Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  6

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Bedrijventerrein – Luchthavengebonden  7

Artikel 4      Groen  10

Artikel 5      Kantoor – Luchthavengebonden  11

Artikel 6      Verkeer 13

Artikel 7      Waarde – Archeologie 1   14

Artikel 8      Waarde – Archeologie 2   16

Artikel 9      Waarde – Archeologie 3   18

Artikel 10    Waarde – Archeologie 4   20

Hoofdstuk 3      Algemene regels  23

Artikel 11    Anti-dubbeltelbepaling  23

Artikel 12    Algemene bouwregels  23

Artikel 13    Algemene gebruiksregels  23

Artikel 14    Algemene aanduidingsregels  24

Artikel 15    Algemene afwijkingsregels  27

Artikel 16    Algemene wijzigingsregels  28

Artikel 17    Algemene procedureregels  28

Artikel 18    Overige regels  29

Hoofdstuk 4      Overgangs- en Slotregels  31

Artikel 19    Overgangsrecht 31

Artikel 20    Slotregel 32

 


 

Bijlage

Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen







Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Bedrijvenpark Technoport Europe 2012’ van de gemeente Beek.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPTPE2012-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de omvang aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfsgebouw:

een gebouw of een samenstelsel van gebouwen, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

 

bestaande situatie:

a      t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;

b      t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder mede begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

 
groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen ter aanwending in een ander bedrijf.

 

hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is.

 

horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties. Hieronder wordt niet verstaan een seksinrichting of escortbedrijf.

 

kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

luchthavengebonden bedrijven/kantoren:

bedrijven/kantoren die een ondersteunende functie hebben voor de luchtvaart- en logistieke activiteiten of een nauwe verwevenheid daarmee hebben, inclusief modern gemengde bedrijven met een zekere mate van luchthavenbinding.

 

maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing.

 

ondergeschikte detailhandel:

detailhandel in goederen of producten ondergeschikt aan de hoofdbestemming.

 

ondergronds:

beneden peil.

 

perceelsgrens:

een grens van bouwperceel.

 

peil:

a      voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grens- waarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

selectiebesluit:

een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele archeologische vervolgstappen.

 

stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.

 

straatprostitutie:

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.





Artikel 2                   Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1             Gebouwen en bouwwerken

 

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken.

 

het bedrijfsvloeroppervlak:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.





Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Bedrijventerrein – Luchthavengebonden

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein – Luchthavengebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      luchthavengebonden bedrijven met bijbehorende kantoren van categorie 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’;

b      luchthavengebonden bedrijven met bijbehorende kantoren van categorie 1 t/m 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’;

c       verkeersvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

e      groenvoorzieningen;

f        waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1        Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein - Luchthavengebonden' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      bedrijfsgebouwen;

b      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2        Bedrijfsgebouwen

Regels met betrekking tot bedrijfsgebouwen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

c       Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

d      De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 10 meter te bedragen.

 

3.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding tussen de weg en enige gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

c       De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

d      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

e      Het aantal naam- en reclame-uitingen op of aan gevels van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 per gebouw, met dien verstande dat naam- en reclame-uitingen op daken niet zijn toegestaan.

 

3.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5      de sociale veiligheid;

6      de externe veiligheid.

b      Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

c       Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 17.1.1 van toepassing.

 

3.4             Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in lid 3.1:

a      voor bedrijfsactiviteiten in een afwijkende milieucategorie;

b      voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

c       voor risicovolle inrichtingen.

d      voor horecavoorzieningen;

e      voor maatschappelijke voorzieningen;

f        voor permanente of tijdelijke bewoning.

 

3.5             Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1        Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a      lid 3.1 onder a en b, en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet worden genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, mits:

1      deze bedrijven of opslagen en installaties naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen onder de toegelaten categorieën;

2      het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;

3      het geen risicovolle inrichting betreft;

 

b      lid 3.1 onder b voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die staat vermeld onder categorie 4.2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen, die als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, mits geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu in de directe omgeving of het bedrijfsmilieu binnen de plangrens ontstaan of kunnen ontstaan.

 

3.5.2        Afwegingskader

Bij het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in sub 3.5.1 dient het onderstaande in acht te worden genomen:

a      de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

b      er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

c       de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed;

d      aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.





Artikel 4                   Groen

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      voorzieningen voor langzaam verkeer;

c       onderhoudswegen;

d      verkeer ten behoeve van parkeerterreinen ter plaatse van de aanduiding ‘verkeer’;

e      een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - reclamezuil’;

f        lichtbakens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtbakens’;

g       rioolgemaal;

h      nutsvoorzieningen;

i        waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1        Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd;

a      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

a      De bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen.

b      De bouwhoogte van een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - reclamezuil’ mag maximaal 16 m bedragen.

c       De bouwhoogte van lichtbakens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - lichtbakens’ mag maximaal 1,5 m bedragen.





Artikel 5                   Kantoor – Luchthavengebonden

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor – Luchthavengebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      luchthavengebonden kantoren;

b      verkeersvoorzieningen;

c       parkeervoorzieningen;

d      groenvoorzieningen;

e      waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1        Algemeen

Op de voor 'Kantoor – Luchthavengebonden’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      gebouwen;

b      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.2        Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

b      De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

c       Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven.

d      De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 10 meter te bedragen.

 

5.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

b      De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding tussen de weg en enige gevel van een gebouw niet meer mag bedragen dan 1 m.

c       De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

d      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.

e      Het aantal naam- en reclame-uitingen op of aan gevels van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 per gebouw, met dien verstande dat naam- en reclame-uitingen op daken niet zijn toegestaan.

 

5.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5      de sociale veiligheid;

6      de externe veiligheid.

b      Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

c       Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 17.1.1 van toepassing.

 

5.4             Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in lid 5.1:

a      voor industriële voorzieningen;

b      voor detailhandel en groothandel;

c       voor transport- en/of garagebedrijven;

d      voor horecavoorzieningen;

e      voor maatschappelijke voorzieningen;

f        voor permanente of tijdelijke bewoning.





Artikel 6                   Verkeer

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      verkeersvoorzieningen;

b      geluidwerende voorzieningen;

c       verhardingen, bermen en groenvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

e      lichtbakens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – lichtbakens’;

f        groenvoorzieningen;

g       waterhuishoudkundige voorzieningen;

h      nutsvoorzieningen.

 

6.2             Bouwregels

 

6.2.1        Algemeen

Op de voor 'Verkeer’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passende binnen de bestemming, evenmin zijnde verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

6.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

a      De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen dient minimaal 3 m te bedragen en mag maximaal 5 m bedragen.

b      De bouwhoogte van lichtbakens ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - lichtbakens’ mag maximaal 1,5 m bedragen.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 12 m bedragen.

 

6.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5      de sociale veiligheid;

6      de externe veiligheid.

b      Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

c       Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 17.1.1 van toepassing.





Artikel 7                   Waarde – Archeologie 1

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

7.2             Bouwregels

 

7.2.1        Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

7.2.2        Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing op:

a      indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;

b      gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

c       bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

d      gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag negatief selectiebesluit.

 

7.3             Afwijken van de bouwregels

 

7.3.1        Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.

 

7.3.2        Afwegingskader

Een in 7.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

7.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1        Algemeen

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

b      het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

c       het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

d      het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

7.4.2        Uitzonderingen

Het in 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a      waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 250 m²;

b      die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

c       die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d      waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;

e      die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

7.4.3        Afwegingskader

Een in 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.





Artikel 8                   Waarde – Archeologie 2

8.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' (gebied met lage verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

8.2             Bouwregels

 

8.2.1        Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

8.2.2        Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op:

a      indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m²;

b      gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

c       bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

d      gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag negatief selectiebesluit.

 

8.3             Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1        Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.

 

8.3.2        Afwegingskader

Een in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

8.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1        Algemeen

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

b      het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

c       het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

d      het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

8.4.2        Uitzonderingen

Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a      waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 10.000 m²;

b      die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

c       die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d      waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;

e      die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

8.4.3        Afwegingskader

Een in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.





Artikel 9                   Waarde – Archeologie 3

9.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

9.2             Bouwregels

 

9.2.1        Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

9.2.2        Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in lid 9.2.1 is niet van toepassing op:

a      indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;

b      gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

c       bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

d      gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag negatief selectiebesluit.

 

9.3             Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1        Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.

 

9.3.2        Afwegingskader

Een in 9.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

9.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1        Algemeen

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

b      het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

c       het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

d      het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

9.4.2        Uitzonderingen

Het in 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a      waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;

b      die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

c       die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d      waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;

e      die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

9.4.3        Afwegingskader

Een in 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.





Artikel 10               Waarde – Archeologie 4

10.1        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met hoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

10.2        Bouwregels

 

10.2.1    Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

10.2.2    Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op:

a      indien de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;

b      gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

c       bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

d      gronden die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag negatief selectiebesluit.

 

10.3        Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1    Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming.

 

10.3.2    Afwegingskader

Een in 10.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

10.4        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.4.1    Algemeen

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,3 meter;

b      het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

c       het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

d      het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

10.4.2    Uitzonderingen

Het in 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

a      waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m²;

b      die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

c       die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

d      waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;

e      die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

10.4.3    Afwegingskader

Een in 10.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.





Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 11               Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.





Artikel 12               Algemene bouwregels

12.1        Bestaande afwijkende bouwhoogte

De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwhoogten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.





Artikel 13               Algemene gebruiksregels

13.1        Strijdig gebruik

a      Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

b      Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan het gebruik:

1      voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

2      voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;

3      voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, tenzij het betreft de stalling van één van dergelijke onderkomens per perceel en behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;

4      voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

5      van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie.

 

13.2        Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

a      het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend;





Artikel 14               Algemene aanduidingsregels

 

14.1        Geluidzone – luchtvaart

14.1.1     geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

 

14.1.2     geluidzone - luchtvaart > 40 Ke

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart >40 Ke’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

 

14.1.3     geluidzone - luchtvaart 47-57 Bkl

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 47-57 Bkl’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

 

14.2        Luchtvaartverkeerzone

14.2.1     luchtvaartverkeerzone – Eurocontrol 0-200 m’

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol 0-200 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 129 m boven NAP.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing met een bouwhoogte groter dan 129 boven NAP, mits vooraf Eurocontrol om advies is gevraagd en hiermee akkoord gaat.

 

14.2.2     luchtvaartverkeerzone – Eurocontrol 200-1.000 m’

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol 200-1.000 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 131 m boven NAP.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing met een bouwhoogte groter dan 131 boven NAP, mits vooraf Eurocontrol om advies is gevraagd en hiermee akkoord gaat.

 

14.2.3    luchtvaartverkeerzone – ILS

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS (met nummer)’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:

1      de hoogtematen van 113,51 en 120 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS 1’;

2      de hoogtematen van 120 en 130 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – ILS 2’.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a tot de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’, met dien verstande dat alvorens een omgevingsvergunning te verlenen het bevoegd gezag advies vraagt aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

14.2.4    luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – invliegfunnel (met nummer)' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan de hoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:

1      de hoogtematen van 111,38 en 121,38 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel 1’;

2      de hoogtematen van 121,38 en 131,38 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel 2’;

3      de hoogtematen van 131,38 en 141,38 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel 3’;

4      de hoogtematen van 141,38 en 151,38 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel 4’;

5      de hoogtematen van 151,38 en 156,38 m boven NAP ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – invliegfunnel 5’.

 

14.2.5     luchtvaartverkeerzone – LVNL 1

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – LVNL 1’ dient het bevoegd gezag, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen,  de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor advies voor te leggen aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

14.2.6     luchtvaartverkeerzone – LVNL 2

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – LVNL 2’ dient het bevoegd gezag, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen voor een bouwwerk met een hoogte die uitkomt boven de 120 m boven NAP, de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor advies voor te leggen aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

14.2.7     luchtvaartverkeerzone – LVNL 3

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – LVNL 3’ dient het bevoegd gezag, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen voor een bouwwerk met een hoogte die uitkomt boven de 130 m boven NAP, de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor advies voor te leggen aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

14.2.8     luchtvaartverkeerzone – LVNL 4

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – LVNL 4’ dient het bevoegd gezag, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen voor een bouwwerk met een hoogte die uitkomt boven de 140 m boven NAP, de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor advies voor te leggen aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

14.3        vrijwaringszone – weg

14.3.1    vrijwaringszone – weg 0-50 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-50 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen. geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersvoorzieningen.

 

14.3.2    vrijwaringszone – weg 50-100 m

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50-100 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen. geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersvoorzieningen.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van de bestemming, mits vooraf Rijkswaterstaat om advies is gevraagd.





Artikel 15               Algemene afwijkingsregels

15.1        Afwijkingsbevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a      het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10 % met dien verstande dat in het geval de maximale bouwhoogte na afwijking ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol 0-200 m‘ meer dan 129 m boven NAP m bedraagt of ter plaatse van aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol 200-1.000 m‘ meer dan 131 m boven NAP m bedraagt, het bevoegd gezag alvorens de omgevingsvergunning te verlenen advies vraagt aan Eurocontrol;

b      het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1      de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;

2      de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

3      de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m mag bedragen;

c       geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

d      het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

e      het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen en signalen ten behoeve van de luchtvaart, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 m voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, met dien verstande dat moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 15.2;

f        het oprichten en/of verplaatsen van voorzieningen ten dienste van het luchtverkeer, met dien verstande dat moet worden voldaan aan het bepaalde in artikel 15.2;

 

15.2        Afwegingskader

Een in 15.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a      het straat- en bebouwingsbeeld;

b      de landschappelijke waarde;

c       de milieusituatie;

d      de verkeersveiligheid;

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f        de sociale veiligheid;

g       de externe veiligheid;

h      vliegveiligheid.





Artikel 16               Algemene wijzigingsregels

16.1        Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

16.2        Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 16.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

a      de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

b      de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

c       de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.





Artikel 17               Algemene procedureregels

17.1.1    Procedureregels nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

a      Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.

b      Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.

c       In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren in kennis gesteld van de terinzagelegging.

d      De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.

e      Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.





Artikel 18               Overige regels

18.1        Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van het van vaststelling het plan.





Hoofdstuk 4              Overgangs- en Slotregels

Artikel 19               Overgangsrecht

19.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

19.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





Artikel 20               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Bedrijvenpark Technoport Europe 2012’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, maart 2013                                                                    Vastgesteld: 28 maart 2013


Bijlage

Staat van bedrijfsactiviteiten
bedrijventerreinen