direct naar inhoud van Regels
Plan: Donderberg Hoogvonderen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000265-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Donderberg Hoogvonderen met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000265-VG01 van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.4 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.5 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aaneengebouwde woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd / verbonden zijn.

1.8 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. .

1.10 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, herstellen en/of verhandelen van goederen. Detailhandel en aan huis verbonden beroepen worden hieronder niet begrepen.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.16 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bevb:

Besluit externe veiligheid buisleidingen.

1.20 Bevi:

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 Bevt:

Besluit externe veiligheid transportroutes.

1.22 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 bouwwerk geen gebouw zijnde:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.33 eindwoning:

Een woning die ligt aan het begin of eind van een rij aaneengebouwde woningen.

1.34 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.35 garagebox:

een hoofdgebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, zoals opgenomen in de 'Staat van Horeca-activiteiten'.

1.40 horeca als ondergeschikte nevenactiviteit

het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse.

1.41 invloedsgebied:

gebied waarin volgens het Bevi, Bevt en het Bevb personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.42 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.43 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.44 kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.46 nutsvoorzieningen:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.47 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.48 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 twee-aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.52 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.53 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.54 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.56 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verhuurbedrijf in transportmiddelen, machines, en andere onroerende goederen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen,
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 3.1 genoemde doeleinden.

3.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13m³, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens liggen, anders dan genoemd onder 3.1;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel,anders dan genoemd onder 3.1;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijkende bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.1 voor het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze planregels, of voor het toestaan van een bedrijf dat qua aard en omvang van de milieuhinder kan worden vergeleken met een categorie 1 of 2 bedrijf , onder voorwaarden dat:

  • a. er geen onaanvaardbare milieubelasting voor derden ontstaat;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling betrokken worden: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continu karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen,
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen,
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 5.1 genoemde doeleinden.

5.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt, en met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. horeca, uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten zoals deze is opgenomen in Bijlage 3 van deze planregels;
  • e. een school, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen,
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. kleinschalige evenementen;
  • m. overige bijbehorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Centrum' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 6.1 genoemde doeleinden.

6.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. voet- en fietspaden;
  • e. evenementen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. overige bijbehorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 7.1 genoemde doeleinden.

7.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten zoals opgenomen is in Bijlage 3 van deze planregels
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt;

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen,
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. kleinschalige evenementen;
  • j. overige bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Horeca' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 8 genoemde doeleinden.

8.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' moet de bedrijfswoning onderdeel uitmaken van de hoofdbouwmassa;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen,
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. kleinschalige evenementen;
  • j. overige bijbehorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 9.1 genoemde doeleinden.

9.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie, uitsluitend in de vorm van een kinderboerderij;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeersvoorzieningen
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen,
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kleinschalige evenementen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
10.2 bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 10.1 genoemde doeleinden.

10.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 10%;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. horeca, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. verkeersvoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen,
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kleinschalige evenementen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Sport' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Gebouwen

Ten aanzien van het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat.
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen, met de daarbij behorende wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen,
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. evenementen;
  • h. overige bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 12.1 genoemde doeleinden.

12.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen, en overige waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. oevers;
  • d. taluds;
  • e. (onderhouds)paden.
  • f. overige bijbehorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Water' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 13.1 genoemde doeleinden.

13.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kleinschalige evenementen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. overige bijbehorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 14.1 genoemde doeleinden;
  • b. binnen de bestemming 'Wonen' mogen in totaal maximaal 110 grondgebonden woningen worden opgericht;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht.
  • d. het toegestane bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlak tot 200 m2 maximaal 70%;
    • 2. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 200 m2 en 400 m2 maximaal 60%;
    • 3. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 400 m2 en 600 m2 maximaal 50%;
    • 4. bij bouwpercelen met een oppervlak van meer dan 600 m2 maximaal 40%.
14.2.2 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in, dan wel maximaal 3 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; bij getrapt terugspringende voorgevels moet de dichtst bij de weg gelegen hoek van de woning (al dan niet van een blok van twee of een cluster woningen) in de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
  • b. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste:
    • 1. bij vrijstaande woningen 2,5 meter aan beide zijden;
    • 2. bij geschakelde woningen 2,5 meter aan de niet geschakelde zijde van het hoofdgebouw;
    • 3. bij twee-aaneengebouwde woningen 2,5 meter aan één zijde;
    • 4. bij eindwoningen 2,5 meter aan één zijde, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' eindwoningen in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden opgericht;
14.2.3 Bijgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2, waarbij het bepaalde in 14.2.1 onder d van overeenkomstige toepassing is;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel, waarbij het bepaalde in 14.2.1 onder d van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt maximaal 2,70 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de bouwhoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze planregels of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
14.6 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' per 31 december 2024 te wijzigen en het aantal grondgebonden woningen dat conform artikel 14.2.1 onder b. mag worden gerealiseerd naar beneden bij te stellen, indien dit noodzakelijk blijkt met het oog op de beheersing van de woningbouwvoorraad.

Artikel 15 Woongebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen.
  • b. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • c. horeca in categorie 1, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • d. een paramedische praktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  • e. een fietsreparatiebedrijf aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fietsreparatie';
  • f. een zonnestudio, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - zonnestudio;
  • g. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
  • h. een welzijnsinstelling ter plaatse van de aanduiding 'welzijnsinstelling'

met daaraan ondergeschikt:

  • i. verkeersvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. speelvoorzieningen;
  • n. kleinschalige evenementen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. garageboxen, uitsluitend waar deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig zijn;
  • q. overige bijbehorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op of in de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 15.1 genoemde doeleinden.
  • b. het toegestane bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. bij bouwpercelen met een oppervlak tot 200 m2 maximaal 70%;
    • 2. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 200 m2 en 400 m2 maximaal 60%;
    • 3. bij bouwpercelen met een oppervlak tussen de 400 m2 en 600 m2 maximaal 50%;
    • 4. bij bouwpercelen met een oppervlak van meer dan 600 m2 maximaal 40%.
15.2.2 Hoofdgebouwen

Teen aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in 15.2.2 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  • d. de toegestane goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' weergegeven maat, met dien verstande dat de bouwhoogte van garageboxen maximaal 3 meter bedraagt;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste:
    • 1. bij vrijstaande woningen 2,5 meter aan beide zijden
    • 2. bij geschakelde woningen 2,5 meter aan de niet geschakelde zijde van het hoofdgebouw;
    • 3. bij twee-aaneengebouwde woningen 2,5 meter aan één zijde;
    • 4. bij eindwoningen 2,5 meter aan één zijde;
15.2.3 Bijgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2, waarbij het bepaalde in 15.2.1 onder b van overeenkomstige toepassing is;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel, waarbij het bepaalde in 15.2.1 onder b van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt maximaal 2,70 meter en de bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de bouwhoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 2 van deze planregels of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding, met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van onder 16.1 genoemde leiding.

16.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, dan wel gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. het belang van de onder 16.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 16.1 genoemde leiding;
  • c. voor verlening van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties.
16.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in 16.1 bedoelde leiding;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
16.4.3 Afwegingskader

De in 16.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Voor verlening van de omgevingsvergunning moet advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoofdrioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van onder 17.1 genoemde leiding.

17.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Leiding - Riool' ' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 17.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, dan wel gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. het belang van de onder 17.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 17.1 genoemde leiding;
  • c. voor verlening van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties.
17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd ten dienste van de in 17.1 bedoelde leiding;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
17.4.3 Afwegingskader

De in 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Voor verlening van de omgevingsvergunning moet advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
18.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m².
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 18.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, mits:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  • c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  • d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
18.4.2 Uitzondering

Het onder 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, of;
  • b. een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2, of:
  • c. plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  • d. plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
  • e. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
18.4.3 Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat

19.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
    • 1. dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
    • 2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van waterkeringen en watergangen.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op of in de voor 'Waterstaat' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de onder 19.1 genoemde doeleinden.

19.2.2 Gebouwen

Op of in de voor 'Waterstaat' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19.2.3 Bouwwerken geen bebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming, mits:

  • a. het belang van de waterkering en/of de watergang met bijbehorende beschermingszone niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. voor verlening van de omgevingsvergunning advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
21.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

21.1.2 Minimaal toelaatbare maten

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

21.1.3 Heroprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 21.1.1 en 21.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik qua ruimtelijke uitstraling van zeer ondergeschikte aard is, of noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 Geluidzone - industrie
23.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

23.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals omschreven in de Wet geluidhinder, worden gebouwd.

23.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.1.1 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege de inrichting op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

23.2 vrijwaringszone - weg 50 m

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50 m' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende en ecologische voorzieningen.

23.3 vrijwaringszone - weg 100 m

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 100 m' mag geen bebouwing worden opgericht anders dan met de A73 verband houdende bouwwerken, zoals geluidwerende en ecologische voorzieningen.

23.3.1 Afwijken voor het bouwen van een bouwwerk

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 23.3 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven basisbestemming of dubbelbestemming, ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 100 m', mits:

  • a. door de bouw van dit bouwwerk de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Voor verlening van de omgevingsvergunning moet advies worden ingewonnen bij de wegbeheerder.
  • b. de omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

24.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (exclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 20 m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 12 m2 hebben;
  • d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
    • 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  • g. evenementen, voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast.
24.2 Voorwaarden
24.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 24.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

24.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 24.1 genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

25.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 26 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

27.2 Parkeren
27.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid, wanneer wordt voldaan aan de parkeercriteria zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014, waarbij geldt dat ingeval de Nota Parkeernormen 2014 binnen de planperiode wordt herzien, deze herziening leidend is voor het bepalen van de parkeercriteria.

27.2.2 Voorwaardelijke verplichting / specifieke gebruiksregel

Het gebruik van de gronden conform de in dit bestemmingsplan toegekende bestemming(en) is alleen dan toegestaan indien is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid, wanneer wordt voldaan aan de parkeercriteria zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen 2014, of aan een verleende omgevingsvergunning, waarbij geldt dat:

  • 1. indien functiewijziging of nieuwbouw plaatsvindt op de gronden ná (eventuele) herziening van de Nota Parkeernormen 2014, deze herziening leidend is voor het bepalen van de parkeercriteria;
  • 2. voor bestaand gebruik van de gronden ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, de parkeercriteria worden gehanteerd conform de verleende  (omgevings)vergunning, dan wel conform de verleende vrijstelling of ontheffing.

Wanneer voor bestaand gebruik op het moment van aanvang daarvan geen (omgevings)vergunning, vrijstelling of ontheffing was vereist, wordt voldoende parkeergelegenheid geacht aanwezig te zijn.

27.2.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 27.2.1 en 27.2.2 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

27.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwen
28.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
28.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 28.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 28.1.1 met maximaal 10%.

28.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 28.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik
28.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

28.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

28.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 28.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 28.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Donderberg Hoogvonderen'.