direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Nieuw-Weerdinge, Energiepark Pottendijk (wind)
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De locatie Pottendijk in het buitengebied van de gemeente Emmen is in de Structuurvisie Emmen, Windenergie (vastgesteld 28 juni 2016) door de gemeente aangewezen voor de ontwikkeling van windenergie. De locatie Pottendijk ligt ten noorden van de Veenakkers, ten oosten van de Weerdinger Erfscheidenveen, ten zuiden van de N391 en ten westen van het Nieuwe Schuttingskanaal Oostzijde.

Binnen de locatie zijn verschillende partijen actief die windenergie willen ontwikkelen. Het is deze partijen niet gelukt om tot één gezamenlijk plan te komen. Vooral de maximale tiphoogte van minder 150 meter was een struikelblok voor twee van de drie partijen.

Eén van de grondeigenaren in het gebied, Energiepark Pottendijk B.V. (hierna: Energiepark Pottendijk), zag wel kansen om binnen de voorwaarden van de gemeente, op een deel van de locatie Pottendijk, een rendabel windpark te realiseren. Zij heeft medewerking van het college gevraagd en gekregen om de opgave van de locatie te mogen invullen. Op 20 april 2018 is door Energiepark Pottendijk een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor zeven windturbines (op figuur 3.3 aangeduid met nummers 301 t/m 307). Het betrof hier alleen de posities op een deel van de locatie Pottendijk (zie ook figuur 3.3). Voor de overige gronden was er op moment van indiening geen concreet plan.

In de weken na indiening van de aanvraag hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen Energiepark Pottendijk en de twee andere partijen die actief zijn binnen de locatie. Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat Energiepark Pottendijk toch over de gehele locatie kan beschikken (zie figuur 1.1).

Het voornemen is om een windpark te realiseren, en gedurende 16 jaar te exploiteren, met maximaal 14 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 50,5 MW en een maximale tiphoogte van minder dan 150 meter. Daarnaast bestaat het voornemen uit een zonneveld van circa 35 hectare. Zowel voor het zonneveld als het windpark worden in het plangebied ook alle bijbehorende civiele en elektrische voorzieningen gerealiseerd.

Voor de ontwikkeling van het zonnepark en het windpark worden twee afzonderlijke vergunningaanvragen ingediend. Deze ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de vergunningaanvraag voor het windpark. De aanvraag is genoteerd onder Zaak-59015-2018. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het dossiernummer NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0001.png"

Figuur 1.1 Projectgebied Energiepark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

1.2 Procedure

1.2.1 Huidig planologisch regime

Het plangebied ligt in de gemeente Emmen. Voor het projectgebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Emmen (vastgesteld op 30 oktober 2014). Het grootste deel van het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Grootschalige veenontginningen'. Daarnaast komen de enkelbestemmingen 'Sport - Geluidsportcentrum', 'Verkeer - Weg' en 'Water' voor. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt voor een deel van het gebied.

Het gehele gebied valt onder de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Verder is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' van toepassing op een deel van het gebied. Deze wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de aanleg van parkeerplaatsen voor het Geluidsportcentrum.

Daarnaast is binnen het projectgebied Energiepark voor een klein deel van het plangebied een omgevingsvergunning verleend op 15 januari 2018. De omgevingsvergunning is verleend voor de realisatie van een zonnepark ten behoeve van E-Circuit Emmen (zonneakker Veenakkers).

Strijdigheid

In de regels van het bestemmingsplan Buitengebied die behoren bij de voorkomende enkelbestemmingen in het gebied, is het bouwen en in werking hebben van een windturbine niet opgenomen. Het bouwen en in werking hebben van windturbines is in het projectgebied niet toegestaan.

Het beoogde gebruik van de percelen voor een windpark is in strijd met de geldende bestemmingen.

1.2.2 Bevoegd gezag en omgevingsvergunning

Op basis van de Elektriciteitswet 1998 zijn Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe in beginsel bevoegd gezag voor een windpark met een vermogen van 5 tot 100 MW. Gedeputeerde Staten mogen deze bevoegdheid echter terugleggen bij de gemeente waar het windpark voorzien is. Naar aanleiding van het vaststellen van de Structuurvisie Emmen, Windenergie hebben Gedeputeerde Staten deze bevoegdheden schriftelijk aan de gemeente overgedragen. De gemeente Emmen is dus het bevoegd gezag voor het project.

De planologische inpassing van het voornemen vindt plaats via een omgevingsvergunning met een afwijkingsmogelijkheid van het bestemmingsplan (art. 2.12, lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

In de Structuurvisie Emmen, Windenergie is opgenomen dat de gemeente Emmen de voorkeur heeft voor deze mogelijkheid, boven een bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning heeft als voordeel dat één gecombineerde procedure mogelijk is voor zowel het bouwdeel, het milieudeel en het ruimtelijk deel van de besluitvorming en de omgevingsvergunning. Ook is maatwerk met betrekking tot vergunningvoorschriften inzake geluid beter mogelijk.

De gemeente Emmen hecht aan zekerheid met betrekking tot de tijdelijkheid van de windmolens, zodat heroverweging na afloop van de termijn mogelijk blijft. De voorkeur voor een omgevingsvergunning volgt ook uit het feit dat, op basis van de Wabo en Wro, een vergunning voor een bepaalde tijd worden verleend.

1.3 Leeswijzer

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet gemotiveerd worden dat met de afwijking sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hier in.

In het vervolg van deze ruimtelijke onderbouwing wordt in de eerste plaats ingegaan op het relevante beleid van het rijk, de provincie en gemeente. Dit gebeurt in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie van het projectgebied en de projectbeschrijving beschreven. Hoofdstuk 4 bestaat uit een beschrijving van de milieueffecten aan de hand van het uitgevoerde milieueffectrapport en Passende beoordeling. Als laatste wordt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project besproken.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Europees beleid

Het Europese doel voor 2020 is 20% van het totale energieverbruik duurzaam te realiseren, en in 2030 27%. Dit is vastgelegd in de EU-richtlijn 2009/28/EG. In juni 2011 presenteerde de EU de “Energieroutekaart 2050” als doorkijk naar 2050 en de in tussentijd te nemen stappen om te komen tot een verdere verduurzaming van de energiemarkt en een verdere CO2-reductie (80-95%). De komende jaren zal verdere invulling aan het beleid na 2020 worden gegeven.

In mei 2014 heeft de Europese Commissie een Europese strategie voor energiezekerheid voorgesteld. Het doel is vooral de EU minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen en de energiezekerheid te vergroten. De Europese Raad heeft de door de Commissie voorgestelde klimaat-en energiedoelstellingen voor 2030 goedgekeurd. Het doel van deze strategie is investeerders meer zekerheid te geven, met name voor infrastructuurprojecten op lange termijn, de EU-landen houvast te geven voor hun nationale beleid, en als EU een constructieve bijdrage te leveren aan de onderhandelingen over een nieuw internationaal klimaatverdrag in 2015. Het gaat ook om minder afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen, een EU-economie die zuiniger omspringt met energie en grondstoffen (en dus minder CO2-uitstoot) en meer investeringen in de Europese economie om nieuwe bedrijfstakken, technologieën en werkgelegenheid te stimuleren.

In Europees verband heeft Nederland de taakstelling om in 2020 14% van het totale energieverbruik duurzaam te realiseren en de CO2-uitstoot met 20% te reduceren ten opzichte van 1990, met een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023. In bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en het Interprovinciaal Overleg is vastgelegd welk aandeel elke provincie neemt in het totaal van de 6.000 MW. De provincie Drenthe heeft zich hierbij gecommitteerd aan de realisatie van 286,5 MW windenergie in 2020. De gemeente Emmen is door de provincie aangewezen als één van de gemeenten waar het opwekken van windenergie moet plaatsvinden. De opgave van de gemeente Emmen is 95,5 MW.

2.2 Rijk

2.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

In de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR, maart 2012) zijn de ruimtelijke rijksambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Om dat te bewerkstelligen, zijn – voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Duurzame energievoorziening

Naast bovengenoemde drie doelen zijn in het SVIR 13 nationale belangen benoemd; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Eén van deze nationale belangen is beschreven als 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie'. Het Rijk beoogt hiermee een transitie naar duurzame, hernieuwbare energievoorzieningen te bewerkstelligen. Geopolitieke verhoudingen, de uitputting van fossiele brandstoffen, maar ook de ambities voor beperking van de CO2-uitstoot vragen om ruimte voor duurzame energievoorzieningen

In het SVIR is opgenomen dat het primair de taak van provincies en gemeenten is om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening zoals zonne-energie en biomassa. Rijk en provincies zorgen voor het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroei van windenergie op land. Omdat niet alle delen van Nederland geschikt zijn voor grootschalige winning van windenergie zijn in het SVIR gebieden aangegeven die hiervoor kansrijk zijn. Deze gebieden zijn nader uitgewerkt in de Rijksstructuurvisie Windenergie op land'.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is ook de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De Ladder is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In beginsel vallen windparken of zonnevelden als voorzieningen voor het opwekken van energie niet onder de definitie van stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op deze omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

2.2.2 Structuurvisie windenergie op land

De Structuurvisie windenergie op land is een uitwerking van de gebieden die in de SVIR zijn aangewezen als kansrijk. In deze uitwerking presenteert het kabinet een ruimtelijk plan voor de doorgroei van windenergie in Nederland. Het plan beoogt zodanige ruimtelijke voorwaarden te scheppen dat in 2020 een opwekkingsvermogen van ten minste 6.000 MW door windturbines operationeel is. Voor de provincie Drenthe geldt een opgave van 286,5 MW.

De keuze voor locaties is gemaakt door gebieden te selecteren binnen de 'kansrijke gebieden' uit het SVIR in overleg met de provincies, rekening houdend met het provinciale beleid (anno 2012).

Het plangebied voor Energiepark Pottendijk maakt geen deel uit van de aangewezen gebieden voor grootschalige windenergie (windparken van meer dan 100 MW), maar draagt wel bij aan het behalen van de doelstelling van 6.000 MW aan windenergie op land in 2020. De structuurvisie geeft provincies en gemeenten de mogelijkheid om buiten de voor grootschalige windenergie aangewezen gebieden planologische ruimte te bieden voor windparken kleiner dan 100 MW.

2.3 Provincie

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de Omgevingsverordening staan de voorwaarden waaraan ontwikkelingen in de provincie getoetst worden.

Kernkwaliteiten

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn Aardkundige waarden, Archeologie, Cultuurhistorie, Landschap, Natuur en Rust. Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen.

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid, in het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid.

Wat betreft de kernwaarde bedrijvigheid is het plangebied gelegen in 'Landbouwgebied plus' en in een gebied dat is aangewezen als 'Proefgebied landbouw (massa energie en logistiek)'. De Veenkoloniën zijn aangewezen als proefgebied voor de landbouw waar nieuwe ontwikkelingen kunnen worden geïntroduceerd. De plusgebieden binnen het landbouwgebied bieden extra mogelijkheden voor landbouw, zoals schaalvergroting en inplaatsen van agrarische bedrijven. De kernkwaliteiten in deze gebieden spelen een ondergeschikte rol ten opzichte van het belang van de landbouw, maar worden wel afgewogen.

Voor het projectgebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:

AARDKUNDIGE WAARDEN
Ter plaatse van het plangebied is ten aanzien van de kernkwaliteit Aardkundige waarden sprake van een generiek beschermingsniveau waarvoor de provincie de rol van 'respecteren' op zich neemt. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven en plannen en initiatieven daarop beoordelen.

ARCHEOLOGIE
Voor het plangebied geldt een generiek beschermingsniveau ten aanzien van de kernkwaliteit Archeologie. Uitgangspunt is dat alle vindplaatsen op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe staan en nieuwe vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

CULTUURHISTORIE
Voor de kernkwaliteit Cultuurhistorie geldt dat voor het plangebied het sturingsniveau 'respecteren' geldt. De verantwoordelijkheid voor het benutten van de cultuurhistorische structuur als inspiratiebron ligt bij initiatiefnemers van ontwikkelingen.

LANDSCHAP
Voor de kernkwaliteit Landschap geldt dat het plangebied is gelegen in het landschapstype Veenkoloniën. Het provinciaal beleid in de Veenkoloniën is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken.

Revisie Omgevingsvisie Drenthe 2018

Met een revisie van de Omgevingsvisie moderniseert de provincie de huidige Omgevingsvisie. De revisie van de Omgevingsvisie doorloopt vier fasen en moet uiteindelijk zijn afgerond in het najaar van 2018.

In de ontwerp Omgevingsvisie Drenthe 2018 staat het volgende over (wind)energie:

"Wij willen dat Drenthe in 2050 volledig energieneutraal is. Daarmee conformeren wij ons aan het klimaatakkoord van Parijs. Dat betekent dat Drenthe in 2050 100% van het energiegebruik hernieuwbaar produceert. Daarmee streven we in 2050 naar een reductie van de CO2-uitstoot van 80 tot 95% ten opzichten van 1990. We werken in stappen naar dit doel toe, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. Onze ambities zijn tevens verwoord in onze Energieagenda 2016-2020 'Op weg naar een duurzame Drentse energiehuishouding'.

Om onze doelen te bereiken, zetten wij volop in op energiebesparing, waardoor de vraag naar energie wordt beperkt. In de resterende energievraag in Drenthe willen we voorzien door de productie van hernieuwbare energie, met behoud van leveringszekerheid en betaalbaarheid.

We beseffen ons dat de leefomgeving gaat veranderen met de introductie van hernieuwbare energiebronnen. Wij vinden de mening van de Drentse inwoners daarover belangrijk. Bij besluitvorming over duurzame energie-initiatieven vinden wij de volgende aspecten van belang:

  • lokale democratie (besluiten van de gemeente);
  • betrokkenheid van maatschappelijke partijen;
  • participatie van omwonenden;
  • verdeling van lusten en lasten."
2.3.2 Omgevingsverordening Drenthe 2014

Voor de ontwikkeling van windparken zijn in de Omgevingsverordening Drenthe 2014 een aantal criteria en randvoorwaarden opgesteld:

  • Het vermogen van een windturbine dient ten minste 3 MW te bedragen;
  • Solitaire windturbines zijn niet toegestaan;
  • Turbines dienen ten minste in een cluster van vijf te worden gerealiseerd;
  • Windturbines worden in LOFAR-zone 1 uitgesloten en mogen in LOFAR-zone 2 het LOFAR project niet hinderen;
  • Er moet rekening worden gehouden met laagvliegroutes;
  • Er moet voldaan worden aan de natuur- en milieuwetgeving en de wettelijk eisen op het gebied van gezondheid (o.a. Natura 2000, rode-lijstsoorten, geluid, veiligheid);
  • De kernkwaliteiten dienen zoveel als mogelijk behouden te blijven.
2.3.3 Gebiedsvisie windenergie Drenthe

In de gebiedsvisie windenergie Drenthe (2013) is het provinciale zoekgebied voor windenergie uitgewerkt. De gebiedsvisie is op 23 juni 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en geeft aan waar en hoe de provinciale doelstelling van 286,5 MW aan opgesteld vermogen kan worden gerealiseerd en met welke randvoorwaarde en ontwerpuitgangspunten rekening gehouden dient te worden. Het verdeelt de opgave van 286,5 MW over de gemeentes Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Coevorden en Emmen. De doelstelling voor de gemeente Emmen bedraagt 95,5 MW.

2.4 Gemeente

2.4.1 Energienota

De Energienota gemeente Emmen, Energie voor groene groei (26 april 2012) biedt het kader waarbinnen de gemeente handelt op het gebied van energie, met als doel reductie van CO2 uitstoot. Het streven is een vermindering van de CO2 uitstoot in 2025 met 50% van de huidige uitstoot (peiljaar 2012) en een CO2 neutraal Emmen in 2050.

De gemeentelijke opgave voor windenergie in Emmen is door de Provincie Drenthe gesteld op 95,5 MW. Vooralsnog blijkt uit de Energienota dat windenergie de grootste bijdrage levert aan het verminderen van de uitstoot van CO2. Wanneer dat mogelijk wordt, wil de gemeente Emmen haar windopgave inruilen voor andere vormen van duurzame energie.

2.4.2 Structuurvisie Emmen, Windenergie

Op 27 november 2014 heeft de gemeenteraad van Emmen het Regieplan windenergie Emmen vastgesteld. In dit Regieplan zijn acht zoekgebieden aangewezen waar mogelijk windturbines geplaatst kunnen worden. Om de doelstelling voor windenergie verder gestalte te geven heeft de gemeente op 28 juni 2016 de Structuurvisie Emmen, Windenergie vastgesteld.

Op basis van het PlanMER en het gebiedsproces van Platform Windkracht 3 heeft de gemeente Emmen met de vaststelling van de Structuurvisie Emmen, Windenergie de volgende drie locaties aangewezen voor windenergie, met een gezamenlijk potentieel van 95,5 MW aan opgesteld vermogen:

  • Pottendijk (50,5 MW),
  • Zwartenbergerweg (24 MW) en
  • N34 (21 MW).

De structuurvisie geeft ook een aantal eisen waaraan een windpark in de gemeente Emmen moet voldoen, namelijk:

  • een afstand van 1.100 meter tot woongebieden en 500 meter tot individuele woningen;
  • de ashoogte van een windmolen is maximaal 100 meter;
  • de tiphoogte van de windmolen is maximaal 149 meter, zodat er geen obstakelverlichting verplicht is op de windturbine. Voor de locatie Pottendijk is, in goed overleg met de omwonenden, een hogere windmolen bespreekbaar;
  • de afstand tussen verschillende windparken is minimaal 4 kilometer;
  • tijdelijke plaatsing van windmolens voor de duur van maximaal 16 jaar (met uitzondering en goed gemotiveerd kan dit 20 jaar worden).
2.4.3 Structuurvisie Emmen, Zonneakkers

Met de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers heeft de gemeente Emmen beleid geformuleerd om de ontwikkeling van grondgebonden zonnepanelen, zgn. zonneakkers, te kunnen faciliteren ter ondersteuning van de doelstelling om de gemeente Emmen in 2050 CO2 neutraal te laten zijn.

Deze structuurvisie (vastgesteld door de raad d.d. 17 dec. 2015) vormt het ruimtelijk kader voor de ontwikkeling van zonneakkers in gemeente Emmen. In de structuurvisie ligt het accent op locatiekeuzes en een goede ruimtelijke inpasbaarheid van de zonneakkers.

De locatie voor Energiepark Pottendijk is op de visiekaart behorend bij de structuurvisie niet aangeduid als beschikbaar voor zonneakkers. Het huidige gebruik is akkerbouw (mais, aardappelen). Binnen de terreinen van initiatiefnemer bevindt zich een groot agrarisch perceel dat vrijwel geheel omwald is. Op dit agrarisch perceel is volgens het bestemmingsplan tevens (gedeeltelijk) parkeren toegestaan. Vanwege de specifieke omwalde situatie levert de aanleg van een zonneakker geen visuele hinder op voor de omgeving. Verder kan het zonnepark zorgen voor optimalisatie van de aanleg danwel benutting van de infrastructuur van het elektriciteitsnet.

2.5 Conclusie beleid

Het voornemen betreft de realisatie en exploitatie van een windpark op de locatie Pottendijk. De locatie Pottendijk is door de gemeente Emmen aangewezen als locatie voor windenergie. De ontwikkeling van Energiepark Pottendijk op deze locatie draagt bij aan het behalen van de nationale doelstelling van 6.000 MW opgesteld windvermogen in 2020 en de taakstelling van 285,5 MW opgesteld windvermogen van de provincie Drenthe.

Gebiedsproces

De gemeente Emmen hecht aan een goede positie voor omwonenden bij de ontwikkeling en exploitatie van windenergie. Bij de totstandkoming van de Structuurvisie Emmen, Windenergie heeft de inbreng van omwonenden en andere belanghebbenden, onder andere via Platform Windkracht 3, een grote rol gespeeld. Onder andere bij het vaststellen van ruimtelijke randvoorwaarden als het borgen van de tijdelijkheid van windmolens tot maximaal 16 jaar en de maximale ashoogte (100 meter) en tiphoogte (149 meter) van windmolens.

Gelijktijdig met de Structuurvisie Emmen, Windenergie heeft de gemeenteraad ook de Gedragscode Windenergie gemeente Emmen vastgesteld. De gemeente Emmen heeft met deze Gedragscode richting omwonenden, initiatiefnemers en grondeigenaren duidelijk willen maken hoe zij verwacht dat deze betrokkenen in de uitvoeringsfase met elkaar omgaan en welke rol de gemeente Emmen daarbij wil spelen. Dit moet ertoe leiden dat de windmolenopgave in de gemeente Emmen zo veel mogelijk op basis van gelijkwaardigheid, zonder vertraging en op respectvolle, constructieve, open en transparante wijze wordt gerealiseerd. De Gedragscode beschrijft hoe en waarover een initiatiefnemer van een windpark afspraken met bewoners en omgeving dient te maken.

In lijn met de gemeentelijke Gedragscode is een Gebiedsplatform Pottendijk ingesteld waar vertegenwoordigers vanuit omwonenden en initiatiefnemers met elkaar afspraken voorbereiden en aandachtspunten uitwisselen, onder leiding van een neutraal voorzitter en met ondersteuning vanuit de gemeente Emmen. Verder zet de Gedragscode in op een breder gebiedsproces voor omwonenden binnen een straal van circa twee kilometer rond het beoogde windpark.

Initiatiefnemer Energiepark Pottendijk heeft op 16 april 2018 in afstemming met de deelnemers in het Gebiedsplatform een inloopavond georganiseerd voor omwonenden binnen een straal van circa twee kilometer tot de locatie Pottendijk om het plan te presenteren en daarbij tekst en uitleg te geven. Met omwonenden in het Gebiedsplatform is afgesproken om een extra inloopavond te organiseren, met een verbeterde 3D-weergave van het beoogde windpark. Verder is initiatiefnemer Energiepark Pottendijk bereid om in aansluiting op de behoefte vanuit omwonenden of gemeente na indiening van de vergunningsaanvraag bij te blijven dragen aan informatieavonden of andere vormen van informatievoorziening, in aansluiting op de eerder genoemde Gedragscode.

De ontwikkeling past binnen het beleid van de gemeente Emmen en biedt kansen voor de koppeling van wind- en zonne-energie.

De ontwikkeling van Energiepark Pottendijk sluit aan bij het beleid dat geldt voor het projectgebied.

Hoofdstuk 3 Projectbeschrijving

3.1 Keuze locatie projectgebied

Bij de keuze voor de windlocaties in de Structuurvisie Emmen, Windenergie stond het beperken van hinder voor omwonenden centraal. De drie locaties N34, Zwartenbergerweg en Pottendijk scoorden gecombineerd hierop het beste (lees: minste aantal gehinderden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0002.png"

Figuur 3.1 Vertrekpunt invulling Pottendijk (bron: Structuurvisie Emmen, Windenergie)

Voor de invulling van locatie Pottendijk geeft de structuurvisie een aantal specifieke aandachtspunten mee:

Ruimtelijke invulling

Als Pottendijk niet volledig wordt ingevuld, kan de hinder voor omwonenden sterk worden beperkt, tot circa drie gehinderde woningen binnen 1.100 meter. Dit kan worden bereikt door de de opgave in het groene en gele gebied te concentreren en de witte gebieden niet in te vullen (zie figuur 3.1). De rode gebieden komen niet in aanmerking voor plaatsing van windmolens.

Luchthavenbesluit

Er dient rekening te worden gehouden met het door de provincie aangekondigde nieuwe Luchthavenbesluit Heli Holland Emmer-Compascuum. Het nieuwe Luchthavenbesluit heeft beperkingen voor het westelijke deel van het centrale gebied tot gevolg (zie figuur 3.1).

Geluid en slagschaduw

Beperken van hinder door geluid en slagschaduw worden als algemene aandachtpunten genoemd, waarbij naast maatregelen aan de windturbines ook de het optimaliseren van de opstelling binnen een locatie wordt genoemd. Specifiek voor de locatie Pottendijk wordt er gevraagd voor cumulatie van geluid van de windturbines en het lawaaisportcentrum Pottendijk.

3.2 Projectgebied

3.2.1 Huidige situatie

De locatie Pottendijk ligt in het veenkoloniaal gebied tussen Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen, in een grote ontginningsruimte ten noordoosten van de kern Emmen. In figuur 3.2 is het projectgebied aangegeven. Het landschap van locatie Pottendijk heeft een sterk rationeel karakter door de lange rechte lijnen en regelmatige ontginningspatronen. Kenmerkend voor het landschap zijn de lange bebouwingslinten en een rechte kavelstructuur, vergelijkbaar met het noordelijk deel van de Drentse Veenkoloniën.

Het projectgebied voor Energiepark Pottendijk wordt begrensd door de contouren van hindergevoelige objecten. Deze contouren zijn in het terrein niet zichtbaar. Ruimere grenzen die wel in het terrein zichtbaar zijn, zijn de N391 in het westen en noorden (pas aangelegd in het begin van de 21e eeuw), het Nieuwe Schuttingkanaal Oostzijde in het oosten en de Veenakkers in het zuiden. Parallel aan de N391 loopt een hoogspanningsleiding langs het plangebied in het noorden. Een andere hoogspanningsleiding staat haaks op de N391 en loopt aan de westzijde langs het plangebied.

Tot op heden is het projectgebied zelf een zeer open akkerbouwgebied, met nauwelijks of geen opgaande beplantingen. Uitzondering daarop is het Geluidssportcentrum Pottendijk. Vanaf eind jaren 80 in de vorige eeuw is er in het hart van het projectgebied een crossbaan aangelegd, die in de decennia daarna steeds verder is uitgegroeid (met onder meer een kartcircuit, een motodrome en een schietvereniging, omliggende geluidswallen, houtsingels en bosschages). Ten zuiden van het Geluidssportcentrum en de Veenakkers liggen enkele jonge bossen. In de omgeving van het projectgebied liggen verder her en der nog waterbassins (onder andere ten noorden van de N391 en op de hoek Pottendijk - Pottendijk Westzijde). Aan het Nieuwe Schuttingkanaal Oostzijde en de Weerdinger Erfscheidenveen liggen nog enkele grote agrarische bedrijven. Ten zuidwesten van het projectgebied ligt een helihaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0003.png"

Figuur 3.2 Projectgebied Energiepark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

3.2.2 Toekomstige situatie

In en rond het plangebied wordt behoudens het ontwikkelen van windturbines, de ontwikkeling voorzien van een zonneakker (Zonneakker Thedinga, rondom het al gerealiseerde E-circuit) aan de Veenakkers 25, binnen het lawaaisportcentrum. Deze ontwikkeling voorziet in het aanvullen en min of meer sluitend maken van de grondwallen rondom de bestaande schietbaan en het E-circuit en het aan de binnenzijde daarvan aanbrengen van zonnepanelen. Hierdoor zal van enige afstand de gehele enclave van het Geluidssportcentrum wat groter worden (uitbreiding in westelijke richting). Het totale gebied blijft evenwel zeer open van karakter.

Het voornemen Energiepark Pottendijk beslaat de gehele locatie Pottendijk. In figuur 3.2 is aangeven welk deel tot het voornemen behoort en waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. Bij het voornemen zijn gronden van verschillende partijen betrokken. Vanwege de verbinding met het plangebied (grondeigenaren) vormt voor Energiepark Pottendijk een andere locatie geen reëel alternatief.

Energiepark Pottendijk beschikt over eigen grond binnen de aangewezen locatie. Ook de gemeente heeft gronden binnen deze locatie. De gemeente wil medewerking verlenen aan de plaatsing van windturbines op haar gronden. Ook Motodrome, één van de lawaaisportcentra gevestigd binnen Pottendijk, wil aan het voornemen meewerken. Samen vormen deze gronden het gebied waar windturbines voor Energiepark Pottendijk geplaatst kunnen worden. Deze gronden bieden plaats voor maximaal 14 windturbines.

Het voornemen betreft een concreet project voor de invulling van de locatie Pottendijk. Energiepark Pottendijk bestaat uit:

  • een windpark van maximaal 14 windturbines met elk een opgesteld vermogen van 3,6 - 4,2 MW en een tiphoogte van minder dan 150 meter;
  • een zonneveld van circa 35 hectare (vermogen circa 36 MW);
  • alle bijbehorende civiele en elektrische voorzieningen (voor zowel het zonneveld als het windpark).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0004.png"

Figuur 3.3 Voornemen Energiepark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

Het totaal geïnstalleerde vermogen van het windpark is afhankelijk van het te kiezen windturbinetype en het aantal windturbines. Voor de gehele windlocatie Pottendijk is de opgave 50,5 MW. In het MER (zie Hoofdstuk 4) is uitgegaan van een vergunningaanvraag voor één turbinetype, Siemens Gamesa 4,2 MW, met een rotordiameter van 130 meter en een tiphoogte van minder dan 150 meter. Omdat de initiatiefnemer bij nader inzien meer keuzevrijheid wenst, wordt een vergunning aangevraagd voor de volgende turbinetypen:

  • Siemens Gamesa 4,2MW én 3,6MW;
  • Nordex 3,6MW.

Met 14 turbines van ieder circa 3,6 MW of 12 turbines van ieder circa 4,2 MW realiseert Energiepark Pottendijk daarmee de totale gebiedsopgave van 50,5 MW. De uitbreiding van het voornemen naar maximaal 14 windturbines betekent dat de locatie als één geheel wordt ontwikkeld. Dit betekent duidelijkheid en zekerheid voor de omgeving en de gemeente voor wat betreft:

  • Uniformiteit van de toe te passen windturbine (zekerheid dat er één turbinetype wordt geplaatst);
  • Duidelijkheid over de turbineposities en daarmee afstand tot woningen;
  • Eén aanspreekpunt;
  • Zicht op het realiseren van de gebiedsopgave van 50,5 MW.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0005.png" Figuur 3.4 Inrichtingstekening zonnepark (bron: Algebra ingenieurs)

Onderdelen project

Het project ziet op zowel de bouw van het windpark, wat een periode van ongeveer een jaar in beslag zal nemen, als de exploitatie. Onder de bouw van het windpark worden, naast de realisatie van de windturbines, ook alle bijbehorende voorzieningen verstaan, zoals aanpassing van bestaande wegen, aanleg van nieuwe ontsluitingswegen ten behoeve van het windpark, aanvoer van bouwmaterialen, realisatie van kraanopstelplaatsen en de installatie van de kabels.

AANLEGFASE
De aanlegfase omvat het bouwen van windturbines en bijbehorende infrastructuur in agrarisch gebied. Hiertoe wordt plaatselijk de bodem vergraven. Voor de bouw van turbines moet rekening worden gehouden met enkele kranen en grondverzetmaterieel. Tevens zal er worden geheid bij de bouw van de windturbines. Tijdens de aanlegfase worden machines gebruikt om werkzaamheden uit te voeren, worden bouwmaterialen aangevoerd en bewegen personen zich door het gebied.

EXPLOITATIEFASE
De structuurvisie geeft voor de exploitatie van windturbines een duur van in beginsel maximaal 16 jaar (gerekend vanaf de ingebruikname). En biedt daarbij ruimte de exploitatie te verlengen tot maximaal 20 jaar, indien de noodzaak of wenselijkheid daartoe en het maatschappelijk draagvlak daarvoor in voldoende mate kunnen worden onderbouwd.

Gedurende de exploitatiefase zijn de activiteiten, naast de in bedrijf zijnde windturbines, beperkt tot het periodiek verrichten van inspecties en onderhoud. Het windpark wordt na de exploitatiefase verwijderd. Dit wordt door de gemeente vastgelegd (onder andere in een anterieure overeenkomst).

Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten

4.1 Milieueffectrapport

De procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) is voorgeschreven op grond van nationale en Europese wetgeving indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Het doel van de m.e.r. is om te verzekeren dat adequate milieu-informatie beschikbaar is ten behoeve van de besluitvorming over dergelijke activiteiten.

De oprichting van een windpark valt onder de m.e.r.-regelgeving. Zonne-energie komt als zodanige activiteit niet voor in het Besluit m.e.r. De oprichting van een windpark opgenomen in bijlage C en D van het besluit. Het betreft:

  • Categorie C22.2: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een windturbinepark, bestaande uit 20 windturbines of meer;
  • Categorie D22.2, windparken met een gezamenlijk vermogen van 15 MW of meer, of bestaande uit 10 windturbines of meer.

Voor de oprichting en exploitatie van Energiepark Pottendijk zijn verschillende vergunningen nodig. Het voornemen wordt ruimtelijk mogelijk gemaakt via een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan. Voor het windpark en het zonneveld worden aparte vergunningen aangevraagd.

Windpark

Voor het windpark gaat het om een vergunningaanvraag voor maximaal 14 windturbines, met een gezamenlijk opgesteld vermogen van circa 50,5 MW. Dit is boven de drempelwaarde voor categorie D22.2. Er is dus sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Dit houdt in dat het bevoegd gezag moet beoordelen of het doorlopen van een project-m.e.r. noodzakelijk is.

In de Structuurvisie Emmen, Windenergie is voorgeschreven dat voor de ontwikkeling van de aangewezen locaties voor windenergie een projectMER dient te worden opgesteld. Daarom wordt de stap van milieubeoordeling overgeslagen en wordt direct een projectMER opgesteld. Daarmee krijgt het milieu een volwaardige plek in de besluitvorming over de invulling van het energiepark.

Zonneveld

Voor zonne-energie geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht. Voor alle activiteiten die voorkomen op de D-lijst is mogelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Zonne-energie komt niet voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r.

De gemeente Emmen kiest er daarom voor geen (vormvrije) MER uit te (laten) voeren voor zonnevelden. Omdat het zonneveld onderdeel uitmaakt van het voornemen besteedt het MER aandacht aan de milieueffecten van het zonneveld.

4.2 Voorgenomen activiteit

Een milieueffectrapportage is een onderzoek naar de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit. Dat gebeurt aan de hand van alternatieven. Alternatieven zijn de mogelijke manieren waarop de voorgenomen activiteit kan worden gerealiseerd. Daarom zijn voor de inrichting van locatie Pottendijk in het MER zeven alternatieven onderzocht.

Milieueffecten van windturbines zijn gerelateerd aan de posities, aantal en afmetingen van de turbines. Om een goed beeld te krijgen van de inrichtingsmogelijkheden van de locatie, met inachtneming van het voornemen van Energiepark Pottendijk, is gevarieerd met de afmetingen, posities en aantal turbines. Daarbij is eveneens rekening gehouden met de uitgangspunten zoals deze volgen uit de Structuurvisie Emmen, Windenergie, aanwezige belemmeringen in het gebied en de technische eisen voor de plaatsing van windturbines. Ook is nagegaan of en welke ontwerpprincipes (bijvoorbeeld raster of lijnopstelling) toepasbaar zijn in het gebied. In algemene zin geldt dat opstellingen in lijnen, clusters of zwermen kunnen worden geplaatst.

Voorgenomen activiteit

Er is sprake van één voorkeursalternatief voor de gehele locatie, namelijk alternatief 3A. Voor de overige alternatieven wordt verwezen naar het MER in de bijlagen bij de aanvraag.

Windturbines kunnen elkaar onderling beïnvloeden (parkeffecten, of zog-effecten). Dit kan leiden tot een afname van de elektriciteitsopbrengst maar ook tot versnelde slijtage, extra onderhoud of verkorten van de levensduur. De mate waarin dit optreedt is mede afhankelijk van de afstand tussen de turbines, maar ook van de meest voorkomende windrichting. Zog-effecten kunnen worden verminderd door de tussenafstand te vergroten. Tegelijkertijd is er gestreefd naar een zo groot mogelijke afstand tot woningen, het plangebied is dus niet volledig benut.

Voor alternatief 3A is uitgegaan van een ashoogte van 85 meter, rotordiameter van 130 meter en een tiphoogte van minder dan 150 meter (Siemens 4,2 MW en 3,6 MW turbine). De afmetingen van de Nordex 3,6 MW turbine komen nagenoeg overeen met die van de Siemens turbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0006.png"

Figuur 4.1 Voorgenomen activiteit Energiepark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

Voor het onderzoek in het MER is in alternatief 3A uitgegaan van een "worst case scenario" met 14 turbines van 4,2 MW (zie figuur 4.1). In werkelijkheid kunnen er 14 turbines van 3,6 MW of 12 turbines van 4,2 MW geplaatst worden. De vergunning wordt namelijk begrensd tot de gebiedsopgave van Pottendijk van 50,5 MW.

4.3 Effectbeoordeling voorgenomen activiteit

In deze paragraaf is de effectbeoordeling van de voorgenomen activiteit samengevat en wordt getoetst of voldaan kan worden aan een goede ruimtelijke ordening. De effecten op mensen komen aan bod door onderzoek te doen naar geluid, slagschaduw beneden en boven de wettelijke norm en naar landschap. Het aspect gezondheid is daarom ook niet apart beoordeeld. Voor de volledige effectbeoordeling en conclusie wordt verwezen naar het MER in de bijlagen bij de aanvraag.

4.3.1 Geluid

Het Activiteitenbesluit milieubeheer is het kader voor de toetsing van geluid van windturbines. In het Activiteitenbesluit wordt voor de normstelling van geluid getoetst aan de waarden Lden = 47 dB en Lnight = 41 dB. Deze norm geldt voor geluidgevoelige objecten, waaronder woningen van derden en kwetsbare locaties zoals scholen en ziekenhuizen worden verstaan.

Om de geluideffecten van de voorgenomen activiteit in kaart te brengen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het MER. Hierbij wordt met behulp van een akoestisch rekenmodel de totale geluidproductie van alle windturbines van het windpark berekend en worden de geluideffecten op de omgeving inzichtelijk gemaakt.

Bij alle nabijgelegen geluidgevoelige objecten rondom Energiepark Pottendijk wordt aan de geluidnorm Lden = 47 dB en Lnight = 41 dB. Geluidbeperkende maatregelen zijn derhalve niet nodig om aan de wettelijke normen te voldoen.

De effectbeoordeling in het MER is gedaan op basis van de Siemens 4,2 MW turbine. Gebleken is dat de geluidbelasting van deze turbine hoger ligt dan van de Siemens 3,6 MW en Nordex 3,6 MW. De effectbeoordeling is daarmee ook representatief voor de andere twee typen.

4.3.2 Slagschaduw

De draaiende rotorbladen van windturbines kunnen een bewegende schaduw op hun omgeving werpen. Dit wordt "slagschaduw" genoemd.

In het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt als norm gesteld dat een maximale slagschaduwduur van 21 minuten per dag gedurende gemiddeld 17 dagen per jaar acceptabel is. Uit de Activiteitenregeling milieubeheer volgt dat windturbines een automatische stilstand voorziening dienen te bezitten indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten (veelal woningen), voor zover de afstand tussen de woningen of andere gevoelige bestemmingen minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden.

Uit de effectbeoordeling volgt dat er sprake is van slagschaduw op een aantal woningen. De windturbines worden daarom uitgerust met een stilstandsvoorziening om te voldoen aan de wettelijke norm, zowel op de referentiewoningen als op andere woningen waarop de norm wordt overschreden.

4.3.3 Natuur

Het voornemen is wat betreft de natuur op basis van de volgende kenmerken beoordeeld:

  • milieueffecten op in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden;
  • milieueffecten op gebieden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • milieueffecten op, op grond van de Wnb beschermde soorten.

In het kader van de onderzoeken is een ecologische beoordeling uitgevoerd waarin bovenstaande milieueffecten zijn beoordeeld. Voor de volledige toetsing van de milieueffecten op beschermde gebieden en soorten wordt verwezen naar de bijlagen bij de aanvraag.

Natura 2000-gebieden

Het plan leidt in de aanlegfase of gebruiksfase, afzonderlijk en in cumulatie met andere projecten, niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Bargerveen en andere Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland

De gronden van het projectgebied zijn niet aangewezen als NNN en grenzen ook niet aan gronden die onderdeel vormen van het NNN. De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen op meer dan 1,5 kilometer van het projectgebied. Negatieve effecten op het NNN als gevolg van het project kunnen dan ook worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Het project leidt in cumulatie met andere projecten tot overschrijding van de 1%-mortaliteitsnorm van de lokale populatie van gewone dwergvleermuis en mogelijk ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. Bij toepassing van een stilstandsvoorziening kan de mortaliteit onder vleermuizen echter worden gereduceerd tot hooguit enkele slachtoffers, zodat significant negatieve effecten op deze vleermuissoorten kunnen worden uitgesloten.

4.3.4 Landschap

In paragraaf 3.2.1 is ingegaan op de oorsprong en huidige situatie van het landschap in en om het projectgebied. Landschap heeft betrekking op de onderlinge samenhang tussen de elementen in een bepaald gebied en op de samenhang tussen een gebied en het gebruik daarvan. Landschap heeft ook te maken met de afleesbaarheid van die samenhang (het beeld). Landschap bestaat bij de gratie van waarneming en beleving door mensen én bij de gratie van verandering. Landschap is geen statisch begrip. De landschappelijke effectbeoordeling vindt plaats aan de hand van de methodiek waarbij de waarnemer centraal wordt gesteld en waarbij beoordelingscriteria, schaalniveaus en standpunten worden gehanteerd.

De input van de effectonderzoeken (met name landschap en natuur) hebben geleid tot afwijkende turbineposities waarbij gepoogd is de gehele opstelling een meer geordende vorm te geven. Omdat het zoekgebied geen logische vorm had, zijn de mogelijkheden beperkt. Uit de landschapsbeoordeling blijkt dat zelfs een lijnopstelling vanuit de meeste kijkpunten de beleving van een zwerm geeft. Daarbij valt ook nauwelijks op dat de meest zuidoostelijke turbine op het Motodrome wat uit het patroon valt. Zoals aangegeven is draagvlak in het gebied van groot belang. Vanuit landschap was deze turbine wellicht geen logische keuze, vanuit het draagvlak gezien wel. De komst van de turbine en de revenuen daarvan, kunnen ingezet worden voor het verbeteren van de inrichting en ruimtelijke kwaliteit van het Motodrome.

De voorgenomen activiteit wordt in het kader van welstand in mei 2018 voorgelegd aan Libau. Het schriftelijke advies van Libau wordt te zijner tijd als bijlage ingevoegd.

4.3.5 Cultuurhistorie en archeologie

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. De Erfgoedwet bundelt wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De gemeente Emmen beschikt over een cultuurhistorische waardenkaart en een archeologische beleidsadvieskaart.

Er treedt geen aantasting van cultuurhistorische waarden op. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook beïnvloeding van beschermde gezichten is vanwege de grote afstand tussen de windturbines en bebouwing niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0007.png"

Figuur 4.2 Voorgenomen activiteit geprojecteerd op archeologische beleidsadvieskaart (bron: Pondera Consult)

Het geldend bestemmingsplan bevat voor een deel van de locatie Pottendijk een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Gebieden met met deze dubbelbestemming hebben op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen. Er geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een omvang groter of gelijk aan 1.000 m2 en een diepte groter dan 30 cm onder het huidige maaiveld.

In de voorgenomen activiteit bevinden zich 5 turbines in gebieden waar nader onderzoek noodzakelijk is. Voor vergunningaanvraag wordt voor de turbineposities waarvoor dit van toepassing is nader onderzoek verricht.

4.3.6 Waterhuishouding

In het MER zijn de effecten van de voorgenomen activiteit op grondwater, oppervlaktewater en hemelwater getoetst.

Grondwater

Windturbines krijgen een betonnen fundering en worden voor stabiliteit op fundatiepalen geplaatst, die in de bodem worden geheid. Door gebruik te maken van niet-uitlogende (bouw)materialen, wordt uitspoeling van stoffen voorkomen en verandering van de grondwaterkwaliteit niet verwacht. Om tijdens het bouwproces activiteiten uit te kunnen voeren in een droge bouwput, is tijdelijk bemaling van het grondwater nodig. Dit geldt met name voor aanleg van funderingen en bekabeling. Indien verlaging van het grondwaterpeil door technische redenen wordt belemmerd, zijn alternatieve methoden beschikbaar om het bouwproces goed te laten verlopen. Zo kan het oppervlak bijvoorbeeld plaatselijk verhoogd worden of gedacht worden aan een aangepaste inrichtingsvorm.

Over het algemeen is het verlagen van de grondwaterstand alleen nodig tijdens de aanleg van het windpark, waardoor negatieve effecten op de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater niet aan de orde zijn.

Oppervlaktewater

Voor de instandhouding van een goede waterkwaliteit, grondgebruik en een veilige afwatering speelt het oppervlaktewater een cruciale rol. Voor bepaling van de minimaal aan te houden afstand tot watergangen is uitgegaan van een fundatiediameter van 20 meter. Dit betekent dat voor windturbines een minimale afstand tot watergangen van het watersysteem geadviseerd wordt van 10 meter (gerekend vanaf het centrum van de windturbine). Op deze wijze overlapt het fundatieoppervlak van de windturbine niet met de watergang, waardoor het watersysteem naar verwachting niet op een negatieve wijze beïnvloed wordt.

Bovendien hanteert het Waterschap Hunze en Aa’s een beschermingszone van 5 meter voor primaire watergangen, gerekend vanaf de insteek. De minimaal aan te houden afstand voor windturbines tot primaire watergangen is derhalve 15 meter (halve fundatiediameter + 5 meter beschermingszone). Windturbines die op meer dan 15 meter van de primaire watergang staan hebben naar verwachting geen negatieve invloed.

In de voorgenomen activiteit zijn geen turbines gepositioneerd in de beschermingszone van een primaire watergang.

Hemelwaterafvoer

Bij de aanleg van een windpark neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe. Dit is het gevolg van de realisatie van fundaties, wegen, opstelplaatsen en eventuele inkoopstation(s). Deze werken zijn permanent aanwezig tijdens de gehele levensfase van het windpark. Hierin verschillen de Siemens turbines en de Nordex turbine. Voor de Nordex turbines zijn fundatiediameter en opstelplaats groter. Dit resulteert in een grotere toename van het verhard oppervlakte dan waarvan in het MER is uitgegaan.

Tabel 4.1 Toename verhard oppervlak

  Siemens 4.2 en 3.6 (MER)   Nordex 3.6  
  Per turbine (m2)   14 posities (m2)   Per turbine (m2)   14 posities (m2)  
Fundering   314   4.398   330   4.620  
Opstelplaats   1.000   14.000   1.500   21.000  
Totaal     18.398     25.620  

 

De totale hoeveelheid aan verhard oppervlak neemt overigens naar verwachting nog verder toe afhankelijk van de benodigde afstand aan toegangswegen (van 5 meter breed), een transformatorstation en de realisatie van parkeergelegenheid binnen het terrein.

Door een toenemend verhard oppervlak stroomt hemelwater sneller af. Wanneer dit direct versneld in het bestaande oppervlaktewatersysteem terecht komt, kan dit problemen veroorzaken voor de instandhouding van een bepaald peilbeheer. En dit kan vervolgens weer potentieel negatieve gevolgen hebben voor de waterkwaliteit, de bodemfunctie en een veilige afwatering.

Indien negatieve effecten plaatsvinden, dient vertraagde afvoer gerealiseerd te worden. Maatregelen kunnen bestaan uit het niet aanleggen van riolering, maar het direct afvoeren van water via het maaiveld. Op deze manier krijgt het water de tijd om te infiltreren en kan het vertraagd ondergronds naar het oppervlaktewater stromen. Tevens kunnen naast wegen, fundaties en opstelplaatsen extra sloten gecreëerd worden, waardoor het waterbergend vermogen toeneemt.

De 'hoeveelheid' benodigde maatregelen is gerelateerd aan de toename van het verhard oppervlakte. De grotere toename van het verhard oppervlakte heeft geen invloed op de beoordeling van het criterium 'hemelwater' in het MER, maar werkt mogelijk wel door in de te nemen maatregelen om versnelde afvoer van hemelwater te voorkomen. De noodzaak en hoeveelheid van de benodigde berging dient in overleg met het waterschap bepaald te worden. Dit geldt voor alle in Tabel 1 opgenomen turbinetypen.

Watertoets

Het Waterschap Hunze en Aa's is op 17 april 2018 geïnformeerd over het project door gebruik te maken van de digitale watertoets (dewatertoets.nl) (Bijlage 1). Naar aanleiding van de uitbreiding naar 14 turbines is de watertoets op 15 mei 2018 aangevuld (Bijlage 2). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog is er sprake van een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie. Deze notitie zal op basis van het project nader uitgewerkt worden door het waterschap.

4.3.7 Bodem

Tijdens de bouwfase van het windpark vindt grondverzet plaats. Op het afgraven, toepassen en afvoeren van grond alsmede de kwaliteit hiervan is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Binnen het plangebied zijn, op basis van de beschikbare informatie, geen bekende historische activiteiten en/of gebieden bekend waarvoor verder onderzoek noodzakelijk kan zijn.

Voor een deel van het plangebied zijn onderzoeken bekend. Met name in het centrale deel liggen zones waar reeds bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Op basis hiervan is geconcludeerd dat er geen vervolgstappen nodig zijn. Er komen binnen de grenzen van het plangebied geen gebieden voor waar een directe saneringsopgave geldt of waar relevante historische activiteiten bekend zijn anders dan het huidige grondgebruik.

Windturbines worden in het algemeen niet beschouwd als gevoelige objecten die van nature een negatieve invloed hebben op de bodemkwaliteit, mits gebruik wordt gemaakt van niet uitlogende (bouw)materialen. Voor de turbines geldt dat er geen sprake is van uitlogende materialen en dat er vanuit de ontwerpeisen voldoende opvangmaatregelen binnen de turbines aanwezig zijn. Ook de aanleg en aanwezigheid van kabels, wegen en eventuele inkoopstations hebben naar verwachting geen effect op de bodemkwaliteit in het plangebied.

4.3.8 Veiligheid

De veiligheid van windturbines is in het MER getoetst. Het effect van het windpark op de veiligheidssituatie van de omgeving is beoordeeld aan de hand van een aantal criteria die zijn afgeleid uit wet- en regelgeving en adviezen voor toetsing van beheerders van infrastructurele werken. De criteria hebben betrekking op interne en externe veiligheid.

Interne veiligheid

De interne veiligheid van de windturbines is geregeld via de certificering van het ontwerp en de productie van windturbines. In Nederland mogen alleen windturbines worden geplaatst die gecertificeerd zijn volgens de veiligheidsnormen NVN 11400-0 en aansluitend NEN-EN-IEC 61400. Deze normen bevatten criteria voor veiligheid, geluidemissie en rendement.

Externe veiligheid

In het MER is voor het aspect externe veiligheid getoetst aan de aanwezigheid van bebouwing, wegen, inrichtingen, installaties, buisleidingen, dijklichamen, waterkeringen en hoogspanning in de nabije omgeving van het windpark.

Op het terrein van Motodrome bevinden zich drie gebouwen binnen de 10-6 contour van windturbine 7. Op basis van het gebruik van deze gebouwen en de oppervlakte, kunnen deze gebouwen als beperkt kwetsbare objecten worden beschouwd.

De terreinen van deze centra zijn bestemd als Sport - Geluidsportcentrum, en vallen daarmee volgens het Bevi onder beperkt kwetsbare objecten. Dit is niet zonder meer verenigbaar met de PR 10-5 contour van windturbines. Deze contour komt overeen met een halve rotordiameter en beslaat het gebied waar de wieken overheen draaien (rotoroverslag). De gronden op het Motodrome terrein die zich binnen de 10-5 contour bevinden worden nu gebruikt voor onder andere parkeren. Ook de junior baan bevindt zich (deels) binnen de 10-5 contour. Met Motodrome is afgesproken dat betreffende gronden niet langer worden gebruikt voor sport of langdurig verblijf van personen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201859015-V701_0008.png"

Figuur 4.3 Windturbine 7 Motodrome met PR 10-5 contour (geruite cirkel) (bron: RUD Drenthe)

Om de te realiseren inrichting (windpark) mogelijk te maken, past Motodrome haar inrichtingsgrens aan, zodat windturbine 7, de overdraai van deze turbine, de kraanopstelplaats en de inrit buiten de inrichting van het Motodrome komen te liggen. Het terrein binnen de inrichting van het windpark wordt zodanig ingericht dat dit verenigbaar is met de PR 10-5 risicocontour van de windturbine. Op de grens van de inrichtingen wordt een hekwerk van circa 2 meter hoog gerealiseerd. Met het hekwerk wordt ervoor gezorgd dat het bezoekend publiek geen toegang heeft tot de PR 10-5 risicocontour van de windturbine.

De overige aspecten die in het kader van externe veiligheid zijn onderzocht, vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.3.9 Ruimtegebruik

Landbouw

Windenergie heeft een zeer beperkt ruimtebeslag en is daarom in het algemeen ook goed te combineren met andere vormen gebruiksfuncties. Hierdoor treedt meervoudig ruimtegebruik op. Op de locatie Pottendijk worden de windturbines grotendeels gebouwd in agrarisch gebied. De functie landbouw is veelal goed te combineren met de plaatsing van windturbines. Door de aanleg van windturbines en overige benodigde infrastructuur treedt er wel een beperkte verandering op van het ruimtegebruik, maar gezien het relatief grote oppervlakte van het plangebied is het effect minimaal. Daarnaast kunnen opstelplaatsen en toegangswegen de agrarische bedrijfsvoering ondersteunen en extra mogelijkheden bieden op recreatief gebied.

Straalpaden

Het plangebied wordt doorkruist door een aantal straalverbindingen. Bij de voorgenomen activiteit zijn er windturbines gepositioneerd binnen 6 meter van een straalpad. Met betrekking tot straalpaden blijkt uit ervaring bij eerdere windprojecten dat er mogelijkheden zijn om eventuele verstoring van straalpaden door windturbines te voorkomen door kleine verschuivingen in de positionering van windturbines of door toevoeging van extra apparatuur ten behoeve van de versterking of verplaatsing van straalpaden.

Helikopterhaven

Er liggen geen laagvliegroutes- en gebieden in het plangebied van Energiepark Pottendijk. Het obstakelvrije vlak van het Luchthavenbesluit Heli Holland Emmer-Compascuum 2017 valt buiten het plangebied. Wel is er voor Heli Holland sprake van een separatiezone met bijbehorende stilstandregeling van 5 keer de rotordiameter vanaf de in- en uitvliegsector van Heli Holland. De voorgenomen activiteit bevat turbines die zijn gepositioneerd in deze separatiezone. Voor turbines binnen deze separatiezone kan er een stilstandregeling worden getroffen op momenten dat er een helikopter vertrekt of aankomt. Deze stilstand is alleen van toepassing in de dagperiode als er helikopters vliegen onder bepaalde windomstandigheden met harde wind bij windrichtingen tussen noord en oost.

Defensieradar

Het plangebied ligt enkel in de toetsingszone van de radarpost in Twente. Voor de voorgenomen activiteit heeft TNO een berekening uitgevoerd om de daadwerkelijke effecten op de dekkingsgraad te bepalen (Bijlage 3). De conclusie daarvan is dat er wordt voldaan aan de 2018-normen. Het ministerie van defensie heeft het onderzoek beoordeeld en heeft een verklaring van geen bezwaar afgegeven (Bijlage 4).

4.3.10 Conclusie

De voorgenomen activiteit (14 windturbines) komt overeen met alternatief 3A. De effectbeoordeling laat zien dat de voorgenomen activiteit uitvoerbaar is binnen wet- en regelgeving. Er zijn geen onoverkomelijke milieuknelpunten gesignaleerd. Voor een aantal onderzoeksaspecten wordt met mitigerende maatregelen aan de norm voldaan. Ook voor natuur geldt dat de voorgenomen activiteit, afzonderlijk en in cumulatie met andere relevante plannen, geen (significant) negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De effectbeoordeling in het MER gedaan op basis van de Siemens 4,2 MW turbine. De effectbeoordeling is ook representatief voor de twee andere typen waarvoor ook vergunning wordt aangevraagd. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. De voorgenomen activiteit is uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In paragraaf 2.5 is ingegaan op het gebiedsproces dat voor het project wordt doorlopen.

Deze ruimtelijke onderbouwing wordt in het kader van het omgevingsvergunningstraject voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. De resultaten van de terinzagelegging worden te zijner tijd verwerkt in het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet hiervoor in beginsel een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De realisatie van een windpark is geen bouwplan als bepaald in de genoemde artikelen. Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij, waarin het kostenverhaal, waaronder planschade, is geregeld. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit project niet nodig.

Voor de totstandkoming van het windpark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor de bedrijfseconomische haalbaarheid.