direct naar inhoud van Regels
Plan: Oosterdalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Oosterdalfsen met identificatienummer NL.IMRO.0148.Doosterdalfsen-vs01 van de gemeente Dalfsen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding als het een vlak betreft.

1.5 aanhuisverbonden beroep

Het uitoefenen van een beroep, dat in of bij een (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend, alsmede het in de (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende gebouwen door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunning nodig is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een melding op grond van het Activiteitenbesluit, of waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past. Onder het aanhuisverbonden beroep worden tevens gerekend internetwinkels en webshops.

1.6 afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aangegeven regels zoals bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 ander-bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 ander-werk:

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.9 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

De bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.

1.11 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de (bedrijfs)woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.12 bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.14 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.20 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect en duurzaam met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de aarde.

1.24 carport:

Een bijbehorend bouwwerk, dat plat is afgedekt en voorzien van maximaal 2 wanden.

1.25 cultuurhistorische waarde:

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.26 dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.27 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.29 discotheek:

Een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken.

1.30 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.31 eerste verdieping:

De tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen (Let op! Bij recreatiewoningen wordt de inhoud van de kelder wel meegerekend).

1.32 erker:

Een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning.

1.33 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 halfvrijstaande woning:

Twee-aaneengebouwde woningen.

1.35 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 internetwinkel/webshop

Een met een aanhuisverbonden beroep te vergelijken activiteit waarbij sprake is van een online etalage waarbij diensten en producten kunnen worden aangeschaft via het internet. Er is daarbij geen sprake van opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclame-uitingen.

1.37 kantoor:

Een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.38 maaiveld:

De gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzende aan de gevels.

1.39 nadere eis:

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.40 omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.41 peil:
  • 1. De kruin van de dichtstbij gelegen weg, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 10 m of minder van die weg;
  • 2. De gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende maaiveld vóór het bouwrijp maken, als de (voor)gevel van het gebouw of het bouwwerk, geen gebouw zijnde, is gelegen op een afstand van meer dan 10 m van de dichtstbij gelegen weg;
  • 3. Indien het bepaalde onder 1 of 2 niet voldoende concreet is te bepalen, het door of namens burgemeester en wethouders aan te geven peil.
1.42 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.

1.43 seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein:

De Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.45 steilrand:

Een abrupt hoogteverschil met een aardkundige ontstaansgeschiedenis.

1.46 uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.47 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.48 volumineuze detailhandel:

Winkelformules die vanwege de omvang en aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals showrooms voor auto's, boten en caravans, bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken.

1.49 vrijstaande woning:

Een op zichzelf staande woning.

1.50 woning:

Een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.51 woongebouw:

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.52 woonhuis:

Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat alleen één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwwerken
2.1.1 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse maten van de gebouwen.

2.1.2 De afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bouwperceelgrens.

2.1.3 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 De breedte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse maten en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.5 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.6 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken.

2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse maten en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschaften, airco kasten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de aangegeven lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daar niet onder begrepen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. een kelder is niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
3.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. ontsluiting van het bedrijventerrein dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • b. per bouwperceel niet meer dan één bedrijfswoning mag worden gerealiseerd;
  • c. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • d. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • f. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r. 1994 niet zijn toegestaan;
  • g. detailhandel niet is toegestaan, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • h. in een bedrijfswoning bed & breakfast is toegestaan.
4.2 Bouwregels

Op de op voor 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag, zover het bebouwingspercentage is aangeduid met 75, niet minder dan 25% bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning, mag in het gehele bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen;
  • f. een kelder is niet toegestaan.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. In aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in de 4.2.1  onder d geldt voor niet-inpandige bedrijfswoningen dat:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goothoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte;
      • de goothoogte voor 30% van de gootlengte aan de naar de weg gekeerde gevel 7 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
    • 3. de dakhelling ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°;
  • d. een kelder is niet toegestaan.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 70 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de dakhelling bedraagt ten minste 30° bedraagt en ten hoogste 60°;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen indien de bijbehorende bouwwerken plat worden afgedekt;
  • e. de bijbehorende bouwwerken mogen op een afstand van tenminste 4 m achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd en op geen grotere afstand dan 15 m ten opzichte van de woning;
  • f. een kelder is niet toegestaan.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte van de gebouwen;
  • b. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de brandveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.
4.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.2 sub c en een afwijkende dakhelling toestaan ten behoeve van een afwijkende dakvorm;
  • b. 4.2.1  onder e en toestaan dat de afstand tot de perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 0 m;
4.4.1 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de externe veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik in afwijking van de bestemmingsomschrijving als bedoeld in 4.1 ;
  • b. bewoning van bedrijfsruimten, niet zijnde bedrijfswoningen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 :

  • a. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens 4.1 toegelaten categorieën van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen; 
  • b. en toestaan dat tevens bedrijven worden toegelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens 4.1 toegelaten categorieën, met dien verstande dat:
    • 1. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
    • 3. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • c. ten behoeve van productiegebonden detailhandel;
  • d. en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van volumineuze detailhandel voor de lokale behoefte, mits daarvoor in binnensteden en wijkwinkelcentra geen ruimte gevonden kan worden;
  • e. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' multifunctionele accommodaties worden gerealiseerd met een maatschappelijke functie, zoals medische of culturele voorzieningen, een buurthuis, een zorgkantoor en/of een ontmoetings-/werkruimte voor zzp-ers; met daaraan ondergeschikte horeca.
4.6.1 Afwegingskader

Een in 4.6 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid;
  • g. de externe veiligheid.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijk waardevolle beplanting in de vorm van houtwallen, houtsingels, laanbeplanting, rijbeplanting en meidoornhagen;
  • b. voet- en/of fietspaden;
  • c. water en waterhuishouding;
  • d. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waterlopen en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos ' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het verwijderen van de landschappelijk waardevolle beplanting als bedoeld in 5.1 onder a, met uitzondering van:

  • a. onderhoudswerkzaamheden;
  • b. het aanleggen van voet- en/of fietspaden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. landschappelijk waardevolle groene open ruimte die gekenmerkt wordt door gras met daarin incidentele bosjes, solitaire bomen, laanbeplanting langs wegen en/of hagen, met dien verstande dat de grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - steilrand' is bestemd voor een steilrand;
  • b. voetpaden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'pad' een fiets-/voetpad is toegestaan;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeerstroken;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder wadi's;
  • f. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.

6.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen alleen andere-bouwwerken voor de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde geldt de regel dat de bouwhoogte maximaal 6 m mag zijn.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. de het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden als bedoeld in 6.1 onder a;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid.
6.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het niet aanleggen en instandhouden van de landschappelijk waardevolle groene open ruimte als bedoeld in 6.1 onder a en het niet in stand houden van de steilrand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - steilrand'.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. parkeerruimte;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' bestemde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 1 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.
7.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de functie verblijf;

met daarbijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, water en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt een maximale bouwhoogte, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer van 8,50 m.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de groenstructuur;
  • f. de sociale veiligheid.
8.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan de inrichting van een weg met meer dan 2 x 1 rijstrook.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. oeverstroken;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, bruggen, dammen en/of duikers.

9.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde voor de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 2,50 m zijn.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aanhuisverbonden beroep;
  • b. bed & breakfast;
  • c. de waterhuishouding;
  • d. parkeerruimte;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken voor de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw, in casu een woonhuis, gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 3. het aantal aaneen te bouwen rijenwoningen minimaal 3 moet zijn;
    • 4. vrijstaande en halfvrijstaande woningen uitsluitend mogen worden gebouwd, indien op het bouwperceel per woning ten minste één parkeerplaats wordt gerealiseerd en overigens wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in Bijlage 2 Parkeernormen gegeven normen;
    • 5. rijenwoningen uitsluitend mogen worden gebouwd, indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw is minimaal 5 m;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een halfvrijstaand woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens is minimaal 3 m;
  • e. de goothoogte mag maximaal 6 m zijn, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goothoogte niet meer dan de aangegeven goothoogte mag zijn;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 10 m zijn, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven bouwhoogte mag zijn;
  • g. de dakhelling moet minimaal 25° zijn en mag maximaal 60º zijn;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden;
  • i. een kelder is niet toegestaan.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan moet minimaal 1 m zijn;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens moet minimaal 1 m zijn, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 50% zijn van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en in het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van de regel onder c mag de gezamenlijke oppervlakte meer zijn dan 50%, als de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken maximaal 20 m2 is, waarbij bij de berekening de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen binnen het bouwvlak tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend. Bovendien mag de gezamenlijke oppervlakte:
    • 1. bij een in een rij aaneengebouwd woonhuis maximaal 50 m2 zijn;
    • 2. bij een vrijstaand of halfvrijstaand woonhuis maximaal 70 m2 zijn, waarbij maximaal 30 m2 voor een carport hier niet onder valt.
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m zijn, waarbij de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m zijn;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 m zijn;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen gehandhaafd worden;
  • i. een kelder is niet toegestaan.
10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. als zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte maximaal 1 m zijn;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte maximaal 2 m zijn.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.
10.3.1 Procedure

Voor een besluit tot nadere eis geldt de in 15.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 10.2.1  onder e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 2 m;
  • b. 10.2.1 onder g voor een verhoging of verlaging van de dakhelling, danwel de toepassing van een platte dakafdekking;
  • c. 10.2.2 onder a en toestaan dat de afstand van een bijbehorende bouwwerken tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verkleind en minimaal 1 m mag bedragen;
  • d. 10.2.2 onder c en d en toestaan dat voor de vervanging van meerdere bijbehorende bouwwerken, met een gezamenlijk oppervlakte tussen de 50 tot 100 m2, door één of meerdere bijbehorende bouwwerken n met een gelijk oppervlak;
  • e. 10.2.2 onder c en d en toestaan dat voor de vervanging van een of meerdere bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en meer, door één of meerdere bijbehorende bouwwerken van in totaal een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2.
10.4.1 Afwegingskader

Een in lid  10.4 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemmingen " Wonen ", " Tuin ", " Groen " en " Verkeer - Verblijfsgebied ";
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de bepalingen van respectievelijk de artikelen " Wonen ", " Tuin ", " Groen ", " Verkeer - Verblijfsgebied " van toepassing zijn, waarbij de volgende uitgangspunten gelden:
  • c. woningen in twee bouwlagen met kap mogen worden gebouwd;
  • d. aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur;
  • e. de waterhuishouding niet mag worden verstoord.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, in strijd met de bestemming(en).

Gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen voor een seksinrichting of voor een discotheek.
12.1.1 Uitzondering strijdig gebruik

Gebruik is niet in strijd met de bestemming, als het gaat om het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, als daardoor volgens een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in beperkte mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, als de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk is voor de juiste realisering van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat een carport wordt gebouwd;
  • e. de bestemmingsregels voor van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • g. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal 2/3 van de gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
      waarbij de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • h. de bestemmingsregels over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, waarbij de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet groter is dan 1,50 m;
  • i. de bestemmingsregels over de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
13.1.1 Afwegingskader

Een in lid  13.1 genoemde omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de bestemmingen wijzigen ten behoeve van de vestiging van een woongebouw en (half)vrijstaande woningen, met dien verstande dat:

  • a. het woongebouw wordt gevestigd in de zuidoostelijke helft van het wijzigingsgebied en de (half)vrijstaande woningen worden gevestigd in de noordwestelijke helft van het wijzigingsgebied;
  • b. de bouwhoogte van de bebouwing (zowel van het woongebouw als van de (half)vrijstaande woningen) niet meer mag bedragen dan 10 m en de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. binnen het gebied moet worden voldaan aan het Watertoetsdocument zoals dat is opgenomen in Bijlage 10 bij de toelichting;
  • d. het woongebouw moet worden vormgegeven met inachtneming van het ontwerpprincipe 'boerenerf';
  • e. het woongebouw uitsluitend mag worden gerealiseerd, indien voldaan wordt aan de parkeernorm 1 parkeerplaats per wooneenheid;
  • f. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 90;
  • g. de woningen zodanig worden gesitueerd dat de voorgevels zijn georiënteerd op de openbare weg.
14.2 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemmingen wijzigen ten behoeve van de vestiging van een woongebouw, met dien verstande dat:

  • a. van de bebouwing aan de Welsummerweg de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m en de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. van de overige bebouwing de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 m indien het gebouw wordt uitgevoerd met een kap en niet meer dan 10 m indien het gebouw wordt uitgevoerd met een plat dak;
  • c. indien de onder b bedoelde bebouwing wordt uitgevoerd met een kap de goothoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 4 m aan de randen gericht op de Kampmansweg en Luchiespad over minimaal 50% van de gevellengte;
    • 2. 6 m voor overige goothoogtes;
  • d. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 3;
  • e. indien de derde bouwlaag plat wordt uitgevoerd dient die bouwlaag 2 m terug te liggen ten opzichte van de gevellijn;
  • f. binnen het gebied moet worden voldaan aan het Watertoetsdocument zoals dat is opgenomen in Bijlage 10 bij de toelichting;
  • g. het woongebouw moet worden vormgegeven met inachtneming van het ontwerpprincipe 'boerenerf';
  • h. het woongebouw uitsluitend mag worden gerealiseerd, indien voldaan wordt aan de parkeernorm 1 parkeerplaats per wooneenheid;
  • i. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 72.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de onder a genoemde termijn wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking vermeld de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen binnen de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders brengen de indieners van een zienswijze op de hoogte van de beslissing over de zienswijze.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

16.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening die gaan over onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven volgens artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve als het gaat om de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Bouwen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsgunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Regel  17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Behoudens voor zover uit de Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand en de Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

17.2.2 Verbod verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Als het gebruik, bedoeld in 17.2.1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Regel 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Oosterdalfsen ".

juni 2015.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 22 juni 2015.

, Voorzitter

, Griffier