direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPbuitengebied-VG02

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij, paardenfokkerij en akker- en vollegrondstuinbouw;
  • b. recreatief medegebruik;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt': tevens voor bomenteelt/kwekerij, sierteelt en fruitteelt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt': tevens voor fruitteelt, sierteelt en bomenteelt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': tevens voor glastuinbouw;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': tevens voor intensieve veehouderij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens voor sierteelt, bomenteelt en fruitteelt;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ves': uitsluitend een veldschuur;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vee': een ondergeschikte veehandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ko': kinderopvang met een oppervlakte van ten hoogste 520 m2;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak: uitsluitend een paardenbak;
  • m. bedrijfswoningen;
  • n. evenementen;
  • o. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen;

met uitzondering van:

  • q. aan-huis-gebonden beroepen;

met dien verstande dat:

  • r. tevens het bepaalde in de artikelen 26 t/m 38 en 42 van toepassing is als de gronden zijn voorzien van een dubbelbestemming of een gebiedsaanduiding.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is bouwen uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 40.7;
  • b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in sub b is niet van toepassing voor erf- of terreinafscheidingen, veekeringen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en permanente boomteelthekken; met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – paardenbak' omheiningen rond paardenbakken zijn toegestaan en verder op geen enkele locatie buiten de bouwvlakken;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in sub c geldt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'tov' tevens permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • e. overigens geldt het volgende:

  max. aantal per bouw vlak   max.oppervlak   maxin houd   max. goot hoog te   max. bouw hoogte   dakhel ling min/ max   min afstand zijde lingse perceelsgrens   min afstand voor gevel rooilijn   min. afstand tot de bedrijfswoning (min./ max.)  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders op de verbeelding aangegeven   -   750 m³   5 m   11 m   18°/55°   5 m   -   -/-  
bijgebouwen + overkappingen bij de bedrijfswoning   -   100 m²   -   3 m   5,5 m   18°/55°   5 m   5 m   2/10  
bedrijfsgebouwen (niet zijnde teeltondersteunende kassen) ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   -   0,5 ha   -   5 m   11 m   18°/55°   5 m   10 m   2/-  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'   -   2 ha   -   6,5 m   10 m   -/-   5 m   10 m   2/-  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur'     -   -   -   5 m   18°/55°   5 m   -   -/-  
overige bedrijfsgebouwen (niet zijnde teeltondersteunende kassen)   -   -   -   5 m   11 m   18°/55°   5 m   10 m   2/-  
permanente teeltondersteunende kassen   -   0,5 ha   -   6,5 m   10 m   -/-   5 m   10 m   2/-  
mestsilo's
sleufsilo's
overige silo's  
-   -   -   -   8,5 m 2,5 m
15 m  
-/-   5 m
5 m
5 m  
10 m
10 m
10 m  
2/-
2/-
2/-  
erf- of terreinafscheidingen binnen bouw- vlakken
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen

buiten bouwvlakken
-erfafscheidingen
- veekering/omheining rondom paardenbakken *  
-   -   -   -  



1 m

2 m



1 m

1,5 m  
-/-   -   -  



-/-

-/-



-/-


-/-  
antennes/windturbine**   1   -   -   -   12 m   -/-   5 m   10 m   -/-  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde **   -   -   -   -   6 m   -/-   -   -   -/-  

- = Niet van toepassing.

* = uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'

** = niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak'

3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ten behoeve van overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 3.2 onder b voor een eenmalige overschrijding, aan één zijde van het bouwvlak met 25 m, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

3.3.2 Ten behoeve van overschrijding van de maximale bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de overschrijding van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e teneinde een maximale bouwhoogte van 14 m toe te staan, met dien verstande dat de ontheffing wordt getoetst aan de landschappelijke aanvaardbaarheid in relatie tot de agrarische noodzaak. Deze ontheffing is niet van toepassing op bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ves'.

3.3.3 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het maximale aantal toegestane bedrijfswoningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. ontheffing wordt verleend indien permanent toezicht noodzakelijk is;
  • b. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. omtrent het bepaalde in sub a en b dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.

3.3.4 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

3.3.5 Ten behoeve van afstand tot de voorgevelrooilijn

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de voorgevelrooilijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

3.3.6 Ten behoeve van een kleinere dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van een kleinere dakhelling dan 18º indien een bestaand gebouw met een dakhelling kleiner dan 18º wordt uitgebreid en de dakhelling van de uitbreiding gelijk is aan de dakhelling van het bestaande gebouw.

3.3.7 Ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub b voor permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak aan permanente teeltondersteunende voorzieningen mag nooit meer bedragen dan 1,5 ha;
  • b. de realisatie van de permanente teeltondersteunende voorzieningen mag er niet toe leiden dat schade aan natuur- en landschapswaarden ontstaat; hiervan is in ieder geval sprake als de permanente teeltondersteunende voorzieningen worden opgericht binnen kwetsbare landschappen (Waarde - Landschap - 1 t/m 6).

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van het volgende:

  • a. de units dienen aaneengesloten te zijn;
  • b. tijdelijke huisvesting voor seizoensarbeiders mag alleen in units die op het agrarisch bouwvlak zo dicht mogelijk bij de bedrijfswoning worden gesitueerd en mag niet in bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  • c. tijdelijke huisvesting mag alleen worden gerealiseerd ten behoeve van seizoensarbeiders die op het betreffende bedrijf werkzaam zijn;
  • d. de huisvesting moet vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; hieromtrent wordt advies gevraagd aan een agrarisch deskundige;
  • e. de unit voor tijdelijke huisvesting mag maximaal van mei tot en met oktober worden bewoond;
  • f. de maximale oppervlakte van de tijdelijke huisvesting bedraagt 12 m² per seizoenarbeider, met een maximum van 20 seizoensarbeiders;
  • g. de bouwhoogte van de tijdelijke huisvesting bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • i. de afstand tot de voorgevelrooilijn bedraagt ten minste 10 m;
  • j. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak, aangetoond middels een erfbeplantingsplan;
  • k. de units dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

3.5.2 Ten behoeve van afstand tot de voorgevelrooilijn

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 sub e ten behoeve van de afstand tot de voorgevelrooilijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming zoals bedoeld in lid 3.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • de sloop van gebouwen met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.

3.6.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning.

3.6.3 Voorwaarde voor aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 3.6.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing c.q. aanwezige bosgebieden daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

3.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' indien de gronden ten behoeve van een natuurdoelstelling zijn verworven en worden ingericht.