direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Swalmen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De aanleiding voor het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan buitengebied Swalmen is met name gericht op het actualiseren van een aantal verouderde bestemmingsplannen.

Daarnaast worden de IMRO 2012 standaarden gehanteerd en wordt het bestemmingsplan gedigitaliseerd. Tevens worden verleende vergunningen, vrijstellingen en omgevingsvergunningen in het bestemmingsplan opgenomen zodat er sprake is van een actueel raadpleegbaar plan.

Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is, worden grote nieuwe ontwikkelingen niet meegenomen in het bestemmingsplan. Wel wordt bekeken of er ruimte is om voor specifieke functies ruimte te creëren door middel van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden of het opnemen van globale regels. Hierbij is een goede ruimtelijke ordening uitgangspunt dus zal dit niet in alle gevallen mogelijk zijn.

Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Swalmen is het bieden van een actueel, helder, leesbaar, eenduidig, toegankelijk, uitvoerbaar planologisch beleidskader voor het buitengebied in de voormalige gemeente Swalmen, exclusief de gronden die deel uit maken van het rivierbed van de Maas. Dit kader is gericht op het beheer van bestaande kwaliteiten en functies en het, zoveel als mogelijk, faciliteren van nieuwe kwaliteiten en functies.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het plangebied beslaat ruwweg uit het gebied vanaf de Maas in het westen tot en met de Duitse grens in het oosten en vanaf de N280 in het zuiden tot en met de gemeentegrens met Beesel in het noorden. De Maas valt echter niet binnen de plangrens aangezien dit meegenomen zal worden in een herziening van het bestemmingsplan Maas en Maasplassen.

Het nieuwe bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Buitengebied Swalmen, vastgesteld door de gemeente Swalmen op 26-10-2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde staten op 24-4-2007;
  • Rijksweg A73, vastgesteld op 19-9-2002;
  • Oude Baan 6-8 vastgesteld op 28-10-2010;
  • Oude Baan 18 vastgesteld op 24-9-2009;
  • Eind 2 vastgesteld op 15-12-2011;
  • Raaystraat 17 vastgesteld op 10-02-2011;
  • Asseltsestraat 40 vastgesteld op 20-12-2012;
  • Asseltsestraat 23 vastgesteld op 26-9-2012;
  • Naborchweg 1 vastgesteld op 19-12-2013;
  • Raaystraat 10 vastgesteld op 12-4-2012;
  • Aan de Ruit vastgesteld op 12-2-2015;
  • Gasleiding Oostgrens vastgesteld op 12-4-2012;

Daarnaast zijn er een aantal bestemmingsplannen voor kleinere gebieden binnen dit bestemmingsplan vastgesteld sinds de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied Swalmen.

Tenslotte zijn er diverse vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen verleend die, indien ruimtelijk relevant, meegenomen worden in dit nieuwe bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02_0007.png"

Figuur 1: plangebied

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Buitengebied Swalmen bestaat uit een toelichting, de planregels en de plankaart (digitale everbeelding). De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit plangebied relevante beleid van de verschillende overheden samengevat. De verschillende beleidsuitgangspunten vormen de bouwstenen voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 komen randvoorwaarden op aspecten zoals flora en fauna, archeologie, geluid en water aan bod. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarbij wordt aangegeven hoe een en ander juridisch wordt vastgelegd en in dit hoofdstuk komt de economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg en de inspraakreacties.

In de bijlage is het startdocument plan m.e.r. bijgevoegd. Vanwege de aanwezigheid van het Natura 2000 gebied het Swalmdal in het plangebied kan niet uitgesloten dat de functies in het plangebied significante effecten hebben op het Natura 2000 gebied. Daarom is een startdocument plan m.e.r. opgesteld en als bijlage bijgevoegd. In het kader van het ontwerpbestemmingsplan wordt dit uitgewerkt tot een milieueffectrapportage.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

De verschijningsvorm van het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Swalmen is sterk bepaald door de Maas en het bijbehorende Maasdal (15 – 18m + NAP). Als gevolg van terugsnijdingen van de Maas in vroegere afzettingen is in de loop der tijden een terrassenlandschap ontstaan. De terrassen worden wat betreft hun hoogteligging onderscheiden in hoogterras, middenterras en laagterras.

Het hoogterras (40 – 50 m + NAP) is vrijwel volledig in Duitsland gelegen; enkel de voet van de helling valt samen met de landsgrens.

Het middenterras (26-28 m + NAP) loopt parallel aan het Maasdalgebied. Van oorsprong betreft dit een gebied met natte heide en vengebieden. Vanaf begin 1900 is het gebied grootschalig ontgonnen tot een rechtlijnig verkaveld en vlakliggend landbouwgebied. Doordat deze gebieden relatief recent ontgonnen zijn, is de percelering rationeel gericht op moderne landbouw. Naast bouw- en graslanden komen hier bosgebieden voor. Bewoning wordt in dit gebied niet aangetroffen. Gezien dit gebruik en deze inrichting zijn er ook weinig natuur- en landschapswaarden aan dit gebied toe te kennen. Kenmerkend voor dit gebied is wel de openheid die bij een dergelijk, rationeel ingericht, gebied horen.

Het laagterras (21 – 25 m + NAP) is te beschouwen als de oeverwal van de Maas. Op de grens van dit gebied (de Peelrandbreuk) komen oude Maasmeanders voor waarin momenteel nog beken aanwezig zijn zoals de Eppenbeek en de Teutebeek. Het deel van het gebied waar leem- en kleigronden worden aangetroffen is al eeuwenlang agrarisch in cultuur. Plaatselijk komen graslanden, kassen, boomgaarden en kwekerijen voor. Gezien deze structuur is de openheid van deze gebieden beperkt. De zone waar zandgronden aanwezig zijn (oostelijk van de kernen) is relatief kort geleden in cultuur gebracht. Deze gronden zijn voor de landbouw niet aantrekkelijk aangezien ze voedselarm zijn; vandaar dat deze gebieden grotendeels bebost zijn.

De oorspronkelijke aanzetten voor de dorpen en gehuchten en de individuele vestigingen zijn gelokaliseerd op de randen van de beekdalen en de overgangen naar het Maasdal.

Grondgebonden landbouw bevindt zicht vooral op de Maasterrassen. Daar liggen ook enkele concentraties van intensieve veehouderij en glastuinbouw.

Gebiedsbeschrijving

De ontwikkeling van Swalmen kent grote veranderingen. Het is van oorsprong een eigen kern, waarvan de omgevingsgeschiedenis ver teruggaat. Zo zijn in het zuidoosten restanten te vinden van een oude Romeinse weg, die van Xanten naar Heerlen liep. In de elfde en twaalfde eeuw werd voor het eerst melding gemaakt van Swalmen (resp. Sualmo, Sualmum en Swalmene). De kern dankt zijn naam aan het riviertje de Swalm (zie: 'Waterpartijen'). In de Middeleeuwen groeide het verder uit tot een kleine agrarische kern. Vanaf de negentiende eeuw breidde Swalmen gestaag uit; een beweging die voornamelijk door industrialisering op gang werd gebracht. Tot 1 januari 2007 was sprake van de zelfstandige gemeente Swalmen, bestaande uit Swalmen, Boukoul en Asselt. 2007 is Swalmen tot de gemeente Roermond gaan behoren.

De lay-out van Swalmen is van oudsher kenmerkend complex ingedeeld. Op de kadastrale minuut is in feite sprake van meerdere kernen. Kleinschalige agrarische bedrijven lagen niet ver van de het commerciële centrum van Swalmen (Rijksweg Zuid, Koel). Het agrarische leven speelde zich voornamelijk buiten deze kern af (ten noorden daarvan). De grotere boerderijcomplexen lagen 'geïsoleerd' in het buitengebied (bijv. Genoenhof en Genaenhof richting Asselt) en vormden eigenlijk eigen 'gehuchtjes'.

In de tweede helft van de negentiende ontstonden vele nieuwe agrarische bedrijfjes, voornamelijk langs de Bosstraat en de Kroppestraat. De bebouwing langs deze wegen kenmerkt zich door één bouwlaag met een zadeldak evenwijdig aan de straat. De bebouwing staat vrij dicht op elkaar.

Aangezien de agrarische sector lange tijd de voornaamste levensvoorziening vormde is rondom Swalmen veel hoogwaardige landbouwgrond gelegen. Ten oosten van de kern is het hoogwaardig groen van belang. Richting Duitsland ligt onder andere voornoemde Bosberg, maar ook de Boshei. Dit gebied was vele malen groter (zoals blijkt uit de kadastrale minuut) dan het heidegebied dat nu nog langs de Sportparklaan ligt. Verder is het Swalmdal met haar groenstructuur en glooiende landschap karakteristiek.

Asselt – Wieler – Einde

De ontwikkelingsgeschiedenis van Asselt is bijzonder interessant. De Frankische naam voor Asselt is wel Aslao, Aschlo,Ascloha of Ascaloha). In de Karolingische tijd (8e tot 11e eeuw) was het een Frankisch kroondomein en koningshof (ook wel curtis genaamd). Het was de plek waar de voorraden van vorsten werden verzameld en waar recht gesproken werd.

Op de Berg ligt een terrein waarin sporen van Karolingische bewoning te vinden zijn. Vanaf omstreeks 1100 was Asselt een heerlijkheid met een tol op de Maas. In 1695 werd het onderdeel van de heerlijkheid Swalmen. Een vergelijking van het gebied met de kadastrale minuut laat zien dat de lay-out vrijwel geheel ongewijzigd is. De agrarische ontwikkeling is duidelijk zichtbaar in het landschap. Het beeld van lineaire bebouwing op de hoger gelegen terrassen langs de Maas is prachtig bewaard gebleven (dit geldt voornamelijk voor Asselt, Wieler en Einde). Grootste veranderingen in de lay-out zijn de komst van de grindplassen en de spoorlijn en A73 geweest.

Karakteristieke details Asselt, Einde en Wieler

Het gebied is rijk aan karakteristieke (religieuze details). Zo staan er diverse wegkruizen op splitsingen van wegen (zoals Op de Berg en de Schroefstraat). Ook zijn er enkele wegkapelletjes te vinden (bijvoorbeeld op de kruising van de Parallelweg en Middelhoven en bij de aanvang van het gehucht Eind). In Asselt is een eenvoudige begraafplaats gelegen tussen Gebrouwhuis en Asselterhof. Het terrein wordt van de weg gescheiden door een eenvoudig gietijzeren hekwerk en enkele bomen.

Bebouwing Asselt, Einde en Wieler

Zoals al aangegeven, is de lineaire bebouwing kenmerkend voor dit gebied. Het betreft wijd verspreide omvangrijke agrarische bebouwingsstructuren. Asselterhof is hiervan het speerpunt. Deze markeert de ligging van de vroegmiddeleeuwse curtis van Asselt. Een aantal van de boerderijen was (en is nog steeds) eigendom van Kasteel Hillenraad (waaronder Asselterhof, Genoenhof en Syperhof). Dit eigendom is nog af te lezen aan het specifieke kleurgebruik (blauw en wit). De lintbebouwing kenmerkt zich door haaks op de weg gesitueerde complexen; enerzijds als gesloten hoftypes anderzijds als langgevelboerderij). Door de eeuwen heen zijn de verschillende linten sporadisch ingevuld. Dit is echter zeer zorgvuldig en over het algemeen met eer voor het verleden gebeurd. Aan de Asseltsestraat hebben zich de meeste nieuwe volumes opgetrokken.

Hoogwaardig groen Asselt, Einde en Wieler

Het landschap van het gebied is uitermate schilderachtig en gevarieerd. Het wordt bepaald door het terrassenlandschap van de Maas, waarbij de oude rivierbedding wordt afgewisseld met hoge zandruggen. Kenmerkend is het moerasbroekbos de Vuilbemden, waar veen ontstond door de slechte afwatering. De Vuilbemden worden aan de zuidkant gemarkeerd door steilranden. Zoals gebruikelijk ontstonden de bouwlanden op de hoger gelegen dekzandterrassen. De iets lager gelegen stukken grond langs de Swalm en de Maas waren uiterst geschikt voor grasland. Diverse steilranden markeren de perceelsgrenzen (zoals bij Wieler het geval is). Ook komen er nog diverse beukenhagen voor als grensmarkering tussen erf en openbare weg (Pastoor Pinckersstraat en Eindweg). Achter de bebouwing staan meidoornhagen als erfafscheiding. Asselt wordt vervolgens gekenmerkt door verschillende bomenlanen en bomen bij/voor de bebouwing (voornamelijk linden). Langs de oude Leijgraaf staan nog diverse knotwilgen. Ten noorden van Wieler liggen de gebieden De Weerd en Biesweerd. Oorspronkelijk waren dit eilanden in de Maas, zoals de namen reeds aangeven. De verdwenen Maasarm moet in de huidige benedenloop van de Swalm gestroomd hebben. De vorm van de percelen laten de gefaseerde toevoeging van deze landbouwgronden aan. De binnenste percelen zijn vermoedelijk de oudste.

Infrastructuur Asselt, Wieler en Einde

Het historische stratenpatroon (in vergelijking met de Smaberskaart en de kadastrale minuut) is vrijwel geheel in tact. Belangrijke wegen waren de Asseltsestraat (de voorname route naar Swalmen), de Pastoor Pinckersstraat en Eind. Vervolgens waren er enkele 'B-wegen', die naar de grotere agrarische complexen leidde. Dit zijn de Gebrouwhuisweg en de Schroefstraat, die beide het karakter van een holle weg hebben.

Waterpartijen Asselt, Wieler en Einde

De Maas is eeuwlang de vormende factor geweest van het landschap. Door de kanalisatie ervan in begin twintigste eeuw is het nu een gecontroleerde rivier geworden. Oude Maasmeanders tekenen zich nog af bij in het landschap bij de Teutebeek. Hier stroomde ooit de Maas. Uitermate karakterbepalend voor het landschap is de meanderende Swalm met het bijbehorende Swalmdal. Langs de Swalm zijn diverse karakteristieke steilranden te herkennen. Tegenwoordig mondt de Swalm uit in de Dode Maas bij De Weerd. Vroeger was dit anders. Toen mondde zij uit op het eind van de Schroefstraat en daarvoor zelfs nog verder stroomopwaarts, bij de Leuker. Evenwijdig aan de Pastoor Pinckersstraat stroomt de Leijgraaf. Deze beek loopt vanaf de voormalige gemeentegrens met Maasniel door een natuurlijke laagte langs Schaarbroek naar de Sijperhof. De beek mondt tegenwoordig iets ten zuiden van het kerkje van Asselt uit in de oude maasarm. Beeldbepalend voor dit gebied zijn de Asseltse Plassen die als gevolg van grindwinning zijn ontstaan (een proces waarmee al in 1933 werd begonnen). Door deze plassen is Asselt ook geliefd bij watersportliefhebbers; mede dankzij de haven W.S.V. Ascloa.

Karakteristieke details

Swalmen is rijk aan karakteristieke (religieuze details). Zo staat er op de hoek van Swalmzicht en Swalmdal een klein wegkapelletje omgeven door enkele bomen. Op de brug over de Swalm bevindt zich de Heilige Nepomuk, die als icoon van de plaatselijke heemkundekring dient. Ook staan er monumenten ter herinnering aan een gebeurtenis of een persoon. Karakteristiek voor Swalmen is de (boeren)keramiek. Het beschikte namelijk over uitstekende kleilagen (aardwerkklei) in de Bosberg. Op een aantal plekken vinden we hier herinneringen aan, zoals de pers aan de Meander en de schoorsteen nabij Atelier Taurus B.V. aan de Sportparklaan. Ook is Swalmen een grensgebied; dat kenmerkt zich door enkele grensstenen langs de Duits-Nederlandse rijksgrens.

Infrastructuur 

Karakteristiek aan de lay-out van Swalmen is, dat zij nog steeds niet één geheel is. Zij wordt door diverse lineaire infrastructurele ingrepen gescheiden. De belangrijkste wegen die de splitsing veroorzaken zijn de Rijksweg Zuid, Rijksweg Noord, Stationsstraat en Bosstraat. Bovendien zorgt de spoorlijn van 1864 – 1865 (en daarnaast de A73) voor een volledige, en jammerlijke, afscheiding van het gehucht Middelhoven. Zoals blijkt uit de waardenkaart is de historische infrastructuur duidelijk bewaard gebleven. Door de tijd heen hebben enkele historische wegen andere benamingen gekregen en zijn de lopen ervan licht veranderd. In grote lijnen komt het stratenpatroon echter nog overeen. Bijzondere militaire infrastructuur die bewaard is gebleven, is de Landweer Wolfsgraaf (die tot gemeentelijk monument is aangewezen).

Waterpartijen

De Maas is eeuwlang de vormende factor geweest van het landschap. Door de kanalisatie ervan in begin twintigste eeuw is het nu een gecontroleerde rivier geworden. Oude Maasmeanders tekenen zich nog af bij in het landschap bij de Eppenbeek en de Teutebeek. Hier stroomde ooit de Maas. Uitermate karakterbepalend is de Swalm. Niet alleen dankt Swalmen hieraan zijn naam, maar ook voor de ontwikkeling en uitstraling van de kern is deze meanderende rivier van belang. Ze draagt, net zoals enkele wegen, bij aan de 'opgeknipte' uitleg van Swalmen (er ontstaat een noord-zuidverdeling). Tegenwoordig mondt de Swalm uit in de Dode Maas bij De Weerd. Vroeger was dit anders. Toen mondde zij uit op het eind van de Schroefstraat en daarvoor zelfs nog verder stroomopwaarts, bij de Leuker.

Boukoul

De lay-out van het buitengebied van Boukoul komt nog sterk overeen met dat op de kadastrale minuut. De buurtschap ontstond op de beide oevers van een oude Maasmeander. Hier ontstonden Kasteel Hillenraad en Huis Zuidewijk Spick. Kerkelijk hoorde Boukoul tot de parochie Asselt, de boerderijen ver buiten de kern waren echter meer op Maasniel georiënteerd dan op Swalmen. Kenmerkend voor Boukoul is het sterke agrarische karakter.

Hoogwaardig groen Boukoul

Het landschap van Boukoul bestaat uit zeer vruchtbare kleibodems. Deze moerassige grond moest echter ontwaterd worden door een sloot in de lengterichting, waardoor de grond bruikbaar werd. Enkele gebieden in het zuiden refereren aan het moeras (Vlinkenbroek, Spickerbroek , Maalbroek en Blankwater). Boukoul ligt tussen enerzijds hakhout (bos) en anderzijds landbouwgrond (bijv. weiland). Ten westen liggen de uitgestrekte gecultiveerde landbouwgronden (Graeterveld en Hillenraad), die ook nu nog als zodanig in gebruik zijn. Het verkavelingpatroon van dit gebied is sinds 1830 nauwelijks veranderd. Als erfafscheidingen wordt gebruik gemaakt van beukenhagen en meidoornhagen. Deze structuur is tot op de dag van vandaag goed bewaard gebleven. In het oosten ligt het uitgestrekte bosrijke gebied (Bisschopskamp) richting Duitsland. Hier zijn interessante archeologische gebieden te vinden, zoals een urnenveld en diverse grafheuvels (zie Archeologische Verwachtingskaart opgesteld door RAAP). Ten zuiden van Boukoul is de Boeshei gelegen, waar vroeger een hoeve, behorend tot het Kartuizerklooster te Roermond, gesitueerd was. De Kartuizers hebben een grote rol gespeeld bij de ontginningen (zelfs tot medio 16e eeuw) van het gebied tussen Swalmen en Maasniel. Ook in de kern zelf is hoogwaardig groen te vinden. Zo zijn in de latere uitbreidingswijken enkele stedenbouwkundige groenstroken aangebracht.

Infrastructuur Boukoul

Het historische stratenpatroon (in vergelijking met de Smaberskaart en de kadastrale minuut) is goed bewaard gebleven. Belangrijkste wegen zijn de verschillende wegen richting Hillenraad. Dit zijn voorname wegen met aan weerszijde bomenlanen. In Bisschopskamp is een uitgebreid padenstelsel aanwezig, waar tevens nog een deel van de oude Romeinse weg te vinden is (Prinsendijk – Keizersbaan). In het agrarische gedeelte van Boukoul zijn de uitvalswegen en paden terug te vinden.

Waterpartijen Boukoul

De Maas is eeuwlang de vormende factor geweest van het landschap. Door de kanalisatie ervan begin twintigste eeuw is het nu een gecontroleerde rivier geworden. Oude Maasmeanders tekenen zich nog af bij in het landschap bij de Eppenbeek en Teutebeek. Hier stroomde ooit de Maas. De Eppenbeek is bij Hillenraad en de Graeterhofweg nog terug te vinden. Langs de Eppenbeek zijn bij Hillenraad diverse steilranden te vinden. In de oude Maasmeander zijn de voorname buitenplaatsen Hillenraad en Huis Zuidewijk Spick aangelegd met mgrachting.

2.2 Functionele structuur

Het buitengebied rond Swalmen is een relatief kleinschalig buitengebied dat ook dienst doet als uitloopgebied van Swalmen en Roermond. Dit leidt tot extra druk op het plangebied en bepaalt voor een belangrijk deel de ontwikkelingen in het landelijk gebied. Landbouw maakt deels plaats voor andere functies zoals woningbouw en natuurontwikkeling. Daarnaast zullen ook nieuwe economische dragers in het plangebied komen, met name op het gebied van recreatie en toerisme. Dit bestemmingsplan betreft echter een actualiserend bestemmingsplan en (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen worden dus niet direct mogelijk gemaakt.

Landbouw

Momenteel zijn er nog circa 20 agrarische bedrijven in het plangebied gevestigd, waarvan een aantal reeds nevenactiviteiten ontwikkeld hebben. In sommige gevallen vormen de nevenactiviteiten op dit moment feitelijk de hoofdactiviteit. Gezien de omvang van een groot deel van de veehouderijen, conform de Standaardopbrengt 'zeer kleine bedrijven', en de landelijke trend van (zeer) grote agrarische bedrijven is het de vraag in hoeverre deze bedrijven toekomstbestendig zijn.

Recreatie

In het plangebied vinden verschillende vormen van recreatie plaats. Aan de westzijde van het plangebied zijn de Maasplassen gelegen en in en rondom Asselt worden hier diverse recreatieve voorzieningen aangeboden.

In de zuid- en oostzijde van het plangebied betreffen de recreatieve voorzieningen met name kleinschalige, extensieve recreatie gericht op fietsen, wandelen, paardrijden (verschillende routenetwerken hiertoe doorkruisen het gebied) en kleinschalig kamperen en logeren (recreatiewoningen bij boerderijen). Gezien de opzet van het landschap worden er in deze omgeving ook geen grootschalige recreatieve ontwikkelingen voorzien.

Natuur

Het plangebied is rijk aan natuurgebieden. Onderdeel van het plangebied is het Swalmdal dat een Natura 2000 gebied is.

Daarnaast is er in de oostzijde van het plangebied een uitgestrekt stelsel van droge bossen op de oude hoogterassen van de Maas die aansluiten op de bossen in de Duitse zijde van de grens en Nationaal Park De Meinweg. Verder maakt een zone van 200 tot 500 m breed over de hele lengte van het plangebied, langs de Duitse grens, deel uit van de Robuuste Ecologische Verbindingszone Mook – Schinveld.

Wonen

In het plangebied zijn verspreid enkele 'burgerwoningen' gelegen. Daarnaast is de kern Asselt, met het beschermd dorpsgezicht Asselt, in het plangebied gelegen waar tevens woningen zijn gelegen. Op dit moment zijn geen woningbouwplannen in het plangebied voorzien. Binnen het beschermd dorpsgezicht worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de regels ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Overige functies

Verspreid in het gebied ligt nog een aantal andere, niet bij het buitengebied passende functies, zoals een aantal bedrijven.

Manege Raayer Luyckweg

In het voorheen vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Swalmen' (vastgesteld in 2006) was aan de Raayer Luyckweg (op de hoek met de Rijksweg Zuid) een bestemming opgenomen die het mogelijk maakte om hier een manege (hippisch centrum) te vestigen. Ten behoeve van deze functie is in 2002 een reguliere vergunning verleend. Deze vergunning is in 2014 ingetrokken. Bij het intrekken van deze vergunning is reeds aangekondigd dat ook in het toekomstig vast te stellen bestemmingsplan deze bestemming omgezet wordt gewijzigd in een agrarische bestemming zonder bebouwingsmogelijkheden. Dat is in onderhavig bestemmingsplan dan ook gebeurt en deze locatie heeft derhalve de bestemming 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is het vigerend beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan kort samengevat. Aangezien voorliggend bestemmingsplan met name gericht is op het beheer van de bestaande situatie en slechts zeer beperkt ontwikkelingen mogelijk maakt, is het nationaal beleid niet relevant. Uit het provinciaal beleid, zoals opgenomen in het POL blijkt dat de provinciale bemoeienis met bestaand stedelijk gebied beperkt is. Het gemeentelijk beleid is in deze gebieden richtinggevend.

In paragraaf 3.2 wordt kort aandacht besteed aan de relatie tussen provinciaal beleid en voorliggend bestemmingsplan. In paragraaf 3.4 wordt aandacht besteed aan het relevante gemeentelijke beleid.

3.1 Europees- en Rijksbeleid

2.1.1 Nota ruimte

In de Nota Ruimte worden de uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd, waarbij het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt.

In de Nota Ruimte zijn afzonderlijke nota's op verschillende onderdelen van ruimtelijk beleid samengevoegd. De nota bevat daarmee niet alleen de ruimtelijke uitspraken zoals die eerder in het ontwerp van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening waren opgenomen, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is op 27 februari 2006 formeel in werking getreden. De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. Uitgangspunt van beleid is dat de ruimtebehoefte zoveel mogelijk wordt geaccommodeerd en dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De belangrijkste instrumenten van de nota hebben betrekking op nationale landschappen, stedelijke netwerken en water.

In de Nota Ruimte is een robuuste ecologische verbindingszone geprojecteerd over het oostelijk deel van het plangebied. Het gaat om de Robuuste ecologische verbindingszone Schinveld - Mook. Onder het kopje provinciaal beleid zal hier nader op ingegaan worden. Op het plangebied en de omgeving wordt verder niet specifiek ingegaan.

2.1.2 Natura 2000

Door de Europese Unie zijn richtlijnen uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Als concrete richtlijnen worden genoemd de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte. Wanneer in een gebied bepaalde soorten voorkomen, of een bepaald percentage van de Europese populatie herbergt, dan komt dit gebied in aanmerking voor plaatsing onder de betreffende richtlijn. De Natura 2000 gebieden komen voort uit de vogel- en habitatirichtlijnen. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt nabij de grens van Habitatrichtlijngebied 'Meinweg' dat onderdeel uitmaakt van Natura 2000.

De kwaliteit van de leefgebieden van beschermde soorten in deze zones mag niet verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de soorten, die door de Habitatrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden conform de richtlijn getoetst. Bij nieuwe directe ontwikkelingen nabij het Habitatrichtlijngebied of andere waardevolle groene elementen, dient in het kader van het nieuw op te stellen bestemmingsplan nader onderzoek ten aanzien van mogelijk beschermde dier- en of plantensoorten plaats te vinden. In dit bestemmingsplan worden echter geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die deze waarden aan kunnen tasten. Derhalve is er ook geen sprake van een negatieve invloed op het in het plangebied gelegen Natura 2000 gebied het Swalmdal en de nabijgelegen Natura 2000 gebieden 'Meinweg', 'Roerdal' en 'Leudal'.

2.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Centrale doel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit gebeurt aan de hand van drie deeldoelen waaraan 13 nationale belangen zijn gekoppeld. Het Rijk is verantwoordelijk voor het veiligstellen van deze 13 nationale belangen.

  • 1. een excellente ruimtelijk- economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De SVIR kent een realisatie paragraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wro, twee besluiten waarmee dat mogelijk is:

  • a. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen, met daarin opgenomen:
  • 1. het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 2. militaire terreinen en –objecten;
  • 3. de Wadden;
  • 4. de kust (inclusief primaire kering);
  • 5. de grote rivieren;
  • 6. de werelderfgoederen.
  • b. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 in het Bro opgenomen. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen op basis van deze ladder te worden gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Hierover later meer onder het kopje 'ladder van duurzame verstedelijking'.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Deze zijn opgenomen in het Barro. Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie) door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Een onderwerp uit het Barro dat in het kader van het voorliggende bestemmingsplan aan de orde is, is de ligging van het plangebied in het rivierbed van de Maas. De in het Barro geformuleerde spelregels voor de grote rivieren hebben hun doorwerking gevonden in de bij dit bestemmingsplan behorende regels.

In het Barro wordt onderscheid gemaakt tussen het rivierbed en het stroomvoerende gedeelte van het rivierbed. Dit onderscheid is duidelijk gemaakt op onderstaande kaart. In het Waterbesluit wordt vervolgens een verder uitsplitsing gemaakt van het niet – stroomvoerende gedeelte van het rivierbed. Dit wordt in de paragraaf met betrekking tot de Waterwet en het Waterbesluit nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02_0008.png"Aan de rand van het plangebied is het stroomvoerend rivierbed gelegen. Dit is echter niet gelegen binnen dit bestemmingsplan. Een gedeelte van het rivierbed is echter wel in dit plangebied gelegen. Dit heeft betrekking op het waterberende gedeelte van het rivierbed en het artikel 2a gebied.

Doorwerking in het plan

In het plangebied van dit bestemmingsplan is enkel het waterbergend rivierbed gelegen. Dit is met een dubbelbestemming opgenomen in de regels. Er worden echter geen nieuwe ontwikkelingen toegevoegd in dit gebied en derhalve past dit bestemmingsplan binnen dit landelijke beleid.

3.2 Provinciaal beleid

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02_0009.png"

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie Midden-Limburg oost 2010 - 2014

De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantiatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitiatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zg huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoes) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken m.b.t. de omvang planvoorraad zullen ook getoest worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets i.r.t. de resultaten van het woningmarktonderzoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

De gemeenteraad van Roermond heeft in februari 2012 de structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond vastgesteld ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM betreft provinciaal beleid met betrekking tot ontwikkelingen in het buitengebied. De structuurvisie bevat niet meer of minder dan de uitgangspunten die gelden voor compensatie in het geval van rode ontwikkelingen in het door het LKM aangeduide gebied. Aangezien dit nieuwe bestemmingsplan geen (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk maakt, is deze structuurvisie niet direct van toepassing. In het geval van ontheffingsbevoegdheden of wijzigingsbevoegdheden, worden de kaders van de structuurvisie echter wel in de regels vertaald.

Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten

Ten aanzien van de verschillende milieuaspecten geldt dat een nadere uitwerking plaatsvindt in het kader van het ontwerpbestemmingsplan. Gezien de ligging van het Swalmdal in het plangebied en de in het plangebied aanwezige functies is het namelijk niet uit te sluiten dat er significante effecten op het Natura 2000 optreden.

Dit betekent dat er in het kader van dit bestemmingsplan een Milieueffectrapportage uitgevoerd moet worden. Bij dit voorontwerp bestemmingsplan behoort de Notitie Reikwijdte en detailniveau. In het kader van het ontwerpbestemmingsplan zal tevens het een PlanMER opgesteld worden en ter inzage gelegd worden. Ten aanzien van de deelaspecten milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, cultuurhistorie, landschapswaarden en verkeer en infrastructuur kan daarom pas een inhoudelijke argumentatie gegeven na het bekend worden van de resultaten van de MER.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

De 'terrassen' in het plangebied worden ingedeeld naar hun hoogteligging:

  • maasdal (15-18 m. + NAP);
  • laagterras (21- 25 m. + NAP);
  • middenterras (26 - 28 m. + NAP).

De bodem van het Maasdalgebied bestaat overwegend uit jonge afzettingen (rivierkleigronden). Het laagterras bestaat uit een deel waar leem- en kleigronden worden aangetroffen en een zone waar zandgronden worden aangetroffen (oostelijk van de kernen). Het hoogterras (plateaugebied) bestaat uit grind en grof zand afgezet door de Rijn.

4.1.2 Geluid

Geluid in relatie tot wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald door de randvoorwaarden welke in art. 74 van de Wet geluidhinder worden gesteld.

Indien er in de toekomst een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting (Lden) t.g.v. de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan verlenen. Het college mag een hogere grenswaarde verlenen van maximaal 63 dB bij gemeentelijke- en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen. Het college en de raad geeft hiermee de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

Binnen het plangebied is de autosnelweg A73 gelegen en daarnaast tevens diverse 50 kilometer wegen.

Railverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van verscheidene door het Besluit geluidhinder aangewezen spoorwegtrajecten een zone aanwezig. De breedte van de zone is ook per spoorwegtraject aangegeven in het Besluit geluidhinder.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden. Is dit het geval dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, kan verlenen. Hiermee geeft het college van B&W de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

Het spoorwegtraject Roermond - Venlo heeft een zone met een breedte van 600 meter. Daarmee valt de zone over een gedeelte van het bestemmingsplan 'Buitengebied Swalmen'.

Industrielawaai

Conform art. 40 van de Wet geluidhinder ligt er rond een gezoneerd industrieterrein een zone waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein de 50 dB(A) niet overschrijdt. Als er geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en verpleeghuizen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden door gedeputeerde staten een ontheffing van 55 dB(A) verleend.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) wordt overschreden. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan verlenen. Hiermee geeft het college van B&W de goedkeuring om ondanks de hoge geluidsbelasting toch te mogen bouwen.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het besluit NIBM

Het besluit NIBM legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  • aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM (artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM);
  • op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

In het besluit NIBM is geregeld dat binnen de getalsmatige grenzen van de regeling NIBM een project altijd NIBM is. Er zijn immers alleen categorieën van gevallen aangewezen, waarvan aannemelijk is dat de toename van de concentraties in de betreffende gevallen niet de 3% grens overschrijdt. Wanneer een categorie eenmaal is aangewezen, mag er zonder meer van worden uitgegaan dat deze bijdrage NIBM is. Indien een project boven de getalsmatige grenzen uitkomt is een project in betekenende mate (IBM), tenzij alsnog aannemelijk te maken is dat de bron minder dan 3% bijdraagt aan de concentratie. Behoort een project tot een niet in de Regeling NIBM genoemde categorie dan zal steeds met behulp van onderzoek dienen te worden aangetoond of het project NIBM is.

In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is naast de toets Wet milieubeheer ook een toets noodzakelijk om vast te stellen dat binnen het plangebied een goed woon- en leefklimaat te verwachten is. Hiervoor moet de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied nader worden bekeken. Op basis van de officiële rekentool van het NSL, dat deel uitmaakt van de Wet luchtkwaliteit en waarin alle te
verwachten luchtkwaliteitknelpunten zijn opgenomen, blijkt dat er in het plangebied geen overschrijdingen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 zijn. Gelet hierop kan geconcludeerd worden dat in het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan. In het plan zijn nog enkele rechtstreekse bouwtitels en wijzigingsbevoegdheden. Op het moment dat gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid dan zal het aspect luchtkwaliteit nader onderbouwd moeten worden om aan te tonen dat aan de wettelijke eisen inzake luchtkwaliteit worden voldaan.

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan wordt het aspect luchtkwaliteit apart beschouwd; uit de onderzoeken daarbij behorend moet blijken of er nog nadere aandachtspunten zijn.

4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid

De aanwezige bedrijven in het plangebied zijn specifiek bestemd, conform het huidige gebruik. Dit overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Het wordt vanuit ruimtelijk oogpunt namelijk niet passend geacht om een brede bedrijvenbestemming op te nemen in het buitengebied. Voor de vestiging van bedrijven zijn bedrijventerrein in eerste instantie de meest aangewezen locaties.

4.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

4.2.1 Beleidskader

Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het beleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het beleid beschreven inzake buisleidingen.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in de invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.

4.2.1.1 Visie externe veiligheid Roermond

IIn de Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie), die op 10 juni 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd, die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2.2 Risicovolle activiteiten

Alvorens het plan wordt opgesteld dient er een inventarisatie plaats te vinden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens dient bepaald te worden of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan.

In de Visie externe veiligheid Roermond zijn alle risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd.

Bevi - inrichtingen in het plangebied

Binnen de grenzen van het plangebied is 1 Bevi-inrichting aanwezig. Het betreft een LPG-tankstation aan Bosstraat 120. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen is aangegeven dat de PR 10-6–contour is gelegen tot op 120 meter vanaf het reservoir.

Met betrekking tot de Bevi-bedrijven doen zich derhalve geen externe veiligheidsknelpunten voor.

Buisleidingen

Binnen de grenzen van het plangebied zijn een aantal buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Het betreft de volgende buisleidingen:

  • een drietal hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie;
  • een brandstofleiding (dpo-leiding).

Voor de gasleiding met een druk van 40 bar geldt dat binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de gasleiding geen nieuwe bouwwerken, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de gasleiding, mogen worden gebouwd. Voor de gasleidingen met een druk van 66,2 bar geldt dat er binnen 5 meter aan weerszijden van de gasleiding geen nieuwe bouwwerken, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de gasleiding, mogen worden gebouwd. Met betrekking tot de dpo-leiding wordt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding in acht genomen. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bouwwerken, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de dpo-leiding, worden gebouwd. Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen voornoemde zones. Er dient bij de realisatie van nieuwe functies rekening te worden gehouden met de aan te houden afstanden die gelden voor de verschillende planologisch relevante leidingen in het gebied.

Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ten gevolge van de aanwezige brandstofleiding (dpo-leiding) in de gemeente Roermond. De binnen het plangebied gelegen dpo-leiding wordt gebruikt voor het transport van K1-vloeistoffen. Deze leiding heeft een diameter van circa 10 inch en een maximale werkdruk van 80 bar. Volgens de Risicokaart bedraagt de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 per jaar) van deze dpo-leiding 0 meter. Dit betekent dat deze contour op de leiding ligt.

Op basis van de druk en diameter van de leiding is conform de handleiding risicoberekeningen Bevb sprake van een PR 10-6 per jaar van 13 meter. Binnen deze PR-contour zijn een aantal woningen gelegen.

In artikel 17 van het Bevb is het volgende bepaald: “Indien op het tijdstip waarop dit besluit van toepassing wordt het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object, veroorzaakt door een buisleiding hoger is dan 10-6 per jaar, draagt de exploitant er zorg voor dat binnen drie jaar na dat tijdstip het plaatsgebonden risico die waarde niet meer overschrijdt”

Het Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden en derhalve ook op dat moment op de brandstofleiding binnen het plangebied van toepassing geworden.

De woningen die binnen de PR-contour zijn gelegen dienen aangemerkt te worden als beperkt kwetsbare objecten omdat het verspreid liggende woningen betreft met een dichtheid van minder dan 2 woningen per hectare. Nu het beperkt kwetsbare objecten betreft is het niet noodzakelijk dat er door de exploitant maatregelen getroffen dienen te worden om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico.

Gezien de zeer geringe bebouwingsdichtheid in de directe nabijheid van de dpo-leiding is er geen sprake van een relevant groepsrisico.

De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6 per jaar) van de binnen het plangebied gelegen transportleidingen aardgas overlappen geen aanwezige of geprojecteerde kwetsbare objecten. Uit berekeningen die met het rekenprogramma Carola zijn uitgevoerd ten behoeve van dit bestemmingsplan blijkt dat het groepsrisico, voor alle aardgastransportleidingen die in het plangebied zijn gelegen, kleiner is dan 0,1 van de oriëntatiewaarde. Derhalve kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen voornoemde zones. Er dient bij de realisatie van nieuwe functies rekening te worden gehouden met de aan te houden afstanden die gelden voor de verschillende planologisch relevante leidingen in het gebied.

Er doen zich binnen het plangebied geen externe veiligheidsknelpunten betreffende buisleidingen.

Transport gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door Roermond zijn de A73, N280, N293 en de N570 aangewezen. Binnen het plangebied is de A73 gelegen. In de Visie externe veiligheid Roermond is bepaald dat binnen 200 meter van de A73 geen extra kwetsbare objecten opgericht mogen worden. Als extra kwetsbare objecten worden in de Visie de volgende objecten aangemerkt: basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven. In de Visie is bepaald dat voor extra kwetsbare objecten binnen voornoemde zone van 200 meter een sterfhuisconstructie gehanteerd zal worden. Dit betekent dat deze in de huidige opzet/omvang aanwezig mogen zijn maar dat er geen medewerking verleend zal worden aan uitbreiding en nieuwbouw ter plaatse.

Uit de signaleringskaart die is opgenomen in de Visie blijkt dat een gedeelte van het plangebied gelegen is binnen de invloedsgebieden van de A73, N293 en N280.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen spoor- en waterwegen aanwezig waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, is geen sprake van belemmeringen met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gelet op het gestelde in de vorige volzin kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmering vormt voor het plangebied.

Mochten er nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan binnen de invloedsgebieden van de A73, N280 en N293 dan dient invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht in het kader van het groepsrisico. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de planologische kaders zoals die zijn opgenomen in de Visie externe veiligheid Roermond.

Saneringssituaties

Op basis van de huidige regelgeving zijn er geen saneringssituatie in het plangebied aanwezig.

Groepsrisico

Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard en bevat geen ontwikkelingen die effect hebben op de ongestoorde ligging van de buisleidingen of de externe veiligheid. Daar het een consoliderend bestemmingsplan is, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording.

Aangezien er binnen de invloedsgebieden van de genoemde risicovolle activiteiten geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland, treden er geen significante wijzigingen op in de omvang van het groepsrisico.

Ten gevolge van dit consoliderend bestemmingsplan verandert het aantal personen binnen de invloedsgebieden van de risicovolle inrichtingen, aanwezige buisleidingen en de wegtransportroutes niet.

Met betrekking tot de bestrijdbaarheid kan worden opgemerkt dat het plangebied in zijn algemeenheid goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opstelplaatsen binnen het plangebied aanwezig voor hulpdiensten.

Bij brief van 21 juli 2010 heeft het bestuur van de Veiligheidsregio Limburg Noord medegedeeld dat het een beheersplan betreft waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen binnen de planperiode van 10 jaar zijn voorzien. De vaststelling van een dergelijk plan is niet van invloed op de voorbereiding van de rampenbestrijding. Er bestaat daarom geen noodzaak tot het uitbrengen van advies.

Ongeacht de inzet van buisleidingbeheerder, transporteurs van gevaarlijke stoffen, gemeente en hulpverleningdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig. Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.

Indien middels vrijstelling of anderszins medewerking wordt verleend aan voorgenomen functiewijzigingen zal aan de geldende voorwaarden op het gebied van de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid moeten worden voldaan

Onbeperkte toename van personendichtheden in de nabijheid van risicobronnen door functiewijziging binnen de geldende bestemmings- en gebruiksbepalingen dient uitgesloten te worden.

Hoogspanningsleidingen

De aanwezigheid van hoogspanningsleidingen is geen toetsingsgrond voor externe veiligheid. Het is echter logisch om de zonering die is vastgesteld rond het bovengrondse hoogspanningsnet mee te nemen bij de beoordeling.

Voor de hoogspanningsleidingen geldt een zakelijke rechtstrook van 40 en 20 m (respectievelijk voor 380 kV en 150 kV).

4.2.3 Conclusie

Gezien het feit dat er met vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk worden gemaakt is nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en / of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen niet aan de orde. Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.

4.3 Waterhuishouding

De rivier de Maas heeft als regenrivier een omvangrijk inundatiegebied. Ondanks de verbetering van de waterhuishouding kunnen de lagere gronden alleen worden gebruikt als grasland of als populierenbos. Bijna overal zijn de oude Maaslopen dan ook goed herkenbaar aan laaggelegen populierenbossen of graslandstroken met veel dwarssloten voor de afwatering.

Een aantal waterlopen ligt in gebieden met hoge natuurwaarden (Swalm, Eppenbeek en Teutebeek). Het natuurwetenschappelijke en ecologische belang van de rivier de Swalm is dermate hoog dat de belangen van water er niet prevaleren maar geintegreerd zijn.

Hydrologisch gezien kan het gebied ten noorden van het Swalmdal worden gerekend tot het Systeem Oostelijke Maasterrassen, een zone met lokale grondwatersystemen op de Peelhorst waarvan het grondwater afstroomt naar de Maas. Ten zuiden van het Swalmdal wordt het gebied gerekend tot het systeem van Herkenbosch, een grondwaterstromingsstelsel dat sterk bepaald wordt door de complexe geohydrologische opbouw van de ondergrond. Globaal stroomt voor beide grondwatersystemen het grondwater vanaf het infiltratiegebied het Hoogterras in noordwestelijke richting naar de drainerende Maas.

Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveau's zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzciht van de voor de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (2009);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal bestuursakkoord water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal waterplan Limburg 2010 - 2015

Gemeentelijk:

  • Gemeentelijk rioleringsplan.

Beleid waterschap

Het waterbeheerplan Waterschap Roer en Overmaas 2010 - 2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010 - 2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. De visie van het waterschap luidt: veilig, duurzaam, kostenbewust en democratisch aangestuurd functioneel waterbeheer door proactieve samenwerking, innovatie, klantgerichtheid en goed werkgeverschap.

Het Waterschap Roer en Overmaast streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de Provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem. Waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden. Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet worden afgekoppeld.

Kwel en infiltratie

Het dal van de Spickerbroeklossing, met o.m. het gebied het Haambroek en het Spickerbroek, ontvangt regionale kwel vanuit het Elmpter Wald. Dit gebied staat bovendien onder invloed van een meer lokale grondwaterstroming vanuit het stuifduinencomplex van de Boeshei. Sterk bepalend voor de kwelgebieden is de Peelrandbreuk. Langs de breuk aan vindt een opwaartse stroming plaats als gevolg van de stuwende werking van de breuk.

Grondwaterstanden en –kwaliteit

In de kwelgebieden langs het Hoogterras en in de Eppenbeek, de Swalm en Beeselsbroek hangt de kwaliteit van het toestromende grondwater sterk af van het landgebruik in de infiltratiegebieden. Kwelgebieden, die onder invloed staan van infiltratie vanuit grootschalige bos- en heidegebieden, hebben een betere grondwaterkwaliteit dan kwelgebieden, die onder invloed staan van infiltrerende landbouwgebieden. De benedenloop van de Swalm is een bijzonder kwelgebied. Hier kan kwel optreden uit het tweede en derde watervoerende pakket. Daarnaast

stroomt er ook nog grondwater van meer lokale herkomst toe.

Oppervlaktewatersysteem

Het stroomgebied zuidoostelijk Maasterras watert op 5 plaatsen af op de Maas. Binnen de gemeente gaat het om de beek de Swalm. De Swalm wordt beschouwd als een terrasbeek die plaatselijk het karakter heeft van een bergbeek. Noordelijk van het Swalmdal ligt het Beeselsbroek, een oude Maasmeander. Deze wordt ontwaterd door de Teutebeek. In het stroomgebied Zuidoostelijk Maasterras heeft alleen de Swalm een piekafvoer van meer dan 2 m3 /s.

Waterwingebied / grondwaterbeschermingsgebied

Ten zuiden van Asselt ligt op de hoge rand van het Maasdal het pompstation Asselt ten behoeve van de drinkwatervoorziening (figuur 6.15). Bij functiewijzigingen in gebieden die van belang zijn voor de waterwinning moet rekening worden gehouden met het waterwinbelang.

Daarnaast valt het zuidwestelijke deel van het plangebied binnen de Roerdalslenk, welke in het POL als boringsvrije zone is aangewezen (Roerdalslenk III). In de boringsvrije zone dienen fysieke aantastingen van de bodem vermeden te worden om de kleihoudende lagen in de bodem heel te houden. Hiervoor gelden verbodsbepalingen uit de provinciale milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02_0010.jpg"

Figuur :drinkwaterwingebieden (Provincie Limburg, 2010).

Waterbeheer

Het kwantitatieve en kwalitatieve waterbeheer is in beginsel een taak van de waterschappen. Dit is in het noorden van het plangebied in handen van het waterschap Peel & Maasvallei. In het zuiden van het plangebied is de beheerder het hoogheemraadschap Roer en Overmaas. In de zogeheten Keur van de twee waterbeheerders zijn de gebods- en verbodsbepalingen voor de watergangen aangegeven.

Effecten

De bescherming van het waterwingebied is in het bestemmingsplan gegarandeerd door de dubbelbestemming 'waterwingebied'. Gronden met deze aanduiding zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het behoud en herstel van de drinkwatervoorziening. De bescherming van de boringsvrije zone Roerdalslenk III is gegarandeerd in de provinciale verordening door een verbod op boringen dieper dan 30 meter beneden maaiveld.

Dit is van belang om vermenging van het vuile bovenste watervoerend pakket met het lagergelegen zeer schone water watervoerend pakket te voorkomen. Omdat voor werkzaamheden dieper dan 0,3 meter een omgevingsvergunning is vereist, zijn geen aanvullende verbodsbepalingen in het plan opgenomen.

De bestaande watergangen in het plangebied blijven behouden. In het plangebied wordt niet voorzien in maatregelen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de waterkwaliteit. Er vindt geen emissie plaats van (mest-)stoffen naar het oppervlakte- en grondwater, mede door het gebruik van vloeistofdichte vloeren bij uitbreiding van bestaande bedrijven. Verder is aangetoond dat er een afname is van de emissie (zie hoofdstuk 5) in het gebied per saldo zal de (grond)waterkwaliteit dus niet verslechteren door toedoen van verzurende stoffen.

Mogelijk neemt het verhard oppervlak toe bij uitbreidingen, hiervoor zijn middels wetgeving voldoende compenserende en mitigerende maatregelen op te leggen (onder meer door het uitvoeren van de verplichte watertoets). Op het gebied van waterkwaliteit en – kwantiteit worden geen negatieve effecten verwacht, onder andere door regelgeving van het provinciale waterplan en het waterbeheerplan van de waterschappen Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei.

4.4 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000246-VG02_0011.png"

Het plangebied wordt op basis van de beleidskaarten behorende bij de Nota Archeologie 2011 gekenmerkt door een overwegende hoge verwachting. Binnen de oude historische kern Asselt is deze verwachting nog hoger en wordt deze in beleid vertaalt door de waardering 'historische kern'. Verder is het plangebied grotendeels gelegen in de waardering 'archeologisch waardevol gebied' en een klein deel in 'overige gebieden'. De gebieden met de waardering 'archeologisch waardevol gebied' worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De gebieden met de waardering 'historische kern' worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische kern'.

De archeologische verwachting concentreert zich binnen het plangebied op alle archeologische perioden. Op basis van de gemeentelijke Nota Archeologie 2011 zijn voor Roermond vijf onderzoekthema's vastgesteld. In dit plangebied zijn alle vijf thema's aan de orde, te weten:

  • 1. de oudste bewoning en het ontstaan van de verschillende kernen;
  • 2. rivieren in Roermond als verbindingsweg voor uitwisseling (van handel en kennis);
  • 3. infrastructuur, handel en defensie;
  • 4. locale productie, kunst en nijverheid;
  • 5. cultusplaatsen en religie.

De bekende AMK terreinen dienen als Waarde – Historische kern opgenomen te worden. Dit aangezien deze archeologische vindplaatsen anders tussen wal en schip dreigen te komen. Er zijn namelijk omstandigheden denkbaar waarbij deze vindplaatsen verstoord raken zonder dat voorafgaand daaraan archeologisch onderzoek is verricht. Een aanwijzing van deze gebieden tot gemeentelijk (archeologisch) monument is echter niet de geeigende oplossing voor dit probleem. Door deze gebieden in het bestemmingsplan te bestemming als 'waarde - historische kern' worden de waarden wel op accurate wijze beschermd. Bij een herziening van het archeologie beleid zullen de AMK terreinen ook in de beleidsstukken als historische kern worden ogpenomen.

Langs de Swalm zijn diverse steilranden te herkennen. Swalmen is gelegen op het middenterras van de Maas. Ten oosten van Swalmen ligt de Bosberg, het zogenaamde hoogterras, dat bij de Bosberg en de Elmpter Galgenberg een hoogte van ongeveer 40 à 60 meter bereikt.

4.5 Cultuurhistorie

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische kwaliteiten zoveel mogelijk te handhaven en te versterken. Instrumenten hiervoor vormen de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumenten- en archeologieverordening 2011. Toetsing van de cultuurhistorische waarden vindt plaats aan de hand van de cultuurhistorische waardenkaarten.

Beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten

Berschermde rijks- of gemeentelijke monumenten zijn objecten met een dermate hoge historische waarde of schoonheid dat naar behoud daarvan gestreefd moet worden, ongeacht de cultuurhistorische waarde van hun directe omgeving. Bij het streven naar behoud zullen wel de eisen van het gebruik van het object meegewogen worden. Het bezit van een nuttige en liefst ook rendabele functie, passend bij het monument, is een belangrijk doel. In het plangebied zijn zowel Rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten gelegen. Deze monumenten worden beschermd vanuit separate wetgeving en derhalve is het niet nodig om deze monumenten nog apart in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan op te nemen. De bescherming hiervan vindt dus op aparte wijze plaats.

Asselt - Beschermd dorpsgezicht

Het gehucht Asselt moet apart worden benoemd vanwege de specifieke geografische en landschappelijk waardevolle gesteldheid, evenals de met de historisch maatschappelijke ontwikkeling samenhangende ontwikkelingsstructuur.

Asselt is een gaaf voorbeeld van de nederzettingen op het oostelijke laagterras van de rivier de Maas zoals die in de 11e eeuw zijn ontstaan. De hoofdstructuur wordt bepaald door het scherp herkenbare relief van de Maasterrassen:

  • bebouwing langs de Pastoor Pinckersstraat en Eindweg;
  • de oude Asselterstraat overwegend haaks op deze weg, naar achter geschoven in het talud van de steilrand;
  • het grondgebruik is overwegend agrarisch met omvangrijke percelen. De afwisseling van weiden, akker- en fruitteeltculturen stamt uit zeer oude tijden.

Het beschermd dorpsgezicht is ook in de regels en op de verbeelding opgenomen door middel van een dubbelbestemming die de aanwezige waarden beschermd.

4.6 Flora en Fauna

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een hondertal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moeten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn dan kan de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet geïntegreerd worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving. Binnen het plangebied vinden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen plaats waardoor in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontheffing / vergunning op grond van de Flora- en faunawet nodig is. Daarnaast zijn in het plangebied enkele monumentale bomen aanwezig.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Swalmen' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

5.2 Verbeelding

Tot het plan behoort een analoge en digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.

De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKR ondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit twee deelkaarten. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

5.3 Planregels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.

5.4 Wijzen van bestemmen

De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Bij enkele bestemmingen is wel gebruik gemaakt van een specifiekere bestemming met bijvoorbeeld functieaanduidingen. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • 1. Bestemmingsomschrijving
  • 2. Bouwregels
  • 3. Afwijken van de bouwregels
  • 4. Specifieke gebruiksregels
  • 5. Afwijken van de gebruiksregels
  • 6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen gebouwen zijnde of werkzaamheden
  • 7. Wijzigingsbevoegdheid

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige landschapswaarden. Deze landschapswaarden hangen veelal samen met de aanwezigheid van zichtrelalaties, reliëf, waardevolle landschapselementen en kenmerkende open akkercomplexen.

Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding. Bestaande agrarische neven - activiteiten zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding opgenomen en op die wijze doorvertaald in de regels.

Teneinde de aanwezige agrarische bedrijven de mogelijkheid te bieden agrarische neven - activiteiten, met name in de toeristisch - recreatieve- en zorgsector, te ontwikkelen die passend zijn bij het buitengebied zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen in relatie met aanwezige bouwvlakken. Ook voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden en het bieden van mantelzorg zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen. Voor het realiseren van afhankelijke woonvormen in de vorm van mantelzorg is in relatie tot bestaande woningen binnen bouwvlakken een ontheffingsbevoegdheid opgenomen.

Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om, in het geval een agrarisch bedrijf haar agrarische bedrijfsactiviteiten staakt, een omschakeling van bedrijfstype mogelijk te maken naar bij het buitengebied passende activiteiten.

In lijn met het provinciale beleid dat geldt voor bedrijven die gelegen zijn in verwevingsgebied, zoals voor de agrarische bedrijven in dit bestemmingsplan het geval is, is de maximale maat van het bouwvlak in de wijzigingsbevoegdheden beperkt tot 1,5 hectare. Indien er toch agrarische bedrijven zijn die tot een grotere maat uit willen breiden dan dient dit te gebeuren middels een separaat verzoek waarbij een afweging gemaakt zal worden omtrent de wenselijkheid van dat verzoek. Hierbij zal tevens meegewogen worden dat er in dit plangebied sprake moet blijven van een goede agrarische structuur met levensvatbare agrarische bedrijven.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige natuur- en landschapswaarden. Deze natuur- en landschapswaarden hangen veelal samen met reliëf, steilranden, houtwallen, de oude Maasmeander, alsmede de ligging in de ecologische verbindingszone Schinveld - Mook.

Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding.

Teneinde de aanwezige agrarische bedrijven de mogelijkheid te bieden agrarische neven - activiteiten, met name in de toeristisch - recreatieve- en zorgsector, te ontwikkelen die passend zijn bij het buitengebied zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen in relatie met aanwezige bouwvlakken. Ook voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden en het bieden van mantelzorg zijn ontheffingsbevoegdheden opgenomen. Voor het realiseren van afhankelijke woonvormen in de vorm van mantelzorg is in relatie tot bestaande woningen binnen bouwvlakken een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Voor het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is geen bevoegdheid aangezien dit de waarden van dit gebied aan zou kunnen tasten.

Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om, in het geval een agrarisch bedrijf haar agrarische bedrijfsactiviteiten staakt, een omschakeling van bedrijfstype mogelijk te maken naar bij het buitengebied passende activiteiten. Bestaande agrarische neven - activiteiten zijn door middel van aanduidingen op de verbeelding opgenomen en op die wijze doorvertaald in de regels.

Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de functie te wijzigen naar 'natuur' en om er ook voor te zorgen dat de dan gerealiseerde natuur ook duurzaam behouden blijft en niet zomaar weer omgezet kan worden naar agrarische gronden.

In lijn met het provinciale beleid dat geldt voor bedrijven die gelegen zijn in verwevingsgebied, zoals voor de agrarische bedrijven in dit bestemmingsplan het geval is, is de maximale maat van het bouwvlak in de wijzigingsbevoegdheden beperkt tot 1,5 hectare. Indien er toch agrarische bedrijven zijn die tot een grotere maat uit willen breiden dan dient dit te gebeuren middels een separaat verzoek waarbij een afweging gemaakt zal worden omtrent de wenselijkheid van dat verzoek. Hierbij zal tevens meegewogen worden dat er in dit plangebied sprake moet blijven van een goede agrarische structuur met levensvatbare agrarische bedrijven.

Binnen deze bestemming is één verkooppunt motorbrandstoffen aanwezig (aan de Bosstraat, nabij de grens). Dit verkooppunt heeft een bestemming op maat gekregen waarbij ook ondergeschikte detailhandel is toegestaan, zodat het niet om op zichzelf staande of grootschalige detailhandelsvoorzieningen kan gaan. Tevens is opgenomen dat hier LPG verkocht mag worden, dit door middel van een aanduiding op de verbeelding opgenomen. De parkeervoorzieningen en dergelijke die bij het verkooppunt horen, zijn opgenomen in de bestemming 'verkeer'. Het bouwvlak is conform het vigerende bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 5 Bedrijf

Deze bestemming is toegekend aan een bedrijf aan de Rijksweg Noord 144. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden opgericht. Een bedrijfswoning is binnen deze bestemming niet toegestaan.

Artikel 6 Bedrijf - Botenreparatie

Deze bestemming is toegekend aan een botenreparatiebedrijf aan Eind 20.

Artikel 7 Bedrijf - Hovenier

Deze bestemming is toegekend aan een hoveniersbedrijf aan de Beeselseweg 52. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden opgericht. Voor de aanwezige bedrijfswoning is een aanduiding opgenomen.

Artikel 8 Bedrijf - Loonwerkbedrijf

Deze bestemming is toegekend aan een loonwerkbedrijf aan de Raaystraat 12. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden opgericht. Voor de aanwezige bedrijfswoning is een aanduiding opgenomen.

Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening

In het plangebied zijn een aantal nutsvoorzieningen aanwezig zoals trafohuisjes, een dependance van de gemeentewerf en een gasontvangstation. Deze voorzieningen hebben allen een specifieke bestemming, 'nutsvoorziening', gekregen. Binnen deze bestemming is de bouw van nutsvoorzieningen toegestaan en het gebruik van de gronden ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. Tevens zijn de betreffende gronden bestemd voor de ondergeschikte functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishuidkundige voorzieningen. Een bedrijfswoning is niet toegestaan binnen deze bestemming. Bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van deze voorzieningen zal rekening gehouden moeten worden met de effecten, zoals op het gebied van geluid en externe veiligheid, van de aanwezigheid van deze voorzieningen.

Artikel 10 Bedrijf - Timmerbedrijf

Deze bestemming is toegekend aan een hoveniersbedrijf aan Op de Berg. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden opgericht. Voor de aanwezige bedrijfswoning is een aanduiding opgenomen.

Artikel 11 Bos

De in het plangebied gelegen bosgebieden, zijn als bos bestemd.

Tevens zijn de betreffende gronden bestemd voor de ondergeschikte functies openbare nutsvoorzieningen, water- en waterhuishuidkundige voorzieningen, onverharde paden en extensief recreatief medegebruik.

Op gronden die op deze wijze bestemd zijn, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd. Daarnaast is ter bescherming van de gronden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 12 Detailhandel

Deze bestemming is toegekend aan een bedrijf voor de verkoop van diervoeding aan de Maalbroekweg 1. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen bedrijfsbebouwing moet worden gebouwd.

Artikel 13 Groen - Landgoed

De bestemming 'Groen - Landgoed' is toegekend aan de monumentale panden van Kasteel Hillenraedt en Zuidewijk Spick aan de Raaystraat te Swalmen. Binnen deze bestemming zijn de functies wonen en kantoren toegestaan. Het aantal woningen dat toe is gestaan, is weergegeven op de verbeelding. Daarnaast wordt gestreefd naar het behoud en herstel van de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Nieuwbouw is niet toegestaan behoudens herbouw. Het bestaand bebouwd oppervlakte van het hoofdgebouw mag binnen het bestaande bouwvlak met maximaal 15% worden vergroot ten opzichte van het ontwerpplan. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Verder mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde van bepaalde afmetingen worden opgericht. Met een omgevingsvergunning mogen onder bepaalde voorwaarden erfafscheidingen op de perceelsgrens van hoekpercelen worden opgericht.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de ondergeschikte functies parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen toegestaan.

Artikel 14 Horeca

De bestemming 'Horeca' is toegekend aan enkele solitaire horecavestigingen die in het plangebied aanwezig zijn. Binnen deze bestemming is overal horeca in categorie 2 en wonen rechtstreeks toegestaan.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Nieuwbouw en/of het toevoegen van nieuwe woningen is niet toegestaan behoudens herbouw. Onder bepaalde voorwaarden zijn er uitbreidingsmogelijkheden voor het vergroten van het bestaand bebouwd oppervlak met maximaal 25%. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80%. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Verder is een regeling opgenomen voor het bouwen van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Artikel 15 Maatschappelijk

Deze bestemming is toegekend aan de kerk in Asselt, het museum in Asselt, de begraafplaatsen in Asselt en Boukoul en medisch centrum Groenewoud aan de Groenewoud 4 in Swalmen. De bestemming is specifiek voor deze functies.

Artikel 16 Maatschappelijk - Opvang

Deze bestemming is toegekend aan een opvang en huisvesting van dak- en thuislozen en andere personen die vanwege een vergelijkbare sociale situatie huisvesting behoeven aan de Naborchweg 1. Binnen deze bestemming zijn bedrijfsactiviteiten, zoals opslag en reparatie van tweehands artikelen, toegestaan. Tevens is detailhandel toegestaan in kringloopartikelen. Daarnaast zijn ondegeschikte horeca-activiteiten toegestaan. Ook is één bedrijfswoning toegestaan ten behoeve van de exploitant.

Artikel 17 Maatschappelijk - Scouting

Deze bestemming is toegekend aan een terrein van een scoutingvereniging aan De Klein Hei. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarin bebouwing kan worden opgericht.

Artikel 18 Natuur

De bestemming Natuur betreft de gronden die in het vigerend bestemmingsplan als zodanig zijn aangeduid en momenteel nog als natuur kunnen worden aangemerkt. Daarnaast betreft het nieuw gerealiseerde natuurontwikkeling en gronden in de EHS die in eigendom zijn van een natuurbeherende instantie. Tevens zijn de betreffende gronden bestemd voor de ondergeschikte functies bestaande parkeervoorzieningen, water- en waterhuishuidkundige voorzieningen en paden en wegen.

Middels het toekennen van deze bestemming is gewaarborgd dat deze functie kan worden beschermd en verder ontwikkeld en versterkt. Binnen deze bestemming is extensief recreatief medegebruik mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld fietsen en wandelen.

De bestemmingsomschrijving staant de hierboven genoemde functies toe. Het bebouwen van de gronden is niet toegestaan. Daarnaast is ter bescherming van de gronden een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 19 Recreatie - Botenopslag

Deze bestemming is toegekend aan een botenopslag nabij Eind 6.

Artikel 20 Recreatie - Clubhuis

Deze bestemming is toegekend aan het clubhuis van een watersportvereniging aan de Eindweg.

Artikel 21 Recreatie - Groepsaccommodatie

Deze bestemming is toegekend aan een groepsaccommodatie met bijbehorende voorzieningen aan Eind 6.

Artikel 22 Recreatie - Hondenterrein

Deze bestemming is toegekend aan een tweetal de in het plangebied aanwezige (politie) hondenoefenterreinen. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen ter plekke van de bestaande bebouwing.

Artikel 23 Recreatie - Kampeerterrein

Deze bestemming is toegekend aan een kampeerterrein aan de Eind 4. Binnen deze bestemming is één bedrijfswoning toegestaan. Hiervoor is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen.

Artikel 24 Recreatie - Outdoorcentrum

Deze bestemming is toegekend aan een outdoorcentrum aan de Oudebaan. Binnen deze bestemming is één bedrijfswoning toegestaan. Hiervoor is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Tevens zijn binnen deze bestemming ten hoogste 16 kampeerplekken, 6 boomhutten en 8 trekkershutten, conform de verleende artikel 19 WRO vergunning toegestaan.

Artikel 25 Recreatie - Zwembad

Deze bestemming is toegekend een het terrein van het openluchtzwembad aan de Bosstraat. Binnen deze bestemming zijn functieaanduidingen opgenomen ten behoeve van een camperplaats en een locatie ten behoeve van trekkershutten. Binnen deze bestemming is tevens aan het zwembad ondergeschikte horeca en detailhandel toegestaan.

Artikel 26 Sport

Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied aanwezige sportterreinen. In deze bestemming is tevens een wijzigingsbevoegheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in bos, natuur of agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden.

Artikel 27 Tuin

Deze bestemming is toegekend aan de bij de in het plangebied aanwezige burgerwoningen als tuin ingerichte en in gebruik zijnde gronden. De gronden met deze bestemming dienen als overgangszone tussen de woonbestemming en het omliggende agrarische gebied. Op deze gronden, niet zijnde erf behorend bij de woning, zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan, met uitzondering van erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 meter. Tevens is voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden een aanlegvergunningen stelsel opgenomen.

Artikel 28 Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming is opgenomen voor het spoortraject Roermond - Nijmegen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het railverkeer worden gebouwd.

Artikel 29 Verkeer - Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' is toegekend aan de verschillende (hoofd)ontsluitingswegen zoals die in het plangebied aanwezig zijn. Binnen deze bestemming zijn wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden toegestaan. Er is een bebouwingssregeling opgenomen waarbij het alleen is toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren met een maximale hoogte van 10 meter. Het bouwen van andere gebouwen is niet toegestaan. Tevens zijn de gronden bestemd voor de bijbehorende functies geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen.

Artikel 30 Water

Deze bestemming is toegekend aan de in het plangebied aanwezige primaire wateren met de bijbehorende beschermingszones.

Artikel 31 Wonen

Deze bestemming betreft de burgerwoningen, niet zijnde bedrijfswoningen binnen het plangebied. Daaraan ondergeschikt zijn ondermeer verkeersvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan. De bestemming Wonen is bij woningen waarbij een groot deel van de tuin op een landschappelijke wijze is ingericht beperkt tot het gedeelte van het perceel dat duidelijk is ingericht als tuin.

Binnen deze bestemming is de functie wonen toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend na ontheffing toegestaan overeenkomstig het vigerende beleid in de gemeente Roermond. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.

In het plangebied zijn een aantal bedrijfsmatige activiteiten aanwezig bij bestaande woningen. Deze activiteiten zijn op de verbeelding opgenomen door middel van een aanduiding en in de regels is aangegeven welke activiteit hier exact is toegestaan en met welke afmeting.

Dubbelbestemmingen

Artikel 32 Leiding - Brandstof

Binnen het plangebied zijn de leidingen en de beschermingszones (toetsingszone van 32 meter aan beide zijden van de leiding) van de brandstofleiding bestemd als Leiding - Brandstof. De betreffende gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding, het beheer en onderhoud van de leiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

Op de voor Leiding - Brandstof bestemde gronden zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de beschermingszone van 10 meter mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd. Voor grondwerkzaamheden anders dan voor het normale onderhoud en beheer van de leidingen dient binnen deze zone van 10 meter een aanlegvergunning aangevraagd te worden bij burgemeester en wethouders.

Artikel 33 Leiding - Gas

Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding met daarbij een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. De gronden met de dubbelbestemming zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een aardgastransporleiding en bijbehorende belemmerende strook.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 5 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 34 Leiding - Hoogspanningsverbinding

In het plangebied is een bovengrondse hoogspanningsleiding gelegen van ten hoogste 150 kV. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 2 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 35 Leiding - Riool

In plangebied zijn twee riooltwatertransportleidingen gelegen. De gronden met de dubbelbestemming zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor deze rioolwatertransportleidingen.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen waarbij uitsluitend bepaalde bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met een maximale hoogte van 5 meter. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde die krachtens de onderliggende basisbestemming zijn toegestaan mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Tot slot geldt dat er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 36 Waarde - Archeologie

Voor de delen van het plangebied waar sprake is van "aanwezige of naar verwachting aanwezige hoge archeologische waarden" is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn, naast voor de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Binnen de dubbelbestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Bepaalde bouwwerkzaamheden zijn rechtstreeks toegestaan. Daarnaast kan met een omgevingsvergunning onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels. Voor diverse activiteiten, waarbij de grond wordt "geroerd", vooral graafwerkzaamheden (dieper dan 40 cm) of bij een oppervlakte van meer dan 100 m2, is eveneens een omgevingsvergunning nodig. Verder is er voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde een omgevingsvergunning vereist. Deze vergunning kan verleend worden als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Op deze vergunningplicht gelden enkele uitzondering indien bijvoorbeeld sprake is van het normale beheer en/of onderhoud. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Afwijken van de bouwregels' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Artikel 37 Waarde - Archeologie historische kern

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de gronden voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden binnen de historische kernen. Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieperreiken dan 40 cm of waarbij de oppervlakte maximaal 100m2 bedraagt. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, worden afgeweken met een omgevingsvergunning. Verder is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden zodat de specifieke archeologische waarden worden beschermd. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' (gedeeltelijk) komt te vervallen indien uit archeologisch onderzoek van een specifieke locatie blijkt dat de archeologische waarden niet langer aanwezig of behoudenswaardig zijn.

Artikel 38 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming en signalering van de specifieke waarden van het beschermd dorpsgezicht Asselt.

Artikel 39 Waterstaat 

Deze bestemming is opgenomen als beschermingszone van primaire wateren in het plangebied.

Artikel 40 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de stroomvoerende functie voor de rivier. Binnen deze dubbelbestemming mag geen bebouwing worden opgericht. Hiervan kan worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming mag worden gebouwd indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

Artikel 41 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

Deze bestemming is opgenomen om gevolg te geven aan de doorwerkingsplicht van de Beleidslijn grote rivieren. Aan een deel van het plangebied is deze dubbelbestemming toegekend. Dit deel van het plangebied is van belang in verband met de waterbergende functie voor de rivier. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien daarvoor de vereiste vergunning op grond van de Waterwet verleend is of verleend kan worden dan wel indien aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

Artikel 42 Waterstaat - Waterwingebied

Deze bestemming is opgenomen voor het waterwingebied dat in het bestemmingsplan is gelegen en dat mede bestemd is voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 meter. Hiervan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken waardoor overeenkomstig de basisbestemming gebouwd mag worden indien dit niet leidt tot het toebrengen en/of kunnen toebrengen van schade aan de waterwinbelangen. Voor het uitvoeren van van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is een omgevingsvergunning vereist.

Bijlagen

Bedrijvenlijst kleine economie

Binnen de bestemming Wonen is een mogelijkheid opgenomen om medewerking te verlenen aan bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, de zogenaamde kleine economie. Het betreffen bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn met een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Er worden bedrijven toegestaan uit maximaal categorie 2 van de Bedrijvenlijst kleine economie. In deze lijst zijn enkel bedrijfsactiviteiten opgenomen die in een woonomgeving ingepast zouden kunnen worden. Per geval moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan.

Staat van bedrijfsactiviteiten

In bijlage 2 van de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze lijst betreft niet de volledige opsomming van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen (overeenkomstig de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG), maar een op maat aangepaste lijst. Uitgesloten zijn bedrijfstypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten in het plangebied niet toelaatbaar worden geacht, zoals land- en tuinbouwbedrijven. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege de mogelijke milieuhinder.

Bij de beoordeling of een bedrijfsactiviteit is toegestaan zal eerst gekeken moeten worden of deze op grond van de desbetreffende bestemming is toegestaan. In de Staat van bedrijfsactiviteiten is vervolgens verder uitgewerkt welke bedrijfsactiviteiten in de de verschillende milieucategorieën zijn toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan worden in beginsel alleen activiteiten tot en met de milieucategorie 2 toegestaan. Activiteiten die in een milieucategorie hoger dan 2 vallen, zijn niet opgenomen.

Staat van horeca-activiteiten

In de Staat van horeca-activiteiten is een onderscheid gemaakt naar de verschillende categorieën horeca die in het plangebied zijn gelegen. De categorie-indeling is gebaseerd op de ruimtelijke invloed die de desbetreffende horeca-activiteit op de omgeving heeft. Categorie 1 betreft winkelondersteunende horeca met een relatief geringe ruimtelijke invloed op de omgeving gelet op onder andere de beperkte openingstijden. Categorie 1 horeca is in het plangebied niet aanwezig. Categorie 2 betreffen onder andere restaurants, zaalaccommodaties, bars en café's niet zijnde winkelondersteunende horeca. Categorie 3 zijn hotels en pensions waar tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt. Categorie 4 betreffen de horeca-activiteiten met de grootste ruimtelijke invloed zoals een bar-dancing en discotheek.

Parkeernormen

De parkeernormen op grond van de Parkeernota Roermond (vastgesteld op 29 juni 2006) zijn opgenomen als bijlage bij de regels. Ter verduidelijking is een kaart van het plangebied opgenomen met daarin opgenomen de verschillende gebieden (centrum, overloopgebied of rest bebouwde kom). In de parkeernormen zelf wordt namelijk naar deze gebieden verwezen waarbij afhankelijk van het gebied verschillende normen kunnen gelden.

Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Door middel van deze bepaling wordt beoogd om misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. De anti - dubbeltelbepaling is overgnomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 44 Algemene bouwregels

In dit artikel is de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder is hier ingegaan op het rooilijnenbeleid en zijn beperkte overschrijdingen van de bouwregels verklaard.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is onder andere bepaald dat met de bestemming strijdig gebruik verboden is. Het artikel vult artikel 7.10 Wro aan. Er is in aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik van gronden en opstallen ten opzichte van het bestemmingsplan wordt verstaan. Daarnaast is in dit artikel de ontheffingsregel inzage het mees doelmatig gebruik (de "toverformule") opgenomen.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

Binnen deze regels zijn drie aanduidingen opgenomen. Het betreft de geluidzone industrie, de veiligheidszone-LPG, de geluidzone-weg, vrijwaringszone-weg 50 meter, vrijwaringszone-weg 100 meter (beide ten behoeve van de A73). Voor deze aanduidingen geldt dat de gronden naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd zijn voor een ander doel. De geluidzone-industrie is bestemd voor de instandhouding en bescherming van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder. De veiligheidszone-LPG is bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie. De vrijwaringszones voor de wegen A73 zijn bestemd voor de bescherming van wegen en betreft gronden waarop, in verband met de nabijheid van de betreffende weg, geen bebouwing opgericht mag worden.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en percentages met betrekking tot het bouwen, het oprichten van gebouwen van openbaar nut en het in beperkte mate verschuiven van bestemmingsgrenzen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid c en d Wro. Evenals met de wijzigingsregels wordt hiermee beoogd het plan een zekere mate van flexibiliteit te bieden. In vergelijking met de wijzigingsregels is de mate van flexibiliteit weliswaar kleiner, maar de juridische procedure, voorafgaan aan het verlenen van een ontheffing is eenvoudiger.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft de mogelijkheid om een reconstructie van een gebied te realiseren of bestemmingen te wijzigen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid a en b Wro.

Artikel 49 Algemene procedureregels

Deze regel omvat de procedure welke gevolgd moet worden bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheden. In artikel 3.6 lid b Wro is de procedure voor de wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Artikel 50 Overige regels

Dit artikel bevat enkele algemene regels omtrent parkeren.

Overgangs- en slotregels

Artikel 51 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd blijven. Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 52 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden. Tevens is in dit artikel de vaststellingsverklaring opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor dat de economische uitvoerbaarheid van een plan aangetoond moet worden. Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden.

Het plangebied is overwegend in particulier eigendom. De gemeente voert geen actieve grondpolitiek in dit gebied. Het bestemmingsplan is dus voor het overgrote deel conserverend van aard.

Zodoende heeft het plan geen financiële consequenties voor de gemeente. Daarmee is het plan financieel haalbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure met ingang van 30 maart 2016 gedurende zes weken voor ter inzage gelegen na voorafgaande publicatie in het Gemeenteblad, de Staatscourant en op www.roermond.nl. Op 12 april 2016 heeft een inloopavond plaatsgevonden in Gemeenschapshuis de Robijn te Swalmen.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties.

6.2.3 Zienswijzenprocedure