direct naar inhoud van Planregels
Plan: Jazz City
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000230-VG01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Jazz City met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000230-VG01 van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.8 begane grond:

bouwlaag onder de eerste verdieping.

1.9 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.13 bijlage 2:

de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen, vastgesteld door de het college van burgemeester en wethoudres van Roermond op 20 augustus 2013, die van deze planregels deel uitmaken.

1.14 boulevard:

een aantrekkelijk verblijfsgebied voor recreatieve doeleinden waarbij sprake is van een ruimtelijke relatie met zowel het stedelijk gebied als het waterfront;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 bruto bedrijfsvloeroppervlakte:

de som van de buitenwerks gemeten totale vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van de betreffende functie of voorziening, met inbegrip van de daartoe behorende sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en ander dienstruimten en keukens.

1.22 calamiteitenweg:

een secundaire ontsluitingsweg voor bestemmingsverkeer en bevoorrading die tevens kan worden ingezet in geval van calamiteiten.

1.23 designer outlet:

een centrum met een bovenregionaal verzorgingsgebied, bestaande uit meerdere winkeleenheden, waarin detailhandel plaatsvindt rechtstreeks door fabrikanten, licentiehouders, franchisenemers en 'vertically integrated retailers', van voor of door henzelf geproduceerde artikelen alsmede horeca; in bovenbedoeld centrum zijn in ieder geval niet toegestaan detailhandel in levens- en genotsmiddelen (zoals supermarkten, groenteboeren, en slijterijen), kranten- en tijdschriftenverkoop en dienstverlenende bedrijven.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.26 dove gevel:
  • a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidsgevoelige object:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en/of geluidsgevoelige terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.29 geluidsgevoelige ruimte:

een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m² zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.30 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen. De toegestane horecacategorieën binnen de functie horeca zijn omschreven in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten.

1.32 hotel:

een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van tijdelijk nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccomodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is (hotel).

1.33 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.34 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.35 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden.

1.36 leisure:

recreatieve en toeristische voorziening inclusief de daarbij behorende ondergeschikte horeca en detailhandel, die zich richt op een of meer van de hierna volgende activiteiten, niet zijnde een casino:

  • 1. sport en avontuur;
  • 2. spel en vermaak;
  • 3. kunst en cultuur;
  • 4. attracties.
1.37 licentiehouder:

een natuurlijk persoon of een rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer'

licentie is verleend om de artikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen en te

produceren.

1.38 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.39 ondergeschikt:

maximaal 15% van het gerealiseerde gebouw.

1.40 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 1.40 sub a en b geldt als peil voor bouwwerken het Normaal Amsterdams Peil (NAP), indien daar in de desbetreffede artikelen naar wordt verwezen.
1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf;
  • b. een raamprostitutiebedrijf;
  • c. een erotische massagesalon;
  • d. een seksbioscoop;
  • e. een sekstheater;
  • f. een parenclub;
  • g. geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 staat van horeca-activiteiten:

de bijlage Staat van horeca-activiteiten die van deze planregels deel uitmaakt.

1.44 verdieping:

een bouwlaag boven de begane grond, gelegen op meer dan 2 meter boven het peil van het maaiveld, dat aansluit bij het gebouw waarvan die bouwlaag deel uitmaakt.

1.45 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.46 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en of afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.47 wellnessvoorzieningen:

voorzieningen gericht op de persoonlijke verzorging en genezing van lichaam en geest, met inbegrip van zorgvoorzieningen gericht op cosmetische chirurgie, waaronder in elk geval niet wordt begrepen heup, - knie en daarmee vergelijkbare operaties.

1.48 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf voor de opslag van ten hoogste 10.000 kg consumentenvuurwerk en de verkoop van consumentenvuurwerk;
  • b. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. detailhandel van ondergeschikte aard in ter plaatse bewerkte of verwerkte producten;
  • e. verhardingen;
  • f. waterkerende voorzieningen;
  • g. andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming Bedrijf.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd;

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • c. het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100%.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 25 meter.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de in het plan opgenomen bestemming wijzigen naar de bestemming 'Verkeer' met dien verstande dat:

  • a. van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt indien het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van de onder 3.1 sub a bedoelde functie is beëindigd en niet kan worden hervat;
  • b. de vrijkomende gronden gebruikt en bebouwd kunnen worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 5;
  • c. de noodzakelijke onderzoeksaspecten in acht worden genomen, dat wil zeggen:
    • 1. dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    • 2. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
    • 3. er geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van archeologie / externe veiligheid;
    • 4. het hemelwater wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
    • 5. de belangen van derden niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een designer outlet, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - DOC', met dien verstande dat:
    • 1. het totaal aantal te realiseren winkeleenheden ten minste 35 dient te bedragen;
    • 2. de totale maximale bruto bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 18.375 m2, waarvan ten minste 2.100 m2 wordt gebruikt voor magazijnen, met dien verstande dat:
      • de bruto bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 20 winkeleenheden maximaal 650 m² mag bedragen;
      • de bruto bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 8 winkeleenheden maximaal 1.300 m² mag bedragen;
      • de bruto bedrijfsvloeroppervlakte van de overige winkels maximaal 400 m2 mag bedragen;
    • 3. horeca is toegestaan tot en met categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten;
    • 4. in afwijking van het gestelde onder 4.1 sub a onder 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' horeca is toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten met een totale maximale bruto bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m2;
  • b. leisure, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - leisure', met dien verstande dat:
    • 1. de totale maximale bruto bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 9.000 m2;
    • 2. op de begane grond uitsluitend parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
  • c. woningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - wonen', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, waarbij geldt dat het totaal aantal woningen in het plan niet meer mag bedragen dan 330;
    • 2. woningen op de begane grond niet zijn toegestaan;
    • 3. woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' slechts zijn toegestaan indien de gevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel', voorzover deze gevel direct grenst aan een geluidsgevoelige ruimte, als dove gevel wordt uitgevoerd;
  • d. boulevards, met dien verstande dat de onder 4.1 sub a en c genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met de realisering van een boulevard ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boulevard';

met de daarbij behorende:

  • e. calamiteitenweg, die ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenweg' met een breedte van ten minste 8,5 meter dient te worden gerealiseerd;
  • f. verblijfsgebieden;
  • g. parkeervoorzieningen en verkeersvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. voorzieningen voor berging, opslag, bevoorrading en distributie;
  • k. kantoorvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. aan huis verbonden beroepen;
  • n. kleine economie;
  • o. dienstverlening;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. waterkerende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 4.1 genoemde functies worden gebouwd;

4.2.1 Gebouwen
  • a. de maximale bouwhoogte van gebouwen gemeten vanaf NAP, bedraagt ten hoogste de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' weergeven maat;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder 4.2.1 sub a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de maximale bouwhoogte van de aaneengesloten bebouwing ter plaatse van de gevel die is gelegen aan de zijde van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - boulevard', gemeten vanaf NAP, op ten minste twee plaatsen ten hoogste 41,50 meter dient te bedragen en deze maximale bouwhoogte op ten minste twee plaatsen met elk een breedte van ten minste 15 meter dient te worden gerealiseerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' zijn gebouwen niet toegestaan, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van reclametekens, licht- en andere masten en beeldende kunstwerken, gemeten vanaf NAP, bedraagt ten hoogste 32,40 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf NAP, bedraagt maximaal 26,40 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van detailhandel anders dan genoemd in 4.1
  • b. het gebruik voor een seksinrichting;
  • c. het gebruik voor een coffeeshop;
  • d. het gebruik voor afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige woning.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’, de in het plan opgenomen bestemming wijzigen en ter plaatse een hotel toestaan door de toevoeging aan deze gronden van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd – hotel’ met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat sprake is van een actuele regionale behoefte aan een hotel;
  • b. de totale maximale bruto bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 9.250 m2;
  • c. het aantal hotelkamers ten hoogste 138 mag bedragen;
  • d. in ondergeschikte mate wellnessvoorzieningen zijn toegestaan;
  • e. in ondergeschikte mate en in afwijking van het bepaalde onder 4.1 sub a onder 2, horeca tot en met categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten is toegestaan;
  • f. de maximale bouwhoogte, gemeten vanaf NAP, niet meer dan 65,50 meter mag bedragen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijkende bouwhoogte', waar de bouwhoogte, gemeten vanaf NAP, ten hoogste 80 meter mag bedragen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen en verkeersvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. waterkerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies worden gebouwd;

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. parkeervoorzieningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met uitzondering van bijbehorende in- en uitritconstructies;
  • c. de maximale bouwhoogte van gebouwen, gemeten vanaf NAP, bedraagt ten hoogste de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' weergeven maat;
  • d. in afwijking van het gestelde onder 5.2.1 sub a, mogen op de gronden buiten het bouwvlak gebouwde voorzieningen in vorm van hellingbanen worden gerealiseerd ten behoeve van de bereikbaarheid van de parkeervoorzieningen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwde parkeergarage' mogen de gronden volledig worden bebouwd met een parkeergarage van ten hoogste 1 parkeerdek;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aantal bouwlagen' mogen de gronden voor ten hoogste 65% van het aanduidingsvlak worden bebouwd met een parkeergarage van ten hoogste 5 parkeerdekken;
  • g. de realisatie van zowel een parkeergarage als bedoeld in lid 5.2.1 sub e, als een parkeergarage als bedoeld in lid 5.2.1 sub f is niet toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, gemeten vanaf NAP, bedraagt ten hoogste 27,50 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gemeten vanaf NAP, bedraagt maximaal 26,40 meter.

Artikel 6 Waterstaat

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het beschermen en het vervullen van de waterkerende functie.
  • b. Waar een andere daar voorkomende bestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde van de dubbelbestemming.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 6.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt gemeten vanaf NAP, ten hoogste 26,40 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 7 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

7.2.2 Uitzondering

Het in artikel 7.2.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op de bouwwerken die krachtens Hoofdstuk 2 van deze regels mogen worden opgericht en waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan of aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 ten behoeve van bouwwerken die krachtens hoofdstuk 2 van deze regels opgericht mogen worden, mits:

  • a. het bouwen plaatsvindt ten behoeve van een van de hieronder genoemde activiteiten:
    • 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
    • 2. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
    • 3. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
    • 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    • 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;
    • 6. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
    • 7. de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;
    • 8. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
    • 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
    • 10. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
    • 11. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
    • 12. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
    • 13. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien zo gunstig mogelijke locatie.
  • b. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • c. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • d. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • e. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • f. voor het verlenen van de vergunning advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van voorwaarde a t/m e;
  • g. de gevraagde rivier verruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren, ophogen en verharden van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen;
  • g. het verlagen of verhogen van het waterpeil.
7.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. welke vallen onder kapvergunningplicht en de in dat kader opgelegde herplantplicht, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan.
7.4.3 Voorwaarden voor verlening van een omgevingsvergunning

De in artikel 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • c. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • d. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • e. voor het verlenen van de vergunning advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van voorwaarde a t/m d.

Artikel 8 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

8.2.2 Uitzondering

Het in artikel 8.2.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op de bouwwerken die krachtens hoofdstuk 2 van deze regels opgericht mogen worden en waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan of aangetoond is dat een dergelijke vergunning niet noodzakelijk is.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 ten behoeve van bouwwerken die krachtens hoofdstuk 2 van deze regels opgericht mogen worden, mits:

  • a. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam (de Maas) gewaarborgd blijft, en;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier (de Maas), en;
  • c. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • d. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam (de Maas) niet verslechtert;
  • e. voor het verlenen van de vergunning advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van voorwaarde a t/m d.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of doen uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren, ophogen en verharden van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen;
  • g. het verlagen of verhogen van het waterpeil.
8.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in artikel 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. welke betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. welke vallen onder kapvergunningplicht en de in dat kader opgelegde herplantplicht, zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. waarvoor de vereiste vergunning op grond van artikel 6.5 Waterwet is verleend, dan wel de daarvoor vereiste melding op grond van de Waterwet is gedaan.
8.4.3 Voorwaarden voor verlening van een omgevingsvergunning

De in artikel 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam gewaarborgd blijft, en;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier, en;
  • c. de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en deze verhoging of afname wordt gecompenseerd, en;
  • d. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
  • e. voor het verlenen van de vergunning advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder omtrent de toepassing van voorwaarde a t/m d.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik voor een coffeeshop;
  • c. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • d. het gebruik voor afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • g. het gebruik van een niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • h. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • i. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in

verband met de geluidsbelasting van industrie.

11.1.2 Voorwaarden

In afwijking van het bepaalde voor de ter plaatse voorkomende andere bestemmingen zijn

geluidsgevoelige objecten binnen de 'Geluidzone - industrie' uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet

geluidhinder.

11.2 Geluidzone - weg
11.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - weg' zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in

verband met de geluidsbelasting van de weg.

11.2.2 Voorwaarden

In afwijking van het bepaalde voor de ter plaatse voorkomende andere bestemmingen zijn

geluidsgevoelige objecten binnen de 'Geluidzone - weg' uitsluitend toegestaan, indien wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet

geluidhinder.

11.3 Veiligheidszone - vuurwerk
11.3.1 Aanduidingsomschrijving

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' is het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Vuurwerkbesluit niet toegestaan, tenzij de kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten onderdeel uitmaken van de betreffende risicovolle inrichting.

11.3.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding 'Veiligheidszone - vuurwerk' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent vuurwerk noodzakelijk is.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben.
12.2 Voorwaarden
12.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 12.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

12.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 12.1 genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 15%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan worden gewijzigd;
  • d. het wijzigen van de dubbelbestemming 'Waterstaat' door deze geheel of gedeeltelijk te veranderen of te verwijderen, mits;
    • 1. dit voortvloeit uit de bescherming en verbetering van het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

14.2 Parkeren
14.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 2. Voor de toepassing dienen de normen uit de kolom 'overloopgebied' te worden gebruikt.

14.2.2 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 14.2.1 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

14.2.3 Maximum aantal parkeerplaatsen

Het aantal parkeerplaatsen in het plan mag ten hoogste 4335 bedragen.

14.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
14.4 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1.1 met maximaal 10%.

15.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 15.2.1is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

16.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Jazz City'.