niet relevante evenementen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de geldende 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' en het geldende 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal';
  • b. indien het onder a. bedoelde uitvoeringsbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  • c. voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

(terug naar begin van lid 23.5 - Specifieke gebruiksregels)

Artikel 24 Wonen - Uit te werken

(zie ook toelichting par. 6.2.2.23)

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Uitwerkingsregels

24.3 Bouwregels

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

24.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen

en daarnaast voor:

  • a. bijzondere woonvormen voor onder andere verstandelijk en lichamelijk gehandicapten ;
  • b. uitoefening van:

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. verkeersvoorzieningen, waaronder wegen en paden;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
24.2 Uitwerkingsregels

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Burgemeester en wethouders werken de bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels uit:

  • a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
  • c. de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  • f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
  • g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  • h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
  • j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast';
  • m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.
  • o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').
24.3 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders onherroepelijk vastgesteld uitwerkingplan.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - Uit te werken' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Groen', 'Tuin' en/of in de bestemming 'Wonen', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2 is ingediend, met dien verstande dat door de wijziging in de bestemming 'Wonen' het aantal woningen niet mag toenemen.

Artikel 25 Leiding - Gas

(zie ook toelichting par. 6.2.2.24)

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

25.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

25.2.1 Algemeen

25.2.2 Gebouwen en overkappingen

25.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

25.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de aangegeven beschermingszone van de gasleiding alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

(terug naar begin van lid 25.2 - Bouwregels)

25.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende gasleiding, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 25.2 - Bouwregels)

25.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

(terug naar begin van lid 25.2 - Bouwregels)

25.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. geen sprake is van een kwetsbaar object.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

25.4.1 Verbod

25.4.2 Uitzondering

25.4.3 Toelaatbaarheid

25.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dieper dan 0,25 m;
  • d. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. permanent opslaan van goederen;
  • g. uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.

(terug naar begin van lid 25.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

25.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die worden bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion).

(terug naar begin van lid 25.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

(terug naar begin van lid 25.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

(zie ook toelichting par. 6.2.2.25)

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

26.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

26.2.1 Algemeen

26.2.2 Gebouwen en overkappingen

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

26.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de aangegeven beschermingszone van de hoogspanningsverbinding alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

(terug naar begin van lid 26.2 - Bouwregels)

26.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 26.2 - Bouwregels)

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter, met uitzondering van hoogspanningsmasten, waarvan de hoogte maximaal 60 meter mag bedragen.

(terug naar begin van lid 26.2 - Bouwregels)

26.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

26.4.1 Verbod

26.4.2 Uitzonderingen

26.4.3 Toelaatbaarheid

26.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter
  • b. aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
  • c. ophogen, egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • d. opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.

(terug naar begin van lid 26.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.

(terug naar begin van lid 26.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

(terug naar begin van lid 26.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 27 Leiding - Riool

(zie ook toelichting par. 6.2.2.26)

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor een rioolleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

27.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

27.2.1 Algemeen

27.2.2 Gebouwen en overkappingen

27.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

27.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de rioolleiding worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming.

(terug naar begin van lid 27.2 - Bouwregels)

27.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende rioolleiding, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 27.2 - Bouwregels)

27.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 2 m bedragen.

(terug naar begin van lid 27.2 - Bouwregels)

27.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

27.4.1 Verbod

27.4.2 Uitzondering

27.4.3 Toelaatbaarheid

27.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dieper dan 0,25 m;
  • d. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. permanent opslaan van goederen;
  • g. uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.

(terug naar begin van lid 27.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

27.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

(terug naar begin van lid 27.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

27.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

(terug naar begin van lid 27.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

28.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

28.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

  • a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 250 m²,
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    • 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    • 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  • d. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • f. Indien lid 28.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
28.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

28.4.1 Verbod

28.4.2 Uitzondering

28.4.3 Toelaatbaarheid

28.4.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 2. aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. aanleggen van bos en/of boomgaard die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.;
    • 4. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Het onder a. genoemde verbod is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 250 m².

(terug naar begin van lid 28.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

28.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 28.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

28.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Indien uit het in lid 28.4.3 onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • d. Indien lid 28.4.3 onder b. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

(terug naar begin van lid 28.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 5

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

29.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

29.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

  • a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    • 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    • 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  • d. Indien uit het in lid 29.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • f. Indien lid 29.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
29.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

29.4.1 Verbod

29.4.2 Uitzondering

29.4.3 Toelaatbaarheid

29.4.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 2. aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. aanleggen van bos en/of boomgaard die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.;
    • 4. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Het onder a. genoemde verbod is uitsluitend van toepassing indien de de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m².

(terug naar begin van lid 29.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

29.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 29.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

29.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend, dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Indien uit het in lid 29.4.3 onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • d. Indien lid 29.4.3 onder b. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

(terug naar begin van lid 29.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 6

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

30.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

30.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

  • a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend, nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 2.500 m²,
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    • 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    • 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  • d. Indien uit het in lid 30.2 onder a. genoemde rapport blijkt, dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • f. Indien lid 30.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
30.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

30.4.1 Verbod

30.4.2 Uitzondering

30.4.3 Toelaatbaarheid

30.4.1 Verbod
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 2. aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. aanleggen van bos en/of boomgaard die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.;
    • 4. aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend vergraven, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. Het onder a. genoemde verbod is uitsluitend van toepassing indien de de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 2.500 m².

(terug naar begin van lid 30.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

30.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 30.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 30.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

30.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, of waaruit blijkt dat:
    • 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
    • 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Indien uit het in lid 30.4.3 onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kunnen burgemeesters en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  • d. Indien lid 30.4.3, onder b. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

(terug naar begin van lid 30.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone watergang

(zie ook toelichting par. 6.2.2.28)

31.1 Bestemmingsomschrijving

31.2 Bouwregels

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen watergangen, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de watergangen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

31.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

31.2.1 Algemeen

31.2.2 Gebouwen en overkappingen

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen

31.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming.

(terug naar begin van lid 31.2 - Bouwregels)

31.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende watergang, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 31.2 - Bouwregels)

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 2 m bedragen.

(terug naar begin van lid 31.2 - Bouwregels)

31.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, van het bepaalde in lid 31.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

31.4.1 Verbod

31.4.2 Uitzonderingen

31.4.3 Toelaatbaarheid

31.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • c. aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • d. aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. diepploegen;
  • f. heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • g. veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen.

(terug naar begin van lid 31.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

31.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

(terug naar begin van lid 31.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

31.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 31.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het functioneren van de watergang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de watergang.

(terug naar begin van lid 31.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

(zie ook toelichting par. 6.2.2.29)

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterkering.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

32.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

32.2.1 Algemeen

32.2.2 Gebouwen en overkappingen

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

32.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de waterkering worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming.

(terug naar begin van lid 32.2 - Bouwregels)

32.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de waterkering, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 32.2 - Bouwregels)

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming, zoals duikers, keerwanden en merktekens, waarbij de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter mag bedragen.

(terug naar begin van lid 32.2 - Bouwregels)

32.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering) 

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, van het bepaalde in lid 32.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

32.4.1 Verbod

32.4.2 Uitzonderingen

32.4.3 Toelaatbaarheid

32.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • c. aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • d. aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. diepploegen;
  • f. heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • g. veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen.

(terug naar begin van lid 32.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

32.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

(terug naar begin van lid 32.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

32.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 32.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

(terug naar begin van lid 32.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 33 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

(zie ook toelichting par. 6.2.2.30)

33.1 Bestemmingsomschrijving

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. riviergebonden activiteiten, waaronder wordt verstaan:
    • 1. aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
    • 2. bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
    • 3. realisatie van natuur;
    • 4. realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
    • 5. realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    • 6. winning van oppervlaktedelfstoffen;
  • b. vergroten van de afvoercapaciteit van rivierwater;
  • c. waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
  • d. waterhuishouding.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

33.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Op de gronden zoals bedoeld in lid 33.1 mag niet worden gebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2 ten behoeve van:

  • a. riviergebonden activiteiten;
  • b. niet riviergebonden activiteiten;
  • c. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
  • d. rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang;
  • e. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming;

met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied.
  • b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  • c. slechts een omgevingsvergunning voor riviergebonden bouwwerken wordt verleend indien:
    • 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
  • d. slechts een omgevingsvergunning voor niet-riviergebonden bouwwerken wordt verleend indien
    • 1. er sprake is van:
      • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of;
      • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
      • een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
      • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
    • 6. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of de rivierverruimende maatregelen worden genomen,waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  • e. voor rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing dien te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
33.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, met uitzondering van riviergebonden activiteiten als genoemd in lid 33.1 onder a.

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied
  • b. Rijkswaterstaat wordt gehoord,
  • c. slechts een omgevingsvergunning voor riviergebonden activeiten wordt verleend indien:
    • 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering vor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
  • d. slechts een omgevingsvergunning voor niet-riviergebonden activeiten wordt verleend indien:
    • 1. er sprake is van:
      • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of;
      • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
      • een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
      • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert;
    • 6. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

33.6.1 Verbod

33.6.2 Uitzondering

33.6.3 Toelaatbaarheid

33.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. aanleggen opgaande beplanting die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt;
  • c. uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend ophogen, verlagen, vergraven, afgraven, woelen, mengen, egaliseren en dempen van wateren.

(terug naar begin van lid 33.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

33.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 33.6.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 33.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

33.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 33.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het stroomvoerend rivierbed.
  • b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  • c. slechts een omgevingsvergunning voor riviergebonden activiteiten wordt verleend indien:
    • 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering vor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
  • d. slechts een omgevingsvergunning voor niet- riviergebonden activiteiten wordt verleend indien:
    • 1. er sprake is van:
      • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of;
      • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
      • een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
      • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    • 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    • 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    • 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    • 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert;
    • 6. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

(terug naar begin van lid 33.6 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 34 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

(zie ook toelichting par. 6.2.2.31)

34.1 Bestemmingsomschrijving

34.2 Bouwregels

34.3 Afwijken van de bouwregels

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

34.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

Op de gronden zoals bedoeld in lid 34.1 mag niet worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 en worden toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed.
  • b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft.
  • d. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.
  • e. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
  • f. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
  • g. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

34.4.1 Verbod

34.4.2 Uitzondering

34.4.3 Toelaatbaarheid

34.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. aanleggen opgaande beplanting die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt;
  • c. uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend ophogen, verlagen, vergraven, afgraven, woelen, mengen, egaliseren en dempen van wateren.

(terug naar begin van lid 34.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

34.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 34.4.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van lid 34.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

34.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 34.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed;
  • b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  • a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  • e. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.

(terug naar begin van lid 34.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

(zie ook toelichting par. 6.2.2.32)

35.1 Bestemmingsomschrijving

35.2 Bouwregels

35.3 Afwijken van de bouwregels

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

35.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), primair bestemd voor het beheer en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

35.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

35.2.1 Algemeen

35.2.2 Gebouwen

35.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

35.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de beschermingszone van de waterkering niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

(terug naar begin van lid 35.2 - Bouwregels)

35.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende watergang, met dien verstande dat:

  • a. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2.

(terug naar begin van lid 35.2 - Bouwregels)

35.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 meter bedragen.

(terug naar begin van lid 35.2 - Bouwregels)

35.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2.1 en worden toegestaan dat in de andere voor de gronden aangewezen bestemmingen de op grond van die bestemmingen toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap en dit advies in acht wordt genomen.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

35.4.1 Verbod

35.4.2 Uitzonderingen

35.4.3 Toelaatbaarheid

35.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • b. aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • c. aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • d. aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. diepploegen;
  • f. heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • g. veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen.

(terug naar begin van lid 35.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

35.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 35.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

(terug naar begin van lid 35.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

35.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 35.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

(terug naar begin van lid 35.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

(zie ook toelichting par. 6.2.3.1)

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene bouwregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.2)

37.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

37.2 Ondergeschikte bouwdelen

37.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

37.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

37.1.1 Ondergrondse werken

37.1.2 Ondergrondse bouwwerken

37.1.3 Afwijken van het bestemmingsplan

37.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

(terug naar begin van lid 37.1 - Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen)

37.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bouwvlak.
  • c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
  • d. Bij het berekenen van de geldende oppervlakte- en inhoudsmaten, wordt de oppervlakte of inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.

(terug naar begin van lid 37.1 - Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen)

37.1.3 Afwijken van het bestemmingsplan

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.1.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

(terug naar begin van lid 37.1 - Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen)

37.2 Ondergeschikte bouwdelen

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

37.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

37.3.1 Maximale maatvoering

37.3.2 Minimale maatvoering

37.3.3 Heroprichting

37.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het tijdstip van ter inzage legging van het vastgestelde plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

(terug naar begin van lid 37.3 - Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten)

37.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

(terug naar begin van lid 37.3 - Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten)

37.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 37.3.1 en lid 37.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

(terug naar begin van lid 37.3 - Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten)

Artikel 38 Algemene gebruiksregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.3)

38.1 Algemeen

38.2 Innemen van verkoopstandplaatsen

38.3 Monumenten

38.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 23 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
  • c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
38.2 Innemen van verkoopstandplaatsen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.25)

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen is toegestaan, mits:

  • a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de nota 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal';
  • b. indien de onder a. bedoelde beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).
38.3 Monumenten

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening c.q. de Monumentenwet van toepassing.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.4)

39.1 geluidzone - industrie

39.2 milieuzone - geurzone

39.3 overige zone - beekdal

39.4 overige zone - beeldentuin galerie

39.5 overige zone - beschermde bomen

39.6 overige zone - bufferzone 2

39.7 overige zone - bufferzone 5

39.8 overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

39.9 overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

39.10 overige zone - onderzoeksplicht

39.11 overige zone - parkeerterrein

39.12 overige zone - sociaal-culturele activiteiten

39.13 overige zone - terras

39.14 veiligheidszone - lpg

39.15 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied

39.16 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

39.17 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding

39.18 vrijwaringszone - molenbiotoop

39.19 vrijwaringszone - reserveringszone weg

39.20 vrijwaringszone - vaarweg

39.21 wetgevingzone - wijzigingsgebied

39.1 geluidzone - industrie

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.1.1 Aanduidingsomschrijving

39.1.2 Bouwregels

39.1.3 Afwijken van de bouwregels

39.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

(terug naar begin van lid 39.1 - geluidzone - industrie)

39.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder niet mogen worden gerealiseerd vanwege een hoge geluidbelasting vanwege industrielawaai.

(terug naar begin van lid 39.1 - geluidzone - industrie)

39.1.3 Afwijken van de bouwregels

Mits de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders verleende hogere grenswaarde, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.1.2 en toestaan dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan.

(terug naar begin van lid 39.1 - geluidzone - industrie)

39.2 milieuzone - geurzone

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.2.1 Aanduidingsomschrijving

39.2.2 Bouwregels

39.2.3 Omgevingsvergunning geurgevoelige objecten

39.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten.

(terug naar begin van lid 39.2 - milieuzone - geurzone)

39.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geldt dat geen nieuwe geurgevoelige objecten als bedoeld in het 'Activiteitenbesluit' mogen worden opgericht of uitgebreid in verband met de geuremissie van het rioolgemaal.

(terug naar begin van lid 39.2 - milieuzone - geurzone)

39.2.3 Omgevingsvergunning geurgevoelige objecten

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 en worden toegestaan dat nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd dan wel functies worden toegestaan, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het gebruik van het rioolgemaal;
  • b. de geurbelasting vanwege het rioolgemaal ten aanzien van deze geurgevoelige gebouwen en/of functies niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een door burgemeester en wethouders vastgesteld maatwerkvoorschrift op grond van het 'Activiteitenbesluit'.

(terug naar begin van lid 39.2 - milieuzone - geurzone)

39.3 overige zone - beekdal

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.3.1 Aanduidingsomschrijving

39.3.2 Bouwregels

39.3.3 Gebruiksregels

39.3.4 Afwijken van de gebruiksregels

39.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' dienen de landschappelijk en natuurlijke waarden welke zijn verbonden aan de beekloop en het fysieke en zichtbare beekdal behouden, beschermd en/of hersteld te worden.

(terug naar begin van lid 39.3 - overige zone - beekdal)

39.3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

(terug naar begin van lid 39.3 - overige zone - beekdal)

39.3.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en ondergrond voor containervelden;
  • b. het uitoefenen van een boomkwekerij;
  • c. het planten van fruitbomen, uitgezonderd ter plaatse van percelen met bestaande (legaal aangeplante) fruitbomen. Te rooien bomen mogen op dezelfde locatie worden gecompenseerd/herplant.

(terug naar begin van lid 39.3 - overige zone - beekdal)

39.3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.3.3 ten behoeve van het planten van fruitbomen, onder de voorwaarden, dat:

  • a. daartegen uit hoofde van de bescherming van de voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder het natuurlijk watersysteem geen bezwaar bestaat;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.

(terug naar begin van lid 39.3 - overige zone - beekdal)

39.4 overige zone - beeldentuin galerie

(zie ook toelichting par. 4.2.5.1)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.4.1 Aanduidingsomschrijving

39.4.2 Specifieke gebruiksregels

39.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beeldentuin galerie' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik als beeldentuin.

(terug naar begin van lid 39.4 - overige zone - beeldentuin galerie)

39.4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beeldentuin galerie' als beeldentuin, indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het als bijlage 8 gevoegde plan voor Landschappelijke inpassing beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

(terug naar begin van lid 39.4 - overige zone - beeldentuin galerie)

39.5 overige zone - beschermde bomen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.5)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.5.1 Aanduidingsomschrijving

39.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beschermde bomen' staat bij het gebruik van de gronden en gebouwen de bescherming van de monumentale bomen zoals aangegeven in bijlage 5 voorop.

(terug naar begin van lid 39.5 - overige zone - beschermde bomen)

39.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van lid 39.5 - overige zone - beschermde bomen)

a Verbod (lid 39.5.2)

b Uitzonderingen (lid 39.5.2)

c Toelaatbaarheid (lid 39.5.2)

a Verbod (lid 39.5.2)

Het is verboden ter plaatse van de monumentale bomen zoals aangegeven in bijlage 5, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;
  • b. vellen of rooien van houtgewas (houtopstanden, houtwallen, bomenrijen, heggen en solitaire bomen);
  • c. verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken bomen tot gevolg kunnen hebben;
  • d. wijzigen van het grondwaterpeil.

(terug naar begin van sublid 39.5.2 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

b Uitzonderingen (lid 39.5.2)

Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

(terug naar begin van sublid 39.5.2 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

c Toelaatbaarheid (lid 39.5.2)

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de groene structuur in het plangebied plaatsvindt.

(terug naar begin van sublid 39.5.2 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

39.6 overige zone - bufferzone 2

(zie ook toelichting par. 4.2.3.10)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.6.1 Aanduidingsomschrijving

39.6.2 Bouwregels

39.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 2' zijn in beginsel geen activiteiten toegestaan:

  • a. die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de aangrenzende hydrologisch gevoelige natuur- of bosgebieden;
  • b. die kunnen leiden tot peilverlaging van het grondwater in de genoemde aangrenzende gronden met negatieve gevolgen voor de vegetatie;
  • c. die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende gronden kunnen verstoren.

(terug naar begin van lid 39.6 - overige zone - bufferzone 2)

39.6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 2' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

(terug naar begin van lid 39.6 - overige zone - bufferzone 2)

39.7 overige zone - bufferzone 5

(zie ook toelichting par. 4.2.3.11)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.7.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5' zijn geen evenementen toegestaan in verband met het effect op de meest verstoringsgevoelige (vogel)soort.

(terug naar begin van lid 39.7 - overige zone - bufferzone 5)

39.8 overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen', zijn de gronden mede bestemd ter waarborging van de realisering en instandhouding van landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsinpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 7 bij deze regels.

(terug naar begin van lid 39.8 - overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen)

39.9 overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.9.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen', zijn de gronden mede bestemd ter waarborging van de realisering en instandhouding van landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsinpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 9 bij deze regels.

(terug naar begin van lid 39.9 - overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen)

39.10 overige zone - onderzoeksplicht

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.10.1 Aanduidingsomschrijving

39.10.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

39.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - onderzoeksplicht' gelden aanvullende regels ter bescherming van de populatie van de huismus en van vleermuizen.

(terug naar begin van lid 39.10 - overige zone - onderzoeksplicht)

39.10.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

(terug naar begin van lid 39.10 - overige zone - onderzoeksplicht)

a Verbod (lid 39.10.2)

b Uitzondering (lid 39.10.2)

c Toelaatbaarheid (lid 39.10.2)

a Verbod (lid 39.10.2)

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - onderzoeksplicht' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning.

(terug naar begin van sublid 39.10.2 - Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk)

b Uitzondering (lid 39.10.2)

Het onder a genoemde verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds vergunning voor het slopen is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend
  • d. ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

(terug naar begin van sublid 39.10.2 - Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk)

c Toelaatbaarheid (lid 39.10.2)

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. mitigerende maatregelen ter bescherming van de populatie van de huismus worden genomen en;
  • b. uit een vleermuisonderzoek is gebleken dat er geen verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen voor de bescherming van aanwezige vleermuizen.

(terug naar begin van sublid 39.10.2 - Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk)

39.11 overige zone - parkeerterrein

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.11.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeerterrein' zijn de gronden tevens bestemd voor parkeerterrein.

(terug naar begin van lid 39.11 - overige zone - parkeerterrein)

39.12 overige zone - sociaal-culturele activiteiten

(zie ook toelichting par. 4.2.3.19)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.12.1 Aanduidingsomschrijving

39.12.2 Gebruiksregels

39.12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - sociaal-culturele activiteiten' gelden aanvullende regels voor het gebruik van gronden en gebouwen voor sociaal-culturele activiteiten.

(terug naar begin van lid 39.12 - overige zone - sociaal-culturele activiteiten)

39.12.2 Gebruiksregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - sociaal-culturele activiteiten' kunnen gronden en gebouwen worden gebruikt ten behoeve van:
    • 1. maximaal tien huwelijksvoltrekkingen/trouwarrangementen of andere familiefeesten per kalenderjaar;
    • 2. maximaal tien sociaal-culturele activiteiten per kalenderjaar.
  • b. de onder a. genoemde activiteiten kunnen plaatsvinden tot uiterlijk 23.00 uur en het aantal bezoekers bedraagt maximaal 150;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. zijn per kalenderjaar maximaal vijf activiteiten als bedoeld onder a. toegestaan die kunnen plaatsvinden tot uiterlijk 01.00 uur.
  • d. Tot een met de aanduiding 'overige zone - sociaal-culturele activiteiten' strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt gerekend het gebruik ten behoeve van sociaal-culturele activiteiten, waarbij sprake is van spreekinstallaties en/of versterkte (live) muziek. Onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties (uitsluitend voor het doen van aankondigingen) zijn wel toegestaan, met dien verstande dat deze beperking niet geldt voor gronden en gebouwen ter plaatse van de bestemming 'Horeca'.

(terug naar begin van lid 39.12 - overige zone - sociaal-culturele activiteiten)

39.13 overige zone - terras

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.13.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terras' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik als terras bij een aangrenzend gelegen horecabedrijf/-functie.

(terug naar begin van lid 39.13 - overige zone - terras)

39.14 veiligheidszone - lpg

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.14.1 Aanduidingsomschrijving

39.14.2 Bouwregels

39.14.3 Afwijken van de bouwregels

39.14.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van de bouw van risicogevoelige bouwwerken en objecten.

(terug naar begin van lid 39.14 - veiligheidszone - lpg)

39.14.2 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd mits deze niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

(terug naar begin van lid 39.14 - veiligheidszone - lpg)

39.14.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 39.14.2 voor het oprichten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', mits:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen plaatsvindt.

(terug naar begin van lid 39.14 - veiligheidszone - lpg)

39.15 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied

(zie ook toelichting par. 4.2.3.23)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.15.1 Aanduidingsomschrijving

39.15.2 Bouwregels

39.15.3 Afwijken van de bouwregels

39.15.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van de bouw van risicogevoelige bouwwerken en objecten.

(terug naar begin van lid 39.15 - veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied)

39.15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

(terug naar begin van lid 39.15 - veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied)

39.15.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 39.15.2 voor het bouwen en in gebruik hebben van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aangetoond is dat er sprake is van een aanvaardbare situatie ten aanzien van veiligheid en brandbestrijding;
  • b. afwijken is niet toegestaan voor functies waar niet-zelfredzame personen verblijven;
  • c. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.

(terug naar begin van lid 39.15 - veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied)

39.16 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.16.1 Aanduidingsomschrijving

39.16.2 Bouwregels

39.16.3 Afwijken van de bouwregels

39.16.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van de bouw van risicogevoelige bouwwerken en objecten.

(terug naar begin van lid 39.16 - veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen)

39.16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

(terug naar begin van lid 39.16 - veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen)

39.16.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 39.16.2 indien uit onderzoek blijkt dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • b. Alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.

(terug naar begin van lid 39.16 - veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen)

39.17 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.17.1 Bouw- en gebruiksregels

39.17.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels

39.17.1 Bouw- en gebruiksregels

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.

(terug naar begin van lid 39.17 - vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding)

39.17.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.17.1 ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits aangetoond is dat het magneetveld ter plaatse lager is dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen. Alvorens bij omgevingsvergunning wordt afgeweken, wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

(terug naar begin van lid 39.17 - vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding)

39.18 vrijwaringszone - molenbiotoop

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.18.1 Aanduidingsomschrijving

39.18.2 Bouwregels

39.18.3 Afwijken van de bouwregels

39.18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.18.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bestemd voor het beschermen van:

  • a. de functie als werktuig van de beltmolen 'Aurora' (kern Baexem);
  • b. de functie als werktuig van de beltmolen 'Sint Anthoniusmolen' (kern Heythuysen);
  • c. de functie als werktuig van de beltmolen 'De Hoop' (kern Horn);
  • d. de functie als werktuig van de beltmolen 'De Welvaart' (kern Horn);
  • e. de waarde van de onder a. tot en met d. genoemde molens als landschapsbepalend element.

(terug naar begin van lid 39.18 - vrijwaringszone - molenbiotoop)

39.18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden de volgende regels:

  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht, hoger dan het onderste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing en het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.

(terug naar begin van lid 39.18 - vrijwaringszone - molenbiotoop)

39.18.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.18.2, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen over de vraag of het bouwplan ter plaatse aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen.

(terug naar begin van lid 39.18 - vrijwaringszone - molenbiotoop)

39.18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van lid 39.18 - vrijwaringszone - molenbiotoop)

a Verbod (lid 39.18.4)

b Uitzondering (lid 39.18.4)

c Toelaatbaarheid (lid 39.18.4)

a Verbod (lid 39.18.4)

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, hoger dan 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting.

(terug naar begin van sublid 39.18.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

b Uitzondering (lid 39.18.4)

Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning mogen worden uitgevoerd.

(terug naar begin van sublid 39.18.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

c Toelaatbaarheid (lid 39.18.4)

Een vergunning als bedoeld onder a. wordt slechts verleend, indien:

  • a. daardoor de functie van de molen als werktuig en de waarde als landschapsbepalend element niet onevenredig worden geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen over de vraag of verlening van de omgevingsvergunning aanvaardbaar is in verband met de belangen van de molen.

(terug naar begin van sublid 39.18.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

39.19 vrijwaringszone - reserveringszone weg

(zie ook toelichting par. 4.2.3.27)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.19.1 Aanduidingsomschrijving

39.19.2 Bouwregels

39.19.3 Afwijken van de bouwregels

39.19.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - reserveringszone weg' zijn de gronden mede bestemd als reserveringsstrook voor een eventuele verbreding in de toekomst.

(terug naar begin van lid 39.19 - vrijwaringszone - reserveringszone weg)

39.19.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) mogen op de in lid 39.19.1 bedoelde gronden, geen bouwwerken worden opgericht waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
  • b. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op:
    • 1. een omgevingsvergunning voor een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder a, van het Besluit omgevingsrecht of een ‘bijbehorend bouwwerk’ als bedoeld in bijlage II, artikel 1, eerste lid, bij het Besluit omgevingsrecht.
    • 2. met de N280 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende en ecologische voorzieningen.

(terug naar begin van lid 39.19 - vrijwaringszone - reserveringszone weg)

39.19.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 39.19.2, sub a, voor het bouwen van bouwwerken en het gebruik daarvan overeenkomstig de andere bestemmingen, mits daarover een positief advies is verkregen van de wegbeheerder.

(terug naar begin van lid 39.19 - vrijwaringszone - reserveringszone weg)

39.20 vrijwaringszone - vaarweg

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.20.1 Aanduidingsomschrijving

39.20.2 Bouwregels

39.20.3 Afwijken van de bouwregels

39.20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.20.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden bestemd voor de veilige doorvaart van de scheepvaart.

(terug naar begin van lid 39.20 - vrijwaringszone - vaarweg)

39.20.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemming(en) mogen op de in lid 39.20.1 bedoelde gronden, geen bouwwerken worden opgericht.

(terug naar begin van lid 39.20 - vrijwaringszone - vaarweg)

39.20.3 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan, mits Rijkswaterstaat is gehoord, worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.20.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken onder de voorwaarde dat belemmeringen worden voorkomen voor:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, goot en/of bouwhoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten;
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

(terug naar begin van lid 39.20 - vrijwaringszone - vaarweg)

39.20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van lid 39.20 - vrijwaringszone - vaarweg)

a Verbod (lid 39.20.4)

b Uitzondering (lid 39.20.4)

c Toelaatbaarheid (lid 39.20.4)

a Verbod (lid 39.20.4)

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook wordt gerekend ophogen, verlagen, vergraven, afgraven, woelen, mengen, egaliseren en dempen van wateren;
  • b. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen opgaande beplanting die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.

(terug naar begin van sublid 39.20.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

b Uitzondering (lid 39.20.4)

Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

(terug naar begin van sublid 39.20.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

c Toelaatbaarheid (lid 39.20.4)

Een vergunning als bedoeld onder a. wordt slechts verleend mits, gehoord Rijkswaterstaat, er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de veilige doorvaart van de scheepvaart is gegarandeerd.

(terug naar begin van sublid 39.20.4 - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

39.21 wetgevingzone - wijzigingsgebied

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.21.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied Burg. Janssen van Sonlaan Heythuysen

39.21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied Dorpstraat 1-3 Heythuysen

39.21.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied Haffmansstraat Heibloem

39.21.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied Hooghveld-Venmanshof Heythuysen

39.21.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied Steeg 52 Neer

39.21.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied Tramweg Baexem

39.21.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied Burg. Janssen van Sonlaan Heythuysen

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Burg. Janssen van Sonlaan Heythuysen' bevoegd de bestemmingen 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van maximaal 10 vrijstaande, twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond indien meer dan tien woningen worden gerealiseerd;
  • g. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • h. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • i. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • j. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • k. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • l. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied Dorpstraat 1-3 Heythuysen

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Dorpstraat 1-3 Heythuysen' bevoegd de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Centrum' met een bouwvlak, en het bouwvlak binnen de bestaande bestemming 'Centrum' te vergroten, ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande bebouwing en voor het toestaan van centrumdoeleinden ter plaatse, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik voor centrumdoeleinden vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • g. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • h. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Centrum' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied Haffmansstraat Heibloem

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Haffmansstraat Heibloem' zijn Burgemeester en wethouders bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in de bestemming 'Wonen' teneinde de bouw van 1 vrijstaande woning met een maximale goothoogte van 7 meter en met een maximale bouwhoogte van 10 meter mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond indien meer dan tien woningen worden gerealiseerd;
  • g. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • h. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • i. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • j. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • k. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • l. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied Hooghveld-Venmanshof Heythuysen

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Hooghveld-Venmanshof Heythuysen' bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' met bouwvlak en de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van de realisatie van maximaal vier vrijstaande woningen met ontsluitingsweg, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond indien meer dan tien woningen worden gerealiseerd;
  • g. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • h. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • i. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • j. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • k. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • l. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied Ittervoort noord

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Ittervoort noord' bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • e. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • f. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • g. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • h. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied Steeg 52 Neer

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Steeg 52 Neer' de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming:

  • a. 'Horeca', uitsluitend voor horeca van categorie 1;
  • b. kantoor;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • e. het gebruik vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • f. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • g. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • h. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • i. de behoefte aan vestiging van horeca, kantoor, dienstverlening of maatschappelijke functies moet worden aangetoond;
  • j. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • k. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • l. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • m. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • n. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen, 'Horeca', 'Kantoor', 'Dienstverlening' of 'Maatschappelijk' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
39.21.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied Tramweg Baexem

(terug naar begin van lid 39.21 - wetgevingzone - wijzigingsgebied)

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied Tramweg Baexem' bevoegd de bestemmingen 'Wonen' en 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' en 'Wonen' ten behoeve van de realisatie van maximaal drie nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevels van de woningen geöriënteerd dient te worden op de Tramweg;
  • b. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond indien meer dan tien woningen worden gerealiseerd;
  • h. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  • i. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • j. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  • k. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  • l. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken de Veiligheidsregio om advies gevraagd dient te worden;
  • m. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.5)

40.1 Algemeen

40.2 bed & breakfast

40.3 Bedrijf aan huis

40.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied

40.5 Energieopwekking

40.6 Kamerbewoning  

40.7 Ruimtelijk relevante evenementen

40.8 Servicepunten

40.9 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

40.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  • e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
40.2 bed & breakfast

(zie ook toelichting par. 4.2.3.1)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  • c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
  • i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  • j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
  • k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
40.3 Bedrijf aan huis

(zie ook toelichting par. 4.2.3.4)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,

met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
  • g. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.
40.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied

(zie ook toelichting par. 4.2.3.7)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
  • b. uitsluitend bijbehorende bouwwwerken zijn toegestaan in de vorm van een uitbreiding van een woning en aangebouwd aan de woning. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
  • d. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  • e. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
  • f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  • g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. slechts een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd;
  • i. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • j. de uitbreiding geen belemmering mag opleveren voor omliggende woningen en/of bedrijven.
40.5 Energieopwekking

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 t/m 23 voor de realisatie van kleinschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
  • b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
40.6 Kamerbewoning

(zie ook toelichting par. 4.2.3.17 en par. 4.2.3.18)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

40.6.1 Algemeen

40.6.2 Kamerbewoning in gebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen

40.6.3 Kamerbewoning in reguliere (bedrijfs)woningen

40.6.1 Algemeen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan voor het gebruik van gebouwen voor kamerbewoning in de in lid 40.6.2 en lid 40.6.3 aangegeven gevallen en met inachtneming van de daarbij aangegeven voorwaarden, met dien verstande dat:

  • a. Het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. Aangetoond wordt dat in de te realiseren kamerbewoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • c. Aangetoond wordt dat omliggende bestemmingen niet onevenredig worden belemmerd door de kamerbewoning;
  • d. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 43.1.
  • e. De huisvesting uitsluitend is bestemd voor tijdelijke arbeidskrachten en woonurgenten die hier op basis van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal werkzaam/aanwezig zijn;
  • f. Aangetoond wordt dat door de huisvester naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate toezicht wordt uitgeoefend. Daartoe dient door de huisvester een beheersplan te worden ingediend waaruit blijkt op welke wijze de inrichting wordt beheerd.

(terug naar begin van lid 40.6 - Kamerbewoning)

40.6.2 Kamerbewoning in gebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen
  • a. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan voor het gebruik van gebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere woningen, voor kamerbewoning, met dien verstande dat:
    • 1. Realisering van de kamerbewoning niet mag leiden tot zelfstandige wooneenheden;
    • 2. Per persoon een minimaal verblijfsgebied wordt aangehouden van 12 m²;
    • 3. Per 4 personen een toilet en badruimte aanwezig moeten zijn;
    • 4. Kamerbewoning kan worden toegestaan voor maximaal 12 personen per gebouw;
    • 5. In afwijking van het bepaalde onder 4. kamerbewoning kan worden toegestaan voor méér personen, indien de aard en omvang van het gebouw, de locatie en de concrete situatie dit toelaat. De overige regels blijven onverlet van toepassing;
    • 6. Iedere persoon die geen huishouden vormt, een eigen (slaap)kamer heeft.
    • 7. Mid-stay huisvesting uitsluitend is toegestaan voor personen die zijn ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP).
  • b. In afwijking van en/of ter aanvulling op het bepaalde onder a., gelden voor kamerverhuur ten behoeve van short-stay de volgende regels:
    • 1. Per (slaap)kamer mogen 2 personen gehuisvest worden;
    • 2. Short-stay huisvesting is uitsluitend toegestaan indien de huisvester, gelet op artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, een nachtregister bijhoudt. Deze verplichting geldt niet voor personen die zijn ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP).

(terug naar begin van lid 40.6 - Kamerbewoning)

40.6.3 Kamerbewoning in reguliere (bedrijfs)woningen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan voor het gebruik van (een deel van) reguliere woningen of daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij een woning voor kamerbewoning, met dien verstande dat:

  • a. Short-stay huisvesting niet is toegestaan;
  • b. Realisering van de kamerbewoning niet mag leiden tot een toename van zelfstandige wooneenheden;
  • c. Per persoon een minimaal verblijfsgebied wordt aangehouden van 12 m²;
  • d. Kamerbewoning mag worden gerealiseerd voor:
    • 1. maximaal 4 personen per woning indien de volledige woning in gebruik is voor kamerbewoning en er naast de kamerbewoning géén zelfstandige wooneenheid aanwezig is binnen het gebouw;
    • 2. maximaal 3 personen indien de woning voor een deel in gebruik is als zelfstandige wooneenheid en voor een ander deel voor kamerbewoning;
  • e. Iedere persoon die geen huishouden vormt, een eigen (slaap)kamer heeft.

(terug naar begin van lid 40.6 - Kamerbewoning)

40.7 Ruimtelijk relevante evenementen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.14)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:

  • a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
    • 1. verkeersveiligheid;
    • 2. parkeren;
    • 3. geluidhinder.
40.8 Servicepunten

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 t/m 23 met uitzondering van artikel 10, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:

  • a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
  • b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
  • d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
40.9 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 41 Algemene wijzigingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.5)

41.1 Algemeen

41.2 Nota Kwaliteit

41.3 Vervallen onbenutte bouwtitels

41.4 Woningsplitsing

41.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.
41.2 Nota Kwaliteit

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als bijlage 1 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.

41.3 Vervallen onbenutte bouwtitels

(zie ook toelichting par. 4.2.3.28 en bijlage 8 bij de Toelichting)

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

41.3.1 Directe bouwtitels

41.3.2 Wetgevingzones - wijzigingsgebieden

41.3.1 Directe bouwtitels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om onbenutte of deels onbenutte bouwtitels voor (bedrijfs)woningen te laten vervallen door :

  • a. het verwijderen of verkleinen van bouwvlakken en/of
  • b. door het verlagen van het maximum aantal te bouwen woningen binnen de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en/of
  • c. door het verwijderen van de aanduiding 'wonen' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping',

indien:

  • d. het een onbebouwd (deel van een) bouwvlak betreft, waar:
    • 1. binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, dan wel van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 39.21 of van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2, ter plaatse van het bouwvlak:
      • geen woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
      • geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning is ingediend, dan wel een aanvraag is ingediend voor minder woningen dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan;
    • 2. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn na het onherroepelijk worden van de vergunning, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, met dien verstande dat het verwijderen van het bouwvlak achterwege blijft gedurende 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
  • e. er binnen 2 jaar na sloop van een woning ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
  • f. in het geval als hiervoor bedoeld onder c, op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan geen woning op de begane grond aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en/of geen woning op de verdieping aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping' en voor deze locaties binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan:
    • 1. geen woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
    • 2. geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een woning is ingediend .

(terug naar begin van lid 41.3 - Vervallen onbenutte bouwtitels)

41.3.2 Wetgevingzones - wijzigingsgebieden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in artikel 39.21 te laten vervallen door het verwijderen of verkleinen van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 39.21 is ingediend.

(terug naar begin van lid 41.3 - Vervallen onbenutte bouwtitels)

41.4 Woningsplitsing

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:

  • a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
  • b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
  • c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  • f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
  • g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
  • i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
  • j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
  • k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.

Artikel 42 Algemene procedureregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.6)

42.1 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 42 - Algemene procedureregels)

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.

Artikel 43 Overige regels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.7)

43.1 Parkeren

43.2 Verbeteren omgevingskwaliteit

43.3 Verhouding tussen bestemmingen

43.1 Parkeren

(zie ook toelichting par. 4.2.3.22)

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
  • b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
    • 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2016 (bijlage 6 van de regels), en
    • 2. indien de 'Nota Parkeernormen 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder a., minimaal 21 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd ten behoeve van het bouwen van woningen binnen het plangebied van het op 15 september 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Geenraderweg 16, Baexem' (NL.IMRO.1640.BP15BaGeenraderweg-VG01);
  • c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
  • d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  • e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.
43.2 Verbeteren omgevingskwaliteit

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, dient er voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

43.3 Verhouding tussen bestemmingen

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

(zie ook toelichting par. 6.2.4)

Artikel 44 Overgangsrecht

44.1 Overgangsrecht bouwwerken

44.2 Overgangsrecht gebruik

44.3 Hardheidsclausule

44.1 Overgangsrecht bouwwerken

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
44.2 Overgangsrecht gebruik

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
44.3 Hardheidsclausule

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 45 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 november 2017  
         
 
         
         
  De voorzitter,  
 

De griffier,  
 
  ……….     ………