direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Nieuw-Weerdinge, Energiepark Pottendijk (zon)
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatief

De locatie Pottendijk in het buitengebied van de gemeente Emmen is door de gemeente aangewezen voor de ontwikkeling van windenergie. Een van de grondeigenaren in het gebied ziet kansen om binnen de voorwaarden van de gemeente, op een deel van de locatie Pottendijk, een rendabel windpark te realiseren. Ook een zonneveld van circa 35 hectare maakt onderdeel uit van het voornemen (genaamd Energiepark Pottendijk).

Voor de ontwikkeling van het zonnepark en het windpark worden twee afzonderlijke vergunningaanvragen ingediend. Deze ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van de vergunningaanvraag voor het zonnepark. De aanvraag is genoteerd onder Zaak-50604-2018. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0001.png"

Figuur 1.1 Projectgebied en ontwikkelgebied Energiepark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

(Inter)nationale energiedoelstellingen

De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de energiebehoefte kan worden beperkt door energiebesparing en door grootschalige inzet van duurzame energiebronnen. Een dergelijke omschakeling in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening betekent een forse inspanning. Nederland heeft voor wat betreft de doelstelling op het gebied van duurzame energie aansluiting gezocht bij de taakstelling die in Europees verband is geformuleerd. Deze EU-taakstelling voor duurzame energie bedraagt voor Nederland 14% van het energiegebruik in 2020.

De Nederlandse regering heeft met het Nationaal Energieakkoord de Europese taakstelling voor Nederland verhoogd naar 16% in het jaar 2023. In 2023 moet dus 16% van het totale jaarlijkse energieverbruik afkomstig zijn uit duurzame energiebronnen. Voor de overheid is zonne-energie, naast andere vormen van duurzame energie, van belang om aan deze doelstelling te kunnen voldoen.

Energiebeleid gemeente Emmen

Op 26 april 2012 heeft de raad van de gemeente Emmen de Energienota Gemeente Emmen vastgesteld. In aansluiting op (inter)nationale doelstellingen wordt in deze nota gestreefd naar een CO2 neutraal Emmen in 2050. Emmen is CO2 neutraal als het energieverbruik volledig bestaat uit duurzame energie. Zonne-energie is een van de pijlers onder dit beleid. Dit is onder meer nader uitgewerkt in het "Energieprogramma 2012-2015, Werken aan groene groei" waarin de mogelijkheden voor zonneakkers worden besproken. In de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers (vastgesteld d.d. 17 december 2015) komen geschikte locaties voor zonneakkers aan bod. In het volgende hoofdstuk wordt nader op dit gemeentelijk beleid ingegaan.

1.2 Procedure

Huidig planologisch regime

Het projectgebied bevindt zich aan de Woldweg te Emmer-Compascuum (hierna: 'projectgebied'). Dit projectgebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 30 oktober 2014) waarin het bestemd is als 'Agrarisch met waarden - Grootschalige veenontginningen'. Op het zuidelijk deel van het projectgebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Het projectgebied is verder aangeduid als 'geluidzone - industrie' en als 'wro-zone - wijzigingsgebied 4'. Deze wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op de aanleg van parkeerplaatsen voor het Geluidsportcentrum. Realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen de geldende juridisch-planologische kaders.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Omgevingsvergunning

Door de gemeente is aangegeven, op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 Wabo, medewerking te kunnen verlenen aan de realisatie van het zonnepark. Dit houdt in dat een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan aangevraagd dient te worden. Ten behoeve daarvan moet gemotiveerd worden dat met de afwijking sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hier in. Gelijktijdig met de vaststelling van de 'Structuurvisie Emmen, zonneakkers' is door de gemeenteraad een algemene 'verklaring van geen bedenkingen' afgegeven.

1.3 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het ruimtelijk beleid van Rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de omgevingsonderzoeken, met name op het gebied van natuur en milieu. Hoofdstuk 4 laat zien waarom voor het projectgebied is gekozen, wat de kenmerken van dit gebied zijn en hoe deze wordt ingericht. In de laatste twee hoofdstukken komen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 39 hectare en bestaat uit de percelen kadastraal bekend als gemeente Emmen, sectie C nummers 895 t/m 900. Het projectgebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Woldweg. Aan de overige zijden wordt het omgeven door de gronden van het geluidscentrum Pottendijk. Het gebied bestaat in de huidige situatie uit onbebouwde agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0003.png"

Figuur 2.1 Globale begrenzing projectgebied zonnepark (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. Om dat te bewerkstelligen, zijn - voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het ver-sterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is "ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening energietransitie". Het bieden van ruimte voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa) is volgens het SVIR een taak van provincies en gemeenten. Het SVIR beperkt zich in dit opzicht enkel tot grootschalige windenergie op land en op zee, gelet op de grote invloed op de omgeving en de omvang van deze opgave. Een tweede nationaal belang uit het SVIR dat hier genoemd moet worden is "een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten". Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. De Ladder houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

STEDELIJKE ONTWIKKELING
Voordat de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

In beginsel vallen windparken of zonnevelden als voorzieningen voor het opwekken van energie niet onder de definitie van stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op deze omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan.

Energieakkoord

In het energieakkoord is de basis gelegd voor een breed gedragen, robuust en toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Het energieakkoord biedt een perspectief met afspraken voor de korte en middellange termijn. Hiervoor zijn de volgende hoofddoelen geformuleerd:

  • een besparing van energieverbruik met gemiddeld 1,5%;
  • 100 petajoule energiebesparing in 2020;
  • een toename van het aandeel duurzame energie naar 14% van het totale jaarverbruik in Nederland in 2020 met een doorgroei naar 16% in 2023;
  • het creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen binnen de duurzame energiesector.

Deze doelen zijn verder uitgewerkt in verschillende pijlers. Voor de ontwikkeling van het zonnepark zijn vooral pijler 2 'Opschalen hernieuwbare energieopwekking' en pijler 3 'Stimuleren van decentrale duurzame energie (DDE)' van belang. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een opwekking van 186 PJ (PetaJoule) energie uit hernieuwbare energiebronnen. Om te komen tot deze energieopwekking zijn alle vormen van energieopwekking nodig: wind, biomassa en zon. Momenteel bedraagt het aandeel zonne-energie minder dan 1% van de totale energievraag. Het toekomstige zonnepark levert daarom een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van het Rijk om te komen tot een aandeel van 16% van duurzaam opgewekte energie in het totale Nederlandse energieverbruik in 2023.

2.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De provincie beschrijft hierin de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling tot 2020. Daarbij is de volgende missie geformuleerd: "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is." De kernkwaliteiten dragen bij aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze kernkwaliteiten.

Voor het projectgebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:

AARDKUNDIGE WAARDEN
Ter plaatse van het plangebied is ten aanzien van de kernkwaliteit Aardkundige waarden sprake van een generiek beschermingsniveau waarvoor de provincie de rol van 'respecteren' op zich neemt. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven en plannen en initiatieven daarop beoordelen.

ARCHEOLOGIE
Voor het plangebied geldt een generiek beschermingsniveau ten aanzien van de kernkwaliteit Archeologie. Uitgangspunt is dat alle vindplaatsen op de Archeologische Monumentenkaart van Drenthe staan en nieuwe vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.

CULTUURHISTORIE
Voor de kernkwaliteit Cultuurhistorie geldt dat voor het plangebied het sturingsniveau 'respecteren' geldt. De verantwoordelijkheid voor het benutten van de cultuurhistorische structuur als inspiratiebron ligt bij initiatiefnemers van ontwikkelingen.

LANDSCHAP
Voor de kernkwaliteit Landschap geldt dat het plangebied is gelegen in het landschapstype Veenkoloniën. Het provinciaal beleid in de Veenkoloniën is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken.

De provincie zet in de Omgevingsvisie in op een hogere productie van zonnestroom (zonnepanelen) en zonnewarmte (zonnecollectoren). Er wordt gestreefd naar een uitbreiding van zonnewarmte in 2020 tot 125TJ. Voor zonnestroom is de doelstelling 151TJ in 2020 (ruim 60MW). Ten opzichte van de productie in 2010, betekent dit een forse toename, zowel voor zonnewarmte (+85K) als voor zonnestroom (+143TJ). Om bij deze ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit te borgen, hanteert de provincie een ruimtelijk kader voor de toepassing van zonne-energie, de zogenaamde 'zonneladder'. Deze zonneladder heeft betrekking op grootschalige ontwikkelingen en bestaat, evenals de ladder voor duurzame verstedelijking, uit drie tredes:

  • 1. Gebouwgebonden; zon op daken: De productie van zonne-energie wordt zo mogelijk gerealiseerd met behulp van gebouwgebonden installaties.
  • 2. Grondgebonden; zon op maaiveld: De aanleg van grondgebonden zonne-installaties op maaiveld is toegestaan in bestaand stedelijk gebied. Gedacht kan worden aan bedrijventerreinen en woningbouwlocaties die op korte tot middellange termijn geen invulling zullen krijgen. Er gelden daarbij voorwaarden die bijdragen aan een zorgvuldige ruimtelijke inpassing.
  • 3. Initiatieven met maatschappelijk draagvlak: Grondgebonden zonne-installaties buiten bestaand stedelijk gebied kunnen alleen dan op een positieve houding van de provincie rekenen wanneer de initiatieven voorzien zijn van een breed maatschappelijk draagvlak en wanneer ze kunnen rekenen op betrokkenheid vanuit de directe omgeving. Punt 2 en 3 betekenen een inperking van het beleid t.o.v. eerdere provinciale nota's.

Het betrokken projectgebied valt in het buitengebied. De provincie beschouwt dit gebied echter als bedrijventerrein, met een specifieke aanduiding als Geluidsportcentrum. In het geldende bestemmingsplan is voor het gebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de aanleg van parkeerplaatsen voor het Geluidsportcentrum. Het gebied kent door ontwikkeling van het zonnepark een multifunctioneel gebruik. Het past dan ook in trede 2 van de zonneladder. Er is bij de ontwikkeling van het zonnepark sprake van een zorgvuldige inpassing. Het terrein is momenteel al aan drie zijden omwald. Aan de noordzijde wordt nog een aarden wal aangelegd. Het zonnepark wordt daarmee volledig aan het zicht onttrokken. Het zonnepark wordt door plaatselijke, lokaal betrokken partijen ontwikkeld en levert werkgelegenheid op. Met omwonenden en betrokkenen wordt een gebiedsproces doorlopen om draagvlak te creëren. Derhalve past het voornemen ook in trede 3 van de zonneladder.

Omgevingsverordening/Beleidskader zonneakkers

In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar concrete regels. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, milieu- en leefomgeving en zorgvuldig ruimtegebruik . Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. In artikel 3.30 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voorzien kan in de realisatie van zonneakkers, "mits de realisatie voldoet aan de door provinciale staten vastgestelde en in de Omgevingsvisie opgenomen “zonneladder” en de ter uitvoering daarvan door gedeputeerde staten vastgestelde “Beleidskader Zonneakkers”. Dit beleidskader draagt de titel Ruimtelijke verkenning zonneakkers in de Provincie Drenthe (dd. 04-04-2014). In de verkenning ligt de nadruk op inpassing in het landschap. "Initiatiefnemers van zonneakkers zouden geprikkeld moeten worden met de aanleg van de zonne-akker ook kwaliteit aan het landschap toe te voegen. Nadrukkelijk moeten zonne-akkers niet als een bedreiging worden gezien maar als kans om deze kwaliteit te realiseren. De landschappelijke ontwerpopgave moet zich daarbij vooral richten op de randen en zich bewust zijn van de locatie en de ambities voor de locaties qua huidige en toekomstige functie en vanuit de kernkwaliteiten." De gemeente Emmen heeft dit nader uitgewerkt in haar structuurvisie Emmen, Zonneakkers (zie paragraaf 2.2.3).

Ontwerp Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie Drenthe omschrijft de koers voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie. De basis van de huidige Omgevingsvisie Drenthe, die dateert uit 2014, is goed. Nieuwe ontwikkelingen vragen echter om een nadere uitwerking. Zo heeft ook Drenthe een grote opgave in de transitie naar duurzame energie en behoud van werkgelegenheid. Provincie Drenthe wil ruimte geven aan gemeenten, de regie laag houden en zoeken naar combinaties van ruimtegebruik. Dat is de essentie van de ontwerp-Omgevingsvisie Drenthe 2018. Specifiek over zon staat in de ontwerp-omgevingsvisie:

De provincie streeft ernaar dat al het in Drenthe beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut voor de productie van zonne-energie. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond wordt een ‘Ja, mits’-benadering gehanteerd.

Voor grondgebonden opstellingen hanteert de provincie de voorwaarden dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. De provincie is ervan overtuigd dat er met deze voorwaarden voldoende ruimte in Drenthe gevonden kan worden om met zonne-energie wezenlijk bij te dragen aan haar energiedoelstelling.

Bij de realisatie van zonneakkers wil de provincie een balans tussen zonneakkers en landschap, omdat ze de afwisseling van het landschap en de herkenbaarheid van de landschapstypen wil behouden, inclusief de natuurlijke en cultuurhistorische aspecten. Daarom wil de provincie voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers). De benodigde afstand is afhankelijk van schaal van het landschap. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap.

2.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Emmen 2020

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef (dd. 24-09-2009) bevat een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot 2020. Leidend daarvoor zijn de thema's landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Onderdeel van het thema duurzaamheid is de zoektocht naar en benutten van (ver)nieuw(bare) vormen van energie. Hier liggen volgens de structuurvisie kansen voor de industrie en land- en tuinbouwsector. Ook worden koppelingen denkbaar geacht tussen de industriële verwerking en de teelt van biomassa. Naarmate een installatie grootschaliger van aard wordt ligt vestiging op de bedrijventerreinen of glastuinbouwgebieden voor de hand, aldus de structuurvisie.

Ruimtelijke waardenkaart / De gemeente Emmen in het perspectief van het landschap

In het uitvoeringsprogramma behorende bij de Structuurvisie gemeente Emmen 2020 is de Ruimtelijke waardenkaart opgenomen (vastgesteld dd. 06-06-2011). De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden binnen de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft tevens de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van landschap in relatie tot cultuurhistorie (zie verder paragraaf 3.2).

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen is de Ruimtelijke Waardenkaart uitgewerkt tot het rapport De Gemeente Emmen in het perspectief landschap (januari 2012). Doel van dit rapport is om, gegeven de gelaagdheid, dynamiek en variatie van het landschap, inzicht te geven in de karakteristieken die het landschap in een gebied bepalen en de mate waarin deze nog herkenbaar aanwezig zijn. Inzicht in de landschappelijke karakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit rapport dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het projectgebied valt binnen het landschap van de grootschalige veenontginningen in het bloksysteem met wijken. Specifiek gaat het om "Gebied 30; Hondsrug-Oost". Bij de inrichting van het projectgebied met zonnepanelen wordt aansluiting gezocht bij de (historische) structuur van het gebied: het verkavelings-, water-, wegen-, groen-, en bebouwingspatroon.

Energienota

De Energienota gemeente Emmen, Energie voor groene groei (26 april 2012) biedt het kader waarbinnen de gemeente handelt op het gebied van energie, met als doel reductie van CO2 uitstoot. Het streven is een vermindering van de CO2 uitstoot in 2025 met 50% van de huidige uitstoot (peiljaar 2012) en een CO2 neutraal Emmen in 2050. Daarbij kiest de gemeente o.a. voor:

  • 1. Energiebesparing, met name in de gebouwde omgeving en haar eigen gebouwen.
  • 2. Verbetering van de energie-efficiency en slim ketenbeheer door betere benutting van de beschikbare restwarmte in Emmen door de ontwikkeling van warmtenetten.
  • 3. De ontwikkeling van 60 MW windenergie. De windenergieopgave maakt onderdeel uit van integrale gebiedsontwikkeling waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar nieuwe vormen van eigendom en beheer.
  • 4. Geothermie. De ondergrond biedt goede mogelijkheden. Bovendien is een koppeling met de glastuinbouw mogelijk.
  • 5. Het benutten van zonne-energie.

Deze keuzes zijn uitgewerkt in deel 2 van de Energienota: “Werken aan groene groei”.

Structuurvisie Emmen, Zonneakkers

Doel van de Structuurvisie Emmen, Zonneakkers (dd. 17 december 2015) is het faciliteren van initiatieven om duurzame energie via zonneakkers op te wekken. De structuurvisie geeft antwoord op de vraag waar en onder welke voorwaarden binnen de gemeente zonneakkers aangelegd mogen worden. Dit heeft geleid tot de volgende criteria:

  • ruimtelijke inpasbaarheid: een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaand dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten;
  • maatschappelijk draagvlak vanuit het gebied;
  • energie afzet;
  • na 20 tot 25 jaar onderliggende bestemming;
  • goede ruimtelijke ordening.

Aan de hand van de criteria zijn verschillende locaties en categorieën aangewezen, waar meegewerkt kan worden aan zonneparken. Eén van deze categorieën betreft binnen het bouwperceel van (recreatieve) bedrijven in het buitengebied.

Het projectgebied is niet als specifieke locatie op de kaart aangewezen. Als onderdeel van het Geluidsportcentrum, een (recreatie)bedrijf in het buitengebied, betreft het wel een categorie die benoemd is in de structuurvisie. De locatie is terdege geschikt voor de vestiging van een landschappelijk ingepast zonnepark. Het betreft immers een locatie gelegen binnen een door bestaande en nog aan te leggen (geluids)wallen omgeven gebied. De zonnepanelen zullen aan de -voorzover aanwezige- openheid in het gebied geen afbreuk doen en zijn door de plaatsing binnen de wallen niet zichtbaar.

Het gebied kan getypeerd worden als een sport- en recreatiegebied met een specifiek bedrijfskarakter, waarbij zonnepanelen een (duurzame) aanvulling op de sportief-recreatieve bedrijvigheid zijn. De provincie geeft overigens aan dat dit gebied wordt beschouwd als een bedrijventerrein met als nadere aanduiding geluidsportcentrum.

Aan het verkrijgen van maatschappelijk draagvlak vanuit het gebied wordt gewerkt door middel van een gebiedsproces, het uitbesteden van aanleg- en ontwikkelingswerkzaamheden binnen de lokale /regionale economie en het structureel bieden van plaatselijke werkgelegenheid na aanleg van het park. Ten aanzien van het voldoen aan een goede ruimtelijke ordening is onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

De locatie is inpasbaar binnen de structuurvisie Emmen Zonneakkers.

Huidig planologisch regime

Zoals aangegeven in de inleiding (paragraaf 1.2) wordt het huidig planologisch regime gevormd door het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 30 oktober 2014) waarin het bestemd is als 'Agrarisch met waarden - Grootschalige veenontginningen'. Realisatie van een zonnepark is niet mogelijk binnen deze bestemming. Concrete projecten op dit gebied moeten daarom de uitgebreide Wabo-procedure doorlopen (zie paragraaf 1.2).

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Milieueffectrapport

De procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) is voorgeschreven op grond van nationale en Europese wetgeving indien sprake is van activiteiten met potentieel aanzienlijke milieueffecten. Het doel van de m.e.r. is om te verzekeren dat adequate milieu-informatie beschikbaar is ten behoeve van de besluitvorming over dergelijke activiteiten.

Voor zonne-energie geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht. Voor alle activiteiten die voorkomen op de D-lijst is mogelijk een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Zonne-energie komt niet voor op de D-lijst van het Besluit m.e.r. De gemeente Emmen kiest er daarom voor geen (vormvrije) MER uit te (laten) voeren voor zonnevelden.

In het gemeentelijk beleid is voorgeschreven dat voor de ontwikkeling van Pottendijk voor windenergie een projectMER dient te worden opgesteld. Omdat het zonneveld onderdeel uitmaakt van het voornemen tot realisatie van Energiepark Pottendijk besteedt het MER ook aandacht aan de milieueffecten van het zonneveld. Daarmee krijgt het milieu een volwaardige plek in de besluitvorming over de invulling van het energiepark.

In dit hoofdstuk is de effectbeoordeling van het voornemen tot realisatie van het zonnepark samengevat en wordt getoetst of voldaan kan worden aan een goede ruimtelijke ordening. Voor de volledige effectbeoordeling en conclusie wordt verwezen naar het MER in de bijlagen bij de aanvraag.

3.2 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het projectgebied te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Afweging archeologie

De gemeente Emmen hanteert de Beleidsnota archeologie 2013-2018 en de Archeologische beleidsadvieskaart (dd. 30 mei 2013). Uit de beleidsadvieskaart blijkt er voor het projectgebied sprake is van deels een lage verwachting en deels een (middel)hoge verwachting. Op grond van die laatste verwachting is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,3 m beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0004.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart (roze=(middel)hoge verwachting; wit=lage verwachting)

De ingreep in de bodem van het zonneveld blijft naar verwachting onder de in het bestemmingsplan voorgeschreven drempel voor onderzoek. Voor vergunningaanvraag wordt het plan concreet uitgewerkt. Indien daaruit blijkt dat archeologisch onderzoek nodig is, dan zal dat (voor de aanvraag) uitgevoerd worden.

Afweging cultuurhistorie

Er zijn geen monumentale panden binnen het projectgebied gelegen. Ook beïnvloeding van beschermde gezichten is vanwege de grote afstand tussen de zonnepark en bebouwing niet aan de orde. Er is wel sprake van cultuurhistorische waarden voor het landschap (bloksysteem met wijken; zie paragraaf 2.2.3) waar het projectgebied onderdeel van uitmaakt. Het zonnepark wordt binnen het bestaande wijkensysteem ingepast. De waarden worden door het project niet aangetast.

3.3 Ecologie

Wettelijk kader

Het voornemen is wat betreft de natuur op basis van de volgende kenmerken beoordeeld:

  • milieueffecten op in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden;
  • milieueffecten op gebieden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • milieueffecten op, op grond van de Wnb beschermde soorten.

In het kader van de onderzoeken is een ecologische beoordeling (Bijlage 1) uitgevoerd waarin bovenstaande milieueffecten zijn beoordeeld. Voor de volledige toetsing van de milieueffecten op beschermde gebieden en soorten wordt verwezen naar de bijlage.

Natura 2000-gebieden

Het plan leidt in de aanlegfase of gebruiksfase, afzonderlijk en in cumulatie met andere projecten, niet tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Bargerveen en andere Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland

De gronden van het projectgebied zijn niet aangewezen als NNN en grenzen ook niet aan gronden die onderdeel vormen van het NNN. De dichtstbijzijnde NNN-gebieden liggen op meer dan 1,5 kilometer van het projectgebied. Negatieve effecten op het NNN als gevolg van het project kunnen dan ook worden uitgesloten.

Soortenbescherming

De aanleg van het zonnepark zorgt ervoor dat het akker- en graslandgebied centraal in het projectgebied niet langer beschikbaar is als foerageergebied voor vogels. Dit gebied ligt ingeklemd tussen de terreinen van schietsportcentrum Emmen, Motodrome, Kartcircuit Emmen en het testcircuit. De terreinen van schietsportcentrum Emmen en Motodrome worden jaarrond gebruikt, zodat ook in de winter veel geluidsverstoring en in mindere mate ook optische verstoring optreedt. Het gebied is daardoor in de huidige situatie al niet of nauwelijks geschikt als foerageergebied voor de aangewezen soorten als toendrarietgans en kleine zwaan. Significant negatieve effecten op het foerageergebied van aangewezen vogelsoorten door fysieke aantasting treden niet op.

Het projectgebied verandert door de aanleg van het zonnepark als foerageergebied voor vleermuizen. De akker- en graslandpercelen waar ontwikkelingen zijn voorzien, hebben door het ontbreken van beschutting en het intensieve gebruik echter weinig waarde voor foeragerende vleermuizen. Voor foeragerende vleermuizen belangrijke structuren, zoals bredere wateren, opgaande beplanting en ruigtevegetatie blijven bij uitvoering van het plan behouden. Gezien de aard van de ontwikkelingen, de inrichting van het projectgebied en de aanwezigheid van geschikt foerageergebied in de omgeving van het projectgebied, worden geen negatieve effecten verwacht die van invloed zijn op de functionele leefomgeving van vleermuizen.

Het zonnepark wordt gerealiseerd in de akkers en intensief beheerde graslanden, waarbij de tussenliggende watergangen inclusief oevervegetatie worden ingepast. De aanleg van het zonnepark zal dan ook niet leiden tot negatieve effecten op veld- en waterspitsmuis.

Het is niet uitgesloten dat tijdens de realisatie van het zonnepark overwinteringsplaatsen van poelkikker worden vernietigd, waarbij exemplaren kunnen worden gedood of verwond. Daarom is ontheffing aangevraagd op grond van artikel 3.8 van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor deze soort. Het is op dit moment overigens nog niet zeker dat poelkikker daadwerkelijk in het projectgebied voorkomt. Uit nader onderzoek dat in het voortplantingsseizoen van poelkikker in 2018 wordt uitgevoerd zal blijken of de soort aanwezig is en zo ja, op welke locaties maatregelen nodig zijn. Op dat moment kunnen de meest geschikte beschermingsmaatregelen voor poelkikker worden bepaald.

3.4 Verkeer

Wettelijk kader en afweging

Het zonnepark wordt ontsloten op de Woldweg. Na opening wordt het park incidenteel bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Voor zover er al sprake is van een verkeersaantrekkende werking is deze beperkt en valt deze weg in de bestaande verkeersbewegingen als gevolg van het bestaande Geluidsportcentrum.

Het uitgangspunt is dat een ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. Op het park is reeds voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor het eerdergenoemde incidentele bezoek. Het project voorziet in de benodigde parkeerbehoefte.

3.5 Milieu

3.5.1 Bodem

Wettelijk kader

Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het projectgebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het projectgebied voor de voorgenomen functie.

Afweging

Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. In 2003 heeft Grontmij een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek verricht. Dit bodemonderzoek heeft geen aanleiding gegeven tot het stellen van nadere maatregelen of eisen en wordt beschouwd als nulsituatieonderzoek.

De aanleg van het zonnepark vormt geen bodembedreigende activiteit. Het opnieuw laten uitvoeren van een bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De kwaliteit van de bodem staat de uitvoerbaarheid van het project niet in de weg.

3.5.2 Geluid

Wettelijk kader

De locatie ligt op het gezoneerde industrieterrein Geluidsportcentrum Pottendijk in de gemeente Emmen. De geluidzone is op 16 juli 1987 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Bij de beoordeling op de aanvraag dient in acht te worden genomen de geldende grenswaarden voor het gezoneerde industrieterrein. Voor gezoneerde industrieterreinen geldt als uitgangspunt dat de etmaalwaarde van het equivalent geluidsniveau vanwege het gehele industrieterrein buiten de zone niet meer mag bedragen dan 50 dB (A) etmaalwaarde. Binnen de zone zijn geen woningen of andere geluidsgevoelige objecten gelegen.

De huidige bedrijfsactiviteiten produceren geluid. Deze geluidsemissie wordt vooral bepaald door gemotoriseerde voertuigen. Deze geluidsbelasting in de omgeving is in kaart gebracht in een akoestisch rapport van Aveco de Bondt, kenmerk Rdg/009/08.0062, d.d. 2 juni 2008.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0005.png"

Figuur 3.2 Kaart 50 dB(A)-contour (Bron: bestemmingsplan Buitengebied 2011)

Afweging

De zonnepanelen van een zonnepark produceren geen relevant geluid. Alleen de omvormers en schakelstations kunnen zorgen voor een zoemend geluid. Indien het zonnepark wordt gezien als een elektriciteits-distributiebedrijf van tussen de 10 en 100 MVA, geldt een minimale afstand tot woningen van 50 meter. Gelet op de afstand tot de dichtstbijzijnde woningen (circa 500 meter van het plangebied) zal het zonnepark geen verandering veroorzaken op de geluidsbelasting van bij omliggende woningen. Ten aanzien van de geluidsbelasting, maximale geluidsniveaus en indirecte hinder is de situatie milieuhygiënisch aanvaardbaar.

3.5.3 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.

Afweging

Het zonnepark is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); er zijn geen personen aanwezig. Het zonnepark is geen inrichting als bedoeld in het Bevi.

Uit de risicokaart (riscokaart.nl) blijkt dat in of nabij (< 2 km) het projectgebied geen risicovolle inrichtingen, transportassen (spoor, weg, water) of transportleidingen aanwezig zijn. Het projectgebied ligt ook niet in het invloedsgebied van inrichtingen, assen en leidingen. Bovendien neemt het aantal personen binnen het projectgebied niet toe, waardoor er geen effecten op de externe veiligheidssituatie zijn. Met betrekking tot externe veiligheid zijn dan ook geen belemmeringen aan de orde en kan aanvullend onderzoek achterwege blijven.

3.5.4 Lucht

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Afweging

Op grond van de nibm-tool (versie 2017) is een project pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met ruim 900 per dag (met 5% aandeel vrachtverkeer). Het project betreft de realisatie van een zonnepark. Tijdens de aanleg zal er tijdelijk sprake zijn van een relatief grote toename van het aantal verkeersbewegingen. Na de opening van het park loopt dit aantal naar verwachting weer fors terug.

In beide perioden zal het aantal verkeersbewegingen zeer ruim onder het genoemde aantal van 900 per dag blijven. Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met 3% (ook in combinatie met de lage achtergrondconcentraties van de omgeving) en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het project.

3.5.5 Milieuzonering

Wettelijk kader

Milieuaspecten worden geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten rekening te worden gehouden. Het gaat dan om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke elementen. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Afweging

Het projectgebied is in agrarisch gebruik. Het project maakt geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk die een grotere bescherming dan ten opzichte van die functie noodzakelijk maken. Zonneparken zijn niet opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor de enigszins vergelijkbare functie 'elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorbedrijven' geldt voor bedrijven van 10 tot 100 MVA een grootste richtafstand van 50 meter, voor het aspect geluid. De afstand van de grens van het zonnepark tot de gevels van de dichtstbijzijnde woningen bedraagt meer dan 500 meter. De transformatoren van het zonnepark zijn op grotere afstand van die gevels geprojecteerd. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het project.

3.6 Waterparagraaf

3.6.1 Watertoets

Inleiding

In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een verslag te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het project voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets.

Het projectgebied valt in het werkgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap is op 18 april 2018 geïnformeerd over het bestemmingsplan door gebruik te maken van de digitale watertoets De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de normale procedure van de watertoets moet worden doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een maatwerk wateradvies moet maken. Vooralsnog is er sprake van een voorlopige standaard uitgangspuntennotitie (Bijlage 2). Deze notitie zal op basis van het project nader uitgewerkt worden door het waterschap.

De wijze waarop de aanvrager het waterschap informeert over ruimtelijke plannen en om advies vraagt, hangt sterk af van de aard van het plan. In de waterparagraaf dienen de keuzes in ruimtelijke plannen ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd worden beschreven. Het wateradvies van het waterschap moet daarin zijn meegenomen.

Thema wateroverlast

Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen, zowel bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd op elk schaalniveau. Er zijn landelijke werknormen (Nationaal Bestuursakkoord Water) opgesteld voor wateroverlast. Het gaat hierbij om wateroverlast, die ontstaat door inundatie vanuit oppervlaktewater als gevolg van lokale neerslag. De normen zijn uitgedrukt in de kans dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt.

Grondgebruikstype Maaiveldcriterium (%) Inundatienorm (1/jaar)

grasland 5 1/10

akkerbouw 1 1/25

hoogwaardige land- en tuinbouw 1 1/50

glastuinbouwgebied 1 1/50

bebouwd gebied 0 1/100

Voor de berekening van de vereiste waterberging, om de toename van het verhard oppervlak te compenseren, wordt gebruik gemaakt van de regenduurlijnmethode. Met deze methode kan op basis van het oppervlak open water, de maximale peilstijging, de afvoernorm bij maatgevende afvoer, maatgevende buien en het maatgevende klimaatscenario op eenvoudige wijze inzichtelijk gemaakt worden hoeveel extra waterberging vereist is.

Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m2 toename verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het definitieve wateradvies van het waterschap wordt een maatwerkberekening opgenomen voor de benodigde extra berging.

Thema inrichting watersysteem

Het eigendom, beheer en onderhoud van alle oppervlaktewater en de bijbehorende infrastructuur ligt bij waterschap, gemeente of derden. Het waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om het hoofdsysteem welke een belangrijke functie vervult in de aan- en afvoer van water in eigendom, beheer en onderhoud te hebben.

Naast het stelsel van hoofdwatergangen zijn er ook sloten aangewezen als schouwsloot. Schouwsloten vervullen een belangrijke functie in de detailwaterbeheersing en zijn meestal in eigendom bij gemeente en/of derden. Schouwsloten vallen onder de schouwverordening van het waterschap en moeten jaarlijks in november worden geschoond.

Met het dempen van sloten/watergangen neemt de potentiële bergingsruimte van oppervlaktewater af. Het dempen van sloten veroorzaakt hogere grondwaterstanden. In dit kader is een beleidsregel vastgesteld die het dempen van hoofdwatergangen, schouwsloten en overige sloten verbiedt. Het is onder andere verboden het profiel van hoofdwatergangen en schouwsloten te veranderen. Het dempen van sloten is alleen mogelijk onder de voorwaarden die zijn opgenomen in de beleidsregel Dempingen.

Het waterschap is verantwoordelijk voor het hebben en houden van een goed functionerend watersysteem. Het wijzigen van het watersysteem zal in overleg met het waterschap moeten plaatsvinden. In overleg met de beleidsmedewerker planvorming zal overlegd moeten worden op welke wijze het watersysteem gewijzigd zou kunnen worden. Voor de betreffende wijzigingen is een watervergunning nodig op grond van de keur.

HOOFDWATERGANG
In de nabijheid het plangebied zijn hoofdwatergangen van het waterschap gelegen. Aan weerszijden van alle hoofdwatergangen ligt een beschermingszone van 5 meter breed. Deze beschermingszone is ter bescherming van de hoofdwatergang. Deze beschermingszone moet worden gerekend vanaf de insteek. De beschermingszone langs hoofdwatergangen moet vrij blijven van obstakels. Obstakels kunnen bijvoorbeeld zijn: heggen, afrastering, bomen, schuttingen, schuurtjes, verharde paden. Binnen deze beschermingszone is voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een watervergunning nodig. In de keur van het waterschap is aangegeven voor welke werkzaamheden een watervergunning noodzakelijk is.

SCHOUWSLOOT
Binnen het plangebied zijn schouwsloten gelegen. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap maar wel een belangrijke functie vervullen voor de ontwatering. Om deze ontwateringsfunctie goed te laten vervullen is het van belang dat een schouwsloot schoon is. De eigenaren van de schouwsloot zijn verplicht de schouwsloot jaarlijks schoon te maken, het waterschap ziet hier op toe. Schouwsloten mogen niet zonder toestemming van het waterschap gedempt worden, ook het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming gewijzigd worden. In de beleidsregel dempingen is aangegeven onder welke voorwaarden demping mogelijk is.

Thema inrichting natuur en ecologie

Bij de inrichting van het watersysteem dient er aandacht te zijn voor waterkwaliteit en ecologie. Van groot belang is het voorkomen van stilstaand water. In wateren met onvoldoende doorstroom mogelijkheden kunnen waterkwaliteitsproblemen ontstaan als vissterfte, blauwalg en de opeenhoping van drijfvuil. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met doorspoelmogelijkheden en moeten stilstaand water in watergangen voorkomen worden.

Tevens is een goede waterkwaliteit sterk afhankelijk van de mogelijkheid of water- en oeverplanten zich in voldoende mate kunnen vestigen en ontwikkelen. Ruimte voor natuurvriendelijke oevers met geleidelijke overgangen van nat naar droog is van groot belang voor het ecologisch functioneren van het watersysteem en het bieden van voldoende migratiemogelijkheden en leef- en foerageergebied voor planten en dieren.

Naast de inrichting is ook het beheer en onderhoud van invloed op het te behalen resultaat voor de natuur. Tijdens de voorbereiding van plannen moet ook nagedacht moeten worden over het uit te voeren toekomstig onderhoud en de daarbij behorende voorzieningen.

3.6.2 Maatregelen project

WATERHUISHOUDING
Het projectgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van het waterschap en in het waterplan van de gemeente Emmen.

In en nabij het plangebied bevinden zich hoofdwatergangen en schouwsloten. Alle watergangen blijven behouden. Langs de watergangen worden onderhoudspaden van voorgeschreven breedte vrijgehouden.

De ondergrond onder de panelen wordt niet verhard. Onderhoudspaden ten behoeve van het zonnepark worden in halfverharding uitgevoerd. Het regenwater kan daardoor onbelemmerd infiltreren.

Het zuidoostelijke deel van het projectgebied wordt ingericht als parkeerterrein voor het Geluidsportcentrum. De oppervlakte van het parkeerterrein is circa 1,25 ha. Dit terrein wordt wel verhard. Voor deze toename in verharding is watercompensatie noodzakelijk. Voor het project wordt een watercompensatie van 10% aangehouden. Hieraan wordt in overleg met het waterschap invulling gegeven.

AFVOER VAN WATER
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap Hunze en Aa's is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht. Infiltreren is op deze locatie deels mogelijk. Zoals hierboven aangegeven wordt vanwege de toename van de hoeveelheid verharding extra bergingsvoorziening gerealiseerd, waarop water kan worden afgevoerd. Er worden geen materialen gebruikt die het afstromend hemelwater kunnen verontreinigen.

De wijze waarop en waar het afstromende hemelwater op de aanwezige watergangen wordt gebracht, wordt nog nader uitgewerkt. Te zijner tijd worden de aanpassingen op het watersysteem en de punten van lozing van hemelwater op het open water, geregeld via een melding Algemene Regels.

Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving

4.1 Locatiekeuze

Achtergronden

Tot op heden wordt zonne-energie hoofdzakelijk toegepast bij kleinverbruikers binnen het midden- en kleinbedrijf (MKB) en bij particulieren. Het totale aandeel van zonne-energie bedraagt momenteel ongeveer 0,3% van de totale elektriciteitsproductie in Nederland. Het betreft hoofdzakelijk zonnepanelen op daken waarbij de geproduceerde elektriciteit vooral voor eigen gebruik wordt benut. Het surplus wordt aan het netwerk geleverd. Het op grootschalig wijze opwekken van zonne-energie, dat wil zeggen het opwekken van zonne-energie door middel van zonnecellen in een opstelling van 1 hectare (ha) of meer wordt in Nederland steeds gangbaarder. Dit is onder andere het gevolg van de technologische ontwikkeling op het gebied van zonne-energie. Ieder jaar weer worden nieuwe innovaties waardoor bijvoorbeeld de efficiency van zonnecellen continue verbetert. Ook het subsidieregime speelt daarin een belangrijke rol. Dit leidt er toe dat de ontwikkeling van grootschalige zonneparken meer en meer rendabel wordt.
Het grootschalig opwekken van zonne-energie heeft voordelen ten opzichte van het decentraal en kleinschalig opwekken van zonne-energie zoals dat nu in Nederland nog veel gebeurt, namelijk:

  • Grootschalig opwekken levert een belangrijk efficiencyvoordeel, zowel qua opwekkingswijze als transport. Een groot zonnepark levert een grotere jaarproductie aan elektriciteit dan op een groter aantal kleinere parken. Hierdoor kan op een hoger spanningsniveau de elektriciteit worden aangeboden op het landelijke hoogspanningsnetwerk waardoor minder transportverlies optreedt.
  • Lang niet al het dakoppervlak in Nederland is op dit moment geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Om momenteel op een economische rendabele wijze zonne-energie op te wekken, moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan. Slechts een deel van het bestaande Nederlandse dakoppervlak voldoet aan deze randvoorwaarden. Daarom zijn ook andere locaties nodig om optimaal van zonne-energie in Nederland gebruik te kunnen maken.

Locatiecriteria

Een locatie voor het op grootschalige wijze opwekken van zonne-energie moet aan een groot aantal criteria voldoen. Deze criteria volgen hoofdzakelijk uit de technische en fysieke factoren die met het opwekken van zonne-energie samenhangen. Uiteraard moet ook aandacht worden besteed aan duurzaam ruimtegebruik. Hieronder worden de belangrijkste criteria kort beschreven.

ZONAANBOD
Een locatie moet voldoende zonne-uren per jaar ontvangen om voldoende zonne-energie op te kunnen wekken. Op basis van gegevens van het KNMI blijkt dat in heel Nederland voldoende zonuren zijn om een rendabel zonnepark te realiseren (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0006.jpg"
Figuur 4.1 Zonuren per jaar (bron: KNMI)  

FYSIEKE RUIMTE
In de eerste plaats moet een locatie over voldoende ruimte beschikken voor de plaatsing van de zonnepanelen en bijbehorende installaties (zoals omvormers). Daarnaast is ruimte nodig voor het aanleggen van onderhoudspaden. Ook de landschappelijke inpassing vraagt om voldoende ruimte.


SCHADUWVRIJE OMGEVING
Voorts is het van belang dat de zonnepanelen zoveel mogelijk uit de schaduw van omliggende objecten worden geplaatst. Zonnepanelen zijn serieel geschakeld, hetgeen betekent dat wanneer één rij panelen uit eenzelfde seriegeschakelde rij panelen wordt overschaduwd, de energieopbrengst van de gehele rij panelen vermindert. Een optimale locatie voor zonnepanelen is daarom zoveel mogelijk gevrijwaard van schaduwhinderlijke objecten.


DUURZAAM RUIMTELIJK GEBRUIK
Met duurzaam ruimtegebruik wordt bedoeld dat ruimtelijke functies zoveel mogelijk worden gebundeld zodat de impact op het milieu en de ruimtebehoefte van de functies gezamenlijk zoveel mogelijk wordt beperkt. Voor een grootschalig zonnepark gaat het dan om de vraag of naast het zonnepark nog andere vormen van ruimtegebruik mogelijk zijn. Hierbij kan gedachten worden aan het plaatsen van zonnepanelen op daken (het onderliggende ruimtegebruik kan dan ongewijzigd worden voortgezet) of de tijdelijke plaatsing van zonnepanelen op minder courante gronden.


GRONDPOSITIE EN BESCHIKBAARHEID
Zoals voor elk ruimtelijk project is het van belang dat vrij over de benodigde gronden kan worden beschikt. Dat houdt in dat de grondeigenaren toestemming gegeven moeten hebben om de zonnepanelen te mogen plaatsen.


NETAANSLUITING
De afstand tot bestaande aansluitingen op het landelijke hoogspanningsnetwerk is voor alle energieprojecten cruciaal, dus ook voor een grootschalig zonnepark. Het aanleggen van nieuwe ondergrondse infrastructuur is kostbaar. Het meest ideaal is een locatie die zich in de directe nabijheid van geschikte ondergrondse infrastructuur bevindt.


Toets aan locatiecriteria
Hieronder is aangegeven op welke wijze het projectgebied voldoet aan bovengenoemde criteria voor het grootschalig opwekken van zonne-energie.

  • Zonaanbod: Binnen Nederland zijn de meeste locaties in beginsel geschikt voor een grootschalig zonnepark. Ook het projectgebied heeft voldoende zonuren voor een rendabel zonnepark.
  • Voldoende fysieke vrije ruimte voor grootschalig opwekken: Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 35 hectare. Dit is voldoende voor het beoogde zonnepark en de landschappelijke inpassing daarvan.
  • Optimale oriëntatie: Het projectgebied heeft een zuidelijke oriëntatie waardoor een optimale paneelsopstelling kan worden gerealiseerd.
  • Schaduwvrije omgeving: In de directe omgeving is geen hoogopgaande beplanting met schaduwwerking op het zonnepark aanwezig. Ook bij de landschappelijke inpassing wordt qua hoogte van het groen rekening gehouden met schaduwwerking op de panelen. Slagschaduw als gevolg van de windturbines op de zonnepanelen kan productieverlies voor het zonneveld geven. Volgens onderzoek is het gemiddelde verlies van bij gecombineerd gebruik minder dan 1 procent.
  • Duurzaam ruimtegebruik: Het projectgebied behoort ruimtelijk en functioneel gezien tot het Geluidssportcentrum Pottendijk. Omdat de panelen niet aard- en nagelvast in de bodem worden verankerd is op termijn een ander gebruik weer mogelijk.
  • Netaansluiting. Binnen het projectgebied bevindt zich reeds een trafohuis met daarin een MvA-aansluiting van de netwerkbeheerder en diverse schakelmogelijkheden. Met de netwerkbeheerder zal overleg plaatsvinden over heraansluiting.

4.2 Huidige situatie

De locatie Pottendijk ligt in het veenkoloniaal gebied tussen Nieuw-Weerdinge en Emmer-Erfscheidenveen, in een grote ontginningsruimte ten noordoosten van de kern Emmen. In de figuren 1.1 en 2.1 is het plangebied aangegeven. Het landschap van locatie Pottendijk heeft een sterk rationeel karakter door de lange rechte lijnen en regelmatige ontginningspatronen. Kenmerkend voor het landschap zijn de lange bebouwingslinten en een rechte kavelstructuur, vergelijkbaar met het noordelijk deel van de Drentse Veenkoloniën.

Het plangebied voor Energiepark Pottendijk wordt begrensd door de contouren van hindergevoelige objecten. Deze contouren zijn in het terrein niet zichtbaar. Ruimere grenzen die wel in het terrein zichtbaar zijn, zijn de N391 in het westen en noorden (pas aangelegd in het begin van de 21e eeuw), het Nieuwe Schuttingkanaal Oostzijde in het oosten en de Veenakkers in het zuiden. Parallel aan de N391 loopt een hoogspanningsleiding langs het plangebied in het noorden. Een andere hoogspanningsleiding staat haaks op de N391 en loopt aan de westzijde langs het plangebied.

Tot op heden is het plangebied zelf een zeer open akkerbouwgebied, met nauwelijks of geen opgaande beplantingen. Uitzondering daarop is het Geluidssportcentrum Pottendijk. Vanaf eind jaren 80 in de vorige eeuw is er in het hart van het plangebied een crossbaan aangelegd, die in de decennia daarna steeds verder is uitgegroeid (met onder meer een kartcircuit, een motodrome en een schietvereniging, omliggende geluidswallen en houtsingels en bosschages). Ten zuiden van het Geluidssportcentrum en de Veenakkers liggen enkele jonge bossen. In de omgeving van het plangebied liggen verder nog her en der waterbassins (onder andere ten noorden van de N391 en op de hoek Pottendijk - Pottendijk Westzijde). Aan het Nieuwe Schuttingkanaal Oostzijde en de Weerdinger Erfscheidenveen liggen nog enkele grote agrarische bedrijven. Ten zuidwesten van het plangebied ligt een helihaven.

4.3 Toekomstige situatie

Het zonneveld bestaat uit een veldopstelling van zonnepanelen over een oppervlakte van circa 35 hectare. De opstelling bestaat uit zuid-georiënteerde panelen met een gezamenlijk opgesteld vermogen van circa 36 MW. Het zonnepark heeft daarmee een positief effect op elektriciteitsproductie en vermeden emissies.

De panelen worden geplaatst op een daarvoor geïnstalleerd frame, ook wel tafel genoemd. Deze tafels hebben een hoogte van maximaal 2 meter. De tafels worden in de bodem verankerd middels palen (tot 1 meter diep), zodat slechts zeer beperkte ontgraving nodig is.

Onder de tafels wordt geen verharding toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van ingezaaid gras met veldbloemen en lokaal aanwezige plantensoorten, om het natuurlijk karakter zoveel mogelijk te behouden. Ter beveiliging wordt een omheining met een hoogte van 2 meter geplaatst om de veldopstellingen.

Het lawaaisportcentrum is in de bestaande situatie al grotendeels omwald met een aarden wal. De noordkant van het gebied is nog niet volledig voorzien van een aarden wal. Om het zonneveld behorend bij Energiepark Pottendijk aan het zicht te onttrekken wordt ook aan de noordkant van het gebied een aarden wal, met een hoogte van circa 3 m aangelegd.

Het zuidoostelijke deel van het projectgebied wordt niet ingericht als zonnepark. Hier worden parkeerplaatsen aangelegd voor het Geluidsportcentrum. De oppervlakte van het parkeerterrein is circa 1,25 ha. Het parkeerterrein is bereikbaar middels de aan te leggen ontsluitingsweg voor de windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0007.png"

Figuur 4.2 inrichtingstekening zonnepark (bron: Algebra ingenieurs)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak201850604-V701_0008.jpg"

Figuur 4.3 Voornemen windpark Pottendijk (bron: Pondera Consult)

In de nabijheid van het zonnepark zijn een aantal windturbines gepland. Slagschaduw als gevolg van de windturbines op de zonnepanelen kan productieverlies voor het zonneveld geven. Volgens een onderzoek is het gemiddelde verlies van beschikbaar land voor zonnepanelen als gevolg van slagschaduw van windturbines bij gecombineerd gebruik echter minder dan 1 procent.

Landschappelijke inpassing

Voor een goede landschappelijke inpassing, moet het zonnepark op drie verschillende schaalniveaus ingepast worden in de omgeving. Het hoogste schaalniveau is de schaal van het landschap, het middelgrote schaalniveau betreft de directe omgeving en het laagste schaalniveau is het schaalniveau van het object/kavel (dat wil zeggen de plaatsing en vormgeving van de zonnepanelen, etc.).

De landschappelijke inpassing van het zonnepark vindt op grote en middelgrote schaal plaats met één enkele ingreep. Zoals eerder aangegeven is het lawaaisportcentrum in de bestaande situatie al grotendeels omwald met een aarden wal.

Deze ontwikkeling zal een zeer beperkte invloed hebben op het landschap ter plekke. Het nieuwe zonnepark wordt voorzien tussen het E-circuit en het Motodrome in en zal aan de noordzijde worden afgeschermd met een grondwal, die aansluit op al bestaande grondlichamen rond het E-circuit en de Motodrome. De afstand tot de N391 is dusdanig groot dat vanaf deze belangrijke waarnemingsas het landschap nauwelijks waarneembaar zal veranderen. Alleen direct vanaf de Woldweg aan de noordgrens van het beoogde nieuwe zonnepark, zal het huidige doorzicht plaats maken voor een doorgetrokken grondwal; De ‘kamer’ tussen Motodrome en E-circuit in wordt vanaf het noorden gezien gesloten.

De inpassing op de kleine schaal van het object/kavel (de plaatsing van de panelen op het terrein, de vormgeving van de zonnepanelen, de constructie, etc.), vindt plaats door een strakke en eenduidige plaatsing van de zonnepanelen in strakke rijen zonder rafelranden.

De maximale hoogte van de zonnepanelen is circa 2 meter. De constructie is daarmee lager dan de omringende aarden wallen en is daardoor vanuit het omringende landschap niet zichtbaar.

RELATIE MET LANDSCHAP
De ingrepen voor de landschappelijke inpassing sluiten aan bij de bestaande kwaliteiten en kenmerken en neemt door de verlenging van de aarden wal een bestaand knelpunt weg. Het zonnepark is daarmee op grote en middelgrote schaal goed ingepast in het landschap. De inpassing op kleine schaal, de plaatsing van de panelen op het terrein, heeft geen effect op het landschappelijk beeld.

  • Grote schaal

Op de grote schaal verandert het beeld van het landschap niet tot nauwelijks, waardoor de bestaande kwaliteiten en kenmerken niet worden aangetast. Het Geluidsportcentrum toont zich in de huidige situatie als een groene verhoging in het open landschap. Met de voorgestelde ingreep verandert deze verhoging enkel van vorm en ontstaat een wal met overal hetzelfde profiel. Op grote schaal zal deze verandering nauwelijks opvallen.

  • Middelgrote schaal

De aanleg van de wal heeft met name effect op middelgrote schaal, gezien vanaf de Woldweg en in beperkte mate nog vanaf de N391. Vanaf de Woldweg valt de open zijde sterk op en is goed te zien dat het nog geen afgerond geheel is. In de nieuwe situatie is de inpassing op middelgrote schaal met de voorgestelde ingreep afgerond, doordat een consequente, strakke begrenzing van het terrein ontstaat.

  • Kleine schaal

Op kleine schaal zijn er geen effecten op het landschap, doordat de panelen niet zichtbaar zijn vanuit het open landschap. Op kleine schaal zijn de panelen echter wel zorgvuldig ingepast op het terrein, waardoor op het erfniveau een net aanzicht bestaat.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Deze ruimtelijke onderbouwing wordt in het kader van het omgevingsvergunningstraject voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze tegen het plan in te dienen. De resultaten van de terinzagelegging worden te zijner tijd verwerkt in het plan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer er sprake is van een bouwplan als bepaald in artikel 6.12 Wro en 6.2.1 Bro moet hiervoor in beginsel een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiervan kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De realisatie van een zonnepark is geen bouwplan als bepaald in de genoemde artikelen. Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij, waarin het kostenverhaal, waaronder planschade, is geregeld. De vaststelling van een exploitatieplan is bij dit projectvoornemen niet nodig.

Voor de totstandkoming van het zonnepark wordt een subsidie op grond van de Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE+) aangevraagd. Deze subsidie is in de exploitatie noodzakelijk voor de bedrijfseconomische haalbaarheid.