direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eurocircuit Valkenswaard
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In 1971 werd het Eurocircuit, het eerste permanente rallycrosscircuit ter wereld geopend. Door verschillende activiteiten en evenementen op het gebied van auto- en motorsport is het Eurocircuit op de internationale kaart gezet. Het terrein (ongeveer 61 ha) biedt ruimte voor trainingen en wedstrijden van de Nederlandse Rallycross Vereniging (NRV) en de Motorsportvereniging Valkenswaard (MVV). Naast gemotoriseerde sporten biedt het terrein ook ruimte aan wielervereniging TWC de Kempen, fietscrossvereniging Lion d'Or en politiehondenvereniging de Verdediger.

Voor een groot deel van Eurocircuit geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Een klein deel van het Eurocircuit kent geen planologische regeling meer, omdat het Uitbreidingsplan in hoofdzaak uit 1962 per 1 juli 2013 op grond van artikel 9.3.2. van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vervallen. Het is gewenst dat het Eurocircuit wordt opgenomen in een nieuw bestemmingsplan, zodat voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en er een actueel juridisch-planologisch kader geldt voor dit gebied.

In 2018 was reeds een nieuw bestemmingsplan in procedure gebracht. Maar vanwege (o.a.) een uitspraak van de Raad van State ten aanzien van het Programma Aanpak Stikstof, bleek dat het toen ter inzage gelegde ontwerp juridisch niet houdbaar was. De gemeenteraad besliste op 24 oktober 2019 om het bestemmingsplan dan ook niet vast te stellen. Daarnaast werd er ook besloten om de toekomst van het Eurocircuit breder op te pakken. Het projectteam Toekomst Eurocircuit werkte een aantal scenario's uit die in samenspraak met stakeholders verder tot stand zijn gekomen. Ook inwoners mochten hun mening over de scenario's geven via een gehouden burgerpeiling. Op 15 juli 2021 nam de gemeenteraad een definitief besluit over de toekomst van Eurocircuit en koos voor scenario 2 van de uitgewerkte scenario's: huidig feitelijk fysiek aanwezige situatie en bijbehorend vergund gebruik vertalen naar een nieuw juridisch-planologisch kader. Dit bestemmingsplan legt dat kader vast.

Een klein deel van het Eurocircuit ligt binnen de gemeente Bergeijk. Het betreft een gedeelte van de wielerbaan van TWC de Kempen. Om dit gedeelte van het Eurocircuit ook een nieuw juridisch-planologisch kader te geven loopt er in de gemeente Bergeijk een separaat bestemmingsplan die qua procedure zoveel als mogelijk parallel loopt met dit bestemmingsplan.

1.1.1 Toekomstvisie Eurocircuit

Nadat het eerdere ontwerp-bestemmingsplan 'Eurocircuit' niet was vastgesteld, is de gemeente Valkenswaard het project 'toekomst Eurocircuit' gestart. Met dit project is samen met de omgeving en belanghebbenden onderzocht hoe de toekomst van dit terrein eruit zou moeten komen te zien. Dit leidde uiteindelijk tot een vijftal scenario's (zie Bijlage 1), namelijk:

  • 1. terrein omvormen tot natuur
  • 2. huidige feitelijk legaal gebruik vastleggen in een nieuw bestemmingsplan
  • 3. terrein omvormen tot leisurezone
  • 4. het gebruik ten behoeve van crossen maximaal faciliteren
  • 5. combinatiescenario.

De 5 scenario's zijn op een aantal criteria beoordeeld, namelijk:

  • Positionering
  • Maatschappelijke effecten
  • Omgevingseffecten
  • Effecten ruimtelijke ordening
  • Juridische effecten
  • Financiële effecten
  • Effecten energie en afval
  • Ecologische effecten (natuur)
  • Verkeerskundige effecten

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de gemeenteraad van Valkenswaard op 15 juli 2021 gekozen voor scenario 2.

Dit scenario vormt het vertrekpunt voor de actualisatie van o.a. het planologisch kader. De uitgangspunten voor een nieuw planologische kader zoals vastgelegd wordt in dit bestemmingsplan wordt verder beschreven in hoofdstuk 2.3.

1.2 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de situering van het plangebied en van de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de bestande juridische regeling(en). Tot slot worden de uitgangspunten van dit bestemmingsplan, gebaseerd op de keuze van de gemeenteraad, uiteengezet.

In hoofdstuk 3 wordt, voor zover relevant, in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn vastgesteld en wordt aangegeven hoe die beleidsdocumenten zich verhouden tot dit bestemmingsplan.

In hoofstuk 4 worden de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die een rol spelen in dit plangebied.

In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van de planregels van dit bestemmingsplan beschreven.

In hoofdstuk 6 en 7 wordt ingegaan op de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Situering en ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied, ten zuiden van Dommelen en ten oosten van Westerhoven. Ten zuidwesten ligt het recreatiepark De Kempervennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0001.png"

Situering in de omgeving

2.2 Bestaande juridische regeling

Tot het moment waarop dit bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' in werking treedt, gelden de onderstaande bestemmingsplannen:

vigerende bestemmingsplannen   vastgesteld  
Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962
(formeel per 1 juli 2013 vervallen)*  
17 mei 1962  
Buitengebied 1977   23 maart 1977  
Bestemmingsplan Lage Heideweg   26 november 2009  
Bestemmingsplan Buitengebied   27 juni 2013  
Bestemmingsplan Buitengebied 2   16 februari 2022  

* Het Uitbreidingsplan in Hoofdzaken 1962 is per 1 juli 2013 komen te vervallen op grond van artikel 9.3.2. van de Invoeringswet Wro. Voor dit gedeelte van het plangebied geldt dan ook formeel geen bestemmingsplan meer.

2.2.1 Geldende bestemmingsplannen
2.2.1.1 Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962

Alhoewel dit plan per 1 juli 2013 is komen te vervallen (artikel 9.3.2. Invoeringswet Wro) wordt dit plan hier toch aangehaald omdat handhaving op basis van dit bestemmingsplan niet meer mogelijk is. Het betreft een gedeelte van de fietscrossbaan, een gedeelte van de wielerbaan en het hondentrainingsterrein.

2.2.1.2 Bestemmingsplan Buitengebied 1977

Op basis van dit geldende bestemmingsplan heeft het Eurocircuit voor een groot deel de bestemming 'crossterrein' en de bestemming 'voorlopige zandwinning/vuilstort, definitief crossterrein':

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0002.png"

uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 1977

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0003.png"

bestaande situatie geprojecteerd op de plankaart bestemmingsplan Buitengebied 1977

De bestemmingen nader toegelicht

Crossterrein

  • 1. De op de kaart voor 'crossterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van de wieler-, motor- en autosport met de daarbij noodzakelijke gebouwen en andere bouwwerken voor groenvoorzieningen en parkeerruimten;
  • 2. Op deze gronden mogen de voor de wieler-, auto- en motorsport noodzakelijke gebouwen worden gebouwd, mits:
    • a. de totale bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 600 m2;
    • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m; burgemeester en wethouders zijn bevoegd hiervan vrijstelling te verelnen tot een maximale hoogte van 6 m;
  • 3. Op deze gronden mogen de voor de wieler-, auto- en motorsport noodzakelijke andere bouwwerken worden gebouwd, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met uitzondering van scoreborden en lichtmasten met een maximale hoogte van 10 m.
  • 4. Verboden gebruik van gronden en opstallen:
  • A. Het is verboden gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming;
  • B. het is derhalve verboden deze gronden te gebruiken:
    • 1. als opslag-, stort-, lozings- of berglaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming van het plan gerichte gebruik van de grond;
    • 2. als terrein voor het ten verkoop opslaan en opstelen van geburikte en/of ongebruikte dan wel geheel of ten dele gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
    • 3. als opslagplaats van aannemersmateriaal;
    • 4. als kampeerterrein;
    • 5. als parkeerterrein, tenzij de totale oppervlakte van de parkeerruimten niet meer bedraagt dan 3% van het bestemmingsoppervlak.

Voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief crossterrein

  • 1. De als "voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief crossterrein" aangewezen gronden zijn tot 30 juni 1987 bestemd voor het winnen van zand en het storten van afvalstoffen. Na 30 juni 1987 zijn deze gronden bestemd voor de uitoefening van de motor- en autosport met de daarbij noodzakelijke gebouwen en andere bouwwerken, groenvoorzieningen en parkeerruimten zulks met inachtname van het gestelde in de navolgende leden van dit artikel.

Bebouwing vóór 30 juni 1987:

  • 2. Op of in deze gronden mogen voor 30 juni 1987 geen bouwwerken worden opgericht;
  • 3. Verboden gebruik van gronden en opstallen:
  • A. Het is verboden gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
  • B. Het is derhalve met name verboden deze gronden te gebruiken voor het uitvoeren, doen of laten uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • a. het winnen, van zand op een diepte van meer dan 7 m, gemeten vanaf het omringende maaiveld;
    • b. het storten van chemische afvalprodukten en andere materialen, welke leiden of kunnen leiden tot verontreiniging of vergiftiging van het grondwater.

Bebouwing ná 30 juni 1987:

  • 4. Op of in deze gronden mogen na 30 juni 1987 de voor de wieler-, auto- en motorsport noodzakelijke gebouwen worden gebouwd, mits:
    • a. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
  • 5. Op deze gronden mogen de voor wieier-, auto- of motorsport noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met uitzondering van scoreborden of lichtmasten met een maximum hoogte van 10 m.
  • 6. Verboden gebruik van gronden en opstallen
  • A. Het is verboden gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
  • B. Het is derhalve met name verboden deze gronden te gebruiken:
    • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk.gebruik - onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming van het plan gerichte gebruik van de grond;
    • b. als terrein voor het ten verkoop opslaan en opstellen van gebruikte en/of ongebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn;
    • c. als opslagplaats van aannemersmateriaal;
    • d. als kampeerterrein.

Voorlopige zandwinning; definitief Bos

  • 1. De als "voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief bos" aangewezen gronden zijn tot 30 juni 1987 bestemd voor het winnen van zand en het storten van afvalstoffen. Na 30 juni 1987 zijn deze gronden bestemd voor de volgende doeleinden: de opbouw van het landschap, de volksgezondheid, de houtproduktie en de extensieve dagrecreatie, dan wel ten behoeve van één of meer van deze doeleinden in het bijzonder.

Bebouwing vóór 30 juni 1987:

  • 2. Op of in deze gronden mag vóór 30 juni 1987 niet worden gebouwd.
  • 3. Verboden gebruik
  • A. Het is verboden de gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming.
  • B. Het is derhalve met name verboden deze gronden te gebruiken voor het uitvoeren, doen of laten uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • a. het winnen van zand op een diepte van meer dan 7 m gemeten vanaf het omringende maaiveld;
    • b. het storten van chemische afvalprodukten en andere materialen welke leiden of kunnen leiden to verontreiniging of vergiftiging van het grondwater.

Bebouwing ná 30 juni 1987:

  • 4. Op of in deze gronden mag na 30 juni 1987 niet worden gebouwd
  • 5. Verboden gebruik
  • A. Het is verboden de gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming,
  • B. Het is derhalve met name verboden deze gronden te gebruiken:
    • a. als staanplaats voor caravans, woon- of stacaravans, voorzover geen bouwwerken zijnde, tenten, kampeerauto 's en/of andere al dan niet aan hun bestemming onttrokken en voor kamperen bestemde voer- en vaartuigen alsmede wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter plaatse;
    • b. als kampeerterrein;
    • c. als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en als terrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen;
    • d. voor agrarische doeleinden;
    • e. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
  • C. Het is, gezien lid 5A, tevens met name verboden deze gronden te gebruiken voor het uitvoeren, doen of laten uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • a. werken of werkzaamheden ten behoeve van doeleinden omschreven in lid 5B a t/m e;
    • b. het storten van chemische afvalprodukten en andere materialen, welke leiden of kunnen leiden tot verontreiniging of vergiftiging van het grondwater;
    • c. het lozen of storten van voorwerpen of produkten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    • d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en behoudens het in lid 7A sub f bepaalde.

Toets gebruik

De fietscrossbaan, een gedeelte van de wielerbaan en het hondentrainingsterrein waren gelegen binnen het bestemmingsplan Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962. Doordat dit bestemmingsplan is komen te vervallen en er nooit een nieuw bestemmingsplan ter plaatse is vastgesteld is het gebruik ervan en de aanwezige bebouwing erop toegestaan.

Een deel van het motorsportterrein en van de wielerbaan ligt binnen de bestemming 'voorlopig zandwinning/vuilstort; definitief 'bos', maar uit een gerechtelijke uitspraak (handhavingszaak) is gebleken dat de ligging van het motorsportterrein onder het overgangsrecht valt, omdat het bestemmingsplan pas in 1986 onherroepelijk is geworden en de ligging al voor die tijd was gerealiseerd en altijd aanwezig is gebleven.

Het autosportterrein ligt geheel binnen de juiste bestemmingen. Maar het feitelijk gebruik ervan is een continuproces van handhavingszaken, waarvan er enkele nog niet afgerond zijn. Er is vaak discussie over wat er nu op het motor- of autosportterrein daadwerkelijk is toegestaan. Met name het ontbreken van begripsbepalingen voor motor- en autosport (de daadwerkelijke crossactiviteiten of de nevenactiviteiten van de vereniging) levert die onduidelijkheid op.

Toets bebouwing

Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1977 was 650 m2 aan gebouwen toegestaan. Dat bestemmingsplan Buitengebied 1977 is voornamelijk gelegen op de gronden welke in gebruik zijn bij de toer- en wielerclub, de rallycross en de motorsport. Ter plaatse is er feitelijk 1.993 m2 aan gebouwen gerealiseerd waarvan 1.343 m2 in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Op basis van het vervallen Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962 welke is gelegen op de gronden van de fietscrossvereniging en de hondensportvereniging gelden er momenteel geen bestemmingsplan regels ter plaatse met betrekking tot de hoeveelheid aan gebouwen en bouwwerken op de gronden die bij die twee verenigingen in gebruik zijn. Ter plaatse is er 982 m2 aan gebouwen vergund en feitelijk aanwezig.

In totaal staat er in het hele gebied 2.975 m2 aan gebouwen.

2.2.1.3 Bestemmingsplan Lage Heideweg

Voor een smalle strook, ten oosten van het plangebied geldt nog het bestemmingsplan Lage Heideweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0004.png"

uitsnede plankaart bestemmingsplan Lage Heideweg

Op basis van dit bestemmingsplan geldt er ten westen van het plangebied voor Eurocircuit nog een verkeersbestemming.

2.2.1.4 Bestemmingsplan Buitengebied

Voor een drietal agrarische percelen die ingezet worden voor het evenementparkeren en buiten het Eurocircuit zelf zijn gelegen geldt het bestemmingsplan Buitengebied. Alledrie de percelen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Alleen het agrarische perceel ten zuiden van het Eurocircuit heeft in dit bestemmingsplan ook al de functieaanduiding 'parkeerterrein'. Op deze percelen mag niet gebouwd worden, omdat er op deze percelen geen agrarische bouwvlakken aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0005.png"

uitsnede uit www.ruimtelijkeplannen.nl

2.2.1.5 Bestemmingsplan Buitengebied 2

Voor een drietal losse percelen, ten noordoosten van het Eurocircuit geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2. Ook deze percelen worden meegenomen in dit bestemmingsplan voor het Eurocircuit. Deze percelen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Gebouwen zijn uitsluitend binnen agrarische bouwvlakken toegestaan en deze percelen hebben geen agrarisch bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0006.png"

 uitsnede uit www.ruimtelijkeplannen.nl

2.2.2 Overige juridische sporen

Naast de geldende bestemmingsplannen zijn er via verschillende sporen ook nog andere toestemmingen door de gemeente verleend.

2.2.2.1 Eigendom

De gemeente Valkenswaard is geheel eigenaar van de gronden van het Eurocircuit en heeft dan ook naast een publiekrechtelijke ook een privaatrechtelijke rol.

Ook is de gemeente Valkenswaard eigenaar van de gronden die als evenementparkeerterreinen worden aangeduid in dit bestemmingsplan en van de gronden waar ruimtelijke kwaliteitsverbetering/landschappelijke inpassing op gerealiseerd wordt.

2.2.2.2 Milieuvergunningen

Voor het motor- en het autosportterrein (inrichtingen) zijn op 31 augustus 1993 twee afzonderlijke milieuvergunningen (oprichtingsvergunning) afgegeven. Deze vergunningen zijn afgestemd op de maximale mogelijkheden voor het hebben van een inrichting zonder een geluidscontour, zijnde een gebruik van < 8 uur per week met 3x per jaar een afwijking daarvan. Op 15 juni 1998 is een wijzigingsvergunning aan de rallycross afgegeven. Middels deze vergunning zijn enkele zaken rondom de opslag van gasflessen, de ondergrondse olieleiding en de tank voor het afleveren van diesel vergund.

2.2.2.3 Geluidzone van rechtswege

Rond het Eurocircuit ligt sinds 1 juli 1993 een geluidzone van rechtswege. Deze is ontstaan door de inwerkingtreding van de Wet milieubeheer. Deze geluidzone is echter nooit opgenomen in de bestemmingsplannen van de gemeenten Bergeijk en Valkenswaard, maar ook nooit opgeheven door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan waarin het gebruik werd afgestemd op de verleende milieuvergunningen (dezonering). De omvang van deze contour is niet met 100% zekerheid vast te stellen, omdat de gebruikssituatie van 1 juli 1993 nooit formeel is vastgelegd.

In 1985 is er van rijkswege een onderzoek gestart naar (motor)crossterreinen in Nederland. Naar aanleiding daarvan is in opdracht van de provincie Noord-Brabant destijds door DGMR Raadgevende Ingenieurs een geluidonderzoek uitgevoerd in verband met een mogelijk vereiste zonering op grond van de Wet geluidhinder. Daarbij is een maximale contour vastgelegd die gebaseerd is op de geluidproductie van een autocrosswedstrijd (die nu niet meer gehouden wordt en die niet verward moet worden met een rallycrosswedstrijd). Deze contour reikt tot in Dommelen en Westerhoven en lijkt ook representatief voor de situatie van 1 juli 1993 en geldt voor zowel het motorsportterrein als het autosportterrein samen.

Op basis van de beschikbare gegevens omtrent de gebruikssituatie op het autocircuit in 1993 is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast te stellen dat de in 1985 vastgestelde ligging van de 50 dB(A)-contour ten gevolge van een rallycrosswedstijd, representatief is voor de per 1 juli 1993 feitelijk aanwezige 50 dB(A)-contour ten gevolge van rallycrosswedstrijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0007.png"

Berekende 50DB(A)-contour door DGMR (1985) = zone van rechtswege

2.3 Uitgangspunten nieuw bestemmingsplan voor Eurocircuit

2.3.1 Scenario 2 'Toekomstvisie Eurocircuit'

Zoals al aangegeven heeft er een scenariostudie plaatsgevonden waar, met de stakeholders en inwoners een vijftal scenario's voor het Eurocircuit is uitgewerkt. Scenario 2 is het scenario dat door de gemeenteraad is gekozen om nader uit te werken in een bestemmingsplan.

Scenario 2 is het scenario waarbij de huidige feitelijk fysiek aanwezige situatie en bijbehorend vergund gebruik in een juridisch kader (dit bestemmingsplan) wordt vastgelegd. Dit vroeg om een zorgvuldige voorbereiding om te komen tot de exacte invulling van het bestemmingsplan. Daartoe was een plan van aanpak door het college vastgesteld (18 januari 2022). Dit plan van aanpak is tot stand gekomen met behulp van diverse externe adviseurs en biedt een basis om procedurele en inhoudelijke keuzes te maken die noodzakelijk zijn om te komen tot een nieuw juridisch-planologisch kader voor Eurocircuit.

Eind 2022, begin 2023 heeft de gemeente Valkenswaard een proces doorlopen om te komen tot een nadere inhoudelijke invulling van het door de gemeenteraad gekozen 'scenario 2'. De gemeente heeft een aantal bijeenkomsten georganiseerd met omwonenden en verenigingen samen én met omwonenden en verenigingen afzonderlijk. Tijdens deze gesprekken was het aspect geluid het belangrijkste onderwerp. In dit proces is vanuit de omgeving ingebracht waarop de regeling in het bestemmingsplan zich zou moeten richten ten aanzien van het beperken van de geluidhinder in de omgeving. Hierbij was vooral van belang inzicht te krijgen in welke factoren (zowel akoestische als niet-akoestische) van invloed zijn op de hinderbeleving. Vanuit de twee verenigingen zijn in dit proces mogelijkheden voor het gebruik van de twee onderdelen (auto- en motorsport) onderzocht en ingebracht. Alle input heeft geleid tot een definitieve inhoudelijk invulling van 'scenario 2' en die invulling is de balans tussen enerzijds het belang van het gebruik van Eurocircuit door de verenigingen en anderzijds het creëren van een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden. In hoofdstuk 7.3.2. van de MER (Bijlage 4) wordt uitgebeider ingegaan op het voortraject en de gemaakte keuze. In het kort wordt in paragraaf 2.3.3.2 ook nog nader ingegaan op de invulling van 'scenario 2'.

Dit nieuwe bestemmingsplan moet dan ook tegemoet komen aan de behoefte aan duidelijkheid en inzicht voor alle betrokkenen van het Eurocircuit, zowel de verenigingen als de omwonenden.

2.3.2 Het bestemmingsplan-proces

Ten behoeve van het vastleggen van de huidige feitelijke situatie is het noodzakelijk om een m.e.r.-procedure te volgen. In een milieueffectrapportage worden de milieugevolgen van het Eurocircuit onderzocht en ook zal een Passende beoordeling worden gemaakt die ingaat op de effecten van het Eurocircuit op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Omdat de Nota Reikwijdte en detailniveau (dit is de de eerste stap in een m.e.r.-procedure en in deze nota wordt de ontwikkeling beschreven en wordt aangegeven welke milieuaspecten er in het MER moeten worden onderzocht) reeds ter inzage heeft gelegen voor inspraak zal er geen voorontwerp ter inzage worden gelegd van dit bestemmingsplan. Stakeholders en andere inwoners hebben al in een vroegtijdig stadium ruimte gekregen voor inspraak. Daarnaast heeft er natuurlijk, bij de scenario-ontwikkeling voor Eurocircuit ook al een uitgebreide vorm van omgevingsdialoog plaatsgevonden.

Er zal een ontwerp-bestemmingsplan worden gepubliceerd tezamen met het plan-MER. Opnieuw kan er dan middels het indienen van zienswijzen gereageerd worden op de plannen. Daarna wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.

2.3.3 De inhoud

In de navolgende paragrafen wordt per vereniging in het kort een overzicht gegeven van de feitelijk fysiek aanwezige situatie en het bijbehorende vergunde gebruik op het Eurocircuit. Onder de huidige feitelijke fysieke situatie bedoelen we de nu aanwezige gebouwen, bouwwerken en de circuits (banen) van de verenigingen. Kortom alles wat nu aanwezig is ter plaatse met het bijbehorende vergunde gebruik. Met het bijbehorend vergund gebruik wordt bedoeld wat is toegestaan op basis van de verleende vergunningen.

Bovenstaand dient als uitgangspunt om te komen tot een heldere en toepasbare regeling voor verenigingen enerzijds en voor omwonenden anderzijds. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan.

2.3.3.1 Afbakening plangebied voor dit bestemmingsplan

Het plangebied betreft het gehele Eurocircuitterrein met daarin actief de verenigingen NRV, MVV, TWC, Lion d'Or en PHV de verdediger. Daarnaast maakt ook het huidige perceel ten zuiden van de Victoriedijk deel uit van het plangebied, waar bij evenementen geparkeerd wordt. Regulier parkeren door verenigingen vindt plaats binnen het terrein van Eurocircuit zelf. Om tijdens toekomstige evenementen parkeren structureel goed te regelen zijn nog drie omliggende agrarische percelen meegenomen binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0008.png"

ligging plangebied (exclusief geluidzone), luchtfoto 2021

2.3.3.2 Afbakening functies/bestemmingen in het bestemmingsplan

Scenario 2 gaat uit van de feitelijke fysiek aanwezige situatie met bijbehorend vergund gebruik ter plaatse van Eurocircuit. Er is dan ook geen ruimte om nieuwe grootschalige ontwikkelingen/initiatieven mee te nemen in dit bestemmingsplan.

Daarnaast bestaat de wens om in het bestemmingsplan elke feitelijke aanwezige en vergunde ruimte zoveel mogelijk per vereniging c.q. activiteit vast te leggen. Dit betreft zowel het gebruik als de bebouwing. Het is wel noodzakelijk om bij dit scenario een aantal, op dit moment feitelijk aanwezige zaken alsnog mee te nemen in het bestemmingsplan. Dit omdat er anders voor bepaalde verenigingen geen bestaansrecht meer zal bestaan als die zaken niet worden meegenomen. In de volgende paragrafen wordt per activiteit aangegeven voor welk gebruik en welke bebouwing dit bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0009.png"

ligging verenigingen Eurocircuit

autosport (NRV) en motorsport (MSV)

Ten behoeve van de autosport is binnen Eurocircuit een ruim 1.000 meter lang en minimaal 10 meter brede autocircuit aanwezig. Dit parcours is voor 60% geasfalteerd en de overige 40% is voorzien van een leem- en gravellaag. Op het binnenterrein van het parcours zijn verschillende faciliteiten aanwezig, waaronder de wedstrijdtoren, een kantoor, een hefbrug/weegbrug, het medisch centrum, het perscentrum, de wasplaats, douches en toiletten en een restaurant. Op grond van de huidige omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (1993) mag de rallycrossvereniging per week (ma-zo) 7.59 uur het autocircuit openstellen voor het daadwerkelijke rallyrijden/autocrossen (wedstrijden en/of trainingen).

Op het terrein van Eurocircuit is een circa 2.000 meter lang en minimaal 8 meter breed motorcircuit aanwezig. Dit parcours is volledig onverhard en is voorzien van springbulten. Daarnaast heeft de motorcross een eigen clubgebouw met bijbehorende voorzieningen. Volgens de huidige milieuvergunning is het motorcrossen beperkt tot een maximum van 7.59 uur per week. Het motorcrossen mag op alle weekdagen van het jaar plaatsvinden, maar niet op nationale feestdagen en ook niet op het eerstvolgende volledige weekend van de maand. Het motorcrossen mag niet plaatsvinden vóór 08.00 's ochtends en na 19.00 's avonds.

Het motorcircuit ligt voor een gedeelte binnen de huidige bestemming 'Bos'. Deze activiteit ter plaatse is wel opgenomen in de milieuvergunning. Daarnaast geldt voor de aanleg van het motorsportterrein het overgangsrecht. Dit gedeelte van het circuit wordt, om het bestaansrecht van de motorsport ter plaatse te garanderen betrokken bij de bestemming 'Sport' in dit bestemmingsplan.

Om de geluidhinder richting de omgeving zoveel mogelijk te beperken zijn in het kader van de MER alternatieven onderzocht. Door beperkingen op te leggen aan het gebruik van de circuits wordt de hinderbeleving ook kleiner. Er zijn diverse maatregelen voor het terugdringen van de hinder door het gebruik van de motor- en autosport onderzocht (zie ook tabel 7.1 van de MER in Bijlage 4). Uiteindelijk heeft dit na overleg met omwonenden en verenigingen geleid tot een tweetal varianten met gebruiksbeperkingen voor de auto- en motorsport (zie tabel 7.2 van de MER). Het verschil tussen de gebruiksvarianten is relatief groot voor de weekenddagen. In paragraaf 7.3.3. van de MER zijn beide varianten beoordeeld. Uiteindelijk is ervoor gekozen om variant 1 uit te werken in dit bestemmingsplan.

Wielrennen (TWC De Kempen)

Op het terrein van Eurocircuit is een wielerparcours van 1.600 meter lang aanwezig. Op het binnenterrein van het wielerparcours wordt elk jaar een nieuw veldcrossparcours uitgezet. Bij de ingang van het terrein aan de Monseigneur Smetsstraat is een clubgebouw aanwezig. Dit clubgebouw is enkele jaren oud en biedt alle benodigde voorzieningen.

Het wielerparcours is voor een gedeelte conform het huidige bestemmingsplan. Een ander gedeelte ligt binnen de huidige bestemming 'Bos'. Dit gedeelte van het parcours wordt, om het bestaansrecht van het wielrennen ter plaatse te garanderen meegenomen in dit bestemmingsplan. De rest wordt conform het huidige bestemmingsplan overgenomen.

Ook wordt op het terrein van TWC De Kempen een jeugdvakantieweek gehouden. Deze week is ook planologisch meegenomen in dit bestemmingsplan. Ten behoeve van deze activiteit is tevens 130 m2 oppervlakte aan gebouwen toegestaan.

Een klein gedeelte van de wielerbaan is gelegen binnen de gemeentegrens van de gemeente Bergeijk. De gemeente Bergeijk zal ook een bestemmingsplan in procedure brengen (gelijktijdig met dit bestemmingsplan) om dit gedeelte van de wielerbaan te bestemmen conform huidig gebruik.

fietscrossen (Lion d'Or)

Op het terrein van Eurocircuit is een nationaal en internationaal erkende crossbaan gerealiseerd. Naast de normale trainingen en clubwedstrijden organiseert Lion d'Or één grote wedstrijd (EK, topcompetitie) per jaar. De fietscrossbaan is gelegen in het vervallen bestemmingsplan Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962. De feitelijk fysiek aanwezige situatie wordt meegenomen in dit bestemmingsplan.

(Politie)hondentrainingen (De Verdediger)

Het terrein voor het trainen van politiehonden bestaat voor het grootste deel uit grasland. Op dit terrein zijn enkele toestellen aanwezig ten behoeve van het trainen en africhten van honden. Tevens is op het terrein een clubgebouw aanwezig. Ook voor het hondentrainingsveld geldt dat deze gronden gelegen zijn in het vervallen bestemmingsplan Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962. De feitelijk fysiek aanwezige situatie wordt meegenomen in dit bestemmingsplan.

Bebouwing

Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1977 was 650 m2 aan gebouwen toegestaan. Dat bestemmingsplan Buitengebied 1977 is voornamelijk gelegen op de gronden welke in gebruik zijn bij de toer- en wielerclub, de rallycross en de motorsport. Ter plaatse is er feitelijk 1.993 m2 aan gebouwen gerealiseerd waarvan 1.343 m2 in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Op basis van het vervallen Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962 welke is gelegen op de gronden van de fietscrossvereniging en de hondensportvereniging gelden er momenteel geen bestemmingsplan regels ter plaatse met betrekking tot de hoeveelheid aan gebouwen en bouwwerken op de gronden die bij die twee verenigingen in gebruik zijn. Ter plaatse is er 982 m2 aan gebouwen vergund en feitelijk aanwezig.

Alle gebouwen in het plangebied worden in dit bestemmingsplan opgenomen en per vereniging (activiteit) toegewezen conform onderstaande tabel:

activiteit   maximale m2 oppervlakte gebouwen  
autosport   911  
motorsport   800  
wielrennen   305  
fietscrossen   710  
(politie)hondentrainingen   285  
TOTAAL   3.011 m2  

Overige gebieden in het plangebied

Binnen het plangebied zijn twee voormalige stortplaatsen gelegen. De gronden bovenop de voormalige vuilstortplaats (afdeklaag) aan de oostzijde van het Eurocircuit zijn beplant met bomen en ander groen (zie ook paragraaf 4.4.2). De voormalige stortplaats aan de noordzijde bevat een bosje dat gelegen is in het Natuurnetwerk Brabant en grasland.

Ook de gronden tussen de nieuwe N69 en de voormalige vuilstort vallen binnen het plangebied. In dit gebied werden twee agrarische percelen al gebruikt voor het parkeren bij evenementen. Het gaat om het terrein aan de noordzijde van de Victoriedijk en het terrein ten oosten van het terrein van de politiehondenvereniging. Het terrein tussen de nieuwe N69 en de voormalige vuilstort kan, vanwege de aanleg van de N69, niet geheel meer worden gebruikt als evenemementparkeerterrein. Daarom is ervoor gekozen om een perceel aan de andere zijde van de Mgr. Smetsstraat (ten noorden van het plangebied) ook aan te wijzen voor evenementparkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0010.png"

ligging evenementenparkeerterreinen, luchtfoto 2021

Binnen dit bestemmingsplan worden nog vier agrarische percelen meegenomen. Deze percelen zijn bedoeld voor de landschappelijke inpassing/ruimtelijke kwaliteitsverbetering, zoals bedoeld in het provinciaal beleid (zie ook paragraaf 3.3.2). Voor deze gronden is een 'opzet kwaliteitsverbetering' opgesteld (zie Bijlage 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0011.png"

ligging gronden landschappelijke inpassing, luchtfoto 2021

Tot slot zullen de gronden in het plangebied die gelegen zijn binnen het Natuurnetwerk Brabant de natuurbestemming krijgen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zullen zijn.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. De visie geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. De volgende vier prioriteiten zijn geformuleerd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Beoordeling en conclusie

Voor het plangebied geldt dat er geen nationale belangen uit de NOVI in het geding zijn. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt wel een bijdrage geleverd aan een sterke en gezonde regio. Met de ontwikkeling worden verschillende recreatieve functies gecombineerd. Het initiatief is dan ook niet strijdig met de Nationale Omgevingsvisie.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.

In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.

De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kunstfundamenten;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.

Beoordeling en conclusie

Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In verband met bestemmingsplanwijzigingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' geïntroduceerd (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro als volgt omschreven: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Bij de toepassing van de Ladder moeten de volgende treden doorlopen worden:

  • Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling

Uit de overzichtsuitspraak van de Raad van State (ABRvS, 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) blijkt dat het Eurocircuit een sport en leisurelocatie is en zou daarom dan ook conform het Bro een 'andere stedelijke ontwikkeling' zijn.

De Raad van State heeft echter ook uitgesproken dat (ABRvS, 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2839) dat als er sprake is van een grotendeels onverhard terrein, zoals hier ook sprake is bij het motorsportterrein, er geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' zoals artikel 3.1.6, tweede lid Bro heeft bedoeld. Het feit dat er ook bebouwing is toegestaan, afgezet tegen de totale omvang van het terrein, maakt dit niet anders.

Het autocircuit binnen het autosportterrein is echter wel verhard.

Zekerheidshalve wordt hieronder toch wat dieper ingegaan of er sprake zou zijn van een 'nieuwe en significante' stedelijke ontwikkeling en wordt de gehele omvang van het Eurocircuit in ogenschouw genomen. Gelet op de feitelijk fysiek aanwezige situatie (met bijbehorend) vergund gebruik, maakt dit bestemmingsplan niet meer oppervlak voor het Eurocircuit mogelijk. De daadwerkelijke omvang blijft middels dit bestemmingsplan gelijk en er kan geen fysieke uitbreiding meer plaatsvinden. De vraag of er in dan juridisch-planologische zin nog sprake is van een significante uitbreiding wordt hieronder nader toegelicht.

Gebruik

Hieronder wordt een nadere toelichting gegeven op de juridisch-planologische vergelijking per bestemmingsplan.

Uitbreidingsplan in Hoofdzaken 1962

Zoals ook in paragraaf 2.2 is weergegeven gold voor een gedeelte van het Eurocircuit het Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962. Het Uitbreidingsplan kende geen gebruiksverboden of andere gebruiksbepalingen. Het was toen al zeer lastig doch wellicht onmogelijk om tegen dat gebruik op te treden. Toen de Wet ruimtelijke ordening in werking trad in 2013 is uiteindelijk ook het Uitbreidingsplan komen te vervallen. Er is nooit een nieuw planologisch regime vastgesteld. Uit verschillende gerechtelijke uitspraken is ook gebleken dat het gebruik tot op heden is toegestaan.

De fietscrossbaan, het hondensportterrein en een klein gedeelte van de wielerbaan, zijn gelegen binnen dit voormalige bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Buitengebied 1977

Voor het autosportterrein, het motorsportterrein en het overgrote deel van het terrein van de wielerbaan geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Het autosportterrein en een klein deel van het motorsportterrein zijn gelegen binnen de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'crossterrein'. Deze functies zijn passend binnen deze aanduiding (lawaaisporten zijn daar toegestaan). Een deel van het motorsportterrein en van de wielerbaan zijn gelegen binnen de bestemming 'Bos'. Echter deze activiteiten vonden al plaats voordat het bestemmingsplan Buitengebied 1977 onherroepelijk werd. Uit een gerechtelijke uitspraak (handhavingszaak) is gebleken dat de aanleg ervan daarmee onder het overgangsrecht valt.

Het andere deel van de wielerbaan valt binnen de bestemming 'Sport' en past daarmee dan ook binnen het geldende bestemmingsplan.

Binnen de aanduiding 'crossterrein' uit het oude bestemmingsplan mag een lawaaisport plaatsvinden en deze aanduiding heeft een omvang van ongeveer 20,5 ha. De in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen aanduidingen 'autocircuit' en 'motorcrossterrein' zijn tezamen ongeveer 18 ha groot en is er in planologisch-juridische zin sprake van een verkleining. Wel zijn de nieuwe aanduidingen iets anders gesitueerd dan in het bestemmingsplan Buitengebied 1977. Er is dan ook alleen sprake van een verschuiving.

Buitengebied Bergeijk 2011

Een klein gedeelte van de wielerbaan is gelegen binnen de gemeentegrens van de gemeente Bergeijk (binnen het geldende bestemmingsplan heeft dit gedeelte de bestemming 'Agrarisch' en is de wielerbaan niet toegestaan). Om de totale omvang van het Eurocircuit te bezien, dient ook dit gedeelte te worden beschouwd in het kader van de ladder duurzame verstelijking. De wielerbaan is op dit gedeelte van het terrein in de jaren '90 van de vorige eeuw aangelegd. De aanleg ervan was waarschijnlijk toen al in strijd met het toenmalige bestemmingsplan. Later is het bestemmingsplan Buitengebied 1996 vastgesteld, maar ook in dat bestemmingsplan was een wielerbaan niet toegestaan. Ook in het huidige bestemmingsplan Buitengebied Bergeijk 2011 (en opvolgende herzieningen) is de wielerbaan niet toegestaan. Het gebruik valt dan ook mogelijk onder het overgangsrecht. Maar indien dit gedeelte toch gezien moet worden als een formeel juridisch-planologische uitbreiding van het Eurocircuit, dan nog geldt dat er slechts sprake is van een uitbreiding van het Eurocircuit met slechts 0,56%.

Gelet op bovenstaande is het gebruik binnen het Eurocircuit qua oppervlakte en omvang tevens in juridisch-planologische zin niet toegenomen. En indien het gedeelte dat binnen de gemeente Bergeijk is gelegen wel gezien moet worden als een uitbreiding, dan is slechts een klein gedeelte verhard. Enkel de wielerbaan zelf is verhard. De rest is grasland. Vanwege dat feit geldt dat er dan ook geen sprake is van een significante uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling.

Parkeerterreinen

Binnen het plangebied zijn drie agrarische percelen opgenomen die kunnen worden ingezet voor evenementparkeren. Één parkeerterrein heeft op basis van het huidige bestemmingsplan Buitengebied reeds een aanduiding 'parkeerterrein'. De overige twee agrarische percelen krijgen deze aanduiding nu ook. De parkeerterreinen mogen enkel en alleen ingezet worden tijdens evenementen. Voor het overige dient er op het Eurocircuit zelf geparkeerd te worden. Er is dan ook slechts tijdelijk sprake van een parkeerterrein. Daarnaast zijn deze terreinen noodzakelijk om in de bestaande behoefte van het Eurocircuit te voorzien. Dit is dan ook geen stedelijke ontwikkeling, gelet op de uitspraak van de Raad van State van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943, en het tijdelijke karakter van deze parkeerplaatsen.

Bebouwing

Het aantal in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte m2 aan bebouwing neemt formeel wel toe. Echter ook voor het bepalen van de toegestane m2 aan bebouwing bij recht (op basis van het bestemmingsplan, op basis van verleende vergunningen of van rechtswege) geldt dat deze vergelijk niet geheel nauwkeurig gemaakt kan worden. Daarnaast geldt voor alle aanwezige bebouwing dat die allemaal zijn gelegen binnen het huidige bestemmingsplan (bestemming 'Sport') ofwel binnen het voormalige Uitbreidingsplan in Hoofdzaken. Voor wat betreft de bebouwing die binnen het huidige bestemmingsplan Buitengebied 1977 zijn gelegen geldt dat weliswaar de toegestane omvang dat qua bestemmingsplan was toegestaan is overschreden,maar het daadwerkelijke ruimtebeslag (de gronden met de bestemmings Sport) niet is toegenomen. Daarnaast kunnen sommige m2 nog onder de zogenaamde 'kruimelgevallenregeling' vallen (uitbreiding van een hoofdgebouw in het buitengebied tot een maximum van 150 m2).

Conclusie

Primair is de uitspraak van de Raad van State van 15 december 2021 ook van toepassing op het motorsportterrein binnen het Eurocircuit en is het motorsportterrein dan ook geen stedelijke ontwikkeling in de zin van 3.1.6, tweede lid Bro.

Het autosportterrein ligt volledig binnen de juiste bestemming van het huidige bestemmingsplan en is dan ook bij recht in deze feitelijk aanwezige omvang toegestaan.

De fietscrossbaan, het hondensportterrein en klein een gedeelte van de wielerbaan zijn gelegen binnen een oud, niet meer vigerend bestemmingsplan Uitbreidingsplan in Hoofdzaak. Tegen het gebruik kon dan ook niet meer door de gemeente worden opgetreden en zijn deze activiteiten met bijbehorende terreinen ook bij recht toegestaan.

Het overgrote deel van de wielerbaan is dankzij het overgangsrecht van het bestemmingsplan Buitengebied 1977 ook bij recht toegestaan. Datzelfde geldt overigens ook voor een gedeelte van het motorsportterrein.

De wielerbaan, gelegen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Bergeijk mogelijk ook beschermd door het overgangsrecht. Echter, indien deze gronden toch beschouwd zouden moeten worden als een uitbreiding ten opzichte van het huidige planologische regime, geldt dat het gehele Eurocircuit dan maar met ongeveer 0,56% uitgebreid wordt.

Gelet op bovenstaande geldt dat er geen sprake is van een (significante) toename/uitbreiding van een een stedelijke ontwikkeling.

Tot slot is natuurlijk de regionale behoefte ook groot. Binnen de regio zijn geen circuits van deze omvang aanwezig. Alle functies/activiteiten binnen het Eurocircuit dragen bij aan de vrijetijdssector van Valkenswaard, maar ook aan die van de regio.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 De kwaliteit van Brabant, Visie op de Brabantse leefomgeving

Provinciale Staten hebben op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. De omgevingsvisie is opgesteld volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet en beschrijft de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De provincie streeft in de omgevingsvisie naar het creëren van meerwaarde. Het handelen van de provincie is daarom gericht op het verknopen en verweven van opgaven en het zoeken naar synergie. Daarbij vindt de provincie het belangrijk om vanuit meerdere richtingen naar een ontwikkeling te kijken:

  • Een 'diepe' manier van kijken: niet alleen kijken naar effecten op de bovenste laag in het hier en nu, maar de dynamiek en randvoorwaarden betrekken die de onderste lagen meegeven. Kijken op verschillende schaalniveaus en actief benutten van de factor tijd. Hierbij ook kijken naar het verleden, de geschiedenis van de lagen op een plek.
  • Een 'ronde' manier van kijken: niet sectoraal kijken, maar combineren van opgaven en kansen zodat ontwikkelingen optimaal bijdragen aan een circulair, sterk en sociaal Brabant, waarin alle Brabanders zich prettig voelen. Kijken vanuit een gebiedsgerichte insteek, naar een balans tussen people, planet en profit.
  • Een 'brede' manier van kijken: niet kijken vanuit één gezichtspunt, maar het betrekken van veel partijen, met al hun gezichtspunten, meningen, wensen, ideeën en belangen.

In de omgevingsvisie zijn één basisopgave en vier hoofdopgaven benoemd. De basisopgave is het werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven zijn:

  • werken aan de Brabantse energietransitie;
  • werken aan een klimaatproof Brabant;
  • werken aan Brabant als slimme netwerkstad;
  • werken aan een concurrerende, duurzame economie.

De omgevingsvisie gaat over de hele fysieke leefomgeving, heeft een integraal karakter en bevat geen sectorale beleidsdoelen. Concrete doelen voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit staan nog in de bestaande plannen van de provincie, bijvoorbeeld in de Svro en het provinciale verkeers- en vervoersplan. De provincie is bezig met het afstemmen van het sectorale beleid op de omgevingsvisie. Dit betekent dat aan de hand van de drie manieren van kijken wordt beoordeeld welke waarden moeten worden beschermd en hoe beleid kan worden vormgegeven. Het (sectorale) beleid wordt verder uitgewerkt in programma's en in de provinciale omgevingsverordening.

Beoordeling en conclusie

Dit bestemmingsplan is een definitieve bestendiging van de feitelijk aanwezige situatie en het bijbehorende vergunde gebruik. Er is geen sprake van een grootschalige nieuwe ontwikkeling. Deze bestendiging voldoet aan de uitgangspunten en kernwaarden voor het handelen van de provincie.

3.3.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 11 maart 2022 is een actualisatie van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) vastgesteld. De iov betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De IOV heeft de Verordening ruimte Noord-Brabant, de Provinciale milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening water, de Verordening ontgrondingen en de Verordening wegen vervangen. De IOV is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels uit de voorheen geldende verordeningen zijn gehandhaafd met het daarbij horende beschermingsniveau, en dat er in beginsel geen beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid, bijvoorbeeld uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

Werkingsgebieden

Alle regels van de IOV zijn gekoppeld aan werkingsgebieden die op de kaart van de verordening zijn weergegeven. Voor de toepassing van de regels in hoofdstuk 3 van de verordening is Brabant onderverdeeld in drie werkingsgebieden: het Natuur Netwerk Brabant (NNB), het stedelijk gebied en het landelijk gebied. Binnen het landelijk gebied wordt nader onderscheid gemaakt in de werkingsgebieden gemengd landelijk gebied en groenblauwe mantel. Daarnaast gelden voor een groot aantal regels specifieke werkingsgebieden, bijvoorbeeld voor de gebieden waar verstedelijking afweegbaar is, voor de ecologische verbindingszones en voor de gebieden waar extra beperkingen gelden voor veehouderijen. Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'landelijk gebied'.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

In hoofdstuk 2 van de IOV staan rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven. Er gelden onder andere rechtstreeks werkende regels voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden, voor activiteiten rond provinciale wegen, voor ontgrondingen en voor handelingen die te maken hebben met bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Ook voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom en voor veehouderijen gelden rechtstreeks werkende regels.

Instructieregels voor gemeenten

In hoofdstuk 3 van de IOV zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. De instructieregels zijn overgenomen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant en gelden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

Relevante regels voor dit bestemmingsplan

  • Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
  • Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik;
  • Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap;
  • Artikel 3.72 Afwijking bestaande lawaaisport.

In artikel 3.5 zijn regels opgenomen voor de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit. Deze zijn opgenomen om een bijdrage te leveren aan een juiste balans tussen beschermen en benutten. Bij de evenwichtige toedeling van functies speelt de balans tussen beschermen en benutten een belangrijke rol. Bij de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit gaat het zowel om het beschermen van waarden als het bijdragen aan de ontwikkeling van waarden en functies in een gebied. De zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit omvat een aantal basisprincipes in combinatie met een diepe en ronde manier van kijken, die afkomstig zijn uit de Brabantse omgevingsvisie: zorgvuldig ruimtegebruik, toepassing van de lagenbenadering en meerwaardecreatie.

In artikel 3.6 worden de regels voor zorgvuldig ruimtegebruik weergegeven. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is al geruime tijd in het provinciaal beleid verankerd en omvat diverse aspecten. Doel is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Het optimaal benutten van de bestaande bebouwde omgeving draagt bij aan het behoud van de openheid en kwaliteit van het buitengebied en aan hergebruik van leegkomende of bebouwingslocaties in zowel stedelijk als landelijk gebied.

Artikel 3.6 acht te voorkomen dat er onnodig nieuw ruimtebeslag in het landelijk gebied door nieuwvestiging plaatsvindt. Het voorkomen van onnodig nieuw ruimtebeslag krijgt ook vorm door eerst de mogelijkheden binnen bestaande bebouwde omgeving optimaal te benutten. Dat betekent niet dat alle fysieke ruimte benut moet worden voordat nieuw ruimtebeslag mogelijk is. Binnen stedelijk gebied is vanuit kwaliteitsoverwegingen bijvoorbeeld ook ruimte nodig voor groenvoorzieningen en voldoende opvang van water. Een verbijzondering voor stedelijke ontwikkeling is dat er toepassing gegeven moet zijn aan de ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Een ander aspect van zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt dat gebouwen, bouwwerken en andere permanente voorzieningen worden geconcentreerd binnen het bouwperceel. Het is niet wenselijk dat overal ‘los’ in het landelijk gebied dergelijke voorzieningen worden opgericht.

Vanuit het bereiken van een goede omgevingskwaliteit geldt in Noord-Brabant sinds 2014 de regeling Kwaliteitsverbetering landschap. Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk gebied voorziet daartoe in een regeling.

Om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van deze regeling is in 2011 een handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld. Vrijwel alle gemeenten in de provincie hebben de regeling verder uitgewerkt in beleid en regionaal afspraken gemaakt over de toepassing. Op diverse plaatsen in de verordening zijn verbijzonderingen van de kwaliteitsverbetering landschap opgenomen. De verplichtingen die daaruit voortvloeien, maken deel uit van de kwaliteitsverbetering landschap als bedoeld in dit artikel, zoals bijvoorbeeld verplichtingen tot sloop van bebouwing, het saneren van windturbines of de vastgelegde minimale verplichting voor een landschappelijke inpassing bij veehouderijen en mestbewerking. Ook wordt de mogelijkheid geboden om een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds te storten.

Veel gemeenten hebben in het kader van het regionaal overleg afspraken gemaakt met de provincie over de toepassing van de kwaliteitsverbetering landschap. Voor die gemeenten geldt dat zij in de toelichting van het bestemmingsplan naar deze afspraken kunnen verwijzen. De kwaliteitsverbeterende maatregelen dienen zowel financieel, juridisch en feitelijk geborgd te worden in het plan.

Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied 'Gemengd landelijk gebied'. Omdat het een bestaande lawaaisport betreft is artikel 3.72 van de IOV van toepassing. De provincie streeft ernaar om lawaaisportterreinen in het landelijk gebied op te heffen en mogen bestaande lawaaisportterreinen geen ontwikkelmogelijkheden meer krijgen. Een beperkte uitbreiding is mogelijk als die uitbreiding vanuit de omgeving inpasbaar is.

Landschappelijke inpassing/ruimtelijke kwaliteitsverbetering

In de Interim-omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant is ook vastgelegd dat iedere ontwikkeling in het landelijk gebied gepaard moet gaan met een fysieke kwaliteitsverbetering. Om invulling te geven aan deze beleidsverplichting hanteert de gemeente Valkenswaard de "Handreiking kwaliteitsverbetering landschap, herziening 2 januari 2023". De regeling gaat er van uit dat een initiatief moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De actualisatie van het bestemmingsplan voor het Eurocircuit behoort daarbij tot een zogenaamde categorie 3 ontwikkeling.

Berekening investeringsbijdrage

Om objectief te kunnen bepalen welke investering gedaan moet worden in het landschap, wordt hiervoor een bedrag berekend. De hoogte van de bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap is afhankelijk van de waardestijging van de planologische wijziging (de zogenaamde bestemmingswinst). Tenminste 20% van die waardestijging moet worden geïnvesteerd in kwaliteit verbeterende maatregelen in het landschap. Daarnaast kan de waardevermindering (bestemmingsverlies) ingezet worden om invulling te geven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze investering wordt ook toegepast bij de realisatie van natuurelementen, hetgeen doorgaans een afwaardering van de gronden inhoudt.

Om de waardestijging inzichtelijk te maken is door een erkend taxateur een taxatierapport opgesteld (Bijlage 6). Ten opzichte van de oude en nieuwe bestemming is er een waardeverschil van € 145.000. De investeringsbijdrage is in dit geval dus € 145.000 x 20% = € 29.000.

Maatregelenpakket

Nadat bepaald is welk bedrag in de kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden geïnvesteerd is de vraag waarin moet worden geïnvesteerd. Hiervoor is een 'opzet kwaliteitsverbetering' opgesteld (Bijlage 5). Deze gronden worden in dit bestemmingsplan ook bestemd als 'Groen-Landschapelement' en agrarisch gebruik is niet meer mogelijk.

Het bedrag dat met de realisatie en beheer van deze landschappelijke inpassing gemoeid is wordt bepaald aan de hand van de vergoedingsystematiek en –grondslagen, behorende bij de stimuleringsregeling landschap van de provincie (STILA).

Lawaaisportterreinen

Hetgeen nu ter plaatse van het Eurocircuit aan gronden in gebruik is door verschillende (lawaai)sporten en de aanwezige bebouwing wordt nu middels dit bestemmingsplan vastgelegd. Er is weliswaar een geringe uitbreiding van de bestemming 'Sport', maar er is geen sprake van de uitbreiding van lawaaisporten. De vigerende bestemming 'Crossterrein' uit het bestemmingsplan Buitengebied 1977 omvat 20,23 ha. waarbinnen overal gecrosst mag worden. De in het ontwerpbestemmingsplan toegekende aanduidingen 'motorcrossterrein' en 'autocircuit' zijn respectievelijk 8,78 en 9,20 ha. groot. Tezamen is dat 17,98 ha. aan 'lawaaisport'-oppervlakte. Planologisch gezien is er dus sprake van een verkleining van 2,25 ha aan lawaaisportterrein en is er alleen sprake van verschuiving.

Beoordeling en conclusie

Ten aanzien van de kwaliteitsverbetering van het landschap is geconcludeerd dat met het beoogde maatregelenpakket voorzien is in de vereiste investeringsbijdrage. Er is voldaan aan de kwaliteitsverbetering van het landschap volgens de interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant en de gemeentelijke handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap. In de regels van het onderhavig bestemmingsplan is daarnaast een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie en instandhouding van deze landschappelijke inpassing te waarborgen.

Gelet op bovenstaand kan gesteld worden dat het vastleggen van de (grotendeels) legale feitelijke situatie passend is conform het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Valkenswaard 2012

In de Wet ruimtelijke ordening is in artikel 2.1 opgenomen dat het voor iedere gemeente verplicht is een vastgestelde structuurvisie te hebben. De structuurvisie kent twee doelen, namelijk enerzijds een ruimtelijk toetsingskader en visie op hoofdlijnen voor de lange termijn (deel A). Anderzijds bevat de structuurvisie een ruimtelijk-functioneel programma en uitvoeringsplan voor de korte (en middellange) termijn (deel B). De gemeente heeft de visie (deel A) opgesteld. Hiermee geeft ze richting aan de toekomst van Valkenswaard naar 2030. De wijze hoe daar ruimtelijk invulling aan is gegeven, staat beschreven in de verschillende thema's zoals die volgen uit de toekomstvisie, namelijk bestuur, wonen, werken, vrije tijd en welzijn. Er is antwoord gegeven op de volgende drie vragen:

  • 1. wat is de huidige situatie?
  • 2. wat is onze ambitie?
  • 3. wat gaan we daarvoor doen?

Deze thema's kunnen echter niet los van elkaar worden gezien. Immers, de ruimte is schaars en het is van belang rekening te houden met de verschillen tussen de verschillende gebieden. Daarom is ook voor de specifieke gebieden (te weten: het stedelijk gebied, de uitbreidingen en het buitengebied) aangegeven wat de ambities zijn. Dit doet de gemeente door een onderscheid te maken in de wenselijkheid van een ontwikkeling, namelijk:

  • 1. basisbeleid: dit zijn ontwikkelingen die mogelijk moeten zijn;
  • 2. ambitie: dit zijn ontwikkelingen die de gemeente wil realiseren;
  • 3. kansen benutten: dit zijn ontwikkelingen die zouden moeten kunnen;
  • 4. voorkomen: dit zijn ontwikkelingen die de gemeente wil voorkomen.

De mogelijkheden voor ontwikkeling in het buitengebied zijn afhankelijk van het gebied waarin de ontwikkeling gewenst is. In natuur- en bosgebieden zijn er in de regel minder ontwikkelingen mogelijk dan in de agrarische gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0012.png"

Uitsnede kaart buitengebied, Structuurvisie Valkenswaard 2012

Omdat de gemeente Valkenswaard zich met name wil richten op de toeristische recreatieve aspecten, zijn de mogelijkheden hiervoor nogmaals expliciet op de kaart aangegeven. Ook de waterbergingslocaties zijn globaal op de kaart aangegeven. Hetzelfde geldt voor de groene elementen, te weten de ecologische verbindingszones, de koppeling met natuur en het structureel groen. Tevens is expliciet aangegeven wat de bebouwingsconcentraties zijn, waar mogelijkheden liggen voor ruimte voor ruimtewoningen.

Beoordeling en conclusie

Het Eurocircuit is een vorm van recreatie gelegen binnen het aandachtsgebied 'recreatie' op de kaart 'Buitengebied'. Binnen dit gebied worden er mogelijkheden geboden voor toerisme en recreatie. Het bestemmingsplan is dan ook niet strijdig met de Structuurvisie.

3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020

Om de visie op het landschap uit te dragen, om sturing te geven aan veranderingen in het buitengebied en om concrete projecten tot uitvoering te brengen, heeft de gemeente Valkenswaard een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het is een op zichzelf staand plan, maar heeft duidelijke koppelingen met de structuurvisie en met het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Het doel van het LOP is om bestaande landschappelijke waarden te behouden en te versterken. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaand beleid en ontwikkelingen.

Beoordeling en conclusie

In het LOP vindt een analyse plaats van sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen. Dit is vertaald in een visie, waarin per deelgebied 'maatregelen fysiek' en 'maatregelen beleid' worden genoemd. De 'maatregelen beleid' zijn echter vooral aandachtspunten en zijn nog niet in die mate uitgewerkt dat dit al in het bestemmingsplan kan worden vertaald, of vergt nog nadere studie.

3.4.3 Integraal Ontwikkelingsplan Bos- en natuurterreinen

De gemeente Valkenswaard heeft ruim 960 hectare bossen, natuurterreinen en landschappelijke elementen. Het grootste gedeelte bestaat uit naaldhout bos dat begin vorige eeuw is aangeplant op marginale gronden. Daarnaast zijn er een aantal oudere heideterreinen en vennen. Recentelijk zijn er in de beekdalen nieuwe natuurterreinen ingericht die voor een deel uit bloemrijke graslanden bestaan. De komende jaren zullen deze nog verder worden uitgebreid. Dit plan is opgesteld om te komen tot een actueel beheerplan en ontwikkelingsplan voor bos, natuur en landschapselementen vast te leggen en de reeds bestaande waarden te behouden en te ontwikkelen.

Binnen het plangebied is een dennenbos aanwezig, dat onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Brabant:

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0013.png"

hoofdboomsoorten (figuur 6 integraal ontwikkelingsplan bos en natuurterreinen)

Voor dit bos geldt dat het op een arme en droge bodemtype is gelegen. Naast een ontwikkelings- en natuurdoelstelling is er ook eenproductiedoelstelling. Op de lange termijn moet het bos zich ontwikkelen tot een dennen-eikenbos, waarbij het aandeel inheemse loofboomsoorten toeneemt. Voor het beheer, onderhoud en ontwikkeling is tevens een post in de begroting opgenomen.

Beoordeling en conclusie

Het betreffende bos wordt in het bestemmingsplan met een passende bestemming bestemd. De waarde van het bos komt dan ook niet in gevaar en het bestemmingsplan voldoet dan ook aan de beheers- en ontwikkeluitgangspunten zoals opgenomen in dit integraal ontwikkelingsplan.

3.4.4 Milieubeleidsplan 2016-2019

Het ambitieuze milieubeleidsplan 2012-2013 en verlengde plan voor 2014-2015 kenden een veelheid aan thema’s en doelen. Daarom wordt in het nieuwe milieubeleidsplan 2016-2019 de focus gelegd op sturing van die milieu gerelateerde zaken, die voor inwoners echt belangrijk zijn. De afgelopen jaren zijn de inwoners van Valkenswaard nauw betrokken geweest bij het opstellen van de Toekomstvisie 2030. Daaruit is veel inzicht ontstaan in de dingen die de inwoners van Valkenswaard belangrijk vinden. Mede op basis van de input van haar inwoners is in dit milieubeleidsplan gekozen voor kwaliteit boven kwantiteit. Dus minder thema's minder doelen, meer focus en meer effect.

Een centraal doel is het bieden van een duurzaam woon-, werk- en leefmilieu voor de inwoners van de gemeente Valkenswaard.

De gemeente Valkenswaard kiest voor een realistisch ambitieniveau. Qua ambitieniveau en prioritering van werkzaamheden sluit dit milieubeleidsplan aan op het in 2013 breed gehouden onderzoek in het kader van de ‘Toekomstvisie Valkenswaard 2030’. In dat onderzoek is gevraagd welke van in totaal 18 onderwerpen verbeterd zouden moeten worden in de gemeente Valkenswaard. Het onderwerp milieu bleek een gemiddelde prioriteit te hebben. Des te belangrijker is het om te concentreren op sturing van die milieu gerelateerde speerpunten, die voor inwoners echt belangrijk zijn gebleken:

  • verkeer en vervoer (lucht en geluid)
  • groen én de beleefbaarheid daarvan (natuur en landschap, bodem)
  • afval en de mogelijkheden voor hergebruik als grondstof (materialentransitie)
  • elektrisch vervoer, energiebesparing en duurzame opwekking (energietransitie)
  • scholing (natuur- en milieueducatie)
  • overlast en veiligheid-(bebouwde omgeving)
  • overheid als voorbeeld (bedrijfsinterne milieuzorg)

Beoordeling en conclusie

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij de feitelijk fysiek aanwezige situatie met bijbehorend vergund gebruik het uitgangspunt is. Dit plan doet dan ook geen afbreuk aan de ambities en doelstellingen zoals verwoord in het milieubeleidsplan.

3.4.5 Duurzaamheidsvisie Valkenswaard

In de ‘Duurzaamheidsvisie Valkenswaard’ zijn de kaders gesteld om te komen tot een klimaatneutrale gemeente in 2050.

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt van gemeenten is er verder op gericht om te komen tot ‘duurzaam bouwen’. Duurzaam bouwen verhoogt de gebruikswaarde (functioneel), belevingswaarde (vorm) en de toekomst (tijd) voor de bebouwde omgeving. Duurzaam bouwen is in dit geval te onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. Een goed stedenbouwkundig plan draagt bij aan een duurzame toekomst en voorkomt onder andere verloedering en leegstand.

Stedenbouwkundige duurzaamheid komt tot uitdrukking in de ruimtelijke opzet en inpassing van de bebouwing. Ruimtelijke kwaliteit vormt de voorwaarde voor een goed woonen leefmilieu. Belangrijk hierbij is het om de stedenbouwkundige structuur op een goede manier kenbaar te maken en te behouden.

Bouwkundige duurzaamheid laat zich onder andere uitdrukken in:

  • duurzaam materiaalgebruik;
  • slimme energetische concepten (welke resulteren in energiebesparende maatregelen);
  • afvalreductie;
  • vastgesteld ambitieniveau (GPR).

Beoordeling en conclusie

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij de feitelijk fysiek aanwezige situatie met bijbehorend vergund gebruik het uitgangspunt is. Dit plan doet dan ook geen afbreuk aan de ambities en doelstellingen zoals verwoord in de Duurzaamheidsvisie Valkenswaard.

3.4.6 Vrijetijdsbeleid

De Nota vrijetijdsbeleid 2015-2020 zet de koers uit voor de aankomende jaren. Het streven is om in Valkenswaard over een volledig vrijetijdsaanbod te beschikken. Hierbij dient er speciale aandacht te zijn voor de doelgroep jongeren en gezinnen met kinderen, gerichtheid op het hogere segment (in accommodaties, horeca en toevoeging wellness), met diversiteit, beeldbepalend aanbod, grootschalige voorzieningen en leisurehotspots. Deze ontwikkelingen moeten resulteren in een versterking van de economische betekenis van de sector, meer bedrijvigheid en meer werkgelegenheid. Om dit doel te bereiken is tevens een goede profilering en positionering van Valkenswaard van belang. Hiervoor hebben we meer inzicht nodig in de bezoeker. De potentiële recreant / toerist kijkt verder dan de bestemming Valkenswaard. Meedoen in regionale- en provinciale promotie is noodzakelijk om meer bezoekersgroepen naar Valkenswaard te trekken. Het voorzetten en versterken van het project Transnationaal Landschap De Groote Heide en het daadwerkelijk tot ontwikkeling brengen van de zogenaamde Zuidzone (Eurocircuit en Leisurezone) is van groot belang voor het versterken van het aanbod en daarmee toeristisch profiel. Daarnaast zal aansluiting gezocht moeten worden bij de thematiek van VisitBrabant, om ook de internationale bezoeker te verleiden.

Tot slot is om dit te bereiken een versterkte samenwerking tussen de toeristische sector (binnen en buiten de gemeentegrenzen) van belang.

Beoordeling en conclusie

Het Eurocircuit maakt onderdeel uit van de zogenaamde Zuidzone, wat van groot belang is voor het toeristisch profiel van de gemeente. Dit bestemmingsplan draagt bij aan een toekomstbestendig Eurocircuit en sluit aan bij de ambities uit het vrijetijdsbeleid.

3.4.7 Nota ruimtelijke kwaliteit

Voor elke buurt in Valkenswaard is in deze nota beschreven wat de kenmerken van de omgeving zijn en welke inspiratie voor ontwerp en inrichting daaruit te halen valt. Per themagebied zijn naast de inspiratie ook duidelijke criteria opgesteld waarop nieuwe (bouw)plannen in ieder geval beoordeeld worden door de welstandscommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0014.png"

Themagebieden en welstandsniveus, Nota ruimtelijke kwaliteit 2016

3.4.7.1 Themagebieden

De verschillende deelgebieden in Valkenswaard zijn onderverdeeld in themagebieden. Deze themagebieden verschillen in hun ruimtelijke verschijningsvorm door de ontstaansgeschiedenis, planningsmethode, bouwperiode of functie. Binnen de themagebieden is een overkoepelend toetsingskader opgesteld voor de uiteindelijke welstandstoets door de welstandscommissie.

Het buitengebied valt grotendeels in de themagebieden natuurlandschap en agrarisch landschap.

3.4.7.2 Welstandsniveaus

Met de vastlegging van welstandsniveaus wordt aangegeven in welke gebieden in de gemeente meer regulering is gewenst en welke gebieden met een minder strenge toetsing afkunnen. In de gebieden waar de historische kwaliteiten hierom vragen is een bijzonder welstandsniveau van toepassing. Dit is een gedetailleerde toets door de welstandscommissie.

In een historische omgeving kan de detaillering van bijvoorbeeld een boeibord belangrijk zijn. Voor kwetsbare gebieden waar vooral de ruimte, openheid en/of natuur belangrijke kwaliteiten zijn, is een zorgvuldige toetsing nodig. Het gebied van het Eurocircuit valt onder de reguliere toetsing.

Gebieden die een regulier toetsingsniveau hebben, zijn gebieden waar die beperkte afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur of ingrepen in de architectuur zonder al te veel problemen kunnen verdragen. Er zal onder meer worden beoordeeld op het behoud van de samenhang binnen de rijen en clusters. Toetsing betreft dan ook de basiskwaliteit van de gebouwen en vraagt een normale inspanning.

Beoordeling en conclusie

De Nota ruimtelijke kwaliteit is niet direct van invloed voor dit bestemmingsplan. Bij aanvragen omgevingsvergunningen zal er getoetst worden aan deze nota.

3.4.8 Beleidskader Economische Zaken 2017-2020
3.4.8.1 Algemeen

Het economisch beleid voor de periode 2017 tot en met 2020 geeft een visie op de lokale economie en gemeentelijke rol daarbij en stelt kaders. Voor de uitvoering van het beleid worden actieprogramma's opgesteld. Bij het opstellen van het Economisch Beleid 2017-2020 is nadrukkelijk ingezet op het gebruik maken van de inbreng van ondernemend Valkenswaard. In lijn met de Toekomstvisie zal overheids- en burgerparticipatie eveneens een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van het beleid.

3.4.8.2 Visie

Om deze doelstellingen te realiseren, wordt in lijn met de Toekomstvisie ingezet op het maken van keuzes. Enerzijds wordt geconstateerd dat voor sectoren zoals de detailhandel en industrie de fysieke grenzen van de groei in zicht zijn. Daarvoor geen focus op ruimtelijke groei, maar de aanwezige kwaliteit beter benutten. Dit betekent investeren in de kwaliteit van het centrum (Masterplan Centrum) en het optimaliseren van de Schaapsloop. Dit laatste kan door herontwikkelingen te faciliteren en de uitstraling van het bedrijventerrein een impuls te geven.

Anderzijds kiest Valkenswaard voor de vrijetijdseconomie als groeisector. Deze sector dient een volwaardige drager van de lokale economie te worden, ook in termen van werkgelegenheid. Om deze groei te realiseren wordt ingezet op de realisatie van een Leisurezone. Ook Natuurgrenspark De Groote Heide biedt kansen.

3.4.8.3 Doelstellingen

Het Economisch Beleid 2017-2020 heeft twee doelstellingen:

  • Een lage werkloosheid
  • Het verbeteren van het vestigingsklimaat voor bedrijven.
3.4.8.4 Beleid

Het buitengebied van Valkenswaard is een gebied waar diverse functies samen komen. Denk daarbij aan wonen en natuur, maar ook functies met een economische betekenis zoals agrarisch en vrijetijdseconomie. Enerzijds een gebied waar door bijvoorbeeld de aanwezige natuurwaarden zorgvuldigheid geboden is bij het mogelijk maken van ontwikkelingen. Anderzijds één van de weinige delen van Valkenswaard waar nog substantiële economische groei mogelijk is. Ook in termen van werkgelegenheid en waar door de komst van de Westparallel N69 nieuwe kansen ontstaan. Ook de grensoverschrijdende ontwikkeling van Natuurgrenspark De Groote Heide biedt economische kansen voor het buitengebied van Valkenswaard.

Vrijetijdseconomie

De gemeente Valkenswaard heeft voor de toeristisch-recreatieve sector al een specifiek sectoraal beleid in de vorm van de Nota Vrijetijdsbeleid 2015-2020. In het verlengde daarvan is er nog een Horecavisie 2014-2017. Dit beleid is leidend voor de toeristisch-recreatieve sector.

Vrijetijdseconomie is conform de Toekomstvisie 2030 dé groeisector en dit is reeds concreet vertaald naar de grote ambitie om een Leisurezone te realiseren aan de zuidzijde van Valkenswaard. De Leisure zone dient ervoor te zorgen dat de vrijetijdseconomie daadwerkelijk een groeisector wordt, waarin banen worden gecreëerd voor inwoners uit Valkenswaard en omstreken.

De Leisure zone is primair voorzien aan de zuidzijde van de bebouwde kom van Valkenswaard. De meest intensieve ontwikkelingen zijn daarbij voorzien aan de westzijde. Een logische consequentie van de realisatie van een Leisure zone, is dat het in het verleden geopperde ''klassieke'' bedrijventerrein Lage Heide definitief van de baan is. Overigens betekent de inzet op een Leisure zone niet dat toeristisch-recreatieve ontwikkelingen alleen binnen de Leisure zone kunnen plaatsvinden. Valkenswaard juicht kansrijke initiatieven in andere delen van de gemeenten eveneens toe.

Beoordeling en conclusie

Het Eurocircuit is een vorm van recreatie en kan bijdragen aan de vrijetijdseconomie van de gemeente. Dit plan sluit dan ook aan bij de beleidsdoelstellingen zoals verwoord in dit beleidskader.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Mer-plicht

4.2.1 Achtergrond

Bij het bestemmingsplan wordt een milieueffectrapportage (planMER) opgesteld en wordt de m.e.r.-procedure doorlopen. Dit planMER geeft de milieueffecten voor het verschil tussen het feitelijk gebruik van het Eurocircuitterrein en de legale situatie weer. Het gehele terrein is daarbij integraal beoordeeld.

De drempelwaarden zoals genoemd in het Besluit milieueffectrapportage die gelden voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen worden mogelijk overschreden. Daarnaast is het gehele terrein groter dan 5 ha.

4.2.2 Procedure van de m.e.r.

De m.e.r.-procedure is gestart met het opstellen van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). Met de NRD (Bijlage 2) maakt de gemeente bekend dat voor de ontwikkeling de m.e.r.-procedure doorlopen wordt en een MER (Bijlage 4) wordt opgesteld. In de NRD is de voorgenomen ontwikkeling beschreven en welke rol en opzet van het MER daarbij hoort. De NRD vormt als het ware de onderzoeksagenda voor het MER en vormt de formele start van de m.e.r.-procedure.

De NRD heeft ter inzage gelegen van 24 februari tot en met 23 maart 2022. In die periode heeft iedereen de gelegenheid gekregen zijn of haar zienswijze in te dien. Ook zijn wettelijke adviseurs en betrokken instanties in de gelegenheid gesteld om advies te geven. In totaal zijn 7 reacties binnengekomen op de NRD.

Naar aanleiding van de NRD is een MER opgesteld, waarin informatie wordt gegeven over de te verwachten milieueffecten van de activiteit en de mogelijke alternatieven. De MER ligt (als bijlage bij het bestemmingsplan), tezamen met het ontwerp-bestemmingsplan ter inzage en de MER dient ook als onderbouwing van het bestemmingpslan.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):

  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en

verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):

o verzorgingstehuizen;

o psychiatrische inrichtingen;

o medisch centra;

o poliklinieken;

o medische kleuterdagverblijven.

Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.

Zowel het autocircuit als het motorcircuit mag slechts 3x per jaar in een week langer dan 8 uur open zijn (incidentele bedrijfssituatie). Beide terreinen zijn dan ook geen geluidgezoneerde terreinen.

Het Eurocircuit zelf is geen geluidgevoelig object en binnen het terrein zijn ook geen geluidgevoelige functies aanwezig. Echter het Eurocircuit zelf en de geluidseffecten op de in de nabije omgeving gelegen geluidgevoelige objecten zijn nader onderzocht (Bijlage 8).

4.3.1.1 Akoestisch onderzoek

Het akoestisch onderzoek gaat als referentiesituatie uit van het huidige legale gebruik en als voorgenomen situatie voor het bestemmingsplan de feitelijk aanwezige huidige situatie met bijbehorend vergund gebruik en de begin dit jaar opgestelde nadere invulling (zie ook paragraaf 2.3.1 en 2.3.3).

Uit het onderzoek blijkt dat er, gelet op de voorgenomen situatie voldaan kan worden aan de maximaal toelaatbare grenswaarden, met uitzondering van het evenement MXGP. Echter voor deze zgn. incidentele bedrijfssituatie geldt dat er een hogere grenswaarde kan worden verleend in het kader van het 12-dagen-criterium.

4.3.1.2 Conclusie

Het motorsportterrein en het autosportterrein worden in de planregels dusdanig beperkt dat er ook in de toekomst geen sprake kan zijn van een gezoneerd terrein.

Geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bodem

4.4.1 Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De kwaliteit van zowel grond- als oppervlaktewater is afhankelijk van het voorkomen van diverse stoffen en parameters.

4.4.2 Voormalige vuilstortplaats

Binnen het plangebied zijn twee voormalige vuilstortplaatsen aanwezig. De gemeente is beheerder en eigenaar van beide terreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0015.png"

IOV Noord-Brabant, geconsolideerde versie 21-03-2023 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Er is een verzoek van de provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag aan de gemeente Valkenswaard als beheerder van de stortplaats om de afdeklaag op te hogen om het eventueel indringen van het hemelwater tegen te gaan. Dit op basis van de wisselende dekking van de bestaande afdeklaag.

Op het deel van de voormalige stortplaats dat in gebruik is voor het motorcircuit, is door de loop van de jaren veel (rest)grond van verschillende locaties uit de gemeente op de helling gestort. De motorcrossvereniging heeft gezorgd voor een goede afdekking. Hiermee is geborgd dat de beschermende laag op de vuilstort voldoende dik is.

4.4.3 Conclusie

In het kader van dit bestemmingsplan wordt de exacte aanwezige ligging (en omvang) van verschillende functies binnen het Eurocircuit geformaliseerd.

De voormalige vuilstortplaats aan de Victoriedijk is in dit bestemmingsplan grotendeels bestemd als 'Groen – Landschapselement'. Voor de voormalige vuilstortplaats aan de Mgr. Smetsstraat is grotendeels de bestemming 'Sport' opgenomen. Specifiek voor beide voormalige vuilstortplaatsen is de gebiedsaanduiding 'milieuzone – voormalige vuilstort' opgenomen. Hiervoor geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Daarmee is een veilige ligging van de vuilstort planologisch verzekerd.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Algemeen

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

4.5.2 Luchtkwaliteit en Eurocircuit

De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt plaats op grond van de Wet milieubeheer. De basis is te vinden in hoofdstuk 5, titel 2, van de Wet milieubeheer en in bijlage 2 bij deze wet waarin de verschillende grens- en richtwaarden zijn opgenomen. Deze titel is ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Voor het Eurocircuit zijn de volgende stoffen maatgevend: stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5). Andere stoffen uit de Wet luchtkwaliteit hebben slechts een beperkte invloed op de luchtkwaliteit en worden daarom in het voorliggend onderzoek buiten beschouwing gelaten.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn significante ruimtelijke ontwikkelingen/projecten opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.

4.5.3 Luchtkwaliteitsonderzoek

Ten behoeve van luchtkwaliteit isnader onderzoek uitgevoerd (Bijlage 7).

Uit het onderzoek volgt dat voor de jaargemiddelde concentraties van NO2, PM10 en PM2.5 ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals gesteld in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Tevens wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde voor het aantal overschrijdingen per jaar van de daggemiddelde concentratie PM10 en de uurgemiddelde concentratie NO2.

Het verschil in de bijdrage aan de luchtverontontreinigende stoffen in de beoogde situatie ten opzichte van de referentiesituatie draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de toename van NO2, PM10 en PM2.5.

4.5.4 Conclusie

Ter plaatse van het onderzoeksgebied kan voor de overige in de Wet milieubeheer opgenomen stoffen zonder verder onderzoek worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de grenswaarde uit de Wet milieubeheer. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt dat er geen beperkingen zijn voor het positief bestemmen van de voorgenomen situatie met de daaraan gerelateerde activiteiten.

4.6 Waterhuishouding en riolering

4.6.1 Beleid en regelgeving Waterschap De Dommel
4.6.1.1 Waterbeheerplan 2022-2027

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het geldende beleid van het waterschap is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 en omschrijft de koers en de ambities van het waterschap voor de periode 2022 – 2027. Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 start Waterschap De Dommel met de watertransitie; op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding in 2050. Dat vertaalt zich in een koerswijziging voor het waterschap en met een verschil in aanpak en boodschap naar de gebieden. De rode draad daarbij is het belang van water voor een toekomstbestendige leefomgeving.

Het waterschap werkt aan een toekomstbestendige leefomgeving, waarvoor een toekomstbestendige waterhuishouding nodig is. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in het hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.

Om inhoudelijke sturing te geven aan de watertransitie wordt uitgegaan van 3 richtinggevende principes:

  • 1. Elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt;
  • 2. Functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan;
  • 3. Wat schoon is moet schoon blijven.
4.6.1.2 Keur 2015

De regels omtrent de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.

Regels voor toename van verhard oppervlak

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Dit heeft per 1 maart 2015 geresulteerd in een gezamenlijke Keur, waarmee Brabant breed dezelfde regels gelden. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. In de nieuwe keur is opgenomen dat het is in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing, tenzij:

  • a. het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
  • b. de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² is, of;
  • c. de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak;
  • d. de toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel: benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06.

Bij ontwikkelingen waarbij de toename van het verhard oppervlak 500 m² of groter is wordt er door het waterschap retentie geëist. Uitbreidingen van verhard oppervlak tussen de 500 m² en 10.000 m² dienen te voldoen aan de Algemene Regels van waterschap De Dommel. Voor uitbreidingen groter dan 10.000 m² geldt sowieso een vergunningplicht. Voor het afkoppelen van verhard oppervlak < 500 m² wordt er vanuit het waterschap geen retentie geëist.

Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

4.6.2 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2022

Door klimaatveranderingen krijgen we steeds vaker te maken met wateroverlast, hittestress en droogte. De urgentie om maatregelen te nemen tegen wateroverlast problematiek was na de overlastsituatie in mei/juni 2016 verhoogd. Ter beperking van wateroverlast zet de gemeente in op het klimaatbestendig maken van het stedelijk gebied. Hemelwater kan niet alleen maar ondergronds, maar dient ook bovengronds te worden opgevangen. Burgers en bedrijven kunnen hier ook een steentje aan bijdragen.

In het verbreed gemeentelijk Rioleringsplan 2019-2022 heeft de gemeente de volgende doelen met betrekking tot afvalwater- en hemelwaterzorgplicht geformuleerd:

  • Uiterlijk 2020 is klimaatbestendig en water robuust inrichten een onderdeel van het gemeentelijk beleid;
  • In 2050 is Valkenswaard zo goed mogelijk klimaatbestendig en water robuust ingericht;
  • Bij (her)inrichting van de openbare ruimte en private ruimte wordt invulling gegeven aan klimaatadaptatie;
  • Nieuwe ruimtelijke plannen mogen niet leiden tot nieuwe kwetsbaarheden;
  • Afvalwater en hemelwater steeds meer gescheiden inzamelen en verwerken;
  • Bewustwording perceeleigenaren/burgers en een gedeelde verantwoordelijkheid;
  • De invloed op het milieu en de leefomgeving vanuit stedelijk afvalwater wordt beperkt;
  • Aan de hand van de Omgevingswet zal bepaald moeten worden in welke vorm het vGRP Valkenswaard blijft bestaan; In principe vervalt de huidige verplichting voor het hebben van een vGRP, maar de wijze van financiering moet wel vastgesteld worden;
  • Een meer risico gestuurde benadering van het beheer en onderhoud van de riolering in plaats van normatief.

Bij nieuwe uitbreidingen gaat de voorkeur uit naar centrale waterberging. Bij inbreidingen gaat de voorkeur uit naar centrale waterberging binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0016.png"

eisen aan in- en uitbreidingen

4.6.3 Conclusie

Het bestemmingsplan bevat geen specifieke regels in relatie tot het inzamelen en verwerken van water. Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, is hier ook geen noodzaak toe. Water vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Tevens worden de waterbelangen ook niet door dit bestemmingsplan geschaad.

4.6.4 Overleg met het waterschap

Omdat de gemeente gekozen heeft voor 'scenario 2' en geen uitbreidingen van het Eurocircuit mogelijk maakt in dit bestemmingsplan ten opzichte van de huidige feitelijke aanwezige situatie worden er geen waterschapsbelangen geschaad.

4.7 Verkeer en parkeren

Ook voor het verkeer geldt dat uitgegaan moet worden van scenario 2, het vastleggen van de huidige feitelijke fysiek aanwezige situatie op het Eurocircuit en bijbehorend vergund gebruik. Er treedt dan ook geen significante wijziging op ten aanzien van het aantal voertuigbewegingen en parkeerbehoefte.

Echter door de komst van de Westparallel (N69) wijzigt wel de dagelijkse ontsluitingsroute vanuit Valkenswaard zelf en vanuit de N67.

Daarnaast heeft de gemeenteraad op 16 maart 2023 een bestemmingsplan vastgesteld (Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied t.h.v. Mgr. Smetsstraat 40'). De provincie heeft in de plannen voor de N69 (inmiddels gerealiseerd) de Mgr. Smetsstraat als onderdoorgang onder de nieuwe verbinding uitgewerkt. De gemeente wil echter voorkomen dat doorgaand verkeer via de Mgr. Smetsstraat de bebouwde kom binnenrijdt en heeft besloten om die onderdoorgang enkel voor langzaam verkeer open te stellen. Het verkeer, ook het verkeer van en naar Eurocircuit moet middels dit bestemmingsplan een alternatief krijgen in de vorm van het zogenaamde 'Haakje'.

Het parkeren ten behoeve van de wekelijkse activiteiten op het Eurocircuit, dus uitgezonderd de evenementen vindt plaats op het eigen van Eurocircuit. Tijdens evenementen worden er enkele agrarische percelen in de directe nabijheid van het Eurocircuit ingezet om de parkeerbehoefte van bezoekers aan te kunnen. Deze percelen zijn ook meegenomen in dit bestemmingsplan.

4.7.1 Verkeerssituatie

De verkeerssituatie ten opzichte van de vergunde situatie zal niet wijzigen. Er worden middels dit bestemmingsplan niet meer evenementen of meer trainingsdagen toegestaan.

Het verkeer van en naar het Eurocircuit in de wekelijkse situatie zorgt slechts voor een marginale toename op de N69 in het avondspitsuur. Omdat de wekelijkse situatie (het daadwerkelijk in gebruik zijn van het Eurocircuit) niet toeneemt middels dit bestemmingsplan, ontstaan er naar verwachting geen extra belemmeringen in de verkeersafwikkeling. Dit geldt ook voor kleine evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 1.200. Voor deze evenementen geldt ook dat het huidige wegenstructuur de beperkte toename aan verkeersbewegingen aankan en dat er geen verkeersbelemmeringen met betrekking tot doorstroming of verkeersonveiligheid zullen ontstaan.

Tijdens de grote evenementen op het Eurocircuit is er sprake van een grote in- en uitstroom van verkeer in met name de ochtend- en avondspits. Door de openstelling van 'het Haakje' ontstaat er een betere verkeersafwikkeling op de N69.

4.7.2 Parkeersituatie

Tijdens de wekelijkse situatie kunnen mensen parkeren op het terrein van het Eurocircuit zelf. Daar zijn ongeveer 170 parkeerplaatsen beschikbaar. Dit is voldoende om het parkeren tijdens de wekelijkse situatie op te vangen. Bij kleine evenementen tot maximaal 1.200 bezoekers kan er uitgeweken worden naar het parkeerterrein op een agrarisch perceel ten zuiden van Eurocircuit (capaciteit ongeveer 1.300 parkeerplaatsen).

Alleen bij de grote evenementen worden er naast de genoemde parkeerplaatsen nog extra agrarische percelen ingezet om het evenementparkeren tijdelijk op te vangen. Deze percelen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan en ook als zodanig aangeduid. Deze percelen worden niet permanent als parkeerplaats ingericht. Als er geen evenement plaatsvindt kan er ook niet geparkeerd worden op deze agrarische percelen (grasland).

Tijdens deze dagen wordt gebruik gemaakt van verkeersregelaars, waardoor er geen zoekverkeer op de parkeerterreinen optreedt. Het aantal tijdelijke parkeerplaatsen zal tijdens de evenementen voldoende zijn.

4.7.3 Conclusie

Gelet op het feit dat er geen intensivering van het gebruik (qua evenementen en openstelling) plaatsvindt, omdat de huidige feitelijke fysieke situatie en bijbehorend vergund gebruik is opgenomen in dit bestemmingsplan en het feit dat op dit moment een separaat bestemmingsplan in procedure is gebracht om het bovengenoemde Haakje mogelijk te maken, wat een verbetering van de bereikbaarheid van het Eurocircuit met zich meebrengt, kan gesteld worden dat er geen (significante) negatieve effecten optreden betreffende verkeer en parkeren.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.


Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).


Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.


Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.

4.8.2 Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0017.png"

Uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

Op basis van de risicokaart is gebleken dat er in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. De dichtstbijzijnde risicobron is een LPG-station en die is op geruime afstand (ongeveer 870 m) van het plangebied gelegen.

4.8.3 Transport gevaarlijke stoffen

De regelgeving rond de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen volgt uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS). In de WVGS en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) worden normwaarden gegeven voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de bijlagen van de Regeling Basisnet is opgenomen voor welke transportroutes de externe veiligheidsrisico’s bepaald moeten worden. In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) is vastgelegd hoe de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen berekend en geanalyseerd moeten worden.

Overeenkomstig het Bevt (artikel 8, lid 1) en de HART (paragraaf 2.1) hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Indien de risicobron op meer dan 200 meter afstand van het plangebied is gelegen, hoeft geen berekening plaats te vinden van de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren of de (toename van) de hoogte van het groepsrisico.

Een (beperkte) verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico is aan de orde indien een plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsafstand van de stofcategorieën die getransporteerd worden. In de HART zijn per stofcategorie en per modaliteit vaste afstanden opgenomen voor de begrenzing van het invloedsgebied.

Er zijn geen luchthavens of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor binnen een afstand van 200 meter van het plangebied aanwezig.

4.8.4 Leidingen

Door het plangebied loopt de volgende leiding:

leiding   leiding nr.   dm   druk   1% letaliteit   100% letaliteit   PR 10-4   strook  
PRB   Tracé Noord   8 inch   68 bar   28 m   9 m   10,3 m   5 m  

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0018.png"

uitsnede risicokaart (bron: www.atlasleefomgeving.nl)

De beheerder van de PRB-leiding is Petrochemical Pipeline Services BV. De leiding heeft een diameter van 8 inch en een ontwerpdruk van 80 bar. De getransporteerde stof is naftaleen – K1 vloeistof. Voor de PRB-leiding geldt een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 10,3 m aan weerszijden van de leiding en een invloedsgebied groepsrisico (1% letaliteit) van 28 m aan weerszijden van de leiding.

4.8.5 Conclusie externe veiligheid

Het plaatsgebonden risico van risicobronnen vormt, gelet op bovenstaand, geen knelpunt. Voor de leiding is een dubbelbestemming met een toetsingszone opgenomen van 5 m aan weerszijden waarbinnen uitsluitend werken mogen plaatsvinden voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leiding. Overige werken en bouwwerken ten behoeve van de enkelbestemming(en) zijn uitsluitend toegestaan door middel van een afwijking. Daarmee kan dit bestemmingsplan verantwoord worden geacht.

4.9 Natuur

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Op 6 april 2021 is een voorinventarisatie uitgevoerd (Bijlage 11) van de kansen en de risico's voor de natuur per benoemde scenario voor het Eurocircuit. Voor het gekozen scenario (scenario 2) wordt als positief effect benoemd dat de bestaande natuurwaarden gehandhafd blijven. Echter als negatief effect wordt wel benoemd dat de huidige negatieve effecten ook gehandhaafd blijven. Daarnaast zijn er voorstellen gedaan om middels relatief simpele maatregelen binnen het huidige gebruik kansen voor biodiversiteit te creëren.

4.9.1 Gebiedsbescherming
4.9.1.1 Wet- en regelgeving

Wet natuurbescherming

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De belangrijkste natuurgebieden in Europa zijn aangewezen en moeten uiteindelijk een netwerk gaan vormen. Een eenmaal aangewezen Natura 2000-gebied blijft in principe altijd als natuurgebied bestaan. Twee Europese richtlijnen beschermen het netwerk, namelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

In Nederland vallen de Natura 2000-gebieden onder de Wet natuurbescherming. Er wordt één aanwijzingsbesluit gehanteerd, dat de diverse vormen van bescherming van het gebied regelt. In dit besluit zijn de instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd, de doelen van de natuurbescherming in dit gebied.

Voor elke ruimtelijke ontwikkeling die kan leiden tot gevolgen voor één of meer van deze instandhoudingsdoelstellingen, is een 'passende beoordeling’ van de gevolgen van de ontwikkeling verplicht. In deze passende beoordeling wordt inzichtelijk gemaakt welke gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen worden verwacht en hoe die schade wordt geminimaliseerd door het treffen van bepaalde maatregelen. Een dergelijke ontwikkeling is in letterlijke zin niet in dit plan voorzien, omdat er sprake is van een herbestemming van een als sinds 1977 bestaande en grotendeels positief bestemde situatie. In juridische zin is er wel sprak van een ruimtelijke ontwikkeling vanwege de legalisering van de al van voor 1998 bestaande afwijking van de motorsportterrein en het deel van de wielerbaan in Bergeijk.

Binnen de gemeente Valkenswaard ligt een deel van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'. Dit gebied is centraal in het buitengebied van Valkenswaard gelegen en het is zeer kwetsbaar vanwege de vele vennen in De Malpie. De Keersop maakt daar ook onderdeel vanuit en vormt hier de gemeentegrens en deels de plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0019.png"

ligging plangebied t.o.v. Natura2000-gebieden (bron: www.natura2000.nl)

Natuurnetwerk Nederland

Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) . Dit is opgenomen in onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het provinciale beleid. Het NNN bestaat uit de volgende onderdelen:

  • bestaande natuurgebieden;
  • nieuw aan te leggen natuurgebieden op plekken waar 'gaten' in het netwerk zitten (natuurontwikkelingsgebieden);
  • verbindingszones tussen de natuurgebieden;
  • beheersgebieden. Dit zijn agrarische gebieden, waar belangrijke natuurwaarden voorkomen (bijvoorbeeld weidevogels of bepaalde akkerplanten).
4.9.1.2 Onderzoek stikstof en conclusie

Eerder was al een onderzoek uitgevoerd waarbij de 5 mogelijke scenario's voor het Eurocircuit waren onderzocht. Nu gekozen is voor scenario 2, de feitelijk fysiek aanwezige situatie met bijbehorend vergund gebruik is een nader onderzoek stikstof uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 van dit bestemmingsplan.

Uit het onderzoek is gebleken dat de depositie van stikstof ter hoogte van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied in alle beschouwde situaties uitkomt op 0,00 mol/ha/jr.

In het onderzoek zijn ook de agrarische percelen meegenomen die in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap worden heringericht conform de 'opzet kwaliteitsverbetering' (Bijlage 5). Deze gronden krijgen binnen het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' dan ook een passende bestemming (Groen-landschapselement).

Op basis van het onderzoek kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen (significant) negatieve effecten heeft ten gevolge van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.

4.9.2 Soortenbescherming
4.9.2.1 Wet- en regelgeving

De soortenbeschermende werking is rechtstreeks opgenomen in de Wnb. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Hieronder zijn de drie beschermingsregimes weergegeven:

  • 1. Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn; Dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoelt in artikel 1 van de Vogelrichtlijn).
  • 2. Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn; Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn worden ook vogels genoemd.
  • 3. Beschermingsregime andere soorten. Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage onderdeel A en B van de Wet natuurbescherming. Het gaat hier om de bescherming van zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

In Nederland komen ongeveer 30.000 soorten dieren en planten voor. De Wnb regelt de bescherming van circa 300 in het wild voorkomende soorten inheemse planten en dieren. In de Wnb is onder meer bepaald dat beschermde diersoorten niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en plantensoorten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende dieren en planten. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.Bij het beoordelen van de in de planlocatie voorkomende beschermde soorten gaat het primair om soorten die door de ingreep direct beïnvloed worden, doordat:

  • Zij fysiek aangetast worden (doden/verwonden van dieren, verwijderen van planten);
  • Zij verstoord worden (toename van geluid of licht);
  • Hun vaste verblijfplaatsen c.q. groeiplaatsen aangetast of verstoord worden.
4.9.2.2 Natuurtoets en conclusie

Dit bestemmingsplan is opgesteld om te zorgen dat wordt aangesloten bij de aanwezige situatie. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen of uitbreidingen van het Eurocircuit mogelijk die kunnen leiden tot zwaarwegende effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde soorten. Op 6 april 2021 zijn de aanwezige natuurwaarden op het Eurocircuit onderzocht (Bijlage 11) en zijn de effecten van de vijf scenario's op de natuurwaarden en op de biodiversiteit beoordeeld. Voor scenario 2 geldt dat de bestaande natuurwaarden gehandhaafd zullen blijven en zijn er mogelijkheden om binnen het huidige gebruik kansen voor biodiversiteit te creëren.

In het verleden is op 18 januari 2019 is ook al een natuurtoets uitgevoerd (Bijlage 10). Omdat de geluidsbelasting per dag gelijk blijft, verandert de verstoring niet ten opzichte van de referentiesituatie. Datzelfde geldt ook voor de evenementen.

In de natuurtoets wordt ook geoncludeerd dat er geen nadelige effecten op de aanwezige gronden binnen het Natuur Netwerk Brabant optreden. Binnen het plangebied krijgt het Natuur Netwerk Brabant een passende bescherming.

Omdat de uitgangspunten van de natuurtoets niet gewijzigd zijn (huidig feitelijk aanwezig gebruik, zonder ruimtelijke verruiming of verruiming in rijtijden), is de conclusie van deze toets nog steeds van toepassing.

4.10 Landschap

Kenmerkend voor het buitengebied van Valkenswaard is het afwisselende landschap. Het landschap bepaald voor een groot deel de identiteit van het buitengebied en maakt dat mensen zich hier 'thuis' voelen. Het bestemmingsplan kan een rol spelen bij het behoud van de landschappelijke waarden.

Het gebied is al eeuwenlang bewoond. Op verschillende plaatsen zijn vuurstenen werktuigen uit de prehistorie gevonden. Bij het Groot Malpieven, langs de Dommel, zijn bewoningssporen aangetroffen uit de IJzertijd. In de Middeleeuwen zijn op de flanken van de beekdalen een groot aantal kleine, soms wat grotere agrarische nederzettingen ontstaan waaronder Keersop, Deelshurk, Zeelberg, Borkel, Schaft en Hoeve. Uit die tijd stammen ook de Venbergse en Dommelse watermolens. Het toen gehanteerde landbouwsysteem, waarbij de lage, natte gronden langs de beken werden gebruikt als hooiland, de flanken naar de hogere gronden als bouwland en de bossen en heide op de hoogste gronden om vee te laten grazen, heeft tot lang zijn stempel op het landschap gedrukt. Hoewel het (agrarisch) grondgebruik zich inmiddels sterk heeft ontwikkeld, hebben de verschillende landschapstypen die nu in Valkenswaard zijn te onderscheiden, hun oorsprong in het Middeleeuwse grondgebruik.

4.10.1 Landschapstypen

Een landschapstype is een karakteristieke combinatie van landschapskenmerken en –elementen die in een bepaalde samenhang voorkomen. Valkenswaard ligt op de zandgronden van de Kempen. Het landschap bestaat hier uit grote aaneengesloten boscomplexen en natuurgebieden op hogere gronden, met daartussen de lager gelegen beekdalen van de Dommel, Keersop en Tongelreep, die van zuid naar noord lopen. Op de overgangen van hoog naar laag concentreerden zich van oorsprong de landbouw en bewoning.

De huidige verschijningsvorm van het landschap hangt af van verschillende aspecten zoals bodem, water en gebruik. In de afgelopen eeuw is het onderscheid tussen de verschillende landschapstypen vervaagd door een veranderende agrarische bedrijfsvoering en de toename van de verstedelijkingsdruk. In de gemeente Valkenswaard zijn vier landschapstypen te onderscheiden:

  • Het akkerdorpenlandschap: Oude zandontginningen met een glooiend reliëf op de dekzandruggen of de flanken daarvan. Ze groeiden uit tot grote, bolgelegen, open akkercomplexen. Aan de randen hiervan werden houtwallen opgeworpen als bescherming tegen stuivend zand en vraat door vee en wild. De wegen volgen veelal de natuurlijke vormen van de akkercomplexen en de aangrenzende beekdalen, en hebben daardoor een slingerend karakter. Over de akkers door liep een grofmazig patroon van zandpaden. Bewoning gebeurde in gehuchten rondom een centrale, vaak driehoekige, drink- en verzamelplaats voor het vee (brink of Frankische driehoek). Ze konden op de akker liggen zoals Schaft (kernakkerdorp) of langs de randen van de akkers zoals Borkel (kransakkerdorp). Vanaf de 20e eeuw zijn de akkercomplexen van Dommelen, Keersop en Valkenswaard vrijwel geheel bebouwd geraakt. De akkers bij Schaft en Borkel zijn nog wel aanwezig en ook goed herkenbaar.
  • Het beekdallandschap: De voedselrijke beekdalen rondom Valkenswaard werden gebruikt als hooilanden. In de volksmond werden ze aangeduid als beemden. Met uitzondering van de watermolens (Venbergse Molen, Dommelse Watermolen), waren de beekdalen van oorsprong onbebouwd. De verkaveling was fijnmazig met singels en houtwallen op de perceelgrenzen. Het gebied was daarmee uitermate kleinschalig en besloten, in tegenstelling tot de hoger gelegen akkers en de heidevelden. Vanaf de 20e eeuw zijn veel beekdalen ingrijpend aangepast door het kanaliseren van beken, het plaatsen van stuwen, ruilverkaveling en het in gebruik nemen van de grond voor akkerbouw. De kavelgrensbeplantingen verdwenen en daarmee de karakteristieke kleinschaligheid en beslotenheid.
  • Het jonge ontginningenlandschap: Voor het gehanteerde landbouwsysteem was de aanwezigheid van woeste gronden essentieel. Daarom is het landschap van de kempen eeuwenlang gedomineerd geweest door uitgestrekte heidevelden, bossen, stuifzanden en moerassige vennen. Hier werden slechts schapen geweid, heide geplagd en op beperkte schaal turf gestoken. Met de uitvinding van kunstmest waren deze woeste gronden vanaf de 20e eeuw niet meer nodig voor het landbouwsysteem en konden de voorheen onvruchtbare heidevelden worden ontgonnen voor de landbouw. Dat gebeurde ook in Valkenswaard op veel plaatsen (Brugsche Heide, Schaftsche Heide en Beeker Heide). Deze jonge ontginningen kenmerken zich nu door de rationele opbouw van een regelmatige blokverkaveling, rechte wegen en grote agrarische bedrijven.
  • Het bos- en heidelandschap: Niet alle woeste gronden werden tot landbouwgrond ontgonnen. Sommige delen waren daarvoor te arm en te gevoelig voor opstuiven door de wind (Malpiebergsche Heide, Opperheide). Om het zand vast te houden en toch opbrengst te genereren, is hier naaldbos geplant ten behoeve van de productie van mijnhout. De massa van het bos vormt een sterk contrast met de aangrenzende open akkers en (inmiddels) open beekdalen. Andere plekken zoals rond het Malpieven en de Plateaux zijn nooit in ontginning gebracht en vertegenwoordigen nu belangrijke natuurwaarden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0020.png"

landschapstypen in de gemeente Valkenswaard (bron: LOP, 2011)

4.10.2 Landschapselementen

In het kader van de landinrichting heeft een inventarisatie plaatsgevonden van waardevolle landschapselementen in het kavelruilproject Valkenswaard - Waalre (2010). Hieruit is gebleken dat sinds de 20e eeuw de bestaande beplantingen nog maar een fractie zijn van het vroegere dichte patroon aan houtwallen en bosjes. Het huidige grondgebruik valt niet meer te rijmen met de vroegere dichte groenstructuur. Dat wat over is, zijn vooral losse elementen en geen aaneengesloten structuren. Bovendien mist veel beplanting diversiteit, zijn er gaten in gevallen of resteren nog slechts enkele bomen. Het gebrek aan structuur uit zich vooral in een geringere waarde voor de natuur.In het gebied komen nog weinig steilranden voor. Veel hoogteverschillen zijn in de loop der jaren plat geschoven en door egaliseren en (ondiep) ontgronden zijn er nieuwe steilranden ontstaan. De waarde van de steilranden voor het landschap en de aardkunde is dan ook gering. Omdat de verstoring groot is (intensieve landbouw met dito bemesting, verkeer) is ook de waarde voor de natuur in veel gevallen gering. In het plangebied komen diverse zandpaden voor, met echter veelal een geringe landschappelijke waarde.

4.10.3 Conclusie

De beschermenswaardige landschapswaarden zullen een doorvertaling in de regels en op de verbeelding krijgen.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

4.11.1 Algemeen

Het grondgebied van Bergeijk kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.

De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.

4.11.2 Archeologische waarden

Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Bergeijk is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.

Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:

  • I. categorie 1: archeologisch monument;
  • II. categorie 2: gebied van archeologische waarde;
  • III. categorie 3: gebied met hoge verwachting (historische kernen en linten);
  • IV. categorie 4: gebied met hoge verwachting;
  • V. categorie 5: gebied met middelhoge verwachting;
  • VI. categorie 6: gebied met lage verwachting;
  • VII. categorie 7: gebied zonder archeologische verwachting.

Binnen het plangebied is categorie 4 en categorie 5 van toepassing. De verschillende gebieden zijn in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij de bijbehorende regels gelden om het bodemarchief te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0021.png"

Archeologische verwachtingen- en waardenkaart (bron: atlas.odzob.nl)

4.11.3 Aardkundig waardevolle gebieden

De Provincie Noord-Brabant wil haar aardkundige waarden behouden. Aardkundige verschijnselen zijn van betekenis voor zowel de belevingswaarde als de natuurpotentie van het landschap. Daarnaast hebben ze ook een wetenschappelijke en educatieve betekenis. Op de volgende afbeelding zijn deze aardkundige en cultuurhistorische gebieden weergegeven.

Het centraal gelegen, bruin gearceerde gebied betreft het aardkundig waardevol gebied Malpie, met het Dommeldal ten zuiden van Valkenswaard en het aangrenzende bos-, heide- en vengebied van de Malpie ten westen ervan; en het Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor. Laatstgenoemde gebieden bestaan uit het bos- en heidegebied van het Leenderbos, het ten zuiden ervan gelegen heidegebied de Groote Heide, het westelijk gelegen beekdal van de Tongelreep en het laaggelegen bosgebied van Het Goor in het oosten. Ook het Brugven ten westen van de Tongelreep is in dit gebied opgenomen.

4.11.4 Cultuurhistorische waarden
4.11.4.1 Cultuurhistorische bebouwing

Op de cultuurhistorische waardenkaart is te zien dat er door dit bestemmingsplan geen cultuurhistorische waarden geschaad. Binnen het plangebied zijn ook geen specifieke cultuurhistorische bebouwing of aangewezen monumenten aanwezig die in dit bestemmingsplan beschermd moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPeurocircuit-ON01_0022.png"

Cultuurhistorische waardenkaart (bron: atlas.odzob.nl)

4.11.4.2 Cultuurhistorisch waardevolle gebieden

De provincie heeft een aantal gebieden aangewezen om hun cultuurhistorisch belangen. Gemeenten moeten in hun bestemmingsplannen de waarden en kenmerken van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden beschermen.

Het gaat om een aantal gebieden die gekarakteriseerd wordt door jonge heideontginningen, het gebied van de Beekloop (met de restanten van vloeisystemen en vele visvijvers), de heiderestanten, bossen en vloeiweiden van De Plateaux, het beekdal van De Dommel, de heiderestanten van het Malpie, et cetera.

De gemeente Valkenswaard heeft hier een extra gebied aan toegevoegd, namelijk de buurtschap Achterste Brug vanwege de gave historische samenhang van bebouwing en erfinrichtingen.

Het Eurocircuit ligt op ruim voldoende afstand van een cultuurhistorisch waardevol gebied en zal dit gebied dan ook niet schaden.

4.11.5 Conclusie

Gelet op bovenstaand worden er geen archeologische of cultuurhistorische waarden geschaad. Het bestemmingsplan biedt een passende regeling ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Plansystematiek

5.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Eurocircuit Valkenswaard' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een (digitale) verbeelding, regels en toelichting. De basis daarvoor ligt in de verplichte toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2012 (SVBP 2012). Daarin zijn een aantal verplichtingen opgenomen voor het opstellen van een bestemmingsplan.

De verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van dit plan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, aangezien zij in juridisch opzicht geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Zij heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en de uitleg van bepaalde regels. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 bevat de verschillende bestemmingen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe er mag worden gebouwd. Ook de dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

5.2 Toelichting op de planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1):

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.

Binnen het autosportterrein is het autocircuit gelegen. Het autosportterrein zelf bevat ook de om- en tussenliggende gronden rondom het autocircuit. Het autosportterrein is dan ook qua omvang groter dan het autocircuit zelf. Datzelfde geldt ook voor het motorsportterrein.

Wijze van meten (art. 2):

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.

5.2.2 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden

Deze bestemming geldt voor drie agrarische percelen binnen het plangebied. Extensief agrarisch grondgebruik is toegestaan en daarnaast ook agrarisch natuurbeheer. Deze percelen zijn meegenomen in het plangebied, omdat ze ingezet worden als evenementenparkeerterrein. Daarvoor is ook een aanduiding opgenomen. Alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht.

Groen - Landschapselement

Deze bestemming geldt voor die percelen binnen het plangebied die ingezet worden voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering en voor een perceel waar een voormalige vuilstortplaats was gelegen. Omdat al deze percelen geen onderdeel uitmaken van een Natura 2000-gebied of van het Natuurnetwerk Noord-Brabant, krijgen deze percelen, vannwege het huidige gebruik (bos met beplanting en grasland) deze bestemming . Naast de landschapswaarden mogen deze percelen ook gebruikt worden voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voor extensieve dagrecreatie, zoals wandelen en fietsen. Er mogen enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht. Om de waarden van dit perceel te beschermen is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Natuur

De gronden die deze bestemming hebben gelegen zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Noord-Brabant. Daarvoor is, ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden, passend gebruik opgenomen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken geen gebouwen toegestaan en is een aanlegvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de waarden.

Sport

Alle activiteiten die plaatsvinden op het Eurocircuit hebben de bestemming Sport gekregen. Deze bestemming begrenst dan ook het gehele Eurocircuitterrein binnen de gemeente Valkenswaard. Elke soort activiteit heeft een eigen aanduiding gekregen waarbinnen de banen/circuits mogen worden aangelegd en gebruikt. Binnen de aanduiding 'autocircuit' ligt het autosportterrein. De aanduiding is dan ook groter dan enkel en alleen de omvang van het autocircuit zelf. Binnen de aanduiding 'motorcrossterrein' is het motorsportterrein gelegen. Ook dat terrein is qua omvang groter dan enkel en alleen het motorcircuit zelf.

Er is wel een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het gebruik van het autorsportterrein en het motorsportterrein. Het gebruik van deze terreinen is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat de verbindingsweg tussen de toe- en de afrit van de N69 en de Mgr. Smetsstraat voor ontsluiting beschikbaar is. Dit omdat bij deze ontsluiting het bezoekersverkeer van en naar de wedstrijden op beide terreinen beter kan doorstromen.

Daarnaast zijn per activiteit gebouwen toegestaan, waarvoor een maximum oppervlak per activiteit is bepaald. Deze gebouwen hoeven niet binnen de bijbehorende aanduiding te worden gebouwd, om zo eventuele gecombineerde gebouwen wel mogelijk te maken. Ook zijn heel specifiek voor de verschillende gebouwen, verschillende bouwhoogten bepaald. Datzelfde geldt ook voor de bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Ten behoeve van de auto- en motorsportactiviteiten is een specifieke regeling opgenomen. Daar is ook het geluidsonderzoek (Bijlage 8) op gebaseerd en de regeling komt overeen met de voorkeursvariant uit de MER ( Bijlage 4), zodat hier geen discrepantie tussen zit. Hier is voor gekozen omdat het beperken van het gebruik (ook) de hinder richting de omgeving kan beperken, zie voor een nadere uitleg paragraaf 2.3.3.2. Daarnaast kan de voorspelbaarheid van het gebruik van de circuits leiden tot een kleinere hinderbeleving.

Ook zijn nog enkele algemene regels voor de auto- en motorsportactiviteiten opgenomen. In de maanden december, januari en februari mogen er geen auto- en motorsportactiviteiten plaatsvinden. Ook geldt het uitgangspunt dat er niet langer dan 7 uur, 59 minuten en 59 seconden per week gereden mag worden, met uitzondering van de weken waarin ook een weekend wedstrijden gereden mag worden. De wedstrijden zijn heel specifiek benoemd en opgenomen in een tabel in de planregels. Echter, om enige vorm van flexibiliteit te bieden is wel een planregel opgenomen dat een activiteit die naar aard en omvang gelijk te stellen is aan de specifiek benoemde activiteit ook toegestaan is, mits aan alle overige regels wordt voldaan. In praktische zin houdt dit in dat, indien hiertoe de wens bestaat er een vergelijkbare wedstrijd genoemd in de opgenomen tabel minder gehouden mag worden. Bijvoorbeeld: men wenst een regionaal kampioenschap te houden. In de tabel staat deze activiteit niet specifiek genoemd. Echter deze wedstrijd is vergelijkbaar met een clubkampioenschap. Dat betekent dat het regionaal kampioenschap wel gehouden mag worden, maar dat er één clubkampioenschap minder gehouden mag worden.

Verder gelden voor de auto- en motorsportactiviteiten tijdens de trainingsdagen dat er in tijdblokken gereden moet worden. Op een dag zijn er 2 tijdblokken. Wel is opgenomen dat als er auto- of motorsportactiviteiten worden opgestart in één van de tijdblokken, maar dat niet het volledige tijdblok wordt benut, dat het dan niet is toegestaan om de niet-gereden uren aansluitend op een volgend tijdblok op de dag of op een andere dag mogen worden ingehaald.

Nevenactiviteiten van de verenigingen, niet zijnde auto- of motorsportactiviteiten zijn ook toegestaan. Daarbij moet gedacht worden aan sociale bijeenkomsten, algemene ledenvergaderingen en voorlichting en educatie.

Binnen het Eurocircuit is ook een aanduiding opgenomen ten behoeve van jeugdwerk. Dit is een eenjaarlijks evenement van het jeugdwerk.

Ondergeschikte detailhandel en horeca is toegestaan, mits het gerelateerd is aan de clubactiviteiten. Daarbij moet gedacht worden aan een kantine/clubhuis en de verkoop van verenigingsattributen ('merchandise').

Om grip te houden op de werken/werkzaamheden binnen het Eurocircuit en dan met name op het autocircuit en het motorcircuit is een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Verkeer

Een gedeelte van de Victoriedijk en de Mgr. Smetsstraat zijn meegenomen binnen het plangebied en hebben de bestemming Verkeer gekregen.

Leiding - Koolwaterstof

De leiding die binnen het plangebied aanwezig is wordt beschermd middels een dubbelbestemming met bijpassende regeling. Deze dubbelbestemming gaat vóór de enkelbestemmingen. Wel kan het bevoegd gezag afwijken om alsnog ten behoeve van de onderliggende enkelbestemmingen werken en werkzaamheden uit te voeren.

Waarde - Archeologie - 4, Waarde - Archeologie - 5, Waarde - Archeologie - 6

Binnen het plangebied zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingskaart is vertaald naar een passende regeling (omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden).

Waarde - Hydrologie

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor watergerelateerde waarden en de hydrologische waarden worden middels deze planregels beschermd middels een aanlegvergunningstelsel. Er dient advies ingewonnen te worden bij het Waterschap.

5.2.3 Algemene regels

In artikel 13, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 14 zin de algemene bouwregels opgenomen. Dit zijn bouwregels die binnen alle (dubbel)bestemmingen van toepassing zijn. In artikel 15 en zijn algemene gebruiksregels opgenomen. Dit zijn gebruiksregels die binnen alle (dubbel)bestemmingen van toepassing zijn. In artikel 16 is een algemene parkeerregel opgenomen waar gebruik en bouwen aan moet voldoen. In artikel 17 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Hier staan de regels waaraan getoetst moet worden binnen de zones die in dit bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de veiligheidszone van de leiding voor koolwaterstof. Artikel 18 bevat de algemene afwijkingsregels waarmee het bevoegd gezag enige beperkte mate van flexibiliteit kan geven aan het bouwen.

Artikel 19 bevat een prioritering van de dubbelbestemming

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 20) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 21) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

6.1 Handhaving

Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. De begrippen toezicht en handhaving definiëren wij als "elke handeling van de gemeente die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding daarvan te beëindigen".Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Artikel 7.1 Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wro.

Dit bestemmingsplan biedt een duidelijk en herkenbaar juridisch kader voor het Eurocircuit. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de omvang van de verschillende vormen van gebruik en de omvang van de verschillende aanwezige bouwwerken (voornamelijk gebouwen). Deze inventarisatie is de basis voor de juridische deel van het bestemmingsplan (planregels en planverbeelding).

Uitvoering van de bestuursrechtelijke handhaving (handelen in strijd met dit bestemmingsplan of handelen in afwijking van verleende vergunningen op basis van dit bestemmingsplan) geschiedt conform de gemeentelijke handhavingsstrategie, die opgenomen is in het handhavingsbeleidsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan ‘Eurocircuit Valkenswaard’ is een bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk gemaakt. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg en zienswijzen

7.1 Vooroverleg

In het kader van vooroverleg is het concept-bestemmingsplan voorgelegd aan:

  • de provincie Noord-Brabant;
  • het Waterschap De Dommel;
  • PPS Pipelines.

Voor zover er opmerkingen waren op het concept, zijn deze opmerkingen verwerkt in dit ontwerp-bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ‘Eurocircuit Valkenswaard’ is met ingang van PM 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Gedurende de periode van terinzagelegging zijn PM zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen PM is het gemeentelijk standpunt op deze zienswijzen opgenomen en is aangegeven of deze hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.