direct naar inhoud van Toelichting
Plan: N258-Parallelweg Absdale - Hulst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op 20 december 2012 heeft de gemeenteraad van Hulst het bestemmingsplan 'Parallelweg N258 Absdale - Hulst' vastgesteld. Het doel van dat bestemmingsplan is om de (realisering van een) noordelijke parallelweg tussen het dorp Absdale en de aansluitingen bij Hulst en de rotonde ter hoogte van Absdale juridisch-planologisch mogelijk te maken. Met deze aanpassingen zou de provinciale weg verkeersveiliger worden en wordt het comfort van de weggebruikers verbeterd. Na de vaststelling van dat bestemmingsplan is een klein deel ervan uitgevoerd, namelijk de aanpassing van de rotonde en de parallelweg ter hoogte van het tuincentrum Life&Garden (Absdaalseweg 70A). Ook zijn de woningen Absdaalseweg 76 en 82 aangekocht en gesloopt, c.q. verplaatst.

De overige aanpassingen van het tracé zijn niet uitgevoerd omdat tijdens de voorbereidingen daarvan is gebleken dat de menging van landbouwverkeer en fietsverkeer op de parallelweg die aan de noordzijde van de hoofdrijbaan zou worden aangelegd toch niet de voorkeur geniet van de provincie (wegbeheerder) en de gemeente. Ook de directe aansluiting van de geplande rotonde aan de oostzijde van Absdale op de Plattendijk was bij nader inzien voor de bewoners langs dit weggedeelte problematisch.

Besloten is aan deze nieuwe inzichten tegemoet te komen en hiervoor het ontwerp aan te passen. Het aangepaste ontwerp wordt toegelicht in paragraaf 2.1. Het aangepaste tracé past niet geheel binnen het huidige bestemmingsplan. Daarom is onderhavig plan opgesteld.

1.2 ligging plangebied

Het plangebied bevat het tracé ten oosten van Absdale en de rotonde die tussen Absdale en Hulst ligt. In figuur 1.1 is deze weer gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging huidig tracé (GoogleMaps, 2014).

1.3 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 wordt de beoogde planaanpassing beschreven en afgezet tegen het oorspronkelijk ontwerp. Aansluitend wordt toegelicht op welke wijze het nieuwe ontwerp is vertaald op de verbeelding en in de regels van onderhavig bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (2010) en het daarvan afgeleide Actieprogramma PVVP Zeeland 2011. Dit beleid ligt aan de basis van het planvoornemen.
  • In hoofdstuk 4 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan diverse omgevingsaspecten (ruimtelijk relevante en milieuaspecten). Deze toetsing heeft te maken met de uitvoerbaarheid van het plan en is verplicht op grond van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en op de regels voor grondexploitatie en kostenverhaal.
  • Hoofdstuk 6 is gereserveerd voor de resultaten uit de overlegprocedure en de maatschappelijke toetsing.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving planaanpassing

Een uitgebreide beschrijving van het voorgenomen project is opgenomen in hoofdstuk 2 van de toelichting op het bestemmingsplan Parallelweg N258 Absdale-Hulst (zie bijlage 1)

De belangrijkste aanpassing betreft het verschuiven van de rotonde aan de oostzijde van Absdale in zuidelijke richting waardoor er aan de noordzijde van de rotonde ruimte ontstaat voor een parallelweg. Tussen de rotonde bij Absdale en de al aangelegde parallelweg ter hoogte van het tuincentrum Life&Garden wordt ten noorden van de hoofdrijbaan een vrijliggend fietspad aangelegd. De beoogde parallelweg schuift hierdoor iets op. In bijlage 2 zijn gedetailleerde tekeningen van het nieuwe ontwerp opgenomen.

Het perceel c.q. de weide direct ten noorden van de nieuwe rotonde ten oosten van Absdale is door provincie aangekocht. Hier komt een directe aansluiting van de Plattendijk op de rotonde. De aanwezige boom blijft behouden. De veeput die op het aangepaste tracé van de directe aansluiting ligt, wordt een aantal meters verplaatst in oostelijke richting. De Plattendijk ten westen van deze aansluiting wordt doodlopend (sluit dus niet meer aan op de nieuwe parallelweg).

In figuur 2.1. is het oorspronkelijke ontwerp van de rotonde ten oosten van Absdale en de aanzet van de nieuwe parallelweg weergegeven. In figuur 2.2. is de nieuwe situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0002.jpg"

Figuur 2.1: Oorspronkelijk ontwerp rondom de rotonde ten oosten van Absdale

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0003.jpg"

Figuur 2.2: Nieuw ontwerp rondom de rotonde ten oosten van Absdale

2.2 Beschrijving juridische regeling

2.2.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de aanpassing van het wegontwerp planologisch-juridisch is geregeld in onderhavig bestemmingsplan.

Gekozen is voor een zelfstandig bestemmingsplan, dat wil zeggen een plan met een volledige set regels. Het plangebied is beperkt tot het tracé waar aanpassingen van het eerdere ontwerp plaatsvinden. De wegaanpassing wordt aldus geregeld in twee bestemmingsplannen, namelijk onderhavig bestemmingsplan N258-Parallelweg Absdale - Hulst en het bestemmingsplan 'Parallelweg N258 Absdale - Hulst' uit 2012.

Hierna, in paragraaf 2.2.2, wordt ingegaan op de eisen die de wet stelt aan bestemmingsplannen. Voor een toelichting op de verbeelding wordt verwezen naar paragraaf 2.2.3. Voor een uitleg van de mogelijkheden die de bestemming op perceelsniveau biedt, kan worden doorgeklikt naar paragraaf 2.2.4.

2.2.2 Het bestemmingsplan is digitaal beschikbaar

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (per 1 juli 2013: SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke vereisten en is dus raadpleegbaar en uitwisselbaar. De gemeente publiceert het bestemmingsplan vanaf het ontwerp op www.ruimtelijkeplannen.nl.

2.2.3 Toelichting op de verbeelding

Het plangebied omvat nu ook de nieuwe noordelijke parallelweg ten zuiden van de woning Absdaalseweg 86. Ter hoogte van de rotonde ten oosten van Absdale ligt de plangrens zuidelijker. Door het opnemen van een vrijliggend fietspad is de plangrens aan de noordzijde van de N258 circa 6 meter verschoven in noordelijke richting.

Aan de zuidzijde van de rotonde en aan de noordzijde van het rechte tracé zijn de geldende waterbestemmingen opgeschoven. De waterbestemming tussen de noordelijke parallelweg en de hoofdrijbaan is geheel komen te vervallen en gewijzigd in de bestemming Verkeer.

Het hiervoor vermelde perceel c.q. de weide direct ten noorden van de nieuwe rotonde ten oosten van Absdale heeft in het geldende bestemmingsplan een groenbestemming. Deze bestemming is overgenomen voor de gronden aan weerzijden van de nieuwe aansluiting.

Op de verbeelding is de nieuwe bestemminglegging aangegeven. Hierop zijn ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie' weergegeven. Inhoudelijke informatie is te vinden in paragraaf 2.2.4.

2.2.4 Toelichting op de regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • Artikel 3 Groen: Groen kan als bijbehorende voorziening binnen alle bestemmingen worden aangelegd. Alleen wanneer het groen de hoofdfunctie is, worden de gronden als zodanig bestemd. Daarnaast zijn daarbij behorende (lees: ondergeschikte) functies toegestaan, zoals voet- en fietspaden en waterhuishoudkundige voorzieningen. Structurele verkeers- en watervoorzieningen zijn als zodanig bestemd (voor Verkeer en Water). Met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming alleen bouwwerken toegestaan die geen gebouwen zijn.
  • Artikel 4 Verkeer: Binnen deze bestemming kunnen de parallelweg, het fietspad en de rotonde worden aangelegd. Andere voorzieningen zijn mogelijk mits deze de hoofdfunctie ondersteunen en daarvan afgeleid zijn of daarmee samenhangen. Naast de wegen mogen er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • Artikel 5 Water:
  • Artikel 6 Waarde - Archeologie: In bepaald gebied rond de Stellestraat zijn archeologische resten aangetroffen die behoudenswaardig zijn (zie paragraaf 4.4.1). Ter bescherming hiervan is in het bestemmingsplan uit 2012 een archeologische (dubbel)bestemming opgenomen. De onderzoeken die hieraan ten grondslag lagen zijn door de archeologisch deskundige van de gemeente opnieuw beoordeeld en naar aanleiding hiervan is de archeologische (dubbel)bestemming in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

In de zone met deze bestemming is voor het uitvoeren van grond- en graafwerkzaamheden (ten behoeve van samenvallende bestemmingen, zoals Verkeer) dieper dan 0,4 meter beneden maaiveld een omgevingsvergunning nodig met daaraan gekoppeld een verplichting tot archeologisch onderzoek en begeleiding van de werkzaamheden. Daartoe dient een Programma van Eisen (PvE) te worden opgesteld dat door de gemeente wordt beoordeeld en moet worden goedgekeurd. In dit PvE moet in de vraagstelling de resten van het erf en de aard van de kringgreppels (functie) worden meegenomen. Indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden kan worden gebouwd, dan wel kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden verleend.

In verband met een recente aanvulling van het gemeentelijk archeologiebeleid is de oppervlakte van de bodemverstoring die is vrijgesteld van archeologisch onderzoek vergroot van 30 m2 naar 250 m2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Een aantal zaken is algemeen van aard of heeft niet zozeer betrekking op een specifieke bestemming uit hoofdstuk 2 van de regels. Deze zaken zijn geregeld in hoofdstuk 3 Algemene regels.

  • In artikel 7 is een anti-dubbeltelregel opgenomen. Dit artikel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Bro. Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Voor onderhavig bestemmingsplan is deze regeling dus niet of nauwelijks relevant.
  • In artikel8 lid 8.1 is de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' geregeld. Deze aanduiding heeft betrekking op de geluidzone industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Hogeweg bij Hulst. Er geldt een verplichting om deze aanduiding in het bestemmingsplan op te nemen. Binnen het gebied met deze aanduiding geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten niet zijn toegestaan. Omdat er in de samenvallende bestemmingen Verkeer en water geen geluidgevoelige zijn toegestaan, is ook deze regeling voor onderhavig bestemmingsplan niet relevant.
  • Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is in artikel 9 een algemene afwijkingsregel opgenomen.
  • In artikel 10 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:

- open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;

- een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;

- een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;

Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.

Verder bevat is in dit artikel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het beloop van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate te kunnen aanpassen, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

In artikel 11 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 11.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 11.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het verkeerbeleid van de provincie Zeeland is vastgelegd in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 'Mobiliteit op maat'(vastgesteld 1 december 2009) en het daarvan afgeleide Actieprogramma PVVP Zeeland 2011. Een belangrijk onderdeel van dit beleid is verkeersveiligheid. De provinciale ambitie op dit punt zijn:

  • Zeeland is in 2020 de meest verkeersveilige provincie in Nederland;
  • zorgen dat er geen vermijdbare ernstige verkeersslachtoffers meer zijn te betreuren in Zeeland: Op weg naar nul!

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0004.jpg"

Figuur 3.1. Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan en actieprogramma

Om deze ambitie te bereiken worden de beleidsinstrumenten ingezet op de drie hoofdpijlers van het verkeersveiligheidsbeleid:

  • infrastructuur: zorgen dat de infrastructuur volledig duurzaam veilig wordt ingericht;
  • educatie en voorlichting: zorgen dat verkeersdeelnemers door permanente verkeerseducatie en voorlichting volledig worden toegerust tot veilige deelname aan het verkeer;
  • gedragsbeïnvloeding: zorgen dat risicovol gedrag wordt beperkt door sensibiliseringscampagnes en gerichte intensieve verkeershandhaving

Om te komen tot een duurzame en verkeersveilige inrichting van het Zeeuwse wegennet is in opdracht van de provincie een analyse van het Zeeuwse wegennet uitgevoerd. Resultaat: een eindige lijst met probleemwegen, waaronder de N258 tussen Absdale en Hulst.

De voorgenomen wegaanpassing is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Zeeland 2011-2015 (hoofdstuk 7 en bijlage 1 van het Actieprogramma PVVP Zeeland 2011).

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodemkwaliteit

4.1.1 Beleidskader

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

4.1.2 Onderzoek

In opdracht van de Provincie Zeeland is in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor een aantal verdachte deellocaties in het traject van de aan te leggen parallelweg van de N258 tussen Absdale en Hulst (Adviesburo voor milieutechniek Colsen b.v., rapportnummer CSN06-0307, datum 26-10-2006). Verwezen wordt naar bijlage 1. Uit dit verkennend bodemonderzoek volgde niet de verplichting van nader onderzoek. De gemeente heeft geconcludeerd dat het bodemonderzoek nog dekkend is voor de nieuwe situatie.

4.1.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling als het toekomstige gebruik als parallelweg en rotonde.

4.2 Water

Deze paragraaf is overgenomen uit de toelichting van het geldende bestemmingsplan en geactualiseerd op basis van het aangepaste ontwerp.

4.2.1 Wettelijk en beleidskader

Waterbeheer en watertoets

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening stelt dat in de toelichting van bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater.

4.2.2 Watertoets(tabel)

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf wordt daarom voorgelegd aan het waterschap. Deze instantie zal het wateradvies geven in het kader van de vaststellingsprocedure.

Toekomstig watersysteem

Nagegaan is aan de hand van de watertoetscriteria of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

Tabel 4.1. Toetsing plan aan water(schaps)doelstellingen

Thema en water(schaps)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.  
Er liggen geen primaire of regionale waterkeringen in en/of grenzend aan het plangebied. Toetsing aan keurzonering is niet nodig.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.  
Ten aanzien van de huidige situatie wordt landbouwgrond omgezet in een asfaltverharding. Dit betreft een oppervlak van ca. 11.380 m². Dat is meer dan in het geldende plan (8.200m2).

Langs de bestaande hoofdrijbaan is grotendeels een sloot gelegen met een afmeting van 1,0 m bodemdiepte, 0,1 m bodembreedte en 1:1 talud. Deze bestaande sloot wordt teruggebracht tot een sloot met een afmeting van 0,5 m bodemdiepte, en 1:1 talud. De waterdiepte varieert. .

Op voormalige agrarische percelen wordt een waterloop gegraven, conform het keurprofiel, met een lengte van ca. 2.300 meter. Gegevens nieuw te graven sloot:
- talud 1:2
- bodembreedte 0,70 m
- diepte: 0,90 m onder maaiveld.

De nieuw te graven sloot zal aansluiten op de bestaande sloot. De nieuw te graven sloot zal dienen als infiltratievoorziening en berging voor de zandige ondergrond.  
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
NVT  
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
NVT  
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
Het hemelwater zal via bermen geïnfiltreerd in de waterlopen terechtkomen, of deels afstromen richting de waterlopen. Aangezien het grotendeels alleen langzaamverkeer en lage intensiteiten gemotoriseerd verkeer betreft is de aanwezigheid van wegvervuiling minimaal. De verkeersintensiteit op de parallelweg betreft een afgeleide van de verkeersintensiteit op de hoofdrijbaan.  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
NVT, project behelst t.o.v. de bestaande omgeving slechts een geringe ingreep.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen vooral in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Ondergrond betreft grotendeels zand. Het betreft hier een niet-zettingsgevoelig gebied.  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
Vanwege de zanderige ondergrond en relatief hoog maaiveld is in dit traject geen sprake van grondwateroverlast.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.  
Het project heeft geen nadelig of verbeterend effect op de waterkwaliteit. Het betreft de afvoer van hemelwater wat via de berm geïnfiltreerd terecht komt in het oppervlaktewater. Feitelijk een handhaving van de bestaande situatie  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.  
Zie voorgaand,  
Verdroging
(Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; van
belang in en rond natuurgebieden
(hydrologische) beïnvloedingszone.  
Er is op deze locaties geen sprake van verdroging  
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
NVT  
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden kunnen worden.  
Naar onderhoud is gekeken. Onderhoud kan grotendeels plaatsvinden via het de nieuwe parallelweg.  
Waterschapswegen
Goede verkeersdoorstroming/veiligheid op wegen in beheer van het waterschap.  
Met een directe aansluiting van de Plattendijk op de nieuwe rotonde wordt aan deze voorwaarde voldaan. Door de aanleg van de rotonde, de parallelweg en het vrijliggende fietspad wordt de verkeersveiligheid verbeterd.  

4.2.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat waterhuishoudkundige maatregelen worden genomen en dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen. 

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

4.3.2 Onderzoek

De aanpassing van de weg zorgt niet voor een verlegging van de vervoersstromen. De ontwikkeling heeft dan ook geen verkeersgeneratie tot gevolg. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

4.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.4 Archeologie en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Het archeologisch erfgoed in de bodem dient te worden beschermd. Hiervoor is gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Op grond van provinciaal beleid dienen de ruimtelijke consequenties van het gemeentelijk archeologiebeleid te worden verankerd in bestemmingsplannen.

In de gemeente Hulst wordt hiervan echter afgeweken. De bescherming is geborgd met de beleidsregel "Handleiding gemeentelijke toets archeologiebeleid, aanvulling op archeologiebeleid' (vastgesteld 2 januari 2013). Dat betekent dat het aspect archeologie bij de toets van een omgevingsvergunningaanvraag wordt meegenomen. Alleen indien een bestemmingsplan wel voorziet in dubbelbestemming Archeologie, gebaseerd op het oude beleid, dan gaat deze dubbelbestemming voor op de hiervoor vermelde beleidsregel.

De kern van de regeling is dat in gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen voor bestaan voor archeologische waarden, door een initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Ten behoeve van het bestemmingsplan uit 2012 is uitvoerig onderzoek gedaan naar het voorkomen van archeologische waarden in het plangebied c.q. het tracé van de N258 en de beoogde aanpassingen. Het beleidskader en het onderzoek zijn beschreven in paragraaf 4.2. van de toelichting op dat bestemmingsplan (zie bijlage 1).

Tijdens het onderzoek zijn rond de Stellestraat behoudenswaardige resten aangetroffen van een middeleeuws (boeren)erf met kringgreppels uit de 13e-15e eeuw. In het onderhavige bestemmingsplan dient voor het behoud van deze waarden een beschermende regeling te worden opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.2.4.

Voor het overig deel van het plangebied geldt de Meldingsplicht Archeologie en zijn archeologisch onderzoek en begeleiding niet noodzakelijk.

4.4.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek

Het plangebied ligt in een open poldergebied. Aan de noordzijde van de Absdaalseweg ligt de Riet- en Wulfsdijkpolder en aan de zuidzijde ligt de Absdaalse polder. De openheid van het poldergebied wordt door de aanleg van de parallelle infrastructuur niet aangetast. langs het tracé zijn geen begeleidende beplanting en verlichtingselementen voorzien.

De Plattendijk aan de noordzijde van de Absdaalseweg maakte in de Tachtigjarige Oorlog deel uit van de Staats-Spaanse linies. De linie ter plaatse van het plangebied is in figuur 4.1 aangeduid met de paarse lijn. Na de definitieve grensvaststelling in 1664 is de linie in verval geraakt en ter plaatse niet meer herkenbaar aanwezig.

Op het knooppunt van de Plattendijk, Tolweg en Absdaalseweg, nabij de toekomstige rotonde, ligt een cluster van gebouwen. Zij markeren de entree van het dorp Absdale. Een aantal gebouwen is cultuurhistorisch waardevol, waaronder de 'historische boerderijen' Plattendijk 8 en Absdaalseweg 86 ten noorden van de N258 en de woning Tolweg 65 ten zuiden van de N258. Deze bebouwing blijft intact en ondervindt geen hinder van de aanleg van de rotonde en de parallelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0005.png"

Figuur 4.1 Uitsnede CHS-kaart Zeeland met historische boerderijen en Staats-Spaanse linies (Bron: Geoloket Zeeland)

Conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de aanwezige cultuurhistorische elementen. 

4.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Onderzoek

De N258 is op gemeentelijk niveau aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Deze weg is op zowel de professionele Risicokaart als het Basisnet echter niet aangewezen als transportroute van gevaarlijke stoffen. Hieruit blijkt dat de frequentie van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg dusdanig laag is dat dit niet voor ruimtelijke beperkingen zorgt. Overigens wordt de situatie door het opheffen van aansluitingen, de aanleg van de rotonde, het vrijliggende fietspad en parallelweg veiliger en neemt de kans op een aanrijding met gevaarlijke stoffen af.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling. Verwacht wordt zelfs dat situatie verbetert door de wegaanpassing.

4.6 Wegverkeerslawaai

4.6.1 Beleidskader

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones (hierna Wgh), met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg dient de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Ten behoeve van de realisatie van een nieuwe weg moeten de akoestische gevolgen worden onderzocht.

4.6.2 Onderzoek

Conform de Wgh is met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM-2) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2012 de specifieke geluidbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde en bestaande geluidgevoelige bestemmingen berekend voor 2015 en het prognosejaar 2026 (zie bijlage 3) Hiervoor is het softwarepakket Geomilieu, versie 2.61, gebruikt.

Geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe (parallel)wegen

Het onderzoek toont aan dat de hoogst berekende geluidbelasting aan de gevels van bestaande geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de nieuwe (parallel)wegen ten gevolge van het wegverkeerslawaai 50 dB bedraagt op de zuidgevel van de Absdaalseweg 86. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden. Op de andere woningen is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Bezien is of met maatregelen de geluidbelasting op de Abdaalseweg 86 doelmatig kan worden teruggedrongen. Het gaat daarbij om maatregelen bij de bron, in het overdrachtsgebied of bij de ontvanger.

Verdere maatregelen bij de bron zijn niet mogelijk. Het wijzigen van de functie van de weg, van samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid zijn niet realistisch. De parallelweg is noodzakelijk voor aanwonenden, landbouwverkeer en langzaam verkeer. De weg dient de functie als erftoegangsweg te behouden om de bereikbaarheid te waarborgen.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidreducerende wegdekverharding. Het toepassen van een geluidreducerende wegdekverharding stuit op bezwaren van financiële aard, vanwege de relatief hoge kosten voor een overschrijding op één woning.

Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidschermen zijn stedenbouwkundig niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk.

Geluidbelasting ten gevolge van te reconstrueren wegen

Uit de berekeningen blijkt dat er overal sprake is van een afname van de geluidbelasting in de situatie tussen 1 jaar voor en 10 jaar na de fysieke aanpassingen aan de N258. De geluidbelasting ten gevolge van de parallelweg zuid blijft zowel 1 jaar voor als 10 jaar na de fysieke aanpassingen aan deze weg onder de 48 dB. In beide gevallen is dan ook geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh en wordt voldaan aan de wettelijke normen.

4.6.3 Conclusie

Ten gevolge van het wegverkeer op de nieuwe parallelweg is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Geconcludeerd kan worden dat verdere maatregelen niet mogelijk zijn om de geluidbelasting te reduceren.

Er dient dan ook een verzoek tot vaststelling van een hogere waarde worden gedaan. Een en ander is vastgelegd in tabel 4.2

Tabel 4.2 Ontheffingswaarden

Adres   Ontheffingswaarde   Geluidbron  
Absdaalseweg 86   50 dB   Parallelweg N258  

De verleende hogere waarden zullen in het kadaster worden vastgelegd.

Ten gevolge van de fysieke aanpassingen aan de N258 en de parallelweg zuid is geen sprake van reconstructiesituaties. Verdere maatregelen zijn hiervoor dan ook niet nodig.

4.7 Ecologie

4.7.1 Wet- en regelgeving

Inleiding

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: Nb-wet) en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en faunawet (verder: Ff-wet) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierna wordt nader ingegaan de aspecten gebieds- en soortbescherming. De relevante wijziging in het plangebied is het omzetten van landbouwgrond in een parallelweg en vrijliggend fietspad met bermsloten. Ten oosten van de kern Absdale wordt een rotonde gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • aanleg rotonde en aansluitingen nieuwe parallelweg en fietsverbinding;
  • graven sloot;
  • gebruik van de infrastructuur.

Gebiedsbescherming

Nb-wet

In de Nb-wet is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Nb-wet verwerkt. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen Natura 2000-gebieden, (gebieden met natuurwaarden van Europees belang, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn)
  • door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten; deze zijn door de provincies nader begrensd (EHS-gebieden)
  • door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

Voor de Natura 2000-gebieden gelden instandhoudingsdoelen: bepaalde habitattypes die daar voorkomen moeten in stand worden gehouden.

De Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Om de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden te kunnen halen en vergunningen in het kader van de Nb-wet te kunnen verlenen, is het een vereiste dat de neerslag van stikstof - de stikstofdepositie - wordt teruggedrongen. Elke toename aan stikstof op Natura 2000-gebieden wordt daarom getoetst in het kader van de Nb-wet.

Ecologische hoofdstructuur

Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de (herijkte) nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De begrenzing van de EHS is door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Binnen de EHS liggen onder ander ook de Natura 2000-gebieden.

Soortenbescherming: Ff-wet

De Ff-wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ff-wet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ff-wet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ff-wet te worden voorkomen door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ff-wet niet optreden. Het bestemmingsplan is een dergelijk besluit.

Het Ministerie van EL&I beperkt de verbodsbepalingen bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er wordt gebroed. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

In 2006 heeft voor hetzelfde project een toets in het kader van de Ff-wet plaatsgevonden. Deze beoordeling is in 2011 geactualiseerd. Het huidige tracé wijkt op kleine onderdelen af van het eerdere tracé.

Gebiedsbescherming

In de directe nabijheid van het projectgebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen negatief effect op beschermde gebieden. De aanvraag van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet of de EHS is niet nodig.

Soortenbescherming

Op grond van een veldbezoek door ir. J.J. van den Berg op 23 juni 2015 kunnen de volgende conclusies worden getrokken over beschermde natuurwaarden in het plangebied.

Het plangebied omvat enige agrarische gronden, (droge) sloten en wegbermen.

  • tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde planten waargenomen;
  • het terrein is ongeschikt voor broedvogels vanwege het intensieve verkeer en de smalle maatvoering van bermen en sloten;
  • mogelijk komen enige algemene soorten muizen in de wegberm voor;
  • het grootste deel van het gebied is niet geschikt als landbiotoop voor amfibieën (geen open water of dekkingsmogelijkheden). Alleen ter plaatse van de aansluiting van de rotonde op de Plattendijk is een drinkput voor vee aanwezig. In deze put kunnen amfibieën voorkomen. Zwaarder beschermde soorten bijvoorbeeld de kamsalamander en de rugstreepppad komen hier naar verwachting niet voor. Het dichtsbijzijnde actuele leefgebied van dergelijke soorten ligt op 1,5 tot 2 kilometer. Voor minder zwaar beschermde soorten zal worden gewerkt op basis van de Gedragscode Flora- en faunawet.
  • overige beschermde soorten zijn gezien het beheer en de inrichting van het gebied niet te verwachten.

Geconcludeerd wordt dat voor zowel de aanlegperiode als het gebruik geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is vereist.

4.8 Kabels en leidingen

4.8.1 Toetsingskader

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

4.8.2 Onderzoek

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen en hoogspanningslijnen aanwezig. Op grotere afstand bevinden zich een hoogspanningsverbinding en een aardgastransportleiding (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpn258abshulparall-001V_0006.png"

Figuur 4.2. Overzichtskaart met planologisch relevante leidingen en hoogspanningslijnen in de omgeving van het plangebied (bron: provincie Zeeland)

Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Indien aan de orde, zal voor deze leidingen nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.

4.8.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Financiële aspecten

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend project wordt volledig door de Provincie Zeeland uitgevoerd. De benodigde financiële middelen zijn opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Zeeland 2011 –2015 (tabel 1a uit het PVVP 2010). Hierdoor is voldoende budget gereserveerd om dit bestemmingsplan uit te voeren.

5.2 Grondexploitatie en kostenverhaal

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze Algemene Maatregel van Bestuur is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De aanleg van de infrastructuur is geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Dat betekent dat geen exploitatieplan nodig is.

Hoofdstuk 6 Resultaten overleg en inspraak

6.1 Regelgeving

In artikel 3.1.6. van het Bro is tevens bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

De verplichting om tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn, is vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Bro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Bij de totstandkoming van het geldende bestemmingsplan zijn burgers en belanghebbenden al geïnformeerd over het planvoornemen.

Over het nieuwe ontwerp is op 15 juli 2015 een inloopavond gehouden. Er zijn in totaal 5 reacties binnengekomen. De reacties zijn samengevat en beantwoord in een document dat in bijlage 4 is opgenomen. Naar aanleiding van deze reacties is het ontwerp is ter hoogte van Absdale enigszins aangepast: het fietspad tussen de nieuwe rotonde en de Plattendijk en de aansluiting van de Plattendijk op de nieuwe parallelweg zijn geschrapt en in plaats daarvan is tussen de rotonde en de Plattendijk een nieuwe, rechststreekse verbindingsweg gemaakt voor alle soorten verkeer. De aanpassing heeft tot gevolg dat het landbouwverkeer minder ver hoeft om te rijden en geen scherpe bocht hoeft te maken. De personen die een reactie hebben ingediend zijn persoonlijk geïnformeerd over het gewijzigde ontwerp. Naar aanleiding hiervan heeft opnieuw overleg plaatsgevonden met een aantal bewoners langs de Plattendijk en is het ontwerp nog iets bijgesteld.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder een zienswijze indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

De eventueel ingediende zienswijzen worden in een separate nota zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.