Inhoudsopgave
Artikel 14 Wonen -
Garageboxen
Artikel 18 Waarde –
Archeologie-1
Artikel 19 Waarde –
Archeologie-2
Artikel 20 Waarde –
Cultuurhistorie-2
Artikel 21 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 23 Algemene
gebruiksregels
Artikel 24 Algemene
ontheffingsregels
Artikel 25 Algemene
wijzigingsregels
Artikel 26 Overige-Aanlegvergunning
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
Artikel 27 Overgangsbepalingen
Bijlage 1 Staat van
bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere
toelichting staat van
bedrijfsactiviteiten
1.1 plan
het bestemmingsplan
Hoge Dennen - Kerckebosch van de gemeente Zeist;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0355.BPHogeDennenKercke-VS04
met bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde;
1.6 bebouwing
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage
de oppervlakte van
de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan,
het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat
vlak;
1.8 bedrijf aan huis
het door de
bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
a.
die in
de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn
aangeduid als categorie 1 of 2, danwel
daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving,
en
b.
die
geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte
nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,
in de woning en de
daarbij behorende bijgebouwen;
1.9 bedrijfswoning
een woning in of
bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden
is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat
terrein;
1.10 beroep aan huis
het door de
bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee
gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met
behoud van de woonfunctie;
1.11 bestaande gebouw, inhoud, omvang
gebouw, inhoud,
omvang, zoals die of dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een bij een woning
behorend ondergeschikt gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat al
dan niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat
van de woning, niet voor bewoning is bestemd;
1.17 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
1.19 bouwlaag
een voor mensen
toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op
gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd, met
uitzondering van een onderbouw, kelders en (half)verdiepte parkeervoorzieningen;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een
bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
1.24 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte
van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en
leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig
verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan
derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.27 extensieve openluchtrecreatie
vormen van recreatief
medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet
aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek
beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en
picknickplaatsen;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.29 hoofdgebouw
een gebouw, dat
binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de
belangrijkste valt aan te merken;
1.30 horeca A
winkelondersteunende
horeca, te weten horeca, die deel uitmaakt van winkels of inpandig is
gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden
aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek;
1.31 horeca B
(eet)cafés,
restaurants, koffieshops, lunchrooms, brasseriën, cafetaria's, snackbars en
soortgelijke gelegenheden waaronder hotels en al of niet in combinatie met
elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: nachtclubs, bardancings en
discotheken;
1.32 horeca C
nachtclubs,
bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar;
1.33 kleinschalige detailhandel
detailhandel met een bruto vloeroppervlakte van maximaal 360 m per vestiging;
1.34 maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen ter
zake van religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding,
kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg (waaronder zorgwoningen), en
andere openbare en bijzondere dienstverlening en voorzieningen;
1.35 onderbouw
een gedeelte van
een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
1.36 onderkomen
een voor verblijf
geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of
caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook
een tent;
1.37 openbare en bijzondere dienstverlening
het bedrijfsmatig
verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan
derden met een openbaar en maatschappelijk karakter, en met rechtstreeks
contact met het publiek;
1.38 openbare ruimte
de openbare weg, een ontsluitingsweg ten behoeve van meer dan één
woonperceel, het openbaar groen of andere openbare verblijfsruimte;
1.39 peil
a.
voor
een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
in
andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan
het verlenen van bouwvergunning;
1.40 publiekgerichte dienstverlening
aan detailhandel
verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureau's, videotheken, kap- en
schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van
banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met
overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en
geen horeca begrepen;
1.41 seksinrichting
een inrichting,
bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin
bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden
verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan
een bordeel;
1.42 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte
van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van
detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-,
sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.43 voorgevel
de naar de weg
gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een
gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.44 voorgevelrooilijn
de lijn die
horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de
perceelsgrenzen.
1.45 zorgwoning
een woning die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid bij aanvang van de bewoning zijn geïndiceerd voor zorg die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning.
Bij de toepassing
van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot
aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7
het bebouwingspercentage:
de gezamenlijke
oppervlakte van alle aanwezige bouwwerken, met uitzondering van de uitstekende
delen van halfverdiepte parkeervoorzieningen en balkons, uitgedrukt in een percentage
van het bestemmingsvlak.
2.8
de bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan
de onderkant van de diepst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.
De voor
"Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
bedrijven,
die hierna zijn aangegeven:
bedrijven die
in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
zijn aangeduid als categorie: |
ter plaatse
van de aanduiding: |
1 of 2 |
bedrijf tot en
met categorie 2 |
bedrijven: |
ter plaatse
van de aanduiding: |
drukkerij |
specifieke vorm
van bedrijf - drukkerij |
tuincentrum |
tuincentrum |
nutsvoorziening |
nutsvoorziening |
b.
wegen
met bijbehorende paden en bermen, en
c.
tuinen
en groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
niet
voor bewoning bestemde gebouwen, en
b.
andere
bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens,
technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.
het
bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden 100%
bedragen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
bebouwingspercentage’;
c.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”;
d.
de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’;
e.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
palen, masten,
verkeerstekens, technische installaties |
|
erf- of
perceelafscheidingen |
|
overkappingen,
luifels en overige andere bouwwerken |
|
Voor het gebruik
gelden de volgende regels:
a.
onder
bedrijven als bedoeld in lid 3.1, zijn geen detailhandelsbedrijven begrepen,
met uitzondering van een tuincentrum ter plaatse van de aanduiding tuincentrum;
b.
onder
bedrijven als bedoeld in lid 3.1, zijn geen bedrijven begrepen, die krachtens
artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn
aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen
veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels
deel uitmakende bijlage;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ‘opslag uitgesloten’, is geen buitenopslag
toegestaan;
d.
ter
plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein uitgesloten’, is geen parkeerterrein
toegestaan.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.1,
ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de
omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de
betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1.
Bij de
voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing wordt de
procedure gevolgd, die is vervat in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
De voor
"Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
instandhouding
en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen
cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen bos en
open plekken met heide en schraalland;
b.
instandhouding
en ontwikkeling van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
c.
extensieve
openluchtrecreatie, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden voor zover de onder a en
b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
met dien verstande
dat:
d.
artikel
17 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Leiding-Riool;
e.
artikel
19 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd
waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.
Artikel 26
(Aanlegvergunning) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel
aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met
de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor "Centrum-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de
hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
doeleinden |
in en onder de eerste bouwlaag |
boven de eerste bouwlaag |
detailhandel |
Ja tot maximaal 375 m bvo per vestiging en maximaal 1.140
m bvo per supermarkt vestiging |
nee |
garage |
ja1 |
nee |
publiekgerichte dienstverlening |
ja |
nee |
horeca A |
ja2) |
nee |
horeca B |
ja2) |
nee |
maatschappelijke voorzieningen |
ja2) |
nee |
bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en
atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten |
ja |
nee |
wonen |
nee |
ja |
bij wonen behorende toegangen en bergingen |
ja |
ja |
1) uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding garage; |
||
2) op
de bestaande plaats en in de bestaande omvang; |
b.
ondergrondse
parkeervoorzieningen;
c.
bij een
en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen,
d.
bij een
en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en
losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
e.
watergangen
en waterpartijen met bijbehorende oevers en taluds.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden
gebouwd:
a.
gebouwen,
en
b.
bijbehorende
andere bouwwerken, zoals luifels, uitstalkasten, reclametekens, licht-,
vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
b.
het
bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden 100%
bedragen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
bebouwingspercentage’;
c.
de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ten aanzien van dat
hoofdgebouw is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’;
d.
de
ondergrondse of halfverdiepte bouwdiepte van de gebouwen mag niet meer dan
e.
de
goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f.
de
ontsluiting van op de verdieping toegestane woonfunctie is uitsluitend
toegestaan vanaf de voorzijde van het pand;
g.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken |
|
luifels |
|
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een
terrein met daarop een gebouw |
|
overige erf- of perceelafscheidingen |
|
overige andere bouwwerken |
|
De voor
"Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
groenvoorzieningen,
b.
watergangen
en waterpartijen,
c.
speelvoorzieningen,
d.
fiets-
en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen,
e.
overige
bij de bestemming behorende voorzieningen;
alsmede voor:
f.
ter
plaatse van de aanduiding ‘bos’, de instandhouding van het boskarakter van de
groenstrook;
met dien verstande
dat:
g.
artikel
19 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 2;
h.
artikel
20 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming
behorende andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij
hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
licht- en andere
masten |
|
beeldende kunst |
|
speelvoorzieningen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘bos’ vanwege de instandhouding van het boskarakter van de groenstrook.
Artikel 26 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
horeca
B,
b.
daarbij
behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en tuinen.
met dien verstande
dat:
c. artikel 20 met voorrang van toepassing is,
voorzover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
gebouwen,
b.
het
aantal bedrijfswoningen dat bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en
c.
bij een
en ander behorende andere bouwwerken, zoals reclametekens, licht-, vlaggen- en
andere masten, en beeldende kunstwerken.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.1, gelden de volgende eisen:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
b.
het
bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse
van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’;
c.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”;
d.
de
gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
e.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
licht- en andere
masten en beeldende kunstwerken |
|
luifels |
|
erf- of
perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop
een gebouw |
|
overige erf- of
perceelafscheidingen |
|
overige andere bouwwerken |
|
f. ter plaatse van de aanduiding gevellijn zijn andere bouwwerken buiten het bouwvlak uitsluitend achter deze gevellijn toegestaan, met uitzondering van verlichting en erf- of perceelafscheidingen.
Voor de in 7.1 genoemde horeca dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
De voor
"Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
maatschappelijke
voorzieningen ter zake van religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven,
onderwijs, opvoeding, kinderopvang, gezondheidszorg, bejaardenzorg (waaronder
begrepen zorgwoningen), en andere openbare en bijzondere dienstverlening en
voorzieningen, en,
b.
groen-,
parkeer-, kiss&ride- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen;
c.
wandelpaden;
d.
watergangen
en waterpartijen met bijbehorende oevers en taluds;
e.
het
aantal bedrijfswoningen dat bij de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en
alsmede voor:
f.
ter
plaatse van de aanduiding ‘bos’, de instandhouding van het boskarakter van de
schoolpleinen;
g.
ter
plaatse van de aanduiding ‘sportveld’, een sport- en speelveld;
h.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-horeca en
dienstverlening’, in het onderwijsprogramma van de desbetreffende school
opgenomen horeca en dienstverlening, tot een maximale brutovloeroppervlakte van
250 m;
i.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk – Thomaskerk’,
woningen;
j.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – fietspad’, een
fietspad;
k.
ter
plaatse van de aanduiding ‘wonen’, één vrijstaande woning;
met dien verstande
dat:
l.
artikel
19 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
gebouwen,
b.
andere
bouwwerken, zoals speel- en sportvoorzieningen, parkeervoorzieningen, vlaggenmasten
en erf- of perceelafscheidingen.
Voor het bouwen van
gebouwen als bedoeld in lid 8.2.1 gelden de volgende bepalingen:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
b.
het bebouwingspercentage
mag op bij eenzelfde vestiging, instelling, of voorziening behorende gronden
100% bedragen, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding
‘maximum bebouwingspercentage’;
c.
de
goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’;
d.
de
maximale bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte”;
e.
de
ondergrondse of halfverdiepte bouwdiepte van de gebouwen mag niet meer dan
f.
de
gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en daarbij behorende bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
g.
ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ zijn
andere bouwwerken buiten het bouwvlak uitsluitend achter deze gevellijn
toegestaan, met uitzondering van verlichting en erf- of perceelafscheidingen;
h.
in
afwijking van het bepaalde onder a, mogen bergingen, fietsenstallingen en
andere ondergeschikte bedrijfsgebouwen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot
bij elke vestiging een gezamenlijke oppervlakte van
i.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
licht- en andere
masten en beeldende kunstwerken |
|
luifels |
|
erf- of
perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop
een gebouw |
|
overige erf- en
perceelsafscheidingen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
In afwijking van
het bepaalde onder 8.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van maatschappelijk – Thomaskerk’ woningen worden gebouwd met inachtneming van
de volgende regels:
a. de woningen mogen ten hoogste met twee
aaneen worden gebouwd;
b. de woningen mogen niet gestapeld worden
gebouwd;
c. de woningen mogen alleen naast elkaar worden
gebouwd en niet achter elkaar, ten opzichte van de weg waarop ze worden
georiënteerd;
d. de afstand van de niet geschakelde zijde van
het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste
e. de inhoud van een woning dient tenminste
f. de goothoogte van het hoofdgebouw van de woning
mag maximaal
g. voor de bouw van bijgebouwen en
overkappingen en andere bouwwerken geldt het bepaalde in artikel 13.2.2 van
deze regels (Wonen);
h. voor het bouwen voor de voorgevel van een
woning geldt het bepaalde in artikel 10 van deze regels (Tuin).
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘bos’ vanwege de instandhouding van het boskarakter van de schoolpleinen.
Artikel 26 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
instandhouding
en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps-
en natuurwaarden,
b.
instandhouding
van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen, en
c.
extensieve
openluchtrecreatie, zoals fiets-, voet- en ruiterpaden voor zover de onder a en
b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast, en
d.
extensief
agrarisch gebruik, voor over de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig
worden aangetast.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken,
waarvan de bouwhoogte niet meer dan
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.2, ten
behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van
de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan
is aangetoond en de in lid 9.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden
aangetast.
9.3.2 Procedure bij ontheffing
Bij de
voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing wordt de
procedure gevolgd, die is vervat in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Artikel 26
(Aanlegvergunning) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel
aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met
de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen;
alsmede voor;
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - bos’, de instandhouding van het boskarakter;
c.
ter
plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’, een ontsluiting voor het
gemotoriseerde verkeer;
met dien verstande
dat:
d. artikel 20 met voorrang van toepassing is,
voorzover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd of opnieuw worden
gebouwd:
a.
bestaande
gebouwen, zoals bestaande erkers, bergingen en ingangspartijen,
b.
bestaande
overkappingen,
c.
erkers
en ingangspartijen, met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – bos’;
d.
andere
bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde
overkappingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van tuin – bos’ uitsluitend erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan;
met dien verstande
dat:
e.
artikel
18 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 1.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in lid 10.2.1, gelden de volgende eisen:
a.
bestaande
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten
hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd, bestaande overkappingen
bovendien uitsluitend met ten hoogste hetzelfde aantal en dezelfde oppervlakte
aan wanden;
b.
van
erkers en ingangspartijen mag:
1.
de
diepte uit de betreffende gevel van de woning of het ander gebouw niet meer dan
2.
de
gezamenlijke oppervlakte bij elke woning niet meer dan
3.
de
goothoogte niet meer dan
c.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
vlaggen- en
andere masten |
|
erf- of perceelafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw |
|
overige erf- en
perceelsafscheidingen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van het boskarakter van de tuin.
Artikel 26 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wegen
met ten hoogste twee rijstroken,
b.
verhardingen
voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en
parkeervoorzieningen,
c.
voorzieningen,
zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende
voorzieningen,
d.
parkeerstroken
en -voorzieningen,
e.
kiss&ride-voorzieningen;
f.
fiets-
en voetpaden,
g.
bermen,
groen- en speelvoorzieningen, en
h.
watergangen,
i.
bij een
en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, beeldende
kunst;
alsmede voor:
j.
ter
plaatse van de aanduiding ‘landschapswaarden’, de instandhouding van de
beeldbepalende laanstructuur.
met dien verstande
dat:
k.
artikel
20 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op de gronden als
bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
ondergeschikte
gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en
telefooncellen, en
b.
andere
bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en
-regelinstallaties en straatmeubilair.
Voor het bouwen van
bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a.
van
gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan
b.
van
andere bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
licht- en andere
masten |
|
beeldende kunst |
|
hekwerk ten
behoeve van sport |
|
overige
speelvoorzieningen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de beeldbepalende laanstructuur.
Artikel 26 is van
toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en
werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij
aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. watergangen, waterpartijen en oeverstroken,
en
b. waterhuishouding, en
c. bij een en ander behorende voorzieningen,
zoals nutsvoorzieningen;
met dien verstande
dat:
d. artikel 20 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op de gronden als
bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, zoals
bruggen, steigers, duikers en beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer
dan
De voor "Wonen"
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen,
b.
beroep
of bedrijf aan huis, en
c.
tuinen
en erven;
alsmede voor:
d.
ter
plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 2, is in en onder de begane
grondlaag van de gebouwen lichte bedrijvigheid toegestaan die in de van deze regels deel uitmakende
bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2;
met dien verstande dat:
e.
artikel 18 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn
bestemd voor Waarde-Archeologie 1;
f.
artikel
19 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 2;
g.
artikel
20 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Cultuurhistorie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
woningen,
b.
bijgebouwen
en overkappingen, en
c.
andere
bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde
overkappingen.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in lid 13.2.1 de volgende bepalingen:
a.
binnen
bouwvlakken mag het bebouwingspercentage 100% bedragen;
woningen
b.
woningen
mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
c.
binnen
bouwvlakken mogen woningen uitsluitend worden gebouwd op de daarbij aangegeven
wijze ter plaatse van de aanduiding:
naam
aanduiding |
bouwwijze |
aaneengebouwd |
aaneen,
niet-gestapeld |
gestapeld |
gestapeld |
twee-aan-een |
halfvrijstaand of
vrijstaand (niet achter elkaar t.o.v. de weg) |
vrijstaand |
vrijstaand |
d.
ter
plaatse van de aanduiding maximum aantal wooneenheden mag het aangeduide aantal
wooneenheden niet worden overschreden;
e.
binnen
een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk
van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan
f.
binnen
het bouwvlak mag de goothoogte maximaal
g.
de
bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’,
h.
de
brutovloeroppervlakte van gestapelde woningen bedraagt niet minder dan
bijgebouwen
en overkappingen
i.
bijgebouwen
en overkappingen mogen ook buiten bouwvlakken worden gebouwd, op ten minste
j.
de
gezamenlijke oppervlakte van bouwvergunningplichtige bijgebouwen en
overkappingen, mag bij elke woning niet meer dan
k.
in
aanvulling op het bepaalde onder j, mag de gezamenlijke oppervlakte van
bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen toenemen met 2% van het
bouwperceel, met een maximum van
l.
de
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, overkappingen en de woning mag bij
elke woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, inclusief de
gronden die als "Tuin" zijn aangewezen, of niet meer dan het
bestaande percentage, indien dat meer dan 50% bedraagt;
m. van bijgebouwen en overkappingen mag de
goothoogte niet meer dan
andere bouwwerken
n.
de
bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is
aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
vlaggen- en
andere masten |
|
erf- of
perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop
een gebouw |
|
overige erf- en
perceelsafscheidingen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
De gezamenlijke
brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf
aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van
de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen en in ieder geval
niet meer dan
Naast hetgeen
daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 23 is bepaald, moet als
strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 13.3
bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
a.
buitenopslag
van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan
huis, en
b.
behoudens
in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de
betreffende woning.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 1,
lid 1.16, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:
a.
daarvoor
dringende sociaal-economische redenen bestaan,
b.
vooraf
vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en
c.
het
aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
De voor "Wonen
- Garageboxen" aangewezen gronden zijn bestemd voor stalling van
motorvoertuigen, fietsen en opslag van goederen ten dienste van de woonfunctie
als bedoeld in artikel 13 Wonen .
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd.
Voor het bouwen van
bouw garageboxen als bedoeld in lid 14.2.1 gelden de volgende bepalingen:
a.
gebouwen
mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd,
b.
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’, mag de aangeduide bouwhoogte
niet worden overschreden.
De voor
"Woongebied-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen,
b.
beroep
of bedrijf aan huis,
c.
tuinen
en groen- en speelvoorzieningen,
d.
verkeers-,
verblijfs- en parkeervoorzieningen, waaronder voorzieningen voor openbaar
vervoer, zoals vrije busbanen,
e.
watergangen
en waterpartijen met daarbij behorende oevers en taluds, en
f.
bij een
en ander behorende overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
g.
ter
plaatse van de aanduiding ‘dienstverlening’, dienstverlening in en onder de
begane grondlaag van de gebouwen;
h.
ter
plaatse van de aanduiding ‘zorgwoning’, zorgwoningen;
met dien verstande
dat:
i.
artikel
19 met voorrang van toepassing is, voorzover de gronden mede zijn bestemd voor
Waarde-Archeologie 2.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 15.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen en overkappingen;
c. gebouwde parkeervoorzieningen;
d. andere bouwwerken, zoals erf- of
perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen;
e. bijbehorende andere bouwwerken, zoals
luifels, uitstalkasten, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en
beeldende kunstwerken.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in lid 15.2.1 de volgende bepalingen:
algemeen
a. de gebouwen dienen zodanig te worden
gesitueerd dat de ontsluiting van de woning Prinses Irenelaan 71a is verzekerd;
b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
bebouwingspercentage’ mag het aangeduide maximum bebouwingspercentage niet
worden overschreden;
c. de goothoogte van de gebouwen mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
aantal bouwlagen’, mag het aangeduide aantal bouwlagen niet worden
overschreden;
e. de ondergrondse of halfverdiepte bouwdiepte
van de gebouwen mag niet meer dan
woningen
f. de woningen mogen twee-aaneen, meer aaneen,
vrijstaand of gestapeld worden gebouwd;
g. binnen de vlakken met de bestemming ‘Woongebied-
h. ter plaatse van de aanduidingen ‘zorgwoning’,
zijn in totaal niet meer dan 65 zorgwoningen toegestaan;
bijgebouwen
en overkappingen
i.
de
gezamenlijke oppervlakte van bouwvergunningplichtige bijgebouwen en
overkappingen, mag bij elke woning niet meer dan
j.
in
aanvulling op het bepaalde onder i, mag de gezamenlijke oppervlakte van
bouwvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen toenemen met 2% van het
bouwperceel, met een maximum van
k.
de
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, overkappingen en woningen mag bij
elke woning niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel, inclusief de
gronden die als "Tuin" zijn aangewezen;
l.
van bijgebouwen
en overkappingen mag de goothoogte niet meer dan
andere
bouwwerken
m. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
vlaggen- en
andere masten |
|
erf- of
perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop
een gebouw |
|
overige erf- en
perceelsafscheidingen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 15.2.2, onder c en d, ten behoeve van een
accentgebouw ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding-accentgebouw’ met een maximale goothoogte van
De gezamenlijke
brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of
bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale
brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende
bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan
Naast hetgeen
daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 23 is bepaald, moet als
strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 15.4
bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
a.
buitenopslag
van goederen ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan
huis, en
b.
behoudens
in- en uitladen, overige bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de
betreffende woning.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 1,
lid 1.16, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:
a.
daarvoor
dringende sociaal-economische redenen bestaan,
b.
vooraf
vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft, en
c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
De voor
"Woongebied-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen,
b. beroep of bedrijf aan huis,
c. tuinen en groen- en speelvoorzieningen,
d. verkeers-, verblijfs- en parkeervoorzieningen,
waaronder voorzieningen voor openbaar vervoer, zoals vrije busbanen,
e. watergangen en waterpartijen met daarbij
behorende oevers en taluds, en
f. bij een en ander behorende overige
voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
g. ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’,
een ontsluitingsweg ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 16.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen en overkappingen;
c. andere bouwwerken, zoals erf- of
perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen;
d. bijbehorende andere bouwwerken, zoals
luifels, uitstalkasten, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en
beeldende kunstwerken.
Voor het bouwen van
bouwwerken als bedoeld in lid 16.2.1 de volgende bepalingen:
algemeen
a. per bouwperceel mag niet meer oppervlakte
worden bebouwd dan 200 m met een hoofdgebouw, bijgebouwen en
overkappingen;
b. per bouwperceel is niet meer volume aan hoofd-
en bijgebouwen toegestaan dan 1.000 m;
c. de afstand van de gebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens dient ten minste
d. indien een bouwperceel grenst aan de
openbare ruimte dient de afstand van de gebouwen tot deze openbare ruimte ten
minste
e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte’, mogen de aangeduide goot- en bouwhoogte niet worden
overschreden;
woningen
f. de woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden
gebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder g;
g. binnen de vlakken met de bestemming
‘Woongebied-
bijgebouwen
en overkappingen
h. bijgebouwen dienen ten minste
i. van bijgebouwen en overkappingen mag de
goothoogte niet meer dan
andere
bouwwerken
j. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet
meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max.
bouwhoogte |
vlaggen- en
andere masten |
|
erf- of
perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop
een gebouw |
|
overige erf- en
perceelsafscheidingen |
|
overige andere
bouwwerken |
|
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 16.2.2,
onder f, ten behoeve van de bouw van twee-aaneen-geschakelde-woningen en/of
drie-aaneen-geschakelde-woningen, mits:
i. de situatie op de woningmarkt zodanig is dat
vrijstaande woningen niet binnen een redelijke termijn worden verkocht;
j. binnen de vlakken met de bestemming ‘Woongebied-
k. per
bouwperceel niet meer oppervlakte wordt bebouwd dan 150 m met een
hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen;
l. de afstand van de niet geschakelde zijde(n)
van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste
m. indien een bouwperceel grenst aan de
openbare ruimte dient de afstand van de niet geschakelde zijde(n) van de
gebouwen tot deze openbare ruimte ten minste
De gezamenlijke
brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of
bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale
brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende
bijgebouwen en in ieder geval niet meer dan
Naast hetgeen
daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 23 is bepaald, moet als
strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 16.4
bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
a. buitenopslag van goederen ten behoeve van de
uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis, en
b. behoudens in- en uitladen, overige
bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 1,
lid 1.16, ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:
a. daarvoor dringende sociaal-economische
redenen bestaan,
b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke
huisvesting betreft, en
c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
De voor
"Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de rioolperstransportleiding
en daarbij behorende voorzieningen.
Op en in de gronden
als bedoeld in lid 17.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van
de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van
de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwtjes met elk een oppervlakte
van ten hoogste
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 17.2 ten
behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze
gronden, mits:
a.
hierdoor
geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de
veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en,
b.
ter
zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Bij de
voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing wordt de
procedure gevolgd, die is vervat in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Artikel 26 is van
toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en
werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij
aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor
"Waarde – Archeologie-1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van
aanwezige of naar hoge verwachting aanwezige archeologische waarden.
In afwijking van
het elders in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in
deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van
instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting
aanwezige archeologische waarden.
In geval van een
aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van
de Woningwet, voor een bouwwerk op mede als ""Waarde – Archeologie-1"
aangewezen gronden, met een oppervlakte groter dan 100 m en waarvoor
grondbewerkingen nodig zijn dieper dan 30 centimeter:
a.
dient
in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de
bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel
van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
b.
kunnen
in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen
worden verbonden:
1.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in
de bodem kunnen worden behouden;
2.
de
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.
de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
Artikel 26 is van
toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en
werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij
aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming "Waarde – Archeologie-1",
de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging
wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend
geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid
van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen,
daartoe aanleiding geeft.
De voor
"Waarde – Archeologie-2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van
aanwezige of naar middelhoge verwachting aanwezige archeologische waarden.
In afwijking van
het elders in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in
deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van
instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar
verwachting aanwezige archeologische waarden.
In geval van een
aanvraag van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in artikel 44, lid 1 van
de Woningwet, voor een bouwwerk op mede als ""Waarde – Archeologie-2"
aangewezen gronden, met een oppervlakte groter dan 1.000 m en waarvoor
grondbewerkingen nodig zijn dieper dan 30 centimeter:
a.
dient
in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de
bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel
van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
b.
kunnen
in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de
volgende verplichtingen worden verbonden:
1.
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in
de bodem kunnen worden behouden;
2.
de
verplichting tot het doen van opgravingen; of
3.
de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
Artikel 26 is van
toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en
werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij
aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming "Waarde –
Archeologie-2", de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de
dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of
verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde
aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na
beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
De voor
"Waarde – Cultuurhistorie-2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van
de volgende gemeentelijke monumentale structuren:
a. laanstructuur Oranje Nassaulaan;
b. plantsoenen Oranje Nassauplein en
Julianaplein;
c. voormalige buitenplaats van ‘kasteel Kerckebosch’
langs de Arnhemse Bovenweg.
In afwijking van
het elders in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen, mogen op en
in de gronden als bedoeld in lid 20.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in
lid 20.1 aangegeven doeleinden worden gebouwd, zoals terreinafscheidingen en
informatie- en aanwijsborden.
Het bouwen en
gebruik krachtens andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 20.1,
mag uitsluitend geschieden voorzover de cultuurhistorisch belangen dat gedogen
en nadat ter zake advies is ingewonnen bij de Monumentencommissie van de gemeente
Zeist.
a. Het kappen van bomen die deel uitmaken van de monumentale laanstructuur wordt aangemerkt als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening;
b. Van het strijdige gebruik onder a is uitgezonderd het kappen vanwege ziekte, (verkeers)veiligheid en/of de tijdige vervanging in het kader van het beheer.
Artikel 26 is van
toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden,
op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden
en uitzonderingen.
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en in dit artikel zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
b. Het bepaalde in artikel 22.1, onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
a. Bij
de realisering van nieuwe bebouwing of de uitbreiding van bestaande bebouwing
binnen de bestemmingen ‘Woongebied –
b. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a, indien is aangetoond dat elders voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, in verband met de beoogde ontwikkeling.
Een verboden
gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in
ieder geval ook het gebruik van:
a.
gronden
en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
b.
onbebouwde
gronden:
1.
als
stand- of ligplaats van onderkomens;
2.
als
opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of
niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij
dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de
gronden.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het plan:
a.
voor de
vestiging van een bedrijf dat niet is genoemd in de bij deze regels behorende
Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarin is genoemd in een naast hogere
categorie, maar dat naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met
een rechtstreeks toegelaten bedrijfstype;
b.
ten
behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor
nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan
c.
ten
behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen
d.
indien
en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en
bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het
plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits
die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan
e.
voor
het afwijken van de in de regels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages
tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
f.
ten
behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor
telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf
peil een bouwhoogte van
Bij de
voorbereiding van een besluit omtrent het verlenen van een ontheffing wordt de
procedure gevolgd, die is vervat in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om de bouw- en gebruiksmogelijkheden in Wro-zone -
wijzigingsgebied 1 te wijzigen ten behoeve van een appartementengebouw binnen
het bestaande bouwvlak, mits:
a. het bepaalde in artikel 20 ‘Waarde –
Cultuurhistorie
b. de goothoogte niet meer dan
c.
de bouwhoogte
niet meer dan
d. de brutovloeroppervlakte van een gestapelde
woning niet minder dan 75 m bedraagt;
e. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende
parkeergelegenheid;
f.
met
akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan de geluidsnormen
van de Wet geluidhinder;
g. het verhaal van kosten van de grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
h. uit een flora- en fauna-onderzoek blijkt dat een eventueel benodigde flora- en fauna-ontheffing ook kan worden verkregen;
i. een goede ontsluiting van het appartementengebouw is verzekerd.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om de in Wro-zone - wijzigingsgebied 2 voorkomende bestemmings-
en bouwvlakgrenzen te wijzigen ten behoeve van de herstructurering van het
Winkelcentrum Kerckebosch, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
25.2.1 Algemeen:
a.
bodemonderzoek
heeft uitgewezen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
b.
voor de
bouw van nieuwe woningen kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet
geluidhinder;
c.
het
verhaal van kosten van de grondexploitatie voor de gemeente over de in het
wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
d.
bij de
herstructurering van het winkelcentrum dient ruimte te worden gereserveerd voor
de bevoorrading van het winkelcentrum.
25.2.2 Wonen:
a. maximaal 65 woningen worden toegestaan,
inclusief eventuele zorgwoningen;
b. de brutovloeroppervlakte van een woning niet
minder bedraagt dan
25.2.3 Detailhandel:
a. maximaal 4.500 m bruto
vloeroppervlakte detailhandel wordt toegestaan;
b. per detailhandelvestiging maximaal 375
m bruto vloeroppervlakte wordt toegestaan, met dien verstande dat ten
behoeve van een supermarkt maximaal 2.500 m bruto vloeroppervlakte kan
worden toegestaan.
25.2.4 Horeca:
a.
in
totaal maximaal 1.000 m bruto vloeroppervlakte horeca wordt toegestaan (in
categorie A en/of B);
b.
per horeca
vestiging maximaal 250 m bruto vloeroppervlakte wordt toegestaan.
25.2.5 Maatschappelijke
voorzieningen:
a. in totaal maximaal 300 m bruto vloeroppervlakte
maatschappelijke voorzieningen wordt toegestaan;
b. per maatschappelijke voorziening maximaal
100 m bruto vloeroppervlakte wordt toegestaan.
25.2.6 Dienstverlening:
a. in totaal maximaal 500 m bruto
vloeroppervlakte dienstverlening wordt toegestaan;
b. per vestiging dienstverlening maximaal 100
m bruto vloeroppervlakte wordt toegestaan.
25.2.7 Parkeren:
in het gebied wordt
voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen en het
winkelcentrum.
25.2.8 Garage:
de aanduiding
‘garage’ van de plankaart wordt verwijderd indien de bestaande garagefunctie
ter plaatse is beëindigd in het kader van de herstructurering van het
winkelcentrum.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om de in ‘Wro-zone - wijzigingsgebied
a. in totaal niet meer dan 1.250 nieuwe woningen worden voorzien (inclusief eventuele zorgwoningen) binnen de gezamenlijke vlakken met:
·
de
aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
·
de
aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
·
de
bestemming ‘Woongebied-
·
de
bestemming ‘Woongebied-
b. uitsluitend vrijstaande woningen worden toegestaan;
c. de
goothoogte niet meer dan
d. een goed woon- en leefklimaat kan worden verzekerd.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om de in ‘Wro-zone - wijzigingsgebied
a. in totaal niet meer dan 1.250 nieuwe woningen worden voorzien (inclusief eventuele zorgwoningen) binnen de gezamenlijke vlakken met:
·
de
aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
·
de
aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied
·
de
bestemming ‘Woongebied-
·
de
bestemming ‘Woongebied-
b. niet
meer dan 4 bouwlagen worden toegestaan met een maximale goothoogte van
c. een goed woon- en leefklimaat kan worden verzekerd.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken
en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:
a.
de
geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan
10% wordt verkleind of vergroot, en
b.
geen
van de grenzen met meer dan
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van
bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en
installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven,
opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de
milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe
aanleiding geven.
Behoudens het
bepaalde in lid 26.2, is het verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op
en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk
zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
|
werken en
werkzaamheden* |
||||||||||
Gronden als
bedoeld in artikel: |
a |
b |
c |
d |
e |
f |
g |
h |
i |
j |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4 Bos |
|
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
|
6 Groen ‘bos’ |
|
+ |
|
|
|
+ |
|
+ |
|
|
|
8 Maatschappelijk ‘bos’ |
|
+ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9 Natuur |
|
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
|
10 Tuin ‘specifieke vorm van tuin – bos’ |
|
+ |
|
|
|
+ |
|
+ |
|
|
|
11 Verkeer ‘landschapswaarden’ |
|
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
|
|
17 Leiding - Riool |
|
+ |
+ |
|
|
|
|
|
|
+ |
+ |
18 Waarde – Archeologie 1 |
|
|
+ |
+ |
+ |
+ |
|
|
+ |
+ |
+ |
19 Waarde – Archeologie 2 |
|
|
+ |
+ |
+ |
+ |
|
|
+ |
+ |
+ |
20 Waarde – Cultuurhistorie 2 |
W |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
s/+ |
+ |
|
|
* de onderstaande
letters worden hierna verklaard; |
a |
aanleggen en
verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van verhardingen
ten behoeve van in- of uitritten, tot een oppervlakte van |
b |
verlagen van de
bodem en afgraven van gronden, dieper dan |
c |
het ophogen en
egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere
wallen; |
d |
aanleggen en
dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; |
e |
het verlagen van
het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap. |
f |
aanbrengen van
ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee
verband houdende constructies, installaties en apparatuur; |
g |
vellen en rooien
van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen,
die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen
hebben; |
h |
het uitvoeren van
graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden
(incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan |
i |
het aanbrengen
van diepwortelende beplantingen; |
j |
het bebossen of
anderszins beplanten met houtopstanden waaronder begrepen het kweken of telen
van bomen, struiken en heesters. |
Het in lid 26.1
vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en
werkzaamheden:
a.
in het
kader van het normale beheer en onderhoud;
b.
in het
kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht
door een ter zake deskundige.
c.
als
bedoeld in lid 26.1, bij d, voorzover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
d.
als
bedoeld in lid 26.1, bij g, voorzover daarvoor een vergunning is vereist op
grond van de gemeentelijke bomenverordening, met dien verstande dat deze
uitzondering niet geldt voor het kappen en vellen van bomen in de bestemming
‘Tuin’ ‘specifieke vorm van tuin – bos’ en de bestemming ‘Verkeer’
‘landschapswaarden’;
e.
waarmee
is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het
plan.
Werken en
werkzaamheden als bedoeld in lid 26.1, zijn slechts toelaatbaar:
a.
indien
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die
artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
Ÿ
niet
onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
Ÿ
de
mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
b.
voor
gronden zoals bedoeld in artikel 18 (Waarde – Archeologie 1) en artikel 19
(Waarde – Archeologie 2), indien door aanvrager van de aanlegvergunning een
rapport is overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
c.
voor
gronden zoals bedoeld in artikel 20 ‘Waarde – Cultuurhistorie
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Het plan kan worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan Hoge Dennen-Kerckebosch van de gemeente Zeist.