direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Loven, Bosscheweg e.o. 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008015-e001

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Functie

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 3.1 tot en met 5, met dien verstande dat:
    • 1. de maximaal toegestane categorie per bestemmingsvlak is weergegeven;
    • 2. risicovolle inrichtingen alleen zijn toegestaan, indien de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar binnen de perceelgrens van het betreffende bedrijf is gelegen. Dit laatste geldt niet daar waar de aanduiding Veiligheidszone - Bevi is opgenomen;
    • 3. vestiging van inrichtingen zoals bedoeld in art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) uitsluitend is toegestaan binnen het plangebied voor zover dat ligt ten noorden van de Gelrebaan, ten noorden van (het noordelijke deel) van de Andromedastraat en/of ten noorden van de doorgetrokken lijn van het noordelijke deel van de Andromedastraat tot aan de spoorlijn Tilburg -´s-Hertogenbosch;
  • b. de op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan bestaande bedrijven die vallen in een hogere dan de in het bestemmingsvlak maximaal toelaatbaar geachte categorie, en zoals aangeduid in 6.1.2, met dien verstande dat deze bedrijven alleen als bestaand zijn toegestaan;

bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorie 1 en 2, uitsluitend voor zover bestaand;

bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorie 2, uitsluitend voor zover het groothandelsbedrijven, autoreparatiebedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw betreffen;

  • c. watergebonden bedrijvigheid voorzover gelegen langs het Wilhelminakanaal en de insteekhaven, met inachtneming van het gestelde onder a en b;

opslagen en installaties uit het onderdeel 'Opslagen en Installaties' van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, voorzover de feitelijke afstand van de opslagen voor geur, stof, geluid en gevaar overeenkomt met die in de tabel ten opzichte van woningen van derden;

  • d. bouwwerken van algemeen nut;
6.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. bedrijf van categorie 2 (b=2);
  • b. bedrijf tot en met categorie 3.1 (b<=3.1);
  • c. bedrijf tot en met categorie 3.2 (b<=3.2) ;
  • d. bedrijf tot en met categorie 4.1 (b<=4.1) ;
  • e. bedrijf tot en met categorie 4.2 (b<=4.2);
  • f. bedrijf tot en met categorie 5.1 (b<=5.1) ;
  • g. bedrijf tot en met categorie 5.2 (b<=5.2) ;
  • h. bedrijfswoning;
  • i. detailhandel;
  • j. detailhandel grootschalig (uitsluitend gericht op de verkoop van meubels c.a.);
  • k. kantoor;
  • l. kantoor met showroom;
  • m. laad- en losplaats;
  • n. specifieke vorm van bedrijventerrein-autohandel;
  • o. specifieke vorm van bedrijventerrein-autospuit-/plaatwerkerij;
  • p. specifieke vorm van bedrijventerrein bouwbedrijf en/of aannemersbedrijf met werkplaats;
  • q. specifieke vorm van bedrijventerrein-containeroverslag met maximaal 5 containers op elkaar;
  • r. specifieke vorm van bedrijventerrein-drukkerij;
  • s. specifieke vorm van bedrijventerrein-groothandel in chemische produkten;
  • t. specifieke vorm van bedrijventerrein-groothandel in metalen en -halffabrikaten;
  • u. specifieke vorm van bedrijventerrein-kantoor met showroom;
  • v. specifieke vorm van bedrijventerrein-machine en apparatenfabrieken;
  • w. specifieke vorm van bedrijventerrein-metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf;
  • x. specifieke vorm van bedrijventerrein-overige metaalbewerkende industrie;
  • y. specifieke vorm van bedrijventerrein-smederij;
  • z. specifieke vorm van bedrijventerrein-timmerwerkfabriek;
  • aa. specifieke vorm van bedrijventerrein-betonwarenfabriek ;
  • ab. specifieke vorm van bedrijventerrein-bitumineuze materialenfabriek;
  • ac. specifieke vorm van bedrijventerrein-veevoederfabriek;
  • ad. specifieke vorm van bedrijventerrein-vervaardiging voer voor huisdieren;
  • ae. specifieke vorm van bedrijventerrein-kunststof verwerkend bedrijf;
  • af. specifieke vorm van bedrijventerrein-stamp-,pers-, dieptrek- en forceerbedrijf;

zijn de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mede bestemd voor de daar weergegeven functies.

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor het parkeren van vrachtwagens.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-spoorwegemplacement' zijn de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor rangeerterrein/overslagstation (zonder rangeerheuvel) van de milieucategorie 4.2 en met SBI-code 601-2, zoals beschreven in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.

6.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. kantines en restauratieve voorzieningen, voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering;
  • b. kantoorruimten, zijnde maximaal 20% van het brutovloeroppervlakte per bouwperceel, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-kantoor' respectievelijk 'specifieke vorm van bedrijventerrein-kantoor met showroom' op de volgende locaties:
    • 1. Kapitein Hatterasstraat 23, maximaal brutovloeroppervlakte 55%,
    • 2. Jules Verneweg (kadastraal bekend V 00449), maximaal brutovloeroppervlakte 70%;
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijnde maximaal 20% van de brutovloeroppervlakte per bouwperceel met een maximum van 100 m²
  • d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • e. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • f. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. objecten voor beeldende kunst;
  • i. bouwwerken, geen gebouw zijnde,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 6.1.1 en 6.1.2 genoemde functies.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • d. de bouw- en/of goothoogte mag niet meer bedragen dan het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven maximum;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen en achterperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5.00 meter;
  • f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voor zover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. voor niet inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
    • 1. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
    • 2. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij anders met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
    • 3. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 m, tenzij een andere bouwhoogte met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.
6.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen op een afstand van tenminste twee meter van de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 30 m.
6.2.5 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
6.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 15 m en op het onbebouwd erf niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-luifel' mag een luifel worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m.

Ten behoeve van rangeeremplacementen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt 10 meter boven peil (bovenkant spoorstaaf);
  • b. de maximale bouwhoogte ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 10 meter boven peil (bovenkant spoorstaaf).
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 32.1 nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Ontheffingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 32.1 en de ontheffingsvoorwaarden in 6.4.2 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 6.2.2 onder a voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van:
    • 1. entrees, portiersloges, fietsenstalling e.d.;
    • 2. overstekende daken;
    • 3. draagconstructies van de gebouwen;
    • 4. luifels, (draagconstructies van) reclame;
    • 5. ondergrondse bouwwerken, laadperrons, toegangsbruggen, trappenhuizen;
    • 6. en hieraan gelijk te stellen voorzieningen, tot een maximum van 5% van het onbebouwde erf en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  • b. het bepaalde in artikel 6.2.2 sub e voor de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, tot een afstand van ten minste 3 meter;
  • c. het bepaalde in 6.2.2 onder d met betrekking tot een maximale bouwhoogte:
      • voor ten hoogste 25% van het bouwperceel tot 20 m;
      • voor ten hoogste 20% van het bouwperceel tot 25 m;
      • voor ten hoogste 15% van het bouwperceel tot 30 m,
  • d. het bepaalde in 6.2.6 onder a voor de hoogte en situering van erfafscheidingen in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 6.2.6 onder b voor de hoogte en situering van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 30 m binnen het bouwvlak en tot een hoogte van maximaal 10 m in het onbebouwd erf voor bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn.
6.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

De in 6.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering, de bedrijfspresentatie, de constructie of verschijning van het gebouw of de aard van het bedrijf noodzakelijk is;
  • b. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • h. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming 'Bedrijventerrein', wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting of risicovolle inrichting, in afwijking van het bepaalde in 6.1.1, sub a;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van gronden met de aanduiding bedrijfswoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten, anders dan bedoeld in 6.1.3 sub b;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in 6.1.3 sub c;
  • e. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, anders dan volgens het bepaalde in 6.1;
  • f. het splitsen van een bedrijfswoning in twee of meer zelfstandige woonruimten;
  • g. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • h. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • i. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij deze ter handhaving van de bestemming dient;
  • j. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
6.5.2 Toegestaan gebruik

Het bepaalde in 6.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. storten van puin of andere materialen ter realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het normale onderhoud van gronden;
  • c. tijdelijke opslag, welke nodig is voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.
6.5.3 Ontheffing milieucategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 32.1 ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 6.1 sub a voor het de uitoefening van een bedrijf of een activiteit die niet voorkomt in de tot het plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorieën;
  • b. het bepaalde in 6.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit dat in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, in geval door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt dat het bedrijf of de activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane milieucategorieën;
  • c. het bepaalde in 6.1 sub d en e voor de uitoefening van een bedrijf of activiteit dat in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in de categorie 2 en dat niet is toegestaan op het betreffende perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt dat de activiteit naar aard en omvang niet passend is in een woonomgeving;
  • d. het bepaalde in 6.1 sub a voor de uitoefening van een activiteit die in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het betreffende perceel, tot maximaal één hogere categorie dan is weergegeven voor dat perceel, mits door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt dat:
    • 1. de activiteit naar aard en omvang passend is in de omgeving;
    • 2. de activiteit uit milieutechnisch oogpunt inpasbaar is;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
6.5.4 Ontheffing bevi inrichtingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 23.1 ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf of een activiteit behorende bij een bevi inrichting, mits:

  • a. de 10-6 contour voor het PR dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op gronden met de bestemming Verkeer, groen of verkeer;
  • b. een verantwoordingsplicht te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied als bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen (bevi);
  • c. verder dient te worden voldaan aan het besluit veiligheid externe inrichtingen.
6.5.5 Ontheffing nieuwvestiging autowasplaats

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 32.1 ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1 voor de vestiging van een autowasplaats, mits:

  • a. de verkeersdoorstroming op de openbare weg niet gehinderd wordt;
  • b. de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast.